This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 51998PC0073
Proposal for a Council Regulation (EC) laying down detailed rules for the application of Article 93 of the EC Treaty
Voorstel voor een verordening (EG) van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag
Voorstel voor een verordening (EG) van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag
/* COM/98/0073 def. - CNS 98/0060 */
PB C 116 van 16.4.1998, p. 13
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Voorstel voor een verordening (EG) van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag /* COM/98/0073 def. - CNS 98/0060 */
Publicatieblad Nr. C 116 van 16/04/1998 blz. 0013
Voorstel voor een verordening (EG) van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (98/C 116/10) (Voor de EER relevante tekst) COM(98) 73 def. - 98/0060(CNS) (Door de Commissie ingediend op 24 februari 1998) DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 94, Gezien het voorstel van de Commissie, Gezien het advies van het Europees Parlement, Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité, (1) Overwegende dat met het oog op de toepassing van de artikelen 77 en 92 van het Verdrag de Commissie op grond van artikel 93 van het Verdrag een specifieke bevoegdheid bezit om te besluiten of staatssteun verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt, wanneer zij bestaande steunregelingen onderzoekt, zich over nieuwe of gewijzigde steunmaatregelen uitspreekt en optreedt wegens niet-nakoming van haar beschikking of van de aanmeldingsplicht; (2) Overwegende dat de Commissie, in overeenstemming met de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, voor de toepassing van artikel 93 van het Verdrag een coherente vaste praktijk heeft ontwikkeld en vastgesteld en in een aantal mededelingen bepaalde procedurevoorschriften en -beginselen heeft vastgelegd; dat het passend is deze praktijk bij verordening te codificeren en te versterken teneinde doeltreffende en efficiënte procedures overeenkomstig artikel 93 van het Verdrag te waarborgen; (3) Overwegende dat een procedureverordening betreffende de toepassing van artikel 93 van het Verdrag tot meer doorzichtigheid en grotere rechtszekerheid zal bijdragen; (4) Overwegende dat overeenkomstig artikel 93, lid 3, van het Verdrag de Commissie van elk voornemen tot invoering van nieuwe steunmaatregelen op de hoogte dient te worden gebracht en dat de voorgenomen maatregelen niet tot uitvoering behoren te worden gebracht alvorens de Commissie haar toestemming voor die maatregelen heeft gegeven; (5) Overwegende dat de lidstaten op grond van artikel 5 van het Verdrag zijn gehouden om met de Commissie samen te werken en haar alle inlichtingen te verschaffen die nodig zijn om de nakoming van haar uit deze verordening voortvloeiende taken mogelijk te maken; (6) Overwegende dat de termijn waarbinnen de Commissie het eerste onderzoek van aangemelde steunmaatregelen dient te beëindigen, op twee maanden dient te worden gesteld; dat dit onderzoek om redenen van rechtszekerheid met een beschikking dient te worden afgesloten; (7) Overwegende dat in de gevallen waarin de uitslag van het eerste onderzoek de Commissie niet tot de slotsom kan komen dat een steunmaatregel met de gemeenschappelijke markt verenigbaar is, de formele onderzoekprocedure dient te worden ingeleid teneinde haar in staat te stellen alle inlichtingen te verzamelen die zij behoeft om de verenigbaarheid van de steunmaatregel te beoordelen en om de belanghebbenden in de gelegenheid te stellen hun opmerkingen kenbaar te maken; dat de rechten van de belanghebbenden het beste binnen het raam van de formele onderzoekprocedure zoals voorzien in artikel 93, lid 2, van het Verdrag, kunnen worden gewaarborgd; (8) Overwegende dat de Commissie, na onderzoek van de door de belanghebbenden ingediende opmerkingen, haar onderzoek met een eindbeslissing dient af te sluiten zodra elke twijfel is weggenomen; (9) Overwegende dat de Commissie, om de correcte en doeltreffende toepassing van de regels inzake staatssteun te waarborgen, over de mogelijkheid dient te beschikken om een beschikking die op onjuiste inlichtingen berustte, te herroepen; (10) Overwegende dat de Commissie; teneinde de naleving van artikel 93 van het Verdrag te waarborgen, en met de aanmeldingsplicht en de "standstill"-bepaling in lid 3 van genoemd artikel, alle gevallen