EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51997PC0726

Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de ondertekening en sluiting van een internationale overeenkomst in de vorm van goedgekeurde notulen tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika inzake normen voor humane vangmethoden met behulp van vallen

/* COM/97/0726 def. - CNS 97/0360 */

PB C 32 van 30.1.1998, p. 8 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

51997PC0726

Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de ondertekening en sluiting van een internationale overeenkomst in de vorm van goedgekeurde notulen tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika inzake normen voor humane vangmethoden met behulp van vallen /* COM/97/0726 def. - CNS 97/0360 */

Publicatieblad Nr. C 032 van 30/01/1998 blz. 0008


Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de ondertekening en sluiting van een internationale overeenkomst in de vorm van goedgekeurde notulen tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika inzake normen voor humane vangmethoden met behulp van vallen (98/C 32/09) COM(97) 726 def. - 97/0360(CNS)

(Door de Commissie ingediend op 11 december 1997)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 113 en 100a, in samenhang met het eerste deel van artikel 228, lid 3,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Gezien het besluit van de Raad van juni 1996 tot machtiging van de Commissie om met Canada, de Russische Federatie, de Verenigde Staten en andere belanghebbende landen te onderhandelen over een overeenkomst betreffende normen voor humane vangmethoden met behulp van vallen;

Gezien het besluit van de Raad van juli 1997 tot goedkeuring van de overeenkomst met Canada en de Russische Federatie betreffende normen voor de humane vangmethoden met behulp van vallen, waarbij een beroep op de Commissie werd gedaan om intensiever te streven naar een overeenkomst met de Verenigde Staten van Amerika die equivalent is aan de overeenkomst met Canada en de Russische Federatie;

Overwegende dat Verordening (EEG) nr. 3254/91 van de Raad (1), en met name artikel 3, lid 1, tweede streepje, verwijst naar internationaal overeengekomen normen voor humane vangmethoden met behulp van vallen, waaraan vangmethoden met behulp van vallen die gebruikt worden door derde landen die wildklemmen niet verboden hebben, moeten voldoen indien deze landen pelzen en producten die vervaardigd zijn van bepaalde diersoorten naar de Gemeenschap willen uitvoeren;

Overwegende dat het hoofddoel van de overeenkomst is het neerleggen van geharmoniseerde technische normen die voldoende bescherming bieden van het welzijn van gevangen dieren en die gelden voor zowel de productie als het gebruik van vallen, en het bevorderen van de handel tussen de partijen in vallen, pelzen en producten vervaardigd van onder de overeenkomst vallende diersoorten;

Overwegende dat voor de uitvoering van de overeenkomst een tijdschema moet worden opgesteld voor het toetsen en/of certificeren van de conformiteit van de vallen met de neergelegde normen, en voor het vervangen van niet-gecertificeerde vallen;

Overwegende dat de overeenkomst in de vorm goedgekeurde notulen die aan dit besluit is gehecht in overeenstemming is met bovengenoemde onderhandelingsrichtsnoeren; dat deze dan ook voldoet aan de internationaal overeengekomen normen voor humane vangmethoden met behulp van vallen waarnaar wordt verwezen in artikel 3, lid 1, tweede streepje, van Verordening (EEG) nr. 3254/91;

Overwegende dat de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika inzake normen voor humane vangmethoden met behulp van vallen moet worden goedgekeurd,

BESLUIT:

Artikel 1

De overeenkomst in de vorm van goedgekeurde notulen tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika betreffende normen voor humane vangmethoden met behulp van vallen wordt goedgekeurd.

De tekst van de overeenkomst is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De Voorzitter van de Raad is gemachtigd de persoon aan te wijzen die bevoegd is de overeenkomst te ondertekenen.

(1) PB L 308 van 9.11.1991, blz. 1.

GOEDGEKEURDE NOTULEN

1. Tijdens de onderhandelingen over de in punt 8 hieronder beschreven Overeenkomst met het oog op de totstandbrenging van een gemeenschappelijk kader voor het weergeven en evalueren van de vorderingen die zijn gemaakt op het gebied van meer humane vallen en vangmethoden, erkennen de vertegenwoordigers van de Europese Commissie en van de Verenigde Staten van Amerika dat onderstaand Akkoord is bereikt.

