This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 51999AC0057
Opinion of the Economic and Social Committee on the 'Proposal for a European Parliament and Council Directive on action to be taken against the emission of gaseous and particulate pollutants by engines intended to power agricultural or forestry tractors and amending Council Directive 74/150/EEC'
Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door motoren bestemd voor het aandrijven van landbouw- of bosbouwtrekkers en houdende wijziging van Richtlijn 74/150/EEG van de Raad"
Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door motoren bestemd voor het aandrijven van landbouw- of bosbouwtrekkers en houdende wijziging van Richtlijn 74/150/EEG van de Raad"
PB C 101 van 12.4.1999, p. 13–14
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door motoren bestemd voor het aandrijven van landbouw- of bosbouwtrekkers en houdende wijziging van Richtlijn 74/150/EEG van de Raad"
Publicatieblad Nr. C 101 van 12/04/1999 blz. 0013 - 0014
Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door motoren bestemd voor het aandrijven van landbouw- of bosbouwtrekkers en houdende wijziging van Richtlijn 74/150/EEG van de Raad" () (1999/C 101/03) De Raad heeft op 23 oktober 1998 besloten, overeenkomstig de bepalingen van artikel 100 A van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, het Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over het voornoemde voorstel. De Afdeling "Interne markt, productie en consumptie", die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 19 januari 1999 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Bagliano. Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 360e Zitting (vergadering van 27 januari 1999) het volgende advies uitgebracht, dat met 97 stemmen vóór en één stem tegen, bij vier onthoudingen, is goedgekeurd. 1. Inleiding 1.1. Met het onderhavige richtlijnvoorstel wordt gevolg gegeven aan een verbintenis van het Europees Parlement en de Raad die is vastgelegd in de zesde Overweging van Richtlijn 97/689/EG betreffende "maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes van inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines" (). 1.2. In die zesde Overweging wordt namelijk gesteld dat er zo spoedig mogelijk een regeling voor de controle op de uitstoot van motoren van landbouw- en bosbouwtrekkers moet worden ingevoerd die, teneinde een niveau van milieubescherming te waarborgen dat gelijkwaardig is met het in deze richtlijn vastgelegde niveau, voorschriften en eisen bevat die volledig met die van deze richtlijn in overeenstemming zijn. 1.3. De met het onderhavige richtlijnvoorstel beoogde maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door motoren bestemd voor het aandrijven van landbouw- en bosbouwtrekkers vallen onder de procedure voor de Europese typegoedkeuring van trekkers, die is neergelegd in kaderrichtlijn 74/150/EEG en 22 bijzondere richtlijnen. 1.4. Eén van de 22 bijzondere richtlijnen waarnaar in Bijlage II van de kaderrichtlijn 74/150/EEG wordt verwezen, is Richtlijn 77/537/EEG, die gaat over maatregelen tegen verontreiniging door voor het aandrijven van landbouw- of bosbouwtrekkers bestemde dieselmotoren. Deze richtlijn beperkt zich echter tot de opaciteit van de uitlaatgassen. Het richtlijnvoorstel dat in dit advies aan bod komt, betreft echter andere maatregelen die vooral gericht zijn tegen fysische-chemische emissies, te weten: "verontreinigende gassen (koolmonoxide, koolwaterstoffen en stikstofoxiden) en verontreinigende deeltjes" (cf. Bijlage I, punt 1.2). 1.5. Kaderrichtlijn 74/150/EEG moet daarom worden gewijzigd, omdat in Bijlage II daarvan ook naar die nieuwe voorschriften moet worden verwezen. 2. Het richtlijnvoorstel 2.1. De rechtsgrondslag voor dit richtlijnvoorstel is artikel 100 A van het EU-Verdrag, omdat hier sprake is van de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lid-staten. Die bepalingen betreffen in dit geval de typegoedkeuring van landbouw- en bosbouwtrekkers op wielen. 2.2. Volgens het richtlijnvoorstel gaan de testvoorschriften en grenswaarden van Richtlijn 97/68/EG van het Europees Parlement en de Raad voor de emissie van verontreinigende gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines, ook gelden voor landbouw- en bosbouwtrekkers. 