Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51997IR0422

    Advies van het Comité van de Regio's over "Stedelijk cultuurtoerisme en de gevolgen hiervan voor de werkgelegenheid"

    CdR 422/97 fin

    PB C 251 van 10.8.1998, p. 28 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    51997IR0422

    Advies van het Comité van de Regio's over "Stedelijk cultuurtoerisme en de gevolgen hiervan voor de werkgelegenheid" CdR 422/97 fin -

    Publicatieblad Nr. C 251 van 10/08/1998 blz. 0028


    Advies van het Comité van de Regio's over "Stedelijk cultuurtoerisme en de gevolgen hiervan voor de werkgelegenheid"

    (98/C 251/05)

    HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,

    gelet op de besluiten van zijn Bureau van 11 juni 1997 en 18 februari 1998 om overeenkomstig artikel 198 C, vierde alinea, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap een advies over Stedelijk cultuurtoerisme en de gevolgen hiervan voor de werkgelegenheid op te stellen en zijn commissie 4 "Stadsbeleid" met de voorbereiding hiervan te belasten;

    gelet op zijn advies over het Verslag over het betrekken van culturele aspecten bij de activiteiten van de Europese Unie () (CDR 206/96 fin) () en zijn advies over de Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over het Cohesie- en Cultuurbeleid - Een bijdrage tot de werkgelegenheid ()(CDR 69/97 fin) ();

    gelet op de Mededeling van de Commissie "Aanzet tot een actieve benadering van de steden in de Europese Unie" () en het Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautair initiatief ten behoeve van het evenement "Cultuurstad van Europa" ();

    gelet op het ontwerpadvies van zijn commissie 4 d.d. 14 januari 1998 (CDR 422/97 rev. 3 - rapporteur: mevrouw Freehill);

    overwegende dat al sinds jaar en dag wordt erkend dat het culturele erfgoed van grote invloed is op de uitstraling en de fysieke ontwikkeling van steden en ook de ontwikkeling van het stadstoerisme ten goede komt en op die manier bijdraagt tot het verzachten van de gevolgen van economische herstructureringsmaatregelen, maar dat dit zich nog nooit heeft vertaald in adequate en concrete initiatieven ten behoeve van steden,

    heeft tijdens zijn 23e zitting van 13 en 14 mei 1998 (vergadering van 13 mei) met algemene stemmen het volgende advies uitgebracht.

    1. Inleiding

    1.1. Een van Europa's grootste troeven is de diversiteit van zijn culturele erfgoed en het dynamisme van zijn culturele en zijn kunstsector. Ook steden worden steeds meer tot het culturele erfgoed en tot de culturele en toeristische troeven van een land gerekend. Door het culturele erfgoed van steden in stand te houden en te zorgen voor een cultureel aanbod van goede kwaliteit verhoogt men de aantrekkelijkheid van steden en geeft men dit erfgoed in tweeërlei opzicht een economische waarde: als investeringsobject en als factor in de ontwikkeling van het stadstoerisme. De Commissie erkent dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen cultuurbeleid en werkgelegenheid, maar toch wordt deze bron van werkgelegenheid nog niet ten volle benut en wordt nog onvoldoende ingespeeld op de mogelijkheden voor verdere vernieuwing.

    1.2. Centraal thema van dit advies is cultuurtoerisme, en om precies te zijn de economische en werkgelegenheidsaspecten van stedelijk cultuurtoerisme. Dit wil evenwel niet zeggen dat de andere aspecten van dit soort toerisme minder belangrijk zouden zijn, maar het belang van culturele activiteiten voor de ontwikkeling, de sociale samenhang en de regionale eigenheid van stedelijke én plattelandsgemeenschappen is al in tal van adviezen aan bod gekomen.

    1.3. In haar mededeling over het cohesie- en cultuurbeleid () wijst de Commissie erop dat "culturele activiteiten (...) met name een belangrijk kenmerk van de Europese steden (vormen)". Hoewel zij het in deze mededeling geregeld over cultuurtoerisme heeft, gaat zij vrijwel niet in op het werkgelegenheidseffect van dit soort toerisme. In stedelijke gebieden vervult de culturele sector evenwel een cruciale economische functie, omdat vooral in dit soort gebieden de werkloosheid welig tiert. In sommige steden is de situatie zo belabberd dat het maatschappelijk leven erdoor ondermijnd dreigt te worden en allerlei subculturen er een gunstige voedingsbodem vinden, met alle mogelijke gevolgen van dien voor de sociale samenhang.

