Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51998PC0331

    Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van het communautaire actieprogramma "Jeugd" - (door de Commissie ingediend)

    /* COM/98/0331 def. */

    PB C 311 van 10.10.1998, p. 6 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    51998PC0331

    Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van het communautaire actieprogramma "Jeugd" - (door de Commissie ingediend) /* COM/98/0331 def. */

    Publicatieblad Nr. C 311 van 10/10/1998 blz. 0006


    Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van het communautaire actieprogramma "Jeugd"

    (98/C 311/06) (Voor de EER relevante tekst) COM(1998) 331 def. - 98/0197(COD)

    (Door de Commissie ingediend op 28 augustus 1998)

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 126,

    Gezien het voorstel van de Commissie,

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité,

    Gezien het advies van het Comité van de Regio's,

    Volgens de procedure van artikel 189 B van het Verdrag,

    (1) Overwegende dat in het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is bepaald dat het optreden van de Gemeenschap onder andere erop gericht is bij te dragen tot de ontwikkeling van onderwijs en opleiding van hoog gehalte; dat deze doelstelling door het op 2 oktober 1997 ondertekende Verdrag van Amsterdam is versterkt, waarin namelijk is bepaald dat de Gemeenschap tevens streeft naar de bevordering van een zo hoog mogelijk kennisniveau voor haar bevolking door een ruime toegang tot onderwijs en de voortdurende vernieuwing en aanpassing van de kennis;

    (2) Overwegende dat het Europees Parlement en de Raad bij Besluit nr. 818/95/EG (1) een communautair actieprogramma betreffende het samenwerkingsbeleid in jeugdzaken hebben vastgesteld; dat voortbouwend op de verworvenheden ervan de samenwerking en de communautaire acties op dit gebied dienen te worden voortgezet en versterkt;

    (3) Overwegende dat de buitengewone Europese Raad over de werkgelegenheid, gehouden op 20 en 21 november 1997 te Luxemburg, een gecoördineerde strategie voor werkgelegenheid heeft goedgekeurd, waarin aan onderwijs en opleiding gedurende het gehele leven een fundamentele rol toekomt bij de uitvoering van de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid (2) van de lidstaten met het oog op de verbetering van de arbeidsgeschiktheid, de aanpasbaarheid en de ondernemingsgeest (3) en de bevordering van gelijke kansen;

    (4) Overwegende dat de Commissie in haar Mededeling "Voor een Europa van de kennis" (4) de grote lijnen heeft geschetst voor het tot stand brengen van een open en dynamische Europese onderwijsruimte die het mogelijk moet maken de doelstelling van onderwijs en opleiding gedurende het gehele leven een concrete vorm te geven en dat de Commissie bij deze gelegenheid, zulks met het oog op een vereenvoudiging van de procedures, zes op communautair niveau te ontwikkelen typen maatregelen heeft vastgesteld die op transnationale samenwerking zijn gericht en die, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel voor de in de lidstaten opgezette acties, toegevoegde waarde opleveren;

    (5) Overwegende dat in het Witboek "Onderwijzen en leren - naar een cognitieve samenleving" (5) is gesteld dat het ontstaan van de cognitieve samenleving impliceert dat de verwerving van nieuwe kennis wordt aangemoedigd en dat het derhalve dienstig is op alle mogelijke manieren tot leren aan te zetten; dat in het Groenboek "Onderwijs, opleiding, onderzoek: de belemmeringen voor transnationale mobiliteit" (6) de nadruk is gelegd op het voordeel van mobiliteit van de personen en voor het concurrentievermogen van de Unie;

    (6) Overwegende dat een actief burgerschap dient te worden bevorderd en de banden tussen de in het kader van dit programma uitgevoerde acties en de bestrijding van de diverse vormen van uitsluiting, met inbegrip van racisme en vreemdelingenhaat, dienen te worden versterkt en dat bijzondere aandacht dient te worden besteed aan het wegnemen van elke vorm van ongelijkheid alsmede aan de bevordering van gelijke kansen voor vrouwen en mannen;

    (7) Overwegende dat het Europees Parlement en de Raad communautaire actieprogramma's op het gebied van, respectievelijk, onderwijs en opleiding hebben vastgesteld, die samen met het programma "Jeugd" tot de uitvoering van een kennisbeleid bijdragen;

    (8) Overwegende dat het met het oog op de vergroting van de toegevoegde waarde van het optreden van de Gemeenschap op alle niveaus noodzakelijk is voor samenhang en complementariteit te zorgen tussen de in het raam van dit besluit ten uitvoer gelegde acties en de communautaire instrumenten, met name op cultureel (7) en op audiovisueel gebied alsmede met betrekking tot de totstandbrenging van de interne markt, het milieu, de bescherming van de consument, de informatiemaatschappij, de KMO's en het sociaal, werkgelegenheids- en volksgezondheidsbeleid;