2. De Verenigde Staten van Amerika en de Europese Gemeenschap zijn van oordeel dat de aan dit Akkoord gehechte normen een dergelijk gemeenschappelijk kader verschaffen en een basis vormen voor samenwerking op het gebied van de verdere ontwikkeling en tenuitvoerlegging van de normen door hun respectieve bevoegde autoriteiten.

3. Er met nadruk op wijzend dat goedkeuring niet impliceert dat zij van plan zijn om de bevoegdheidsverdeling in hun land voor het gebruik van vallen en vangmethoden te wijzigen, hechten de Verenigde Staten van Amerika hun goedkeuring aan de bijgevoegde normen voor de humane vangst van bepaalde terrestrische of semi-aquatische zoogdieren.

4. De Verenigde Staten van Amerika en de Europese Gemeenschap zijn van plan programma's inzake onderzoek, ontwikkeling, toezicht en opleiding van hun respectieve autoriteiten die bijdragen tot het gebruik van vallen en de toepassing van vangmethoden voor een humane behandeling van dergelijke zoogdieren aan te moedigen en te steunen. Zij erkennen beide dat de aan dit Akkoord gehechte normen moeten worden herzien en bijgewerkt wanneer die programma's nieuwe technische en wetenschappelijke informatie en gegevens opleveren.

5. De Verenigde Staten van Amerika en de Europese Gemeenschap zijn verder van plan om hun bevoegde autoriteiten er toe aan te sporen de vorderingen met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de aan dit Akkoord gehechte normen te volgen en daarover verslag uit te brengen.

6. De Verenigde Staten van Amerika en de Europese Gemeenschap erkennen dat dit Akkoord geenszins afbreuk doet aan hun rechten en verplichtingen uit hoofde van de Overeenkomst van Marrakech tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie.

7. De Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika maken hun voornemen bekend om, op verzoek van een van de partijen, met elkaar overleg te plegen over alle kwesties in verband met dit Akkoord of de daaraan gehechte normen teneinde een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden.

8. Telkens wanneer in de bijgevoegde normen de term "de Overeenkomst" wordt gebruikt, wordt daaronder verstaan de Overeenkomst betreffende normen voor humane vangmethoden met behulp van vallen die tussen Canada, de Europese Gemeenschap en de Russische Federatie is gesloten.

BIJLAGE

NORMEN VOOR DE HUMANE VANGST VAN BEPAALDE TERRESTRISCHE EN SEMI-AQUATISCHE ZOOGDIEREN MET BEHULP VAN VALLEN

DEEL I: NORMEN

1. DOEL EN BEGINSELEN VAN DE NORMEN EN ALGEMENE OPMERKINGEN

1.1. Doel

De normen hebben ten doel de in vallen gevangen dieren een voldoende welzijnsniveau te garanderen en dit welzijn verder te verbeteren.

1.2. Beginselen

1.2.1. Bij de beoordeling of een vangmethode al dan niet humaan is, dient het welzijn van het gevangen dier te worden geëvalueerd.

1.2.2. De beoordeling of een vangmethode humaan is, wordt gebaseerd op het beginsel van de conformiteit met de minimumeisen (drempelwaarden) als omschreven in de rubrieken 2 en 3.

1.2.3. Bij de vaststelling van de normen wordt ervan uitgegaan dat de vallen selectief en doeltreffend moeten zijn en dienen te voldoen aan de relevante, door de betrokken partijen vastgestelde eisen inzake veiligheid voor de mens.

1.3. Algemene opmerkingen

1.3.1. Als maatstaf voor het welzijn van dieren gelden indicatoren van het gemak of de moeite waarmee zij weerstand bieden aan stressfactoren in het milieu en de mate waarin zij er al dan niet in slagen die weerstand te bieden. Aangezien dieren op verschillende manieren weerstand pogen te bieden aan stressfactoren in het milieu, dient bij de beoordeling van hun welzijn een reeks parameters te worden gebruikt.

De indicatoren van het welzijn van dieren in vallen hebben onder meer betrekking op de fysiologie, de letsels en het gedrag. Aangezien sommige van deze indicatoren voor een aantal soorten niet zijn onderzocht, is nader wetenschappelijk onderzoek nodig om in het kader van de normen passende drempelwaarden vast te stellen.