van onrechtmatige steun dient te onderzoeken; dat met het oog op de doorzichtigheid en de rechtszekerheid de procedures dienen te worden vastgesteld die in dergelijke gevallen moeten worden gevolgd; dat de Commissie bij niet-naleving, door een lidstaat, van de aanmeldingsplicht of van de "standstill"-bepaling niet aan termijnen gebonden dient te zijn; (11) Overwegende dat de Commissie in gevallen van onrechtmatige steun het recht dient te hebben om alle inlichtingen in te winnen die haar in staat stellen een beschikking te geven en om, desgevallend, onverwijld niet-vervalste mededinging te herstellen; dat het derhalve passend is om de Commissie de mogelijkheid te bieden jegens de betrokken lidstaat voorlopige maatregelen te nemen; dat die voorlopige maatregelen kunnen bestaan in een bevel tot inlichtingenverstrekking, tot opschorting of tot terugvordering; dat de Commissie bij niet-nakoming van een bevel tot inlichtingenverstrekking in staat dient te worden gesteld om op grond van de beschikbare inlichtingen te beslissen, en om zich bij niet-nakoming van een opschortings- of van een terugvorderingsbevel rechtstreeks tot het Hof van Justitie te wenden overeenkomstig artikel 93, lid 2, tweede alinea, van het Verdrag; (12) Overwegende dat in gevallen van niet met de gemeenschappelijke markt verenigbare onrechtmatige steun, de daadwerkelijke mededinging dient te worden hersteld; dat het hiertoe noodzakelijk is dat de steun, met inbegrip van de interest, onverwijld wordt teruggevorderd; dat het passend is de terugvordering overeenkomstig de procedures van nationaal recht te doen geschieden; dat de toepassing van die procedures niet, door verhindering van de onverwijlde en daadwerkelijke uitvoering van de beschikking van de Commissie het herstel van daadwerkelijke mededinging mag beletten; dat de opschortende werking van nationale rechtsmiddelen de onverwijlde uitvoering van de beschikking praktisch onmogelijk zou maken en de begunstigde zou toelaten van het voordeel van de onrechtmatige steun te blijven genieten; dat om redenen van gelijke behandeling een beschikking tot terugvordering in alle lidstaten dezelfde werking dient te hebben; dat de efficiënte werking van de gehele regeling inzake voorafgaande aanmelding zoals voorzien door het Verdrag en het nuttig effect ("l'effet utile") van de beschikking van de Commissie derhalve vereisen dat de nationale rechtsmiddelen geen opschortende werking hebben; dat dit geen afbreuk doet aan de mogelijkheid voor het Hof van Justitie om overeenkomstig artikel 185 van het Verdrag opschorting van de uitvoering van de beschikking van de Commissie te gelasten; (13) Overwegende dat misbruik van steun voor de werking van de interne markt soortgelijke gevolgen kan hebben als onrechtmatige steun, zodat misbruik van steun volgens soortgelijke procedures dient te worden behandeld; dat, anders dan onrechtmatige steun, steun die mogelijk is misbruikt, steun is die reeds eerder door de Commissie is goedgekeurd; dat met betrekking tot misbruik van steun de inleiding van de formele onderzoekprocedure derhalve niet automatisch een opschortende werking dient te hebben en dat de Commissie met betrekking tot een geval van misbruik van steun terugvordering dient te kunnen gelasten; (14) Overwegende dat de Commissie overeenkomstig artikel 93, lid 1, van het Verdrag verplicht is om in samenwerking met de lidstaten alle bestaande steunregelingen aan een voortdurend onderzoek te onderwerpen; dat het in het belang van de doorzichtigheid en de rechtszekerheid passend is om de werkingssfeer van de samenwerking uit hoofde van dat artikel nader te omschrijven; (15) Overwegende dat, teneinde te waarborgen dat bestaande steunregelingen verenigbaar zijn met de gemeenschappelijke markt, de Commissie overeenkomstig met artikel 93, lid 1, van het Verdrag dienstige maatregelen dient voor te stellen indien een bestaande steunregeling niet of niet langer met de gemeenschappelijke markt verenigbaar is en de in artikel 93, lid 2, van het Verdrag vastgestelde procedure dient in te leiden indien de betrokken lidstaat weigert het voorstel uit te voeren; (16) Overwegende dat het noodzakelijk is in een algemene verplichting te voorzien om voor alle bestaande steunregelingen verslag uit te brengen teneinde de Commissie in staat te stellen op doeltreffende wijze de nakoming van haar beschikkingen te volgen en