    (9) Overwegende dat de voorstellen van de Commissie voor de hervorming van de Structuurfondsen (8), met name van het Europees Sociaal Fonds, en de daaruit voortvloeiende communautaire initiatieven, tot doel hebben de aanpassing en modernisering van het beleid en de stelsels voor onderwijs, opleiding en werkgelegenheid te ondersteunen;

    (10) Overwegende dat de Europese Raad te Essen (9-10 december 1994) en te Cannes (26-27 juni 1995) de noodzaak heeft onderstreept van het voeren van nieuwe acties ter bevordering van de sociale en beroepsintegratie van jongeren in Europa; dat de Europese Raad te Florence (21-22 juni 1996) in zijn conclusies het van belang heeft geacht dat de opneming van jongeren in het arbeidsproces wordt vergemakkelijkt; dat de Europese Raad te Amsterdam (16-17 juni 1997) heeft verklaard waarde te hechten aan het vrijwilligerswerk; dat het Europees Parlement en de Raad Besluit nr. 1686/98/EG tot vaststelling van het communautaire actieprogramma "Europees vrijwilligerswerk voor jongeren" (9) hebben vastgesteld;

    (11) Overwegende dat dit programma dient te worden opengesteld voor de deelname van de geassocieerde landen in Midden- en Oost-Europa (LMOE), overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in de desbetreffende Overeenkomsten, met name de Associatie-overeenkomsten en de aanvullende Protocollen daarbij, voor de deelname van Cyprus overeenkomstig de regels die gelden voor de landen van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) die aan de Europese Economische Ruimte (EER) deelnemen, alsmede voor de deelname van Turkije en van Malta volgens met deze landen overeen te komen procedures;

    (12) Overwegende dat, in samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten, dient te worden gezorgd voor een toezicht en voortdurende evaluatie van dit programma, waarbij deze evaluatie de mogelijkheid van aanpassingen moet kunnen bieden, met name wat de prioriteiten voor de uitvoering van de maatregelen betreft;

    (13) Overwegende dat overeenkomstig het in artikel 3 B van het Verdrag vervatte subsidiariteits- en evenredigheidsbeginsel de doelstellingen van de voorgenomen actie betreffende de bijdrage van de Europese samenwerking aan onderwijs van hoog gehalte niet op voldoende wijze door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, met name gezien de noodzaak multilaterale partnerschappen, multilaterale mobiliteit van personen alsmede uitwisselingen op communautair niveau te bevorderen, en deze doelstellingen gezien de transnationale dimensie van de communautaire acties en maatregelen, beter op communautair niveau kunnen worden verwezenlijkt; dat het onderhavige besluit van het Europees Parlement en de Raad tot het minimum beperkt blijft dat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken;

    (14) Overwegende dat bij het onderhavige besluit voor de gehele duur van het programma financiële middelen worden vastgesteld die voor de begrotingsautoriteit in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure het voornaamste referentiepunt zijn in de zin van punt 1 van de Gemeenschappelijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 6 maart 1995 (10);

    (15) Overwegende dat op 20 december 1994 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie een "modus vivendi" (11) betreffende de maatregelen ter uitvoering van de besluiten die volgens de procedure van artikel 189 B van het Verdrag zijn vastgesteld,

    BESLUITEN:

    Artikel 1

    Vaststelling van het programma

    1. Bij dit besluit wordt het communautaire actieprogramma "Jeugd" vastgesteld betreffende het samenwerkingsbeleid ten behoeve van de jeugd, met inbegrip van het Europees vrijwilligerswerk en de uitwisseling van jongeren binnen de Gemeenschap en met derde landen, hierna "het onderhavige programma" genoemd.

    2. Het onderhavige programma wordt uitgevoerd in de periode van 1 januari 2000 tot en met 31 december 2004.

    3. Het onderhavige programma draagt bij tot het kennisbeleid op het niveau van de Gemeenschap door de totstandbrenging van een Europese onderwijsruimte ter bevordering van onderwijs en opleiding gedurende het gehele leven. Het maakt het mogelijk de kennis en vaardigheden te ontwikkelen die de volledige uitoefening van het burgerschap kunnen bevorderen.

    4. Het onderhavige programma ondersteunt de door en in de lidstaten georganiseerde activiteiten en vult deze aan, met volledige eerbiediging van zowel de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de inhoud van het onderwijs en de inrichting van de onderwijsstelsels als hun verscheidenheid op cultuur- en taalgebied.