Hoewel welzijn een rekbaar begrip is, wordt de term "humaan" uitsluitend gebruikt voor vangmethoden waarbij het welzijn van de betrokken dieren op een voldoende niveau wordt gehandhaafd, hoewel wordt erkend dat zich in het geval van letale vallen in bepaalde situaties een korte periode van verminderd welzijn kan voordoen.

1.3.2. De krachtens de normen vastgestelde drempelwaarden voor de certificatie van vallen omvatten:

a) voor levendvallen: het niveau van de indicatoren waaronder het welzijn van de gevangen dieren als ontoereikend wordt beschouwd; en

b) voor letale vallen: de tijd die nodig is voor het bereiken van een toestand van bewusteloosheid en gevoelloosheid en de handhaving van deze toestand tot het dier sterft.

1.3.3. Onverminderd het feit dat de vangmethoden dienen te voldoen aan de in de punten 2.4 en 3.4 omschreven eisen, moet aandacht worden besteed aan de verdere verbetering van het ontwerp en de wijze van gebruik van de vallen, met name om:

a) het welzijn van de in levendvallen gevangen dieren te verbeteren gedurende de tijd dat zij gevangen zitten;

b) een snel bewustzijnsverlies en een snel optreden van gevoelloosheid te veroorzaken bij in letale vallen gevangen dieren; en

c) het vangen van andere dieren dan de doelspecimens zoveel mogelijk te beperken.

2. EISEN INZAKE DE VANGST MET BEHULP VAN LEVENDVALLEN

2.1. Omschrijving

"Vangst met behulp van levendvallen" is de vangst met vallen die zijn ontworpen en worden opgezet om het gevangen dier niet te doden maar het op zodanige wijze in zijn bewegingsmogelijkheden te beperken dat een mens het direct kan aangrijpen.

2.2. Parameters

2.2.1. Bij de beoordeling of een vangmethode met behulp van levendvallen al dan niet in overeenstemming is met de normen, dient het welzijn van het gevangen dier te worden geëvalueerd.

2.2.2. De parameters dienen de in de punten 2.3.1 en 2.3.2 genoemde gedrags- en trauma-indicatoren te omvatten.

2.2.3. Voor elke parameter moet de respons worden gekwantificeerd.

2.3. Indicatoren

2.3.1. Erkende gedragsindicatoren van ontoereikend welzijn bij gevangen wilde dieren zijn:

a) op het eigen lichaam gericht bijtgedrag dat resulteert in ernstige verwondingen (zelfverminking);

b) meer dan normale bewegingloosheid en apathie.

2.3.2. De volgende letseltypes zijn erkende indicatoren van ontoereikend welzijn van gevangen wilde dieren:

a) breuken;

b) ontwrichtingen proximaal ten opzichte van de hand- of voetwortel;

c) doorsnijding van pezen of gewrichtsbanden;

d) ernstige beenvliesabrasie;

e) ernstige externe bloedingen; bloedingen in de lichaamsholten;

f) ernstige degeneratie van skeletale spieren;

g) bloedeloosheid (ischemie) van een lidmaat;

h) breuk van een blijvende tand waardoor de tandpulp bloot komt te liggen;

i) oogletsels met inbegrip van scheuren in het hoornvlies;

j) ruggenmergletsels;

k) ernstige letsels aan inwendige organen;

l) degeneratie van de hartspier;

m) amputatie;

n) dood.

2.4. Drempelwaarden

Een vangmethode met behulp van levendvallen beantwoordt aan de normen indien:

a) de gegevens voor één en dezelfde doelsoort betrekking hebben op ten minste 20 specimens; en

b) ten minste 80 % van deze dieren géén van de in de punten 2.3.1 en 2.3.2 genoemde indicatorverschijnselen vertoont.

3. EISEN INZAKE DE VANGST MET BEHULP VAN LETALE VALLEN

3.1. Omschrijving

"Vangst met behulp van letale vallen" is de vangst met vallen die zijn ontworpen en worden opgezet om het gevangen specimen van de doelsoort te doden.

3.2. Parameters

3.2.1. Er moet worden bepaald na hoeveel tijd de dodingstechniek resulteert in bewustzijnsverlies en het optreden van gevoelloosheids; voorts moet worden gecontroleerd of deze toestand aanhoudt tot de dood (d.w.z. tot het optreden van de onomkeerbare hartstilstand).