    2. Cultuur en economische ontwikkeling

    2.1. De talloze facetten van het verschijnsel "cultuur" zijn medebepalend voor de welvaart en het welzijn in een gebied. Zij zijn een directe en indirecte bron van werkgelegenheid en zijn van steeds grotere invloed op de locatiekeuze van bedrijven doordat zij de uitstraling en aantrekkelijkheid van een gebied vergroten. Zij zijn ook een belangrijke factor in het proces van maatschappelijke integratie door het feit dat zij een uitstekend middel zijn om maatschappelijk en economisch achtergebleven gebieden nieuw leven in te blazen.

    2.2. Met betrekking tot het directe economische nut van culturele activiteiten wordt cultuurtoerisme vaak genoemd als de belangrijkste "culturele" bron van werkgelegenheid. Toch wordt de culturele sector in de Structuurfondsenverordeningen niet uitdrukkelijk vermeld, hoewel in artikel 128, lid 4, van het EG-Verdrag wordt bepaald dat de Gemeenschap op álle beleidsterreinen met de culturele problematiek rekening dient te houden. Hier ligt bijgevolg een taak voor het toerisme: toerisme is niet alleen goed voor de economie, maar kan er ook toe bijdragen dat "men", en met name de beleidsmakers, geleidelijk aan anders tegen culturele aangelegenheden en tegen het culturele erfgoed gaat aankijken. Cultuurtoerisme biedt dus een "concreet" perspectief voor cultuurprojecten en toont bovendien duidelijk aan dat cultuur ook een zeker economisch nut heeft.

    2.3. De culturele en de toeristische sector zijn sterk van elkaar afhankelijk, maar hun doelstellingen kunnen zeer verschillend zijn, waardoor er niet altijd sprake is van een naadloze samenwerking. Dit is b.v. het geval als:

    - de tijdschema's van de geplande projecten niet met elkaar in overeenstemming zijn;

    - er geen eensgezindheid is over de omschrijving en appreciatie van de producten;

    - de marktkennis te wensen overlaat, waardoor het aantal initiatieven op gespecialiseerde terreinen sterk beperkt blijft;

    - de producenten van cultuurproducten zèlf moeten opdraaien voor het promoten en aan de man brengen van hun producten - wat de normale gang van zaken is - en daarbij niet kunnen terugvallen op een dienst of organisatie zoals dat in de toeristische sector het geval is;

    - een onoordeelkundige toeristische exploitatie van het cultureel erfgoed kan dit erfgoed aanzienlijke schade berokkenen.

    De markten in de cultuurtoeristische sector zijn complex en gecompartimenteerd en de traditionele verkoopkanalen zijn niet altijd efficiënt op deze markten afgestemd.

    3. Toerisme in stedelijke gebieden

    3.1. Vele Europese stedelijke gebieden, en met name hun traditionele economische sectoren, kampen met ernstige problemen en zijn dan ook steeds meer op toerisme aangewezen. Zij zijn er zich terdege van bewust dat ontwikkeling van het toerisme interessante perspectieven biedt: uitbouw van het stadstoerisme komt de structuur van de regionale economie ten goede en geeft de lokale kleine en middelgrote ondernemingen - de "ruggengraat" van de toeristische sector en de hoeksteen van vele regionale economieën - een steuntje in de rug. De Raad van ministers van Toerisme heeft op 26 november 1997 officieel erkend dat het toerisme een belangrijke rol kan spelen bij het bestrijden van de werkloosheid. De Commissie van haar kant beklemtoont in haar mededeling Aanzet tot een actieve benadering van de steden in de Europese Unie () het belang van stadstoerisme voor de ontwikkeling van de plaatselijke economie. Zij pleit ervoor om bij het uitwerken van het communautaire beleid ook steeds met de stedelijke problematiek rekening te houden.