teneinde met het oog op het voortdurend onderzoek van alle bestaande steunregelingen in de lidstaten overeenkomstig artikel 93, lid 1, van het Verdrag de samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten te vergemakkelijken; (17) Overwegende dat wanneer de Commissie ernstige twijfel heeft over de nakoming van haar beschikkingen, zij over bijkomende instrumenten moet kunnen beschikken om de inlichtingen te verkrijgen die nodig zijn om vast te stellen of aan haar beschikkingen gevolg wordt gegeven; dat in dit verband controles ter plaatse een passend instrument vormen voor zover het voorwaardelijke beschikkingen betreft; dat het, voor hetzelfde doel en in overeenstemming met artikel 5 van het Verdrag alsmede met het in artikel 3B van het Verdrag vervatte subsidiariteitsbeginsel dienstig is om de Commissie de mogelijkheid te bieden bijstand van bevoegde nationale onafhankelijke toezichthoudende lichamen te vragen, hetgeen de Commissie in staat zal stellen te constateren of aan voorwaardelijke beschikkingen, aan negatieve beschikkingen, aan bevelen tot opschorting en aan die tot terugvordering wordt voldaan; (18) Overwegende dat het in het belang van de doorzichtigheid en de rechtszekerheid dienstig is aan de beschikkingen van de Commissie bekendheid te geven terwijl terzelfder tijd het beginsel behouden dient te blijven dat beschikkingen in zaken van staatssteun tot de betrokken lidstaat worden gericht; dat het derhalve passend is om van alle beschikkingen die de belangen van de belanghebbenden ongunstig zouden kunnen beïnvloeden, samenvattingen te publiceren en om voor belanghebbenden kopieën van dergelijke beschikkingen beschikbaar te stellen; dat de Commissie bij de bekendmaking van haar beschikkingen overeenkomstig artikel 214 van het Verdrag de regels inzake de geheimhoudingsplicht dient na te leven; (19) Overwegende dat de Commissie in nauw contact met de lidstaten de mogelijkheid dient te hebben om uitvoeringsbepalingen vast te stellen die nadere regels behelzen inzake de procedures krachtens deze verordening; dat het dienstig is om, met het oog op de samenwerking tussen de Commissie en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, een Raadgevend comité inzake overheidssteun op te stellen dat dient te worden geraadpleegd alvorens de Commissie op basis van de onderhavige verordening uitvoeringsbepalingen vaststelt, HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN Artikel 1 Definities Voor de doeleinden van deze verordening gelden de volgende definities: a) onder "steun" wordt verstaan, elke maatregel die aan alle in artikel 92, lid 1, van het Verdrag vervatte criteria voldoet; b) onder "bestaande steun" wordt verstaan: i) onverminderd de toepassing van de artikelen 144 en 172 van de Akte van Toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden, alle steun die vóór de inwerkingtreding van het Verdrag in de respectieve lidstaat bestond, dit wil zeggen steunregelingen en individuele steun die vóór de inwerkingtreding van het Verdrag tot uitvoering werden gebracht en waarvoor betalingen zijn voorzien na de inwerkingtreding ervan; ii) goedgekeurde steun, dit wil zeggen steunregelingen en individuele steun die de Commissie of de Raad hebben goedgekeurd; iii) steun die geacht wordt te zijn goedgekeurd overeenkomstig artikel 4, lid 6, van deze verordening. c) onder "nieuwe steun" wordt verstaan, alle steun, dit wil zeggen steunregelingen en individuele steun, die geen bestaande steun is, met inbegrip van wijzigingen van bestaande steun; d) onder "steunregeling" wordt verstaan, elke regeling op grond waarvan aan ondernemingen die in de regeling op algemene en abstracte wijze zijn omschreven, individuele steun kan worden toegekend zonder dat hiervoor nog uitvoeringsmaatregelen zijn vereist; e) onder "individuele steun" wordt verstaan, steun die niet wordt toegekend op grond van een steunregeling, alsook steun die op grond van een steunregeling wordt toegekend en moet worden aangemeld; f) onder "onrechtmatige steun" wordt verstaan, nieuwe steun die in strijd met artikel 93, lid 3, van het Verdrag tot uitvoering wordt gebracht; g) onder "misbruik van steun" wordt verstaan, steun die in strijd met een beschikking overeenkomstig artikel 4, lid 3, artikel 7, lid 3, of artikel 7, lid 4, ten uitvoer is gelegd, is toegekend of gebruikt en die geen onrechtmatige steun vormt; h) onder "belanghebbenden" wordt verstaan, een lidstaat en een persoon, onderneming of ondernemingsvereniging waarvan, respectievelijk wiens belangen door de toekenning van steun ongunstig kunnen worden beïnvloed, in het bijzonder de begunstigde van de steun, concurrerende ondernemingen en beroepsverenigingen; i) onder "volledige aanmelding" wordt verstaan, een aanmelding die aan de vereisten van artikel 2, lid 2, beantwoordt. HOOFDSTUK II PROCEDURE BETREFFENDE AANGEMELDE STEUN Artikel 2 Aanmelding van nieuwe steun 1. Tenzij in op grond van artikel 94 van het EG-Verdrag of op grond van andere relevante verdragsbepalingen vastgestelde verordeningen anders is bepaald, wordt elk voornemen om nieuwe steun te verlenen door de betrokken lidstaat tijdig bij de Commissie aangemeld. 2. In de aanmelding verstrekt de betrokken lidstaat alle inlichtingen die de Commissie nodig heeft om overeenkomstig de artikelen 4 en 7 een beschikking te geven. Artikel 3 "Standstill"-bepaling Op grond van artikel 2, lid 1, aan te melden steun mag niet tot uitvoering worden gebracht alvorens de Commissie een beschikking tot goedkeuring van die steun heeft gegeven of wordt geacht die te hebben gegeven. Artikel 4 Eerste onderzoek van de aanmelding en beschikkingen van de Commissie 1. De Commissie onderzoekt de aanmelding onverwijld na de ontvangst ervan. Onverminderd artikel 8 geeft de Commissie een beschikking overeenkomstig de leden 2, 3 of 4 van het onderhavige artikel. 2. Indien de Commissie na een eerste onderzoek vaststelt dat de aangemelde maatregel geen steun vormt, stelt zij dat bij beschikking vast. 3. Indien de Commissie na een eerste onderzoek vaststelt dat de aangemelde maatregel, in zoverre deze binnen het toepassingsgebied van artikel 92, lid 1, van het Verdrag valt, geen twijfel doet rijzen over de verenigbaarheid ervan met de gemeenschappelijke markt, geeft zij een beschikking inhoudende dat de maatregel verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt (beschikking om geen bezwaar te maken). In de beschikking wordt nader aangegeven welke afwijking van het Verdrag werd toegepast. 4. Indien de Commissie na een eerste onderzoek vaststelt dat de aangemelde maatregel twijfel doet rijzen over de verenigbaarheid ervan met de gemeenschappelijke markt, geeft zij beschikking welke ertoe strekt de procedure overeenkomstig artikel 93, lid 2, van het Verdrag in te leiden (beschikking tot inleiding van de formele onderzoekprocedure). 5. De in de leden 2, 3 en 4 bedoelde beschikkingen worden binnen twee maanden gegeven. Die termijn neemt een aanvang op de dag volgende op de ontvangst van een volledige aanmelding. Deze termijn kan met instemming van zowel de Commissie als de betrokken lidstaat worden verlengd. 6. Indien de Commissie niet binnen de in lid 5 genoemde termijn een beschikking overeenkomstig de leden 2, 3 of 4 heeft gegeven, wordt de steun geacht door de Commissie te zijn goedgekeurd. De betrokken lidstaat kan daarop de betrokken maatregelen ten uitvoer leggen na de Commissie hiervan vooraf in kennis te hebben gesteld, tenzij de Commissie binnen een termijn van vijftien werkdagen volgende op de ontvangst van de kennisgeving een beschikking overeenkomstig lid 4 geeft. Artikel 5 Verzoek om inlichtingen 1. Indien de Commissie van mening is, dat de inlichtingen die de betrokken lidstaat met betrekking tot een overeenkomstig artikel 2 aangemelde maatregel heeft verstrekt, onvolledig zijn, verzoekt zij om alle nodige aanvullende inlichtingen. 2. Indien de betrokken lidstaat de gevraagde inlichtingen niet binnen de door de Commissie gestelde termijn verstrekt of deze onvolledig verstrekt, zendt de Commissie een herinneringsschrijven, waarbij zij een passende bijkomende termijn vaststelt binnen welke de inlichtingen dienen te worden verstrekt. 