3.2.2. Om de toestand van bewusteloosheid en gevoelloosheid te controleren, wordt gebruik gemaakt van de cornea- en de ooglidreflex of van enig ander alternatief criterium waarvan de wetenschappelijke bruikbaarheid is aangetoond (1).

3.3. >RUIMTE VOOR DE TABEL>

3.4. Drempelwaarden

Een vangmethode met behulp van letale vallen beantwoordt aan de normen indien:

a) de gegevens voor één en dezelfde doelsoort betrekking hebben op ten minste twaalf specimens; en

b) ten minste 80 % van deze dieren bewusteloos en gevoelloos wordt binnen de vastgestelde tijdslimiet en in deze toestand blijft tot de dood optreedt.

DEEL II: SOORTENLIJST EN TIJDSCHEMA

4. LIJST VAN DE IN ARTIKEL 3 VAN DE OVEREENKOMST BEDOELDE SOORTEN EN TIJDSCHEMA VOOR DE UITVOERING VAN DE OVEREENKOMST

4.1. Soortenlijst

De normen zijn van toepassing op de volgende soorten:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

In voorkomend geval zullen aan deze lijst in de toekomst nog meer soorten worden toegevoegd.

4.2. Tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de Overeenkomst (2)

4.2.1. Vangmethoden worden door de bevoegde autoriteiten beproefd teneinde hun conformiteit met de onderhavige normen aan te tonen:

a) binnen drie à vijf jaar na de inwerkingtreding van de Overeenkomst voor de vangmethoden met behulp van levendvallen, afhankelijk van de prioriteiten ten aanzien van de proeven en de beschikbaarheid van beproevingsinstallaties; en

b) binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van de Overeenkomst voor de vangmethoden met behulp van letale vallen.

4.2.2. Binnen drie jaar volgend op de in punt 4.2.1 genoemde termijnen wordt het gebruik van vallen die niet in overeenstemming zijn met deze normen door de respectieve bevoegde autoriteiten geleidelijk verboden.

4.2.3. Onverminderd de bepalingen van punt 4.2.2, kan een bevoegde autoriteit verder toestemming blijven verlenen voor het voorlopig gebruik van vallen terwijl het onderzoek naar vervangingsvallen wordt voortgezet indien zij vaststelt dat de resultaten van de beproeving van vallen niet aantonen dat de vallen in overeenstemming zijn met de normen voor bepaalde soorten of voor het gebruik in bepaalde milieuomstandigheden. In dergelijke gevallen stellen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten elkaar vooraf in kennis van de vallen waarvan het gebruik voorlopig blijft toegestaan en van de stand van het onderzoekprogramma. In de gevallen waarin dit punt van toepassing is op de vangst met vallen in de Verenigde Staten, dienen de bevoegde autoriteiten in de Verenigde Staten die informatie door te geven aan de regering van de Verenigde Staten met het oog op kennisgeving aan de Europese Gemeenschap.

4.2.4. In aanvulling op punt 4.2.3 en onverminderd de bepalingen van punt 4.2.2 kan een bevoegde autoriteit in specifieke gevallen afwijkingen toestaan die verenigbaar zijn met de doelstellingen van de normen en wel in de volgende gevallen:

a) in het belang van de volksgezondheid of veiligheid,

b) ter bescherming van openbare of particuliere eigendommen,

c) ter fine van onderzoek, educatie en milieubescherming, met inbegrip van repopulatie, herintroductie, fok of de bescherming van fauna en flora,

d) voor het gebruik van traditionele houten vallen die essentieel zijn voor de instandhouding van het cultureel erfgoed van inheemse gemeenschappen.

Indien dit punt wordt toegepast, moeten de Verenigde Staten of de Europese Gemeenschap elkaar vooraf schriftelijk kennisgeving doen van dergelijke afwijkingen met vermelding van de redenen en voorwaarden. Wat de Verenigde Staten betreft, moeten de bevoegde autoriteiten dergelijke schriftelijke kennisgeving doen aan de regering van de Verenigde Staten, met vermelding van de redenen en voorwaarden, met het oog op toezending aan de Europese Gemeenschap.

4.2.5. Op grond van punt 7 van de goedgekeurde notulen moet op verzoek van de Verenigde Staten van Amerika dan wel de Europese Gemeenschap overleg worden gevoerd over de in de punten 4.2.3 en 4.2.4 bedoelde onderwerpen.