    3.2. Er heerst echter nog heel wat onduidelijkheid over de omvang en de ontwikkelingsmogelijkheden van deze vorm van toerisme. In hoeverre stadstoerisme stedelijke gebieden nieuw leven kan inblazen en de sociaal-economische ontwikkeling ten goede komt, kan beter worden beoordeeld als men over de nodige statistische gegevens beschikt, met name op stedelijk of regionaal niveau. De Unie heeft al een aanzienlijke inspanning geleverd - en doet dit nog steeds - om statistische gegevens over toerisme bijeen te brengen en de statistieken over vraag en aanbod in de sector te harmoniseren (), maar er moet nog méér worden gedaan om de beschikbare statistieken verder te verfijnen en de statistische informatie over stedelijke gebieden vergelijkbaar te maken. In sommige gevallen worden de statistieken over de toeristische sector niet door officiële instanties bijgehouden, waardoor zij soms weinig betrouwbaar zijn. Bovendien wordt het begrip "toerist/bezoeker" niet altijd op dezelfde manier geïnterpreteerd.

    3.3. Sommige steden hebben een coherent toerismebeleid uitgestippeld, terwijl andere het toerisme niet als een belangrijke ontwikkelingsfactor beschouwen. Als gevolg van de toenemende concurrentie tussen de verschillende steden wordt er steeds meer heil verwacht van de uitbouw van het stadstoerisme. Het toerismebeleid verschilt echter sterk van stad tot stad en van een concrete strategie is vrijwel nergens sprake. Toch kan toerisme, en met name het opkomende cultuurtoerisme, stedelijke gebieden helpen het verlies aan arbeidsplaatsen in de traditionele industriële sectoren te ondervangen, zij het slechts tot op zekere hoogte aangezien arbeidskrachten uit de industriële sector een andere opleiding hebben genoten dan hun collega's in de dienstensector.

    3.4. Niet álle steden hebben echter voldoende troeven in handen om het toerisme, en met name het cultuurtoerisme, als hefboom voor het aanzwengelen van hun economische ontwikkeling te gebruiken.

    3.5. De bijdrage van stedelijke gebieden aan de ontwikkeling van het toerisme wordt voornamelijk door de volgende factoren bepaald:

    - Het imago van de stad. Potentiële bezoekers moeten ervan worden overtuigd dat zij een aangenaam verblijf in een prettige of interessante stad voor de boeg hebben. Het is evenwel moeilijk te zeggen in hoeverre het imago van een stad bepalend is voor de keuze van een toeristische bestemming en in hoeverre de kwaliteit van het toeristische product overeenkomt met het beeld dat men ervan heeft.

    - De kwaliteit en omvang van het toeristische aanbod. Er moeten voldoende belangrijke bezienswaardigheden of attracties en voldoende ondersteunende diensten (hotels, restaurants, openbaar vervoer, informatiekantoren, enz.) voorhanden zijn. Het aanbod dient bovendien nauw aan te sluiten bij het imago van de stad en op een originele manier worden gepresenteerd.

    - Het vermogen bij te dragen tot een duurzame ontwikkeling van het toerisme. Belangrijk zijn in dit verband de instandhouding van het toeristische product, de beschikbaarheid van goed opgeleide arbeidskrachten en het opzetten van efficiënte marketingcampagnes.

    3.6. Het cultuur- en het cultuurtoerismebeleid moeten worden ingebed in een geïntegreerde multisectorale ontwikkelingsstrategie, waarin ook een centrale plaats moet worden ingeruimd voor maatregelen ter bevordering van de ontwikkeling van steden en de uitbouw van het toerisme. Een en ander stelt hoge eisen aan het concurrentie- en organisatievermogen en de financiële draagkracht van de lokale instanties. Strategische samenwerking - zowel tussen de verschillende overheidsdiensten onderling als tussen overheid en particuliere sector - is absoluut noodzakelijk om een cultuurgericht stedelijk toerisme van de grond te krijgen. Verder is het zaak dat ook de steden onderling gaan samenwerken en met elkaar van gedachten gaan wisselen over de manier waarop zij hun culturele troeven het best kunnen uitspelen.

    3.7. Recent onderzoek van het Europees Instituut voor Vergelijkend Onderzoek met betrekking tot Stedelijke Vraagstukken (Euricur) naar de bijdrage van toerisme en vrijetijdsbesteding aan de revitalisering van stedelijke gebieden heeft duidelijk aan het licht gebracht dat stadstoerisme, en met name het culturele stadstoerisme, momenteel in de lift zitten. Ondanks het schaarse cijfermateriaal over de economische impact en het werkgelegenheidseffect van deze vorm van toerisme konden toch een aantal algemene conclusies worden getrokken. Zo is gebleken dat:

    - steden er geen gemeenschappelijke visie op cultuur en toerisme op nahouden;

    - meer - en beter gecoördineerde - initiatieven moeten worden genomen om voor een adequate opleiding te zorgen en de betrokkenen later aan een baan te helpen;