    Artikel 2

    Doelstellingen van het onderhavige programma

    1. Om de jongeren in staat te stellen vaardigheden en bekwaamheden te ontwikkelen en een verantwoordelijk burgerschap te ontplooien dat hun actieve integratie in de samenleving vergemakkelijkt, waarbij met name de rol van jonge vrouwen wordt bevorderd, zijn de doelstellingen van het onderhavige programma met name:

    a) versterking van het solidariteitsbesef door de jongeren die legaal in een lidstaat verblijven, meer te betrekken bij transnationale activiteiten ten dienste van de samenleving, binnen de Gemeenschap of samen met derde landen, in het bijzonder die waarmee de Gemeenschap samenwerkingsovereenkomsten heeft gesloten;

    b) bevordering van de actieve bijdrage van de jongeren aan de Europese integratie via hun deelneming aan transnationale uitwisselingen, binnen de Gemeenschap of met derde landen, die hen in staat stellen de Europese werkelijkheid in haar verscheidenheid te ontdekken en zich voor andere omgevingen open te stellen, waarbij aldus de bestrijding van racisme, antisemitisme en vreemdelingenhaat ondersteuning vindt;

    c) aanmoediging van de zin voor initiatief en van ondernemingsgeest alsmede van de creativiteit van de jongeren teneinde hen in staat te stellen zich actief in de samenleving te integreren, waarbij tevens de erkenning van een in een Europese context opgedane informele opvoedingservaring wordt bevorderd.

    2. Bij de tenuitvoerlegging van de doelstellingen zien de Commissie en de lidstaten toe op de samenhang van de acties van het onderhavige programma met de overige acties en beleidsgebieden van de Gemeenschap, met name die voor werkgelegenheid, gelijke kansen voor mannen en vrouwen en het sociaal beleid.

    Artikel 3

    Communautaire acties

    1. De doelstellingen van het onderhavige programma worden ten uitvoer gelegd door middel van de volgende acties, waarvan de operationele inhoud en de uitvoeringsprocedures in de bijlage zijn beschreven:

    a) Europees vrijwilligerswerk,

    b) Jeugd voor Europa,

    c) Een kans voor jongeren,

    d) gezamenlijke acties,

    e) flankerende maatregelen.

    2. De acties worden uitgevoerd door een van de volgende typen communautaire maatregelen of door een combinatie ervan:

    a) steun voor de mobiliteit van jongeren;

    b) bevordering van virtuele mobiliteit;

    c) steun voor het opzetten van samenwerkingsnetwerken op Europees niveau die een wederzijdse uitwisseling van ervaringen en goede praktijken mogelijk maken;

    d) bevordering van talenkennis en van het begrip voor culturele verscheidenheid;

    e) steun aan op transnationale partnerschappen berustende vernieuwende proefprojecten ten behoeve van innovatie;

    f) de voortdurende verbetering van de communautaire referentiesystemen inzake de structuren en het jeugdbeleid.

    Artikel 4

    Toegang tot het onderhavige programma

    1. Het onderhavige programma richt zich tot jongeren, in beginsel van de leeftijd van 15 tot en met 25 jaar, die legaal in een lidstaat verblijven en tot alle actoren op het gebied van de jeugd.

    2. De Commissie en de lidstaten zien erop toe dat alle jongeren zonder discriminatie toegang hebben tot de activiteiten van het onderhavige programma.

    3. De Commissie en de lidstaten zien erop toe dat een bijzondere inspanning wordt gedaan ten behoeve van jongeren die om redenen van culturele, sociale, fysieke, economische of geografische aard het moeilijker hebben om aan de bestaande actieprogramma's op zowel communautair als nationaal, regionaal en plaatselijk niveau deel te nemen. Daarbij houden zij rekening met de moeilijkheden die deze doelgroep ondervindt.

    Artikel 5

    Uitvoering van het onderhavige programma en samenwerking met de lidstaten

    1. De Commissie is belast met de uitvoering van de communautaire acties die onder het onderhavige programma vallen overeenkomstig de bijlage.

    2. De Commissie neemt, in samenwerking met de lidstaten, de in de bijlage beschreven maatregelen (actie 5.3) voor de benutting van de verworvenheden van de in het raam van het samenwerkingsbeleid ten behoeve van de jeugd uitgevoerde acties.

    3. De Commissie en de lidstaten nemen ter verwezenlijking van de doelstellingen van dit programma passende maatregelen om de structuren die op communautair en nationaal niveau zijn ingesteld verder te ontwikkelen, om de toegang tot het onderhavige programma voor jongeren en andere partners op plaatselijk niveau te vergemakkelijken, om de evaluatie en controle van de in het onderhavige programma geplande acties te garanderen en om de overleg- en selectiemechanismen toe te passen. De Commissie en de lidstaten nemen maatregelen ter bevordering van passende voorlichting en bewustmaking van de in mobiliteit verkerende jongeren, met name van de vrijwilligers, betreffende hun rechten en verplichtingen op Europees, nationaal en plaatselijk niveau. De Commissie en de lidstaten dragen zorg voor voorlichting en passende publiciteit over de door het onderhavige programma ondersteunde acties.

    4. Elke lidstaat streeft ernaar de nodige maatregelen te treffen om het goede verloop van het onderhavige programma te waarborgen en om alle belemmeringen voor de toegang daartoe weg te nemen.