DEEL III: RICHTSNOEREN

5. RICHTSNOEREN VOOR DE BEPROEVING VAN VALLEN EN ONDERZOEK INZAKE DE CONTINUE ONTWIKKELING VAN DE VANGMETHODEN

Om de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid te garanderen van de wijze waarop de conformiteit van de vangmethoden met de eisen van de normen wordt aangetoond, dienen bij het onderzoek ter beproeving van die vangmethoden de algemene beginselen van goede experimentele praktijken te worden toegepast.

Indien in het kader van de Internationale Organisatie voor normalisatie (ISO) beproevingsprocedures worden vastgesteld die relevant zijn voor de manier waarop de conformiteit van de vangmethoden met bepaalde of met alle eisen van de normen wordt beoordeeld, worden die ISO-procedures dienovereenkomstig toegepast.

5.1. Algemene richtsnoeren

5.1.1. De beproeving dient te geschieden in overeenstemming met uitvoerige onderzoeksprotocollen.

5.1.2. De beproeving dient een evaluatie van het functioneren van het valmechanisme te omvatten.

5.1.3. Een beproeving van de vallen in het vrije veld is met name noodzakelijk ter beoordeling van de selectiviteit. Met dezelfde proef kunnen gegevens worden verzameld over de vangefficiëntie en de veiligheid voor de gebruiker.

5.1.4. Levendvallen moeten worden beproefd in een omheind gebied, met name bij de beoordeling van de fysiologische en gedragsparameters. Letale vallen moeten worden beproefd in een omheind gebied, met name bij het onderzoek naar het bewustzijnsverlies.

5.1.5. In het geval van proeven in het vrije veld moeten de vallen dagelijks worden gecontroleerd.

5.1.6. De doeltreffendheid waarmee een letale val een gevangen doelspecimen van het bewustzijn en van het leven berooft, moet worden beproefd op dieren die bij bewustzijn zijn en zich vrij kunnen bewegen. De metingen worden uitgevoerd in het laboratorium of in een omheind gebied en in het vrije veld. Onderzocht moet worden of de val de doelsprecimens op vitale plaatsen kan treffen.

5.1.7. De volgorde van de testprocedures kan worden gewijzigd met het oog op een zo doeltreffend mogelijke evaluatie van de te onderzoeken vallen.

5.1.8. De vallen mogen de vallenzetter in normale gebruiksomstandigheden niet aan buitensporige risico's blootstellen.

5.1.9. In voorkomend geval moet bij de beproeving van de vallen een bredere scala van metingen worden uitgevoerd. De beproeving in het vrije veld dient eveneens onderzoek te omvatten naar de effecten van de opgezette vallen op zowel de doelsoort als andere soorten.

5.2. Onderzoeksituatie

5.2.1. De val moet worden opgezet en gebruikt overeenkomstig de meest deskundige aanwijzingen van de fabrikant of van derden.

5.2.2. Bij beproeving in een omheind gebied moet een locatie worden gebruikt die de dieren van de doelsoort een geschikt milieu biedt waar zij vrijelijk kunnen bewegen, zich kunnen verschuilen en de meeste normale gedragingen aan de dag kunnen leggen. Het dient mogelijk te zijn de vallen zo op te stellen dat de gevangen dieren kunnen worden geobserveerd. De val moet zo worden opgezet dat van het hele verloop van de vangst een video- en geluidsopname kan worden gemaakt.

5.2.3. Voor de beproeving in het vrije moeten locaties worden geselecteerd die representatief zijn voor die waar de vallen in de praktijk zullen worden gebruikt. Aangezien onderzoek naar de selectiviteit van de val en naar eventuele ongunstige effecten van de val op andere soorten dan de doelsoort belangrijke redenen zijn voor de beproeving in het vrije veld, kan het nodig zijn voor het uitvoeren van veldexperimenten locaties te selecteren in verschillende habitats, waar de kans op het aantreffen van diverse niet-doelsoorten voldoende groot is. Er moeten foto's worden gemaakt van elke val, de manier waarop zij is opgezet en de algemene omgeving. Men zorge ervoor dat het identificatienummer van de val te zien is op een foto die gemaakt is vóór, en op een andere die gemaakt is na iedere gedocumenteerde vangst.