    - bij sommige toeristische activiteiten dilettantisme troef is en nauwelijks kwaliteitsnormen worden gehanteerd;

    - de samenwerking tussen culturele instellingen en de particuliere sector moet worden gestimuleerd;

    - bij het opzetten van culturele activiteiten of attracties moet worden ingespeeld op de beschikbare infrastructuur;

    - de diverse culturele evenementen in een strategische planning moeten worden opgenomen, het seizoen moet worden verlengd en de evenementen over de verschillende stadsdelen moeten worden gespreid;

    - de steden het ontstaan van een al te eenzijdige beeldvorming over hun cultureel aanbod proberen te voorkomen (de stad als themapark).

    3.8. Samenvattend kan men dus stellen dat steden moeten investeren in hun culturele infrastructuur, de culturele sector moeten steunen, op hun concrete ontwikkelingsbehoeften toegesneden opleidingsinitiatieven moeten nemen, de bevolking bij een en ander moeten betrekken en hun eigen culturele potentieel ten volle moeten benutten.

    3.9. De ontwikkeling van culturele troeven kan ook het prestige van een stad als potentiële bestemming voor het toenemende zaken- en congrestoerisme ten goede komen. Dat zakentoerisme kan op zijn beurt het culturele leven in de betrokken steden een extra impuls geven. Het gaat hier om een belangrijk segment van de toeristische markt (in 1995 goed voor 162 miljard ecu), waarvan ook tal van aanverwante sectoren profiteren (de totale omzet hiervan is zelfs 1,5 à 2 maal zo groot als die van het zakentoerisme als zodanig). Willen de Europese steden hun positie op deze markt kunnen handhaven, dan moeten zij trachten de concurrentie vóór te blijven door twee belangrijke troeven uit te spelen, nl. hun professionalisme en de diversiteit - zowel in geografisch als in cultureel opzicht - van hun "product". Vandaar de behoefte aan een consequent beleid, zowel ten behoeve van de culturele sector als ten behoeve van het zakentoerisme.

    4. Problemen in verband met cultuurbeleid

    4.1. Een eerste probleem in verband met cultuurbeleid is het ontbreken van een pan-Europese definitie van het begrip "cultuur". Het fenomeen "cultuur" en de daarmee verbonden activiteiten zijn zo gevarieerd dat het opstellen van een nauwkeurige en hanteerbare definitie geen gemakkelijke opgave is. Hoe men "cultuur" ook definieert, één aspect dient in ieder geval in de definitie opgenomen en benadrukt te worden: de waarde van culturele verscheidenheid.

    4.2. Vanwege het complexe karakter van het fenomeen "cultuur" en zijn diverse componenten is het niet zo eenvoudig om het werkgelegenheidseffect van culturele activiteiten en cultuurtoerisme precies te becijferen. Bovendien lopen de berekeningsmethoden nogal uiteen (wat overigens niet alleen voor culturele activiteiten geldt), waardoor de beschikbare informatie vrij heterogeen is en zich bijgevolg niet leent voor een systematische verwerking. Overigens heeft de Commissie inmiddels een aantal studies laten uitvoeren om meer inzicht te krijgen in de werkgelegenheidseffecten van de structurele steunverlening en in de manier waarop deze berekend moeten worden. In de culturele sector en de sector van het cultuurtoerisme is het nog een stuk moeilijker om het werkgelegenheidseffect te becijferen omdat in deze sectoren zelfs het berekenen van de omvang van de investeringen de nodige problemen oplevert. Uit ramingen blijkt evenwel dat cultuurprojecten vanuit kwantitatief oogpunt gezien de werkgelegenheid in een gebied evenzeer ten goede komen als infrastructuurprojecten. Ook met de kwaliteit van de investeringen moet echter terdege rekening worden gehouden.

    4.3. In de sector kunst en cultuur is het niet zo moeilijk om de diverse activiteiten in een aantal categorieën en sub-categorieën in te delen, maar toch dreigen heel wat "stroomafwaartse" en ondersteunende functies of activiteiten bij het opstellen van een definitie buiten de boot te vallen. Alles hangt ervan af waarvoor de definitie moet dienen en op welke manier de gegevens bijeen zijn gebracht. Zo hebben sommige lid-staten in hun werkgelegenheidsstatistieken geen aparte onderverdeling voor beroepen in de culturele sector. Dit bemoeilijkt ook de berekening van het aantal arbeidsplaatsen dat indirect voortvloeit uit culturele activiteiten.