    5. De Commissie draagt, in samenwerking met de lidstaten, zorg voor de overgang tussen de in het raam van de vorige programma's ten behoeve van de jeugd (Jeugd voor Europa, Europees vrijwilligerswerk) ondernomen acties en de in het raam van het onderhavige programma uit te voeren acties.

    Artikel 6

    Gezamenlijke acties

    In het kader van de totstandbrenging van een Europa van de kennis kunnen de maatregelen van het onderhavige programma ten uitvoer worden gelegd in de vorm van gezamenlijke acties met andere communautaire acties betreffende het kennisbeleid, met name die inzake beroepsopleiding en onderwijs en opleiding.

    Artikel 7

    Comité

    1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité, bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.

    2. De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen betreffende:

    a) de regelingen voor de uitvoering van het onderhavige programma, waaronder, in voorkomend geval, het jaarlijkse werkprogramma voor de uitvoering van de acties van het onderhavige programma;

    b) de toe te passen criteria voor de opstelling van de indicatieve verdeling van de middelen over de lidstaten in het kader van de decentraal te beheren acties;

    c) de regeling voor de evaluatie van het onderhavige programma.

    3. Het Comité brengt advies uit over het ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij stemming in het comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de lidstaten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

    4. De Commissie stelt maatregelen vast die onmiddellijk van toepassing zijn. Indien deze maatregelen echter niet in overeenstemming zijn met het advies dat het comité heeft uitgebracht, worden zij onverwijld door de Commissie ter kennis van de Raad gebracht.

    In dat geval:

    - kan de Commissie de toepassing van de door haar besloten maatregelen voor ten hoogste één maand na deze kennisgeving uitstellen;

    - kan de Raad binnen de bij het eerste streepje genoemde termijn met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen.

    5. De Commissie kan het comité raadplegen over elke andere, met de uitvoering van het onderhavige programma verband houdende aangelegenheid.

    In dat geval legt de vertegenwoordiger van de Commissie het comité een ontwerp van de te nemen maatregelen voor. Het comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie, zo nodig door middel van een stemming.

    Het advies wordt in de notulen opgenomen; voorts heeft iedere lidstaat het recht te verzoeken dat zijn standpunt in de notulen wordt opgenomen.

    De Commissie houdt zoveel mogelijk rekening met het door het comité uitgebrachte advies. Zij brengt het comité op de hoogte van de wijze waarop zij rekening heeft gehouden met zijn advies.

    Artikel 8

    Financiële bepalingen

    1. De financiële middelen voor de uitvoering van het onderhavige programma in de in artikel 1 genoemde periode belopen 600 miljoen ECU.

    2. De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.

    Artikel 9

    Samenhang en complementariteit

    1. De Commissie draagt, in samenwerking met de lidstaten, zorg voor de algehele samenhang tussen het onderhavige programma en de andere communautaire beleidslijnen en acties. Zorg wordt gedragen voor de coördinatie van de activiteiten van dit programma met de overige communautaire acties, met name die inzake het kennisbeleid.

    De Commissie draagt, in samenwerking met de lidstaten, zorg voor een samenhang tussen de uitvoering van het onderhavige programma en het overige communautaire optreden inzake onderwijs op cultureel en audiovisueel gebied en met betrekking tot de totstandbrenging van de interne markt, de informatiemaatschappij, het milieu, de bescherming van de consument, de KMO's en het sociaal, werkgelegenheids- en volksgezondheidsbeleid.

    De Commissie draagt zorg voor een doeltreffende verbinding tussen het onderhavige programma en de programma's en acties ten behoeve van de jeugd die in het raam van de externe betrekkingen van de Gemeenschap worden gevoerd.

    2. De Commissie en de lidstaten zien erop toe dat in het raam van de uitvoering van de gecoördineerde werkgelegenheidsstrategie de maatregelen van het onderhavige programma worden uitgevoerd in samenhang met de jaarlijks vastgestelde hoofdlijnen van de werkgelegenheidsrichtsnoeren en in coördinatie met de overige acties die tot de uitvoering bijdragen van de in dit verband op te stellen actieplannen.

    3. De Commissie en de lidstaten zien toe op een samenhang en complementariteit tussen het opgetreden in het raam van het onderhavige programma en het communautaire optreden uit hoofde van de Structuurfondsen.

    Artikel 10

    Deelname van de geassocieerde landen in Midden- en Oost-Europa (LMOE), Cyprus, Turkije en Malta

    1. Het onderhavige programma staat open voor deelname van de geassocieerde landen van Midden- en Oost-Europa (LMOE) overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in de Europa-overeenkomsten of de gesloten of nog te sluiten aanvullende Protocollen betreffende de deelname van deze landen aan communautaire programma's. Het onderhavige programma staat open voor deelname van Cyprus op basis van aanvullende kredieten volgens dezelfde regels als die welke gelden voor de landen van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) die aan de Europese Economische Ruimte (EER) deelnemen, volgens met dit land overeen te komen procedures. Het onderhavige programma staat eveneens open voor deelname van Turkije volgens met dit land overeen te komen procedures.