2.3. Het richtlijnvoorstel bevat het volgende tijdschema voor de lid-staten (artikel 4): - vóór 31 december 2000 dienen de nodige voorschriften in werking te treden; - die voorschriften moeten vervolgens vanaf 1 oktober 2001 worden toegepast; - vanaf 1 januari 2001 mag EG-typegoedkeuring niet langer worden geweigerd als de verontreinigende emissie aan de vereisten van deze richtlijn voldoet; - vanaf 1 oktober 2001 mogen niet langer EG-typegoedkeuringen worden afgegeven als de verontreinigende emissie niet aan de vereisten van deze richtlijn voldoet; - vanaf 1 oktober 2003 is registratie van trekkers met motoren die niet aan de vereisten van deze richtlijn voldoen, verboden. 2.4. Zonodig kan vóór eind 2006 tot een verdere verlaging van de grenswaarden worden besloten, maar dan wel alleen "op basis van te beginnen of voort te zetten studies en onderzoeken naar bestaande of haalbare technologische mogelijkheden en een analyse van de kosteneffectiviteit daarvan, teneinde een productie op industriële schaal mogelijk te maken van landbouw- of bosbouwtrekkers die aan deze verscherpte grenswaarden kunnen voldoen". 2.5. De lid-staten mogen belastingmaatregelen nemen als stimulans voor de productie van motoren die aan de vereisten van deze richtlijn voldoen. 3. Opmerkingen 3.1. Het Comité stemt in met dit voorstel voor een richtlijn waarin voor motoren van trekkers dezelfde testvoorschriften en vergelijkbare grenswaarden voor emissies zijn opgenomen als in Richtlijn 97/68/EG inzake niet voor de weg bestemde mobiele machines, teneinde "een gelijkwaardig niveau van milieubescherming te waarborgen". 3.2. Tijdschema In beginsel volgt het Comité een realistische benadering als het gaat om de tijdstippen waarop voorschriften van kracht en/of van toepassing moeten worden. Het tracht dus steeds na te gaan in hoeverre termijnen echt haalbaar zijn. Overigens moet in het onderhavige geval logischerwijze een koppeling worden gemaakt met Richtlijn 97/68/EG inzake niet voor de weg bestemde mobiele machines, waarnaar in de bijlagen uitdrukkelijk wordt verwezen. Het Comité beperkt zich ertoe bij de Commissie aan te dringen op duidelijkheid en zekerheid bij de interpretatie van de voorschriften om overlappingen van termijnen te voorkomen. 3.3. Merktekens op de motor Het Comité heeft al in zijn advies over Richtlijn 97/68/EG gewezen op een probleem met de merktekens op motoren en opgemerkt dat dit onderdeel van die richtlijn "meer met de werkelijkheid in overeenstemming (moest) worden gebracht" (paragraaf 4.6). Diezelfde opmerking geldt voor het onderhavige richtlijnvoorstel inzake motoren van landbouwtrekkers. Met de daarin opgenomen verplichting om een aanvullend merkteken op het "bovenvlak van de motor" aan te brengen (bijlage I, aanhangsel 3, punt 3, derde alinea) wordt in de praktijk toch geen onbelemmerd zicht daarop gegarandeerd. Daarmee wordt dus de eigenlijke bestaansreden van dat merkteken ondermijnd, dat immers bedoeld was als extra hulpmiddel naast het hoofdmerkteken. Het Comité stelt daarom voor om het woordgedeelte "boven-" te schrappen. Een mogelijk alternatief kan zijn dat op de zijruit of de deur van de trekker een etiket wordt aangebracht. 3.4. Brandstof Het feit dat in het onderhavige richtlijnvoorstel naar Richtlijn 97/68/EG wordt verwezen, heeft als logisch gevolg dat de referentiebrandstof (d.w.z. de brandstof die bij de controle op de uitstoot van gassen moet worden gebruikt) dezelfde is als die van Bijlage IV van Richtlijn 97/68/EG inzake niet voor de weg bestemde mobiele machines. De daar genoemde brandstof is namelijk speciaal voor dat soort machines samengesteld. Daarbij mag niet over het hoofd worden gezien dat Richtlijn 77/537/EEG inzake de uitstoot van rook (zie paragraaf 1.4) ook nog steeds van toepassing is op landbouwtrekkers. In Bijlage V van die Richtlijn wordt voor de controle daarop daarentegen het gebruik van een andere referentiebrandstof opgelegd. Het Comité dringt erop aan dat zo snel mogelijk aan die ongerijmdheid een einde wordt gemaakt. Daarvoor zouden de voorschriften inzake de referentiebrandstof van die richtlijn van 1977 moeten worden aangepast aan de meer actuele voorschriften van de richtlijn inzake niet voor de weg bestemde mobiele machines van 1997 (waarin de termijn is vastgesteld op 1 januari 2001). Brussel, 27 januari 1999. De voorzitter van het Economisch en Sociaal Comité B. RANGONI MACHIAVELLI () PB C 303 van 2.10.1998, blz. 9. () Zie ESC-advies: PB C 153 van 28.5.1996; PB L 59 van 27.2.1998, blz. 1.