Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51998AC0798

    Advies van het Economisch en Sociaal Comité over de "Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - De toekomst van de markt voor visserijproducten in de Europese Unie: verantwoordelijkheid, partnerschap, concurrentievermogen"

    PB C 235 van 27.7.1998, p. 56 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    51998AC0798

    Advies van het Economisch en Sociaal Comité over de "Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - De toekomst van de markt voor visserijproducten in de Europese Unie: verantwoordelijkheid, partnerschap, concurrentievermogen"

    Publicatieblad Nr. C 235 van 27/07/1998 blz. 0056


    Advies van het Economisch en Sociaal Comité over de "Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - De toekomst van de markt voor visserijproducten in de Europese Unie: verantwoordelijkheid, partnerschap, concurrentievermogen"

    (98/C 235/12)

    De Commissie heeft op 22 december 1998 besloten, overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 43 en 198 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, het Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over de voornoemde mededeling.

    De Afdeling voor landbouw en visserij, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 12 mei 1998 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Chagas.

    Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 355e Zitting van 27 en 28 mei 1998 (vergadering van 27 mei) het volgende advies uitgebracht, dat met 103 stemmen vóór en 0 stemmen tegen, bij 6 onthoudingen, is goedgekeurd.

    1. Inleiding

    1.1. Bedoeling van de Commissiemededeling is een debat op gang te brengen over de hervorming van de gemeenschappelijke marktordening (GMO), die noodzakelijk is om de werking van de markt te verbeteren en dit onderdeel van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) af te stemmen op de ontwikkeling van de markt voor visserijproducten.

    1.2. De Commissie zal in een volgend stadium voorstellen i.v.m. een betere werking van de GMO indienen.

    2. Algemene opmerkingen

    2.1. Het Comité is ingenomen met deze mededeling over de toekomst van de markt voor visserijproducten, en verheugt zich in het bijzonder over het feit dat de Commissie dit document ter discussie voorlegt aan alle instellingen en de voornaamste betrokkenen uit de visserijsector (reders, werknemers, industrie, consumenten).

    2.2. Het Comité herinnert eraan dat de huidige GMO is ingesteld bij Verordening (EEG) nr. 2142/70 (), waarin de grote lijnen van dit onderdeel van het gemeenschappelijk visserijbeleid zijn vastgelegd. In de loop der jaren is de regeling herhaaldelijk aangepast aan de nieuwe situatie, het laatst via de basisverordening die op 1 januari 1993 van kracht is geworden ().

    2.3. De gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten is grotendeels gebaseerd op het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). Naast andere elementen zijn ook een aantal doelstellingen overgenomen, t.w. de stabilisering van de markten, het veiligstellen van de bevoorrading en het verzekeren van redelijke prijzen. Ook wordt uitgegaan van dezelfde beginselen, zoals de eenheid van de markten, financiële solidariteit en de communautaire preferentie.

    2.4. Anders dan in het geval van het GLB echter is in de jaren zestig tijdens de Dillon-Ronde van de GATT-onderhandelingen het politieke besluit gevallen om het douanetarief voor visserijproducten in zijn geheel te consolideren. De problemen die hieruit zijn voortgesproten, zijn genoegzaam bekend. Bovendien kon de Commissise hierdoor de tariefbescherming onmogelijk nog versterken. Tijdens latere onderhandelingsrondes zijn trouwens nieuwe toegevingen gedaan.

    2.5. De consolidatie van het gemeenschappelijk douanetarief binnen de GATT heeft tot gevolg dat de GMO voor visserijproducten volgens de mechanismen van de vrije markt functioneert. Buiten de in de GATT-voorschriften vastgelegde beschermingsmaatregelen mogen dan ook geen verdere stappen worden genomen om de invoer uit derde landen te beperken of de productie steun te verlenen. Dit betekent echter niet dat de communautaire preferentie niet ten volle wordt toegepast, of dat het douanetarief voor visserijproducten niet op de meest voordelige wijze wordt aangewend. Telkens wanneer wordt beknibbeld op de bescherming van de communautaire productie, dienen daar toegevingen van de derde landen tegenover te staan waar de visserijsector ook werkelijk profijt van trekt.