3. De aanmelding wordt als ingetrokken beschouwd indien de gevraagde inlichtingen niet binnen de gestelde termijn worden verstrekt, tenzij ofwel deze termijn vóór het verstrijken ervan met de instemming van zowel de Commissie als de betrokken lidstaat is verlengd, ofwel de betrokken lidstaat vóór het verstrijken van de vastgestelde termijn, in een naar behoren met redenen omkleed verzoek, de Commissie verzoekt om de aanmelding als volledig te beschouwen omdat de gevraagde aanvullende inlichtingen niet bestaan of reeds zijn verstrekt. Indien de Commissie na ontvangst van een dergelijk verzoek van oordeel is dat de aanmelding volledig is, dan stelt zij de lidstaat daarvan in kennis. In dat geval vangt de in artikel 4, lid 5, bedoelde termijn aan op de dag volgende op de ontvangst van het verzoek. Artikel 6 Formele onderzoekprocedure 1. De beschikking om de procedure in te leiden overeenkomstig artikel 4, lid 4, geeft een samenvatting van de relevante feitelijke elementen en rechtspunten, omvat een eerste beoordeling van de Commissie betreffende het karakter van steun van de voorgestelde maatregel en doet de twijfel over de verenigbaarheid ervan met de gemeenschappelijke markt blijken. In de beschikking worden de betrokken lidstaat en de belanghebbenden uitgenodigd om hun opmerkingen mede te delen binnen een vastgestelde termijn die normalerwijs niet langer dan een maand mag zijn. In naar behoren gerechtvaardigde gevallen kan de Commissie deze termijn verlengen. 2. De ingekomen opmerkingen worden aan de betrokken lidstaat medegedeeld. Indien een belanghebbende erom verzoekt, wordt haar identiteit niet aan de betrokken lidstaat bekendgemaakt. Deze laatste kan de ingediende opmerkingen beantwoorden binnen een vastgestelde termijn die normalerwijs niet langer dan een maand mag zijn. In naar behoren gerechtvaardigde gevallen kan de Commissie deze termijn verlengen. Artikel 7 Beschikkingen van de Commissie tot beëindiging van de formele onderzoekprocedure 1. Onverminderd de toepassing van artikel 8 wordt de formele onderzoekprocedure beëindigd bij beschikking zoals voorzien in de leden 2 tot en met 5 van het onderhavige artikel. 2. Indien de Commissie tot de bevinding komt dat de aangemelde maatregel geen steun vormt, in voorkomend geval nadat die maatregel door de betrokken lidstaat werd gewijzigd, stelt zij dit bij beschikking vast. 3. Indien de Commissie tot de bevinding komt dat de twijfel over de verenigbaarheid van de aangemelde maatregel met de gemeenschappelijke markt is weggenomen, in voorkomend geval nadat die maatregel door de betrokken lidstaat werd gewijzigd, geeft zij een beschikking luidens welke de steun verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt (positieve beschikking). In de beschikking wordt nader aangegeven welke afwijking van het Verdrag werd toegepast. 4. De Commissie kan aan een positieve beschikking voorwaarden verbinden die haar in staat stellen de steun als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te beschouwen, alsmede verplichtingen opleggen die het toezicht op de naleving van de beschikking mogelijk maken. 5. Indien de Commissie tot de bevinding komt dat de aangemelde maatregel niet met de gemeenschappelijke markt verenigbaar is, geeft zij een beschikking welke ertoe strekt dat de maatregel niet tot uitvoering mag worden gebracht (negatieve beschikking). 6. De in de leden 2, 3, 4 en 5 genoemde beschikkingen worden gegeven zodra de in artikel 4, lid 4, bedoelde twijfel is weggenomen. Artikel 8 Intrekking van de aanmelding 1. Zolang de Commissie nog geen beschikking heeft gegeven overeenkomstig artikel 4, lid 2 respectievelijk, lid 3, of overeenkomstig artikel 7, kan de betrokken lidstaat de aanmelding in de zin van artikel 2 ten gepaste tijde intrekken. 2. In de gevallen waarin de Commissie de formele onderzoekprocedure heeft ingeleid, wordt deze door de Commissie beëindigd. Artikel 9 Herroeping van een beschikking De Commissie kan een beschikking op grond van artikel 4, lid 2, respectievelijk lid 3, en van artikel 7, leden 2, 3, 4, of 5, herroepen indien de beschikking berustte op tijdens de procedure verstrekte onjuiste inlichtingen die een doorslaggevend element voor de beschikking vormden. De Commissie kan de formele onderzoekprocedure uit hoofde van artikel 4, lid 4, inleiden. De artikelen 6, 7 en 10, artikel 11, lid 1, alsmede artikel 14 zijn van overeenkomstige toepassing. HOOFDSTUK III PROCEDURE BETREFFENDE ONRECHTMATIGE STEUN Artikel 10 Onderzoek, verzoek om inlichtingen en bevel tot inlichtingenverstrekking 1. Indien de Commissie, ongeacht de informatiebron, over informatie beschikt met betrekking tot mogelijke onrechtmatige steun, onderwerpt zij die informatie onverwijld aan een onderzoek. 2. Zo nodig verzoekt zij de betrokken lidstaat om inlichtingen. Artikel 2, lid 2, en artikel 5, leden 1, en 2, zijn van overeenkomstige toepassing. 