    2. Het onderhavige programma staat tevens open voor deelname van Malta volgens met dit land overeen te komen procedures.

    Artikel 11

    Internationale samenwerking

    De Commissie versterkt de samenwerking met de derde landen en met de bevoegde internationale organisaties, in het bijzonder met de Raad van Europa.

    Artikel 12

    Toezicht en evaluatie

    1. De Commissie houdt, in samenwerking met de lidstaten, voortdurend toezicht op het verloop van het onderhavige programma.

    Dit geschiedt aan de hand van de in lid 3 bedoelde verslagen en van specifieke activiteiten.

    2. De Commissie verricht, in samenwerking met de lidstaten, op gezette tijden een evaluatie van het onderhavige programma. De evaluatie is bestemd om de doeltreffendheid van de ten uitvoer gelegde acties ten aanzien van de in artikel 2 genoemde doelstellingen te beoordelen.

    De evaluatie betreft tevens de complementariteit tussen de in het kader van het onderhavige programma uitgevoerde acties en die welke onder andere communautaire programma's zijn begrepen, met name die welke door het Europees Sociaal Fonds worden ondersteund.

    De resultaten van de communautaire maatregelen worden op gezette tijden extern geëvalueerd aan de hand van de overeenkomstig de procedure van artikel 7, lid 3, vastgestelde criteria.

    3. Uiterlijk op respectievelijk, 31 december 2002 en 30 juni 2005 dienen de lidstaten bij de Commissie verslagen in over de uitvoering en de weerslag van het onderhavige programma.

    4. De Commissie legt aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's uiterlijk:

    - op 30 juni 2003 een tussentijds verslag over de uitvoering van het onderhavige programma,

    - op 31 december 2005 een eindverslag over de uitvoering van het onderhavige programma voor.

    Artikel 13

    Inwerkingtreding

    Dit besluit treedt in werking op de dag van bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    (1) PB L 87 van 20.4.1995, blz. 1.

    (2) PB C 30 van 28.1.1998, blz. 1.

    (3) Mededeling van de Commissie aan de Raad: "Bevordering van de ondernemingsgeest in Europa: prioriteiten voor de toekomst", (COM(1998) def./2 van 21.4.1998).

    (4) Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - Voor een Europa van de kennis, COM(97) 563 def. van 12.11.1997.

    (5) "Witboek over onderwijs en opleiding: Onderwijzen en leren - naar een cognitieve samenleving", Commissie, Luxemburg, Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen, 1996.

    (6) Groenboek van de Commissie: Onderwijs, opleiding, onderzoek: de belemmeringen voor transnationale mobiliteit, COM(96) 462 def. van 2.10.1996.

    (7) Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van één enkel programmerings- en financieringsinstrument voor culturele samenwerking (Programma "Cultuur 2000") PC C 211 van 7.7.1998, blz. 18.

    (8) Voorstellen voor een verordening van de Raad betreffende Structuurfondsen (PC C 176 van 9.6.1998, blz. 1).

    (9) PB L 214 van 31.7.1998, blz. 1.

    (10) PB C 102 van 4.4.1996, blz. 4.

    (11) PB C 102 van 4.4.1996, blz. 1.

    BIJLAGE

    De in het kader van dit programma toegekende subsidies worden vastgesteld volgens de principes van medefinanciering en additionaliteit van de middelen. Overeenkomstig artikel 4, lid 3, van het besluit dient een bijzondere inspanning te worden gedaan om de toegang te vergemakkelijken voor jongeren die moeilijkheden van culturele, sociale, economische, fysieke, mentale of geografische aard ondervinden. Het in artikel 7 van dit besluit bedoelde comité bepaalt welke concrete vorm aan deze inspanningen wordt gegeven. Bij de verdeling van de communautaire steun wordt rekening gehouden met de noodzaak een evenwicht te garanderen in de stroom van mobiliteitsacties en met gelijke toegangskansen voor de jongeren van elke lidstaat.

    Ter verwezenlijking van de doelstellingen van dit programma worden vijf categorieën acties uitgevoerd, op basis van de in artikel 3 van het besluit omschreven maatregelen:

    - actie 1: Europees vrijwilligerswerk;

    - actie 2: Jeugd voor Europa;

    - actie 3: Een kans voor jongeren;

    - actie 4: Gezamenlijke acties;

    - actie 5: Flankerende maatregelen.

    ACTIE 1 - EUROPEES VRIJWILLIGERSWERK

    Ter indicatie: in dit programma wordt onder "jonge vrijwilliger" verstaan een persoon tussen de 18 en de 25 jaar die legaal in een lidstaat van de Europese Gemeenschap verblijft.