    2.6. De GMO op zich biedt geen uitweg voor de problemen die de sector treffen.

    2.7. De grootste problemen in de sector spruiten immers voort uit de huidige overcapaciteit t.o.v. de beschikbare bestanden, het feit dat met de huidige bestanden niet aan de vraag kan worden voldaan, de excessieve schuldenlast, de hoge exploitatiekosten, de lage productiviteit en, tot op zekere hoogte, de niet altijd even adequate afzetkanalen. Behalve deze zwaar doorwegende structurele factoren die eigen zijn aan de sector, spelen ook externe factoren, zoals de mondialisering van de markten, de beperking van de invoerbelemmeringen en/of het wegvallen van beperkingen van het handelsverkeer, de concurrentie van andere producten, en de lagere transportkosten die de Europese markten binnen het bereik van hun voornaamste concurrenten brengen.

    2.8. Om het voortbestaan van de communautaire visserij-activiteiten en hun levensvatbaarheid te verzekeren, moeten voor alle onderdelen van het gemeenschappelijk visserijbeleid geïntegreerde maatregelen voor een rationeel beheer van de maritieme bestanden worden goedgekeurd.

    2.9. Het Comité gaat ervan uit dat de Commissie erop zal toezien dat de maatregelen die nu in het kader van de GMO worden voorgesteld naadloos aansluiten bij de bestaande of geplande maatregelen in het kader van de overige onderdelen van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Dit geldt in het bijzonder voor het structuurbeleid, het beheer van de bestanden en de controle.

    2.10. Meer in het algemeen wijst het Comité er ook op dat de hervorming van de GMO voor visserijproducten gepaard moet gaan met begeleidende sociaal-economische maatregelen, zodat de vernieuwingen vlotter ingang vinden in de sector. In dit verband is het ook belangrijk dat de producentenorganisaties actief zijn in alle lid-staten waar de visserijsector een rol speelt.

    2.11. De GMO voor visserijproducten is bedoeld om de concurrentieverhoudingen op de markt in evenwicht te houden, en oneerlijke praktijken van derde landen te voorkomen, vanzelfsprekend zonder de internationale verbintenissen van de Unie met voeten te treden.

    2.12. De Europese Unie en de lid-staten moeten de bestaande regelgeving strikter toepassen, om te voorkomen dat vissers die alle voorschriften in de wind slaan hun producten vrij kunnen verkopen op het grondgebied van de Gemeenschap, en zo de EU-vissers oneerlijke concurrentie aandoen. Zowel de visserijsector zelf als het ESC hebben er overigens herhaaldelijk op gewezen dat er op dit gebied nog heel wat werk aan de winkel is. De onregelmatigheden in de sector zijn althans voor een deel toe te schrijven aan de gebrekkige controle op de naleving van de vigerende bepalingen.

    2.12.1. Zo dient bij de invoer nauwkeuriger te worden toegezien op de naleving van de geldende voorschriften, met name op het gebied van hygiëne en gezondheid, etikettering en minimumgrootte van de vis (ondermaatse vis).

    2.13. Zoals dat in vergelijkbare omstandigheden ook in andere sectoren het geval is, is het afstemmen van het aanbod op de vraag doorslaggevend voor de hoogte van het inkomen van de producenten. De producenten moeten hieruit hun conclusies te trekken, en de interventiemechanismen van de GMO moeten een en ander in goede banen leiden, vooral gezien het grillige karakter van de visserij-activiteit.

    2.14. Het Comité stelt vast dat de consumptie van vis per capita in de EU eind jaren negentig voortdurend, zij het heel lichtjes, is gestegen, en dat het consumptiepatroon en de consumptiegewoontes bij met name verse vis erg uiteenlopen.

    2.15. De Europese burger kan er ongetwijfeld toe worden gebracht zijn voedingspatroon te veranderen en meer vis te gaan eten - waarmee hij overigens gezondere eetgewoonten zou aankweken. De promotie van visserijproducten mag dan ook niet uit het oog worden verloren bij de hervorming van de GMO. De producentenorganisaties zouden vaker gebruik moeten maken van de bestaande communautaire mechanismen voor steun aan campagnes om de consumptie van vis aan te moedigen en de consument voor te lichten over nieuwe soorten.