3. Indien de betrokken lidstaat, ondanks een herinneringsschrijven overeenkomstig artikel 5, lid 2, de gevraagde inlichtingen niet binnen de door de Commissie gestelde termijn verstrekt of haar onvolledige inlichtingen verstrekt, verlangt de Commissie de te verstrekken inlichtingen bij beschikking (bevel tot inlichtingen verstrekking). In deze beschikking worden de gevraagde inlichtingen nader aangegeven en wordt een passende termijn gesteld waarbinnen deze dienen te worden verstrekt. Artikel 11 Bevel tot opschorting van steun of tot voorlopige terugvordering van steun 1. De Commissie kan, na de betrokken lidstaat de gelegenheid te hebben gegeven zijn opmerkingen in te dienen, een beschikking geven, waarbij de lidstaat wordt gelast alle onrechtmatige steun op te schorten tot de Commissie over de verenigbaarheid van de steun met de gemeenschappelijke markt een beschikking heeft gegeven (opschortingsbevel). 2. De Commissie kan, na de betrokken lidstaat de gelegenheid te hebben gegeven zijn opmerkingen in te dienen, een beschikking geven waarbij de lidstaat wordt gelast alle onrechtmatige steun ten voorlopige titel terug te vorderen tot zij over de verenigbaarheid van de steun met de gemeenschappelijke markt een beschikking heeft gegeven (terugvorderingsbevel). Terugvordering dient volgens de procedure van artikel 14, leden 2 en 3, te geschieden. Artikel 12 Niet-naleving van een bevelsbeschikking Indien de betrokken lidstaat aan een bevelsbeschikking als bedoeld in artikel 11 geen gevolg geeft, kan de Commissie, onverminderd de voortzetting van het onderzoek ten gronde aan de hand van de beschikbare informatie, zich rechtstreeks tot het Hof van Justitie wenden teneinde te doen vaststellen dat de niet-naleving van de bevelsbeschikking een inbreuk op het Verdrag vormt. Artikel 13 Beschikkingen van de Commissie 1. Het onderzoek naar mogelijke onrechtmatige steun mondt uit in een beschikking overeenkomstig artikel 4, leden 2, 3, of 4. In het geval van een beschikking overeenkomstig artikel 4, lid 4, wordt de procedure afgesloten bij beschikking overeenkomstig artikel 7. In het geval van niet-naleving van een bevel tot inlichtingenverstrekking, wordt die beschikking op de grondslag van de beschikbare informatie gegeven. 2. In het geval van mogelijke onrechtmatige steun is de Commissie niet aan de in artikel 4, lid 5, bepaalde termijn gebonden. 3. Artikel 9 is van overeenkomstige toepassing. Artikel 14 Steunterugvordering 1. In het geval van een negatieve beschikking inzake onrechtmatige steun, stelt de Commissie vast dat de betrokken lidstaat alle nodige maatregelen dient te nemen om de steun van de begunstigde terug te vorderen (terugvorderingsbeschikking). 2. De op grond van een terugvorderingsbeschikking terug te vorderen steun omvat mede interest tegen een door de Commissie vastgestelde passende interestvoet. De interest is betaalbaar vanaf de datum waarop de onrechtmatige steun voor de begunstigde beschikbaar was tot de datum van daadwerkelijke terugbetaling van de steun. 3. Onverminderd een beschikking van het Hof van Justitie overeenkomstig artikel 185 van het Verdrag, dient terugvordering onverwijld en in overeenstemming met de nationaalrechtelijke procedures van de betrokken lidstaat te geschieden, in zoverre deze onverwijlde en daadwerkelijke tenuitvoerlegging van de beschikking van de Commissie toelaten. De nationale rechtsmiddelen hebben geen opschortende werking. HOOFDSTUK IV PROCEDURE BETREFFENDE MISBRUIK VAN STEUN Artikel 15 Misbruik van steun Onverminderd artikel 22 kan de Commissie in gevallen van misbruik van steun de formele onderzoekprocedure inleiden overeenkomstig artikel 4, lid 4. De artikelen 6, 7, 9 en 10 en artikel 11, lid 1, alsmede artikel 14 zijn van overeenkomstige toepassing. HOOFDSTUK V PROCEDURE BETREFFENDE BESTAANDE STEUNREGELINGEN Artikel 16 Samenwerking op grond van artikel 93, lid 1, van het Verdrag 1. In het kader van het onderzoek van bestaande steunregelingen overeenkomstig artikel 93, lid 1, van het Verdrag, verstrekt de betrokken lidstaat aan de Commissie alle nodige inlichtingen. 