    De jonge vrijwilliger verbindt zich als actief burger ertoe een activiteit van concrete solidariteit te verrichten teneinde sociale en persoonlijke bekwaamheden en vaardigheden te verwerven die de basis leggen voor de richting die hij later wil inslaan en waardoor hij tegelijkertijd bijdraagt tot het nut van de samenleving. Daartoe neemt de jonge vrijwilliger in een andere lidstaat dan die waar hij woont dan wel in een derde land deel aan een nietwinstgevende en onbezoldigde activiteit die van nut is voor de samenleving en van beperkte duur (maximaal twaalf maanden), zulks in het kader van een door de lidstaat en de Gemeenschap erkend project. Huisvesting (vol pension) en begeleiding door een mentor zijn gewaarborgd. Het vrijwilligersproject verzekert zich ervan dat de jonge vrijwilliger gedekt is door een ziekteverzekering en door andere passende verzekeringen. De jonge vrijwilliger krijgt een vergoeding/zakgeld.

    Overeenkomstig de bepalingen van artikel 7 inzake het comité van het programma worden de deelneming van de jonge vrijwilligers aan het Europese vrijwilligerswerk alsmede de ervaring en vaardigheden die zij tijdens deze periode hebben verworven, vermeld in een door de Commissie opgesteld getuigschrift.

    Actie 1.1. Intracommunautair vrijwilligerswerk

    De Gemeenschap ondersteunt transnationale projecten (met een in principe beperkte duur van 3 weken tot een jaar) die de jongeren in staat stellen actief en individueel deel te nemen aan activiteiten die helpen bijdragen aan de behoeften van de samenleving op de meest uiteenlopende gebieden (sociaal, sociaal-cultureel, milieu, cultuur, enz.). Deze projecten beogen de jongeren in contact te brengen met andere culturen en talen door in de context van een multiculturele samenleving van burgers nieuwe ideeën en projecten met elkaar in verbinding te brengen.

    De Gemeenschap kan steun verlenen aan acties met een taalkundige en interculturele inhoud die tot doel hebben de jonge vrijwilligers voor hun vertrek een voorbereiding te geven en hun integratie tijdens de activiteiten alsmede aan het einde van het Europees vrijwilligerswerk te bevorderen. Deze acties kunnen de vorm aannemen van een "peterschap" van een jongere.

    Actie 1.2. Europees vrijwilligerswerk met derde landen

    De Gemeenschap ondersteunt transnationale projecten met derde landen (met een in principe beperkte duur van 3 weken tot een jaar) die de jongeren in staat stellen actief en individueel deel te nemen aan activiteiten die helpen bijdragen aan de behoeften van de samenleving op de meest uiteenlopende gebieden (sociaal, sociaal-cultureel, milieu, cultuur, enz.). Deze projecten beogen de jongeren in contact te brengen met andere culturen en talen door in de context van een multiculturele samenleving van burgers nieuwe ideeën en projecten met elkaar in verbinding te brengen.

    Acties die de grondslag voor het opzetten van transnationale projecten voor Europees vrijwilligerswerk met derde landen leggen of deze verstevigen, kunnen worden ondersteund.

    De Gemeenschap kan steun verlenen aan acties met een taalkundige en interculturele inhoud die tot doel hebben de jonge vrijwilligers voor hun vertrek een voorbereiding te geven en hun integratie tijdens de activiteiten alsmede aan het einde van het Europees vrijwilligerswerk te bevorderen. Deze acties kunnen de vorm aannemen van een "peterschap" van een jongere.

    ACTIE 2 - JEUGD VOOR EUROPA

    Actie 2.1. Intracommunautaire uitwisselingen van jongeren

    De Gemeenschap ondersteunt activiteiten inzake mobiliteit van groepen jongeren voor een minimale duur van een week die uitgevoerd worden op basis van gezamenlijke projecten binnen de Gemeenschap van groepen jongeren van in principe 15 tot 25 jaar die legaal in een van de lidstaten verblijven.

    Deze activiteiten zich gebaseerd op transnationale partnerschappen tussen groepen jongeren, die daar actieve rol in spelen; zij hebben tot doel hen in staat te stellen uiteenlopende sociale en culturele werkelijkheden te ontdekken en zich daar bewust van te worden en hen ertoe aan te zetten aan andere activiteiten op Europees niveau deel te nemen of dergelijke activiteiten op te zetten. Bijzondere aandacht wordt besteed aan de deelneming van jongeren voor wie dit een eerste Europese activiteit is of van kleine en plaatselijke verenigingen zonder ervaring op Europees niveau.

    Na een startfase die op twee jaar wordt geschat, wordt de communautaire steun bij voorrang toegekend aan multilaterale activiteiten voor groepsmobiliteit. Bilaterale groepsmobiliteit wordt slechts ondersteund indien deze gelet op de doelgroep of de specifieke educatieve benadering gerechtvaardigd is.

    Uit hoofde van deze actie kan steun worden verleend aan activiteiten ter versterking van de actieve deelneming van jongeren aan deze projecten voor groepsmobiliteit. Daarbij gaat het met name om activiteiten met het oog op de taalkundige en interculturele voorbereiding van jongeren voor hun vertrek.