5.3. Personeel

5.3.1. Het bij de beproeving betrokken personeel dient over de passende kwalificaties en opleiding te beschikken.

5.3.2. Onder de bij de beproevingen betrokken personeelsleden dient ten minste één persoon te zijn die ervaren is in het gebruik van de vallen en in staat is de bij de beproeving gebruikte dieren te vangen, en ten minste één persoon die ervaring heeft van de diverse methoden ter beoordeling van het welzijn van dieren in levendvallen en de diverse methoden ter beoordeling van de staat van bewusteloosheid van dieren in letale vallen. Zo dienen bijvoorbeeld de beoordeling van de gedragingen der dieren als reactie op het vangen en de beoordeling van de valschuwheid beslist te worden uitgevoerd door een ervaren persoon die vertrouwd is met de interpretatie van dat soort gegevens.

5.4. Bij de beproeving van de vallen gebruikte dieren

5.4.1. De dieren die worden gebruikt bij proeven in een omheind gebied dienen in goede gezondheid te verkeren en representatief te zijn voor de dieren die in het wild zullen worden gevangen. De dieren die worden gebruikt, mogen niet eerder met het type val dat wordt uitgetest in aanraking zijn gekomen.

5.4.2. Vóór de proef moeten de dieren in passende omstandigheden worden gehuisvest en moeten hun voldoende voedsel en water worden verstrekt. De dieren mogen niet op zodanige wijze worden gehuisvest dat hun welzijn daardoor reeds negatief wordt beïnvloed.

5.4.3. De dieren moeten aan het omheinde proefgebied worden gewend alvorens een begin wordt gemaakt met de beproeving.

5.5. Waarnemingen

5.5.1. Gedrag

5.5.1.1. De gedragswaarnemingen moeten worden uitgevoerd door een persoon met ervaring, met name ten aanzien van de ethologie van de betrokken soort.

5.5.1.2. Valschuwheid kan worden geëvalueerd door een dier in een gemakkelijk herkenbare situatie in de val te laten lopen, het dier vervolgens in een vergelijkbare situatie aan de val bloot te stellen en het gedrag ervan te observeren.

5.5.1.3. Er moet zorgvuldig een onderscheid worden gemaakt tussen reacties op incidentele prikkels en reacties op de val of de vangsituatie.

5.5.2. Fysiologie

5.5.2.1. Een aantal dieren moet vóór de proef met telemetrische recorders (voor het meten van de hartslag, de ademhaling, enz.) worden uitgerust. Tussen het aanbrengen van de recorder en het uitvoeren van de vangproef dient voldoende tijd te verlopen om het dier te laten bekomen van eventuele door het aanbrengen van de recorder veroorzaakte stress.

5.5.2.2. Alle voorzorgen moeten in acht worden genomen om foutieve of vertekende waarnemingen en metingen, met name als gevolg van menselijke interventie, zoveel mogelijk uit te sluiten.

5.5.2.3. Wanneer biologische monsters (bijvoorbeeld van bloed, urine, speeksel, . . .) worden genomen, dient dit te geschieden op goed gekozen tijdstippen, ten opzichte van het moment van de vangst, rekening houdend met de tijdafhankelijkheid van de te evalueren parameter. Voorts moeten de volgende types gegevens worden verzameld: gegevens - gerelateerd aan diverse activiteiten - met betrekking tot een elders gehuisveste controlegroep van in goede conditie verkerende dieren; beginwaarden gemeten bij de proefspecimens vóór de vangst; enkele referentiegegevens verkregen na extreme prikkeling (bijvoorbeeld na toediening van adrenocorticotroop hormoon).

5.5.2.4. Alle biologische monsters moeten, overeenkomstig de stand van de wetenschappelijke kennis, op een zo goed mogelijke wijze worden genomen en opgeslagen teneinde een goede bewaring tot op het moment van de analyse te garanderen.

5.5.2.5. De gebruikte analysemethoden moeten zijn gevalideerd.

5.5.2.6. In het geval van letale vallen moet, wanneer neurologisch onderzoek van de reflexen (bijvoorbeeld pijn, oogreflexen, enz.) wordt uitgevoerd in combinatie met EEG- en/of VER- of SER-metingen, dit onderzoek worden uitgevoerd door een deskundige zodat relevante gegevens over de bewustzijnstoestand van het dier of de doeltreffendheid van de dodingstechniek worden verkregen.