    4.4. In enkele lid-staten heeft onderzoek uitgewezen dat cultuur een belangrijke bron van werkgelegenheid is, met name voor jongeren en vrouwen (in deze sector werken gemiddeld méér vrouwen dan in de andere sectoren). In vele gevallen gaat het echter om freelance- of deeltijdarbeid en sommige sub-sectoren moeten het vooral hebben van vrijwilligerswerk, slecht betaald of gesubsidieerd werk en werk buiten het commerciële circuit.

    4.5. Een aantal hinderpalen maakt dat het werkgelegenheidspotentieel van culturele activiteiten niet ten volle kan worden benut:

    - het toenemende professionalisme in de sector en het feit dat opleidingsinstellingen zich vaak niet bewust zijn van de concrete ontwikkelingsbehoeften;

    - de terughoudendheid tegenover samenwerkings- en partnerschapsinitiatieven, wat ook de kwaliteit van het culturele product nadelig beïnvloedt;

    - het elitaire karakter van sommige culturele activiteiten.

    4.6. Toch vormt de culturele sector, in vergelijking met andere sectoren, een belangrijke bron van werkgelegenheid, vooral voor mensen met een laag opleidingsniveau of een handicap of voor mensen die uit de arbeidsmarkt zijn getreden.

    5. Europese cultuursteden

    5.1. De aanwijzing van "Europese cultuursteden" kan van doorslaggevend belang zijn voor de ontwikkeling van de cultuur en het cultuurtoerisme in de betrokken steden. Sommige - maar niet alle - voormalige Europese cultuursteden zijn er achteraf in geslaagd de "vaart" erin te houden. Een Europese cultuurstad trekt een massa cultuurtoeristen aan, wordt opgenomen in allerlei informele netwerken van steden en culturele instellingen en kan zich verheugen in allerlei particuliere en overheidsinitiatieven.

    5.2. De meeste Europese cultuursteden hebben de gelegenheid te baat genomen om zichzelf te promoten. Daar is niets op tegen, maar dergelijke initiatieven zouden langer van tevoren moeten worden gepland om een efficiëntere wisselwerking met het uitgestippelde beleid en de samenwerking met gevestigde instellingen mogelijk te maken, maar ook om via modelprojecten e.d. nieuwe paden te betreden en de aldus opgedane ervaringen ook aan andere steden te kunnen doorgeven.

    5.3. Daarom is het van groot belang dat ook voor de nodige follow-up wordt gezorgd, zodat ook andere steden lering kunnen trekken uit de opgedane ervaringen. Hier ligt een belangrijke taak voor de culturele en de toeristische sector: door afspraken te maken kunnen deze de nodige structuren in het leven roepen om het cultuurtoerisme in voormalige Europese cultuursteden verder te promoten en uit te bouwen.

    5.4. Er is inmiddels onderzoek gedaan naar de impact van de status van "Europese cultuurstad" (). Men kan zich namelijk afvragen in hoeverre de aanwijzing van Europese cultuursteden blijvende gevolgen heeft voor de betrokken steden, m.a.w. of het een gebeurtenis van voorbijgaande aard dan wel de aanzet tot een blijvend ontwikkelingsproces is. Studies over Glasgow (Europese cultuurstad 1990) hebben uitgewezen dat in het geval van Glasgow het netto-effect op de regionale economie op 10 à 14 miljoen pond sterling moet worden geraamd, het effect op de werkgelegenheid op zo'n 5 500 manjaren moet worden geschat en de overheidssector zo'n 7 000 pond sterling per gecreëerde arbeidsplaats heeft uitgegeven. Na 1990 is het er met de werkgelegenheid in de toeristische sector echter weer bergafwaarts gegaan.

    5.5. Om Europese cultuurstad te kunnen worden, moeten de kandidaat-steden o.m. een belangrijke economische rol spelen - met name als toeristische trekpleister en bron van werkgelegenheid - en een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van een innovatief en hoogwaardig cultuurtoerisme. Dit kan alleen maar worden toegejuicht, maar belangrijk is ook dat voldoende aandacht wordt geschonken aan de kwaliteit en de aard van de gecreëerde werkgelegenheid en dat ervoor wordt gezorgd dat zoveel mogelijk duurzame arbeidsplaatsen worden geschapen.