    Actie 2.2. Uitwisselingen van jongeren met derde landen

    De Gemeenschap ondersteunt activiteiten inzake mobiliteit van groepen jongeren voor een minimale duur van een week die uitgevoerd worden op basis van gezamenlijke projecten van groepen jongeren van in principe 15 tot 25 jaar die legaal in een van de lidstaten respectievelijk in een derde land verblijven. Bij deze mobiliteitsactiviteiten zijn ten minste twee lidstaten betrokken.

    Deze activiteiten zijn gebaseerd op transnationale partnerschappen tussen groepen jongeren, die daar actieve rol in spelen; zij hebben tot doel hen in staat te stellen uiteenlopende sociale en culturele werkelijkheden te ontdekken en zich daar bewust van te worden en hen ertoe aan te zetten aan andere activiteiten op Europees niveau deel te nemen of dergelijke activiteiten op te zetten. Bovendien bieden deze projecten de partners uit derde landen de mogelijkheid om deze actievorm inzake informeel onderwijs uit te proberen en bij te dragen tot de ontwikkeling van het verenigings- en arbeidsleven op jongerengebied in deze landen.

    Er kan steun worden verleend aan activiteiten ter versterking van de actieve deelneming van jongeren aan deze activiteiten voor groepsmobiliteit. Daarbij gaat het met name om activiteiten met het oog op de taalkundige en interculturele voorbereiding van jongeren voor hun vertrek.

    ACTIE 3 -EEN KANS VOOR JONGEREN

    Ter bevordering van de zin voor initiatief en de creativiteit van de jongeren ondersteunt de Gemeenschap projecten waarin de jongeren actief en rechtstreeks deelnemen aan vernieuwende en creatieve initiatieven en aan initiatieven die gericht zijn op de solidariteit van jongeren op plaatselijk, regionaal, nationaal of Europees niveau. Deze projecten stellen de jongeren in staat hun ondernemingsgeest te ontwikkelen en concrete vorm te geven aan activiteiten die zij hebben uitgedacht en waarbij zij een centrale rol spelen.

    De Gemeenschap ondersteunt initiatieven die jonge vrijwilligers helpen de tijdens het vrijwilligerswerk opgedane ervaring te benutten en hun actieve integratie in de samenleving te bevorderen. De initiatieven die de jongeren na afloop van hun Europees vrijwilligerswerk nemen, stellen hen in staat activiteiten van sociale, culturele, sociaal-culturele en economische aard op te zetten of te bevorderen en/of deel te nemen aan aanvullende onderwijsactiviteiten. Zij betreffen in de eerste plaats jongeren die er het meest behoefte aan hebben.

    De initiatieven ter bevordering van tolerantie en aanvaarding van verschillen en ter bestrijding van elke vorm van uitsluiting moeten op specifieke wijze worden aangemoedigd en gestimuleerd.

    De Gemeenschap heeft aandacht voor initiatieven die culturele en sportieve uitingen gebruiken als middel voor communicatie tussen jongeren op Europees niveau.

    De steun aan initiatieven voor jongeren bevordert de uitbreiding van de projecten tot soortgelijke initiatieven in andere lidstaten teneinde het grensoverschrijdend karakter daarvan te versterken en de uitwisseling van ervaringen alsmede de samenwerking tussen jongeren te vergroten. Deze steun kan de organisatie omvatten van bijeenkomsten van jonge promotoren van initiatieven op Europees niveau. Financiële steun kan worden verleend voor het daadwerkelijk opzetten van stabiele partnerschappen ter versterking van het effect en de duurzaamheid van de transnationale jongereninitiatieven.

    ACTIE 4 - GEZAMENLIJKE ACTIES

    Ten behoeve van de in artikel 6 van dit besluit genoemde gezamenlijke acties kan communautaire steun worden verleend aan acties in samenwerking met andere acties die onder het kennisbeleid vallen, in het bijzonder van de communautaire programma's op het gebied van beroepsopleiding en jeugd, teneinde de toegang tot kennis te vergroten.

    Deze coördinatie tussen de drie programma's kan ten uitvoer worden gelegd door middel van gezamenlijke oproepen tot het indienen van voorstellen. In het kader hiervan beoogt de Commissie in het bijzonder een gemeenschappelijk informatie- en waarnemingsinstrument te ontwikkelen voor goede praktijken op het gebied van kennis en gezamenlijke acties op het gebied van educatieve multimedia en opleiding. Deze projecten kunnen uit een groot scala van acties in verschillende sectoren bestaan, waaronder het jeugdbeleid. Zij kunnen door verschillende communautaire programma's gezamenlijk worden ondersteund.

    Er worden passende maatregelen genomen, zoals met name de vorming van "Europese kenniscentra", om op regionaal en lokaal niveau het contact en de interactie te waarborgen tussen degenen die zowel aan dit programma als ook aan de programma's ten behoeve van beroepsopleiding en onderwijs deelnemen.