5.5.2.7. Als de dieren niet binnen de in het testprotocol vermelde tijd bewusteloos en gevoelloos zijn geworden, moeten zij op humane wijze worden afgemaakt.

5.5.3. Letsels en pathologische verschijnselen

5.5.3.1. Ieder proefdier moet zorgvuldig op alle soorten letsels worden onderzocht. Eventuele breuken moeten met behulp van radiografisch onderzoek worden opgespoord.

5.5.3.2. Voorts moet een gedetailleerd pathologisch onderzoek van de dode dieren worden uitgevoerd. Het post mortem-onderzoek moet worden verricht door een ervaren dierenarts overeenkomstig de algemeen aanvaarde veterinaire onderzoekpraktijken.

5.5.3.3. De organen en/of lichaamsdelen die letsels vertonen, moeten macroscopisch en in voorkomend geval histologisch worden onderzocht.

5.6. Rapportage

5.6.1. Het onderzoeksrapport dient alle relevante informatie te bevatten over proefopzet, materiaal en methoden en resultaten, en met name:

a) de technische beschrijving van het ontwerp van de val, met inbegrip van het materiaal waaruit zij is vervaardigd;

b) de gebruiksaanwijzingen van de fabrikant;

c) een omschrijving van de proefsituatie;

d) de weersomstandigheden, en met name de temperatuur en de dikte van de sneeuwlaag;

e) het bij de beproeving betrokken personeel;

f) het aantal proefdieren en het aantal beproefde vallen;

g) het totale aantal gevangen exemplaren van de doelsoort en van niet-doelsoorten, uitgesplitst per soort, alsmede hun relatieve abundantie in het betrokken gebied ("zeldzaam", "algemeen" of "zeer talrijk");

h) de selectiviteit;

i) eventuele aanwijzingen dat de val zich heeft gesloten en een dier heeft verwond dat niet werd gevangen;

j) gedragswaarnemingen;

k) de cijfers met betrekking tot alle gemeten fysiologische parameters en de toegepaste methoden;

l) de beschrijving van de letsels, met inbegrip van het resultaat van het post mortem-onderzoek;

m) de tijd die nodig is voor het bereiken van een toestand van bewusteloosheid en gevoelloosheid; en

n) de statistische analyses.

VOORSTEL VERENIGDE STATEN

Geachte,

Zoals u weet, hebben vertegenwoordigers van de Verenigde Staten van Amerika en de Europese Commissie vandaag goedgekeurde notulen ondertekend in verband met normen voor humane vangmethoden met behulp van vallen. Met betrekking tot deze goedgekeurde notulen deel ik u graag het volgende mede.

Zoals blijkt uit de goedgekeurde notulen berust de bevoegdheid tot regulering van de vallen en de vangmethoden van terrestrische of semi-aquatische zoogdieren in de Verenigde Staten vooral bij de staat en bij stamhoofden. Naar aanleiding van de discussies over deze kwesties hebben de vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteiten in de Verenigde Staten gemeld nog intensiever te zoeken naar humanere vallen, en in samenwerking met diverse federale instanties zijn reeds 50 staten begonnen met het ontwikkelen van Beste Beheerpraktijken (Best Management Practices, BMP's) voor vallen en vangmethoden.

Deze Beste Beheerpraktijken behelzen de meest effectieve en de (technisch, economisch en sociaal) meest praktische praktijken, of combinaties daarvan, die gericht zijn op reductie of preventie van de problemen die een bepaalde activiteit met zich brengt. Vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteiten in de Verenigde Staten hebben medegedeeld dat BMP's voor vallen en vangmethoden gebaseerd zullen worden op de meest recente technische en wetenschappelijke gegevens.

De vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteiten in de Verenigde Staten hebben verklaard dat de BMP's voor vallen en vangmethoden in de Verenigde Staten ontwikkeld zullen worden op basis van de normen die aan de goedgekeurde notulen zijn gehecht. Met bijzonder genoegen deel ik u mede dat het programma van de bevoegde autoriteiten van de Verenigde Staten niet beperkt blijft tot de 19 soorten die worden genoemd in de aan de goedgekeurde notulen gehechte normen, maar ook van toepassing zijn op tien andere pelsdiersoorten die in de Verenigde Staten voor commerciële doeleinden worden gevangen. Het betreft: nerts, rode vos, grijze vos ("Urocyon cinereoargenteus"), poolvos, kitvos, nutria, opossum, stinkdier, bassarisk, en de veelvraat (Gula gula). Deze stap van de bevoegde autoriteiten in de Verenigde Staten betekent een belangrijke sprong voorwaarts bij de verbetering van het dierlijk welzijn; naar onze mening is deze stap niet geëvenaard door enig ander land of in enige internationale overeenkomst.

De vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteiten in de Verenigde Staten hebben voorts medegedeeld dat, overeenkomstig de aan de goedgekeurde notulen gehechte normen, wat betreft de Mustela erminea en de Ondatra zibethica, het gebruik van alle wildklemmen van het beugeltype wordt verboden binnen vier jaar na de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen Canada, de Europese Gemeenschap en de Russische Federatie inzake internationale normen voor de humane vangst van dieren met behulp van vallen. Van deze twee soorten worden meer dan 2,2 miljoen dieren jaarlijks gevangen in de Verenigde Staten; zij vertegenwoordigen 50 % van alle in de normen opgenomen dieren die jaarlijks in dit land worden gevangen.

Wat betreft de vangst van andere soorten die worden genoemd in de normen, hebben bovengenoemde autoriteiten meegedeeld dat in overeenstemming met de normen het gebruik van de traditionele wildklem met stalen beugel binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van de Overeenkomst inzake internationale normen voor de humane vangst van dieren met behulp van vallen tussen Canada, de Europese Gemeenschap en de Russische Federatie wordt verboden.

Ik neem aan dat het voorgaande voldoende toelichting vormt op de situatie in de Verenigde Staten. De bevoegde autoriteiten in de Verenigde Staten zullen de samenwerking op dit gebied met de Europese Commissie en andere belanghebbenden gaarne voortzetten.

Hoogachtend,

BEGELEIDENDE BRIEF

Geachte,

Zoals u weet, hebben onze delegaties onlangs de onderhandelingen over goedgekeurde notulen in verband met normen voor humane vangmethoden met behulp van vallen afgerond. Met deze brief wil ik u het door ons bereikte akkoord over betekenis en toepassing van de goedgekeurde notulen en de aangehechte normen in herinnering brengen.

Punt 6 van de goedgekeurde notulen luidt: "De Verenigde Staten van Amerika en de Europese Gemeenschap erkennen dat dit akkoord geenszins afbreuk doet aan hun rechten en verplichtingen uit hoofde van de Overeenkomst van Marrakech tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie." Bij het formuleren van deze tekst besloten wij dat het niet nodig was aan het eind van deze alinea het volgende toe te voegen: "noch een verklaring van afstand van dergelijke rechten inhoudt", en dat geen van beide regeringen in een geschil of gerechtelijke actie die in verband zou kunnen staan met deze alinea naar het niet-opnemen van deze zinsnede zal verwijzen.

Ik zou het op prijs stellen indien u mij schriftelijk uw instemming met bovenstaande verklaring wilt bevestigen. Ik dank u voor uw voortdurende aandacht voor deze kwestie.

Hoogachtend,

BEGELEIDENDE BRIEF

Geachte,

Hierbij dank ik u voor uw brief waarin u het door ons bereikte akkoord over betekenis en toepassing van de goedgekeurde notulen en de aangehechte normen in herinnering brengt.

Als antwoord op uw brief willen wij graag bevestigen dat bij het formuleren van de tekst van punt 6 van de goedgekeurde notulen, wij hebben besloten dat het niet nodig was aan het eind van deze alinea de volgende zinsnede toe te voegen: "noch een verklaring van afstand van dergelijke rechten inhoudt", en dat geen van beide regeringen in een geschil of gerechtelijke actie die in verband zou kunnen staan met deze alinea naar het niet-opnemen van deze zinsnede zal verwijzen.

Hoogachtend,

(1) Ingeval nadere tests noodzakelijk zijn om te bepalen of de vangmethode in overeenstemming is met de normen, kunnen aanvullende metingen worden uitgevoerd van het elektro-encefalogram (EEG), de "Visual Evoked Response" (VER) en de "Sound Evoked Response" (SER).

(2) De bevoegdheid om regels vast te stellen voor de vangst en vangmethoden voor het vangen in de Verenigde Staten van de vermelde terrestrische of semi-aquatische zoogdieren berust in de eerste plaats bij de autoriteiten van de staat en de stammen.

Top