    2.15.1. Verder kan de prijs van doorslaggevend belang zijn bij de verwezenlijking van deze doelstelling.

    2.16. Ook de producentenorganisaties en alle sectoren die een rol spelen na de productiefase dienen hun steentje bij te dragen aan de doorzichtigheid van de markt, en moeten de informatie aan de consument gaan beschouwen als onderdeel van hun strategie.

    2.16.1. Het Comité is het ermee eens dat de kwaliteitsverbetering van de productie en de verbetering van de transparantie van de handelsbetrekkingen ondenkbaar zijn zonder maatregelen inzake de handelsbenaming van de soorten, de oorsprong, de productiemethode en de versheid.

    2.16.2. Het Comité hoopt dat zo snel mogelijk voorstellen zullen worden ingediend i.v.m. de verticale integratie van de sector.

    2.17. Ook staat het volledig achter het beginsel van eigen verantwoordelijkheid bij visserij en handel.

    2.17.1. Het Comité is van oordeel dat de bevordering van goede praktijken, zowel bij de vangst als in de aquacultuur en bij de afzet, niet alleen in het algemeen positief is, maar heel in het bijzonder de positie van de communautaire productie t.o.v. de concurrentie uit derde landen ten goede komt.

    2.18. De concentratie van het aanbod door de aanvoer toe te spitsen op de havens die uitgerust zijn met adequate controle-installaties, zal illegale visserijpraktijken sterk doen teruglopen.

    2.19. Het Comité plaatst vraagtekens bij de formulering van hoofdstuk III A, punt 4 b), waarin wordt verwezen naar de conformiteit van de visserijproducten met de eisen inzake "milieubescherming". Het vreest dat deze passage, indien geen nadere toelichting wordt verstrekt, zich zou kunnen lenen tot abusievelijke interpretaties en zo concurrentievervalsing in de hand zou kunnen werken.

    2.20. Om te kunnen oproeien tegen de steeds scherpere en gerichtere concurrentie van de producenten uit derde landen en van de eigen aquicultuur (die zelfs voor producten van hoogwaardige kwaliteit in opmars is) moet de sector - voornamelijk wat verse producten betreft - zich ernstig gaan toeleggen op de kwaliteit, om zo de consument voor zich te winnen.

    2.21. Het Comité schaart zich achter het pleidooi voor maatregelen om de efficiëntie van de bevoorrading te verbeteren. Die sector moet in goede omstandigheden kwaliteitsproducten kunnen leveren aan de verwerkende industrie. Beide sectoren vullen elkaar immers aan. Leveringscontracten lijken a priori een goede oplossing te zijn.

    2.21.1. Derde landen kunnen hun producten tegen verlaagd invoertarief op de communautaire markt brengen en hebben bovendien lagere kosten, zowel wat de productiefactoren als de grondstof betreft. Bedoeling is, in dit verband concurrentievervalsing te vermijden.

    2.22. Het Comité erkent dat de sector, in het licht van de schaarser wordende bestanden, langzamerhand moet beginnen denken aan de afschaffing van de ophoud- en vernietigingsregeling, zodat de producenten ertoe worden aangezet systematisch terug te vallen op de ophoud- en verkoopuitstelregeling. Een dergelijke maatregel is overigens al met succes toegepast in bepaalde landbouwsectoren. De steun aan innovatie ten slotte, d.w.z. de lancering van nieuwe producten en meer geavanceerde technieken voor verwerking, moet worden versterkt.

    3. Bijzondere opmerkingen

    3.1. In verband met de bepalingen inzake particuliere opslag (hoofdstuk III. A, punt 3) vestigt het Comité de aandacht op het feit dat de producentenorganisaties in bepaalde lid-staten niet altijd eigenaar zijn van de voorraad. Vandaar dat uitdrukkelijk zou moeten worden vermeld voor wie de steun aan de opslag bestemd is.

    3.2. T.a.v. de regeling voor het handelsverkeer met derde landen en de vaststelling van goede praktijken, zowel op het gebied van de vangst als van de afzet, wil het Comité nog opmerken dat de verwijzing naar de producten die gevangen worden in internationale wateren moet worden aangevuld met een verwijzing naar schepen die onder goedkope vlag varen.

    Brussel, 27 mei 1998.

    De voorzitter

    van het Economisch en Sociaal Comité

    T. JENKINS

    () PB L 236 van 27.10.1970, blz. 5.

    () PB L 388 van 31.12.1992, blz. 1.

    Top