    ACTIE 5 - FLANKERENDE MAATREGELEN

    Actie 5.1. Opleiding van en samenwerking met de actoren in het jeugdbeleid

    Steun wordt toegekend aan:

    1. activiteiten met het oog op bijscholing van de sectoren op jongerengebied - met name pedagogische medewerkers van het Europees vrijwilligerswerk, jeugdwerkers, voor Europese projecten verantwoordelijke personen, adviseurs voor jongereninitiatieven - die een rol spelen bij de onder deel I, II en III van dit programma geplande acties waarbij de jongeren rechtstreeks betrokken zijn teneinde de kwaliteit van de inhoud ervan te garanderen. Bijzondere aandacht zal uitgaan naar wie ernaar streeft de deelneming te bevorderen van de jongeren die het moeilijkst aan de communautaire acties kunnen deelnemen;

    2. activiteiten met het oog op de ontwikkeling van Europese modules die beantwoorden aan de vereisten van transnationale samenwerking;

    3. activiteiten - zoals studiebezoeken, haalbaarheidsonderzoek, seminars, praktijkstages - die vooral tot doel hebben ervaringen en goede praktijken over gezamenlijke acties of aangelegenheden van gemeenschappelijk belang uit te wisselen of het opzetten van duurzame transnationale partnerschappen en/of multilaterale netwerken van actoren op jongerengebied te vergemakkelijken;

    4. proefactiviteiten die een bron van vernieuwing en verrijking voor het jeugdbeleid zijn door het opzetten van nieuwe benaderingen en nieuwe samenwerkingsthema's en door de samenwerking van actoren met een verschillende achtergrond;

    5. conferenties en colloquia ter bevordering van de samenwerking en de uitwisseling van goede praktijken op jongerengebied, alsmede andere maatregelen ter benutting en verspreiding van de resultaten van met steun van de communautaire acties op jongerengebied uitgevoerde projecten en activiteiten.

    Deze maatregelen betreffen activiteiten binnen de Gemeenschap dan wel met derde landen. Bijzondere aandacht wordt besteed aan de regionale en plaatselijke actoren op jongerengebied die geen of weinig ervaring hebben met of mogelijkheden tot contacten op Europees niveau en aan activiteiten waarin jongeren de belangrijkste actoren zijn.

    Actie 5.2. Jongereninformatie en studies betreffende jongeren

    1. In verband met de doelstellingen van het programma, en in het bijzonder om de toegang van alle jongeren te vergemakkelijken en hun initiatief en hun actieve deelneming aan de samenleving te bevorderen, moedigt de Commissie de actoren op jongerengebied aan een rol te spelen bij de voorlichting van jongeren op Europees niveau en stimuleert zij de samenwerking tussen de voorlichtings- en communicatiesystemen voor jongeren in de lidstaten en op Gemeenschapsniveau. In dit verband wordt een bijzondere inspanning gedaan om deze samenwerking uit te breiden tot onderwijs en opleiding en tot de dialoog tussen en met de jongeren.

    2. Vanuit dit oogpunt wordt steun verleend aan initiatieven die tot doel hebben:

    - ervaringen en vaardigheden te verzamelen die nodig zijn voor de verwezenlijking van projecten voor jongereninformatie met transnationale samenwerking alsmede op het stuk van de verstrekking van voorlichtings- en met name adviesdiensten voor jongeren;

    - samenwerkingsprojecten te verwezenlijken met het oog op; de verspreiding van informatie; de bewustmaking van jongeren met betrekking tot het toepassingsgebied van het programma; de toegang van jongeren tot informatie die het mogelijk maakt de doelstellingen van het programma te verwezenlijken;

    - binnen transnationale samenwerkingsprojecten mechanismen op te zetten voor een dialoog tussen en met de jongeren, met name gebruik makend van de jonge media en de nieuwe technologieën.

    3. Met betrekking tot studies naar jongerenaangelegenheden die verband houden met de doelstellingen van het programma ondersteunt de Gemeenschap studies die de aandacht vestigen op het effect van maatregelen ten behoeve van jongeren, met name die ter bevordering van de samenwerking op dit gebied. Deze studies kunnen de vorm aannemen van casestudies.

    Actie 5.3. Ondersteunende maatregelen

    1. Nationale instanties

    Er kan communautaire steun worden verleend ten behoeve van de activiteiten van de overeenkomstig artikel 5 van het besluit opgezette structuren.

    2. Technische bijstand en operationele ondersteuning

    Bij de uitvoering van het programma kan de Commissie organisaties voor technische bijstand inschakelen die uit de totale financiële middelen van het programma worden gefinancierd. Onder dezelfde voorwaarden kan zij de hulp van deskundigen inroepen.

    Verder kan de Commissie evaluaties verrichten en seminars, symposia of andere bijeenkomsten van deskundigen organiseren die de uitvoering van het programma kunnen vergemakkelijken. Ook kan de Commissie activiteiten op het gebied van voorlichting, publiciteit en verspreiding uitvoeren.

    Top