2. Indien de Commissie van mening is dat een steunregeling niet of niet langer verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt, stelt zij de betrokken lidstaat van haar eerste oordeel in kennis en stelt zij de betrokken lidstaat in de gelegenheid om binnen een termijn van één maand zijn opmerkingen in te dienen. In naar behoren gerechtvaardigde gevallen kan de Commissie deze termijn verlengen. Artikel 17 Voorstel voor dienstige maatregelen Indien de Commissie, in het licht van de door een lidstaat overeenkomstig artikel 16 verstrekte inlichtingen, tot de gevolgtrekking komt dat de bestaande steunregeling niet of niet langer verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt, geeft zij een aanbeveling waarbij de betrokken lidstaat dienstige maatregelen worden voorgesteld. Die aanbeveling kan met name voorstellen inhouden om: a) de betrokken steunregeling inhoudelijk te wijzigen, of b) procedurele vereisten in te voeren, of c) de steunregeling af te schaffen. Artikel 18 Rechtsgevolgen van een voorstel voor dienstige maatregelen 1. Indien de betrokken lidstaat de voorgestelde maatregelen aanvaardt en de Commissie daarvan in kennis stelt, legt de Commissie dit vast. Door zijn aanvaarding verbindt de lidstaat zich ertoe de passende maatregelen ten uitvoer te leggen. 2. Indien de betrokken lidstaat de voorgestelde maatregelen niet aanvaardt en de Commissie, gelet op de argumenten van de betrokken lidstaat, bij haar zienswijze blijft dat die dienstige maatregelen noodzakelijk zijn, leidt zij de procedure van artikel 4, lid 4, in. De artikelen 6, 7 en 9 zijn van overeenkomstige toepassing. HOOFDSTUK VI TOEZICHT Artikel 19 Jaarverslagen 1. De lidstaten dienen bij de Commissie jaarlijks een verslag in over alle bestaande steunregelingen waarvoor bij voorwaardelijke beschikking op grond van artikel 7, lid 4, geen specifieke verslagverplichtingen zijn opgelegd. 2. Indien de betrokken lidstaat na aanmaning in gebreke blijft om een jaarverslag in te dienen, kan de Commissie met betrekking tot de betrokken steunregeling handelen overeenkomstig artikel 17. Artikel 20 Controle ter plaatse 1. Indien de Commissie ernstige twijfel heeft over de naleving van een voorwaardelijke beschikking op grond van artikel 7, lid 4, stelt de betrokken lidstaat de Commissie in staat om controlebezoeken ter plaatse te verrichten. 2. Afhankelijk van de voorwaarden van de voorwaardelijke beschikking, beschikken de door de Commissie gemachtigde personeelsleden over de volgende bevoegdheden: a) betreden van alle lokaliteiten en terreinen van de betrokken onderneming; b) ter plaatse mondelinge uitleg vragen, c) boeken en andere zakelijke bescheiden onderzoeken en kopieën maken of deze vragen. Indien nodig kan de Commissie door onafhankelijke deskundigen worden bijgestaan. 3. De Commissie stelt de betrokken lidstaat tijdig schriftelijk in kennis van het controlebezoek ter plaatse alsook van de identiteit van de in haar opdracht handelende personeelsleden en deskundigen. Indien de lidstaat naar behoren gerechtvaardigde bezwaren heeft tegen de door de Commissie gekozen deskundigen, worden de deskundigen in gemeen overleg met de lidstaat aangesteld. De personeelsleden van de Commissie en de deskundigen die gemachtigd zijn de controle ter plaatse te verrichten, leggen een schriftelijke machtiging voor waarin voorwerp en doel van het bezoek zijn beschreven. 4. Personeelsleden die door de lidstaat op het grondgebied waarvan het controlebezoek dient te worden verricht, zijn gemachtigd, mogen op verzoek van de lidstaat of van de Commissie het controlebezoek bijwonen. 5. Wanneer een onderneming zich tegen een controlebezoek waartoe krachtens dit artikel opdracht is gegeven, verzet, verleent de betrokken lidstaat aan de, door de Commissie gemachtigde personeelsleden en deskundigen de nodige bijstand, teneinde hen in staat te stellen het controlebezoek te verrichten. Daartoe nemen de lidstaten, na raadpleging van de Commissie, binnen één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening de nodige maatregelen. Artikel 21 Samenwerking met nationale onafhankelijke toezichthoudende lichamen 1. Indien de Commissie ernstige twijfel heeft over de naleving van voorwaardelijke beschikkingen op grond van artikel 7, lid 4, van negatieve beschikkingen op grond van, respectievelijk, artikel 7, lid 5, of artikel 7, lid 5, in samenhang met artikel 14, lid 1, van opschortingsbevelen op grond van artikel 11, lid 1, of van terugvorderingsbevelen op grond van artikel 11, lid 2, kan zij het bevoegde nationale onafhankelijke toezichthoudende lichaam verzoeken om de Commissie een verslag over de uitvoering van de betrokken beschikking te verstrekken. 2. De lidstaat deelt de Commissie mede welk nationaal toezichthoudend lichaam hij met het oog op deze samenwerkingsprocedure heeft aangewezen. Teneinde het toezichthoudend lichaam in staat te stellen alle nodige inlichtingen te verkrijgen en bij de Commissie verslag uit te brengen, neemt de lidstaat, na raadpleging van de Commissie, binnen één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening de nodige maatregelen. Artikel 22 Niet-naleving 1. Indien de betrokken lidstaat zich niet naar een voorwaardelijke of een negatieve beschikking voegt, inzonderheid in gevallen bedoeld in artikel 14, kan de Commissie zich overeenkomstig artikel 93, lid 2, van het Verdrag rechtstreeks tot het Hof van Justitie wenden. 2. Indien de Commissie van oordeel is dat de betrokken lidstaat een arrest van het Hof van Justitie niet nakomt, kan zij de zaak behandelen in overeenstemming met de bepalingen van artikel 171 van het Verdrag. HOOFDSTUK VII GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN Artikel 23 Geheimhoudingsplicht De Commissie en de lidstaten, alsmede hun ambtenaren en overige personeelsleden, met inbegrip van de door de Commissie aangewezen onafhankelijke deskundigen, zijn verplicht de inlichtingen die zij bij de toepassing van deze verordening hebben verkregen en die naar de aard ervan onder de geheimhoudingsplicht vallen, niet openbaar te maken. Artikel 24 Adressaten van de beschikkingen De overeenkomstig de hoofdstukken II tot en met VI gegeven beschikkingen worden tot de betrokken lidstaat gericht. De Commissie geeft de betrokken lidstaat onverwijld kennis van deze beschikkingen. Artikel 25 Informatie aan belanghebbenden en bekendmaking van beschikkingen 1. De Commissie zendt een afschrift van haar beschikking uit hoofde van artikel 7 aan elke belanghebbende die opmerkingen heeft ingediend overeenkomstig artikel 6 alsmede aan alle begunstigden van individuele steun. 2. De Commissie maakt een samenvatting bekend van haar beschikkingen uit hoofde van artikel 4, leden 2 en 3, artikel 7, leden 2 tot en met 5, en artikel 17 in samenhang met artikel 18, lid 1, in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. Die samenvatting houdt de vermelding in dat een afschrift van de beschikking in de authentieke taalversie(s) kan worden verkregen. 3. De Commissie maakt haar beschikkingen uit hoofde van artikel 4, lid 4, bekend in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen in de authentieke taalversie(s). Zij maakt ook een samenvatting van deze beschikkingen bekend in alle overige officiële talen van de Gemeenschap. Met het oog op de indiening van opmerkingen overeenkomstig artikel 6, kan in elke officiële taal van de Gemeenschap een afschrift van de beschikking worden gevraagd binnen een termijn van vijftien werkdagen volgende op de datum van de samenvatting. 4. In gevallen waarin artikel 4, lid 6, of artikel 8, lid 2, van toepassing is wordt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen een korte mededeling bekendgemaakt. 5. De Raad maakt beschikkingen uit hoofde van artikel 93, lid 2, derde alinea, bekend in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. Artikel 26 Uitvoeringsbepalingen De Commissie is bevoegd om, in overeenstemming met de procedureregels van artikel 27, uitvoeringsbepalingen vast te stellen, inzonderheid met betrekking tot de vorm, inhoud en overige bijzonderheden van aanmeldingen, de vorm, inhoud en overige bijzonderheden van jaarverslagen, de termijnen en de berekening ervan, alsmede met betrekking tot de rentevoet bedoeld in artikel 14, lid 2. Artikel 27 Raadgevend Comité voor overheidssteun 1. De Commissie wordt bijgestaan door een Raadgevend Comité voor overheidssteun, hierna "het Comité" genoemd, samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie. 2. De vertegenwoordiger van de Commissie legt aan het Comité een ontwerp voor van de krachtens artikel 26 te nemen maatregelen. Het comité brengt binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie, advies uit over dit ontwerp, zo nodig door middel van een stemming. Het advies wordt in de notulen opgenomen; voorts heeft iedere lidstaat het recht te verzoeken dat zijn standpunt in de notulen wordt opgenomen. De Commissie houdt zoveel mogelijk rekening met het door het Comité uitgebrachte advies. Zij brengt het Comité op de hoogte van de wijze waarop zij rekening heeft gehouden met zijn advies. Artikel 28 InwerkingtredingDeze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.