    6. Andere aandachtsgebieden

    6.1. Onderzoek naar de impact van cultuurtoerisme

    6.1.1. Om de in de vorige paragrafen aangestipte leemtes op te vullen, zouden een aantal aspecten op Europees niveau moeten worden onderzocht. Zo moet er dringend een pan-Europese definitie van "cultuur" en "cultuurtoerisme", met adequate criteria en een indeling van de verschillende soorten activiteiten, worden uitgewerkt. Met behulp van een dergelijke definitie zou het een stuk gemakkelijker zijn om meer vergelijkbare statistieken samen te stellen en zou men met meer kennis van zaken de problematiek rond het cultuurtoerisme kunnen doorlichten.

    6.1.2. Het zou ook nuttig zijn na te gaan hoe de consument tegenover cultuur en culturele activiteiten aankijkt, of hij bereid is daarvoor te betalen en of hij nog behoeften heeft waarin het huidige culturele aanbod niet of nauwelijks voorziet. Verder zouden ook specifieke initiatieven ten behoeve van bepaalde bevolkingsgroepen, zoals bejaarden en gehandicapten, moeten worden genomen om het cultuurtoerisme een extra impuls te geven. Bij een en ander moet echter worden ingespeeld op internationale ervaringen.

    6.1.3. Gelet op de gebrekkige kennis over de concrete effecten van cultuurtoerisme, zouden criteria moeten worden uitgewerkt om de gevolgen van culturele activiteiten voor de economie van stedelijke gebieden te kunnen meten en vergelijken. Te denken valt b.v. aan het aantal personen dat de activiteit heeft bijgewoond, het oordeel van de consument over de kwaliteit van de activiteiten, enz.

    6.2. Strategische rol van culturele activiteiten

    6.2.1. Om het inkomen en de werkgelegenheid in de sector cultuurtoerisme te vergroten dienen stedelijke gebieden het opzetten of uitbouwen van culturele instellingen, culturele activiteiten en culturele evenementen in te bedden in een alomvattende strategie ten behoeve van de toeristische sector.

    6.2.2. Cultuur moet als een strategische factor bij de ontwikkeling van een Europees stadsbeleid worden beschouwd en de culturele en de cultuurtoeristische sector moeten steun uit de Structuurfondsen kunnen krijgen, wat evenwel een specifieke verwijzing naar de culturele sector in de Structuurfondsenverordeningen vereist. Verder moeten er Europese richtsnoeren en gedragscodes voor activiteiten in de sector cultuurtoerisme worden uitgewerkt. Te denken valt aan zaken als opleiding en erkenning van diploma's (b.v. van gidsen), kwaliteit van de verleende diensten (met name de kennis van de betrokkenen over de culturele troeven van de diverse gebieden), enz. In dit verband kan worden overwogen om een in de gehele Unie erkend kwaliteitskeurmerk te verlenen.

    6.2.3. Om de culturele activiteiten en het toerisme in de steden binnen de Unie blijvend te stimuleren heeft het Comité in zijn advies over de Mededeling "Aanzet tot een actieve benadering van de steden in de Europese Unie" () ervoor gepleit binnen de Commissie een mechanisme in te voeren om de diverse beleidsmaatregelen op elkaar af te stemmen, informatie te verspreiden, de huidige versnippering een halt toe te roepen en alle betrokken kringen en instanties nauw bij een en ander te betrekken, zodat de stedelijke problematiek doelgerichter kan worden benaderd. Ook de ministers van Toerisme hebben het belang van coördinatie erkend.

    6.3. Transnationale en multiculturele samenwerkingsverbanden

    6.3.1. Om het vaak beperkte geografische bereik van culturele activiteiten van stedelijke gebieden te verruimen en de innovatie in de culturele sector te bevorderen, zouden steden ertoe moeten worden aangezet transnationale samenwerkingsverbanden aan te gaan. Te denken valt aan de uitwisseling van informatie over nieuwe en/of bijzonder geslaagde initiatieven of aan samenwerking tussen steden met vergelijkbare culturele troeven. Initiatieven als het "kunststeden in Europa"-project kunnen uiteindelijk leiden tot de organisatie van "trips" naar steden met een vergelijkbare historische of culturele achtergrond, waardoor deze beter met andere steden kunnen concurreren. Transnationale samenwerking biedt de mogelijkheid om netwerken van steden met specifieke troeven op te zetten en op die manier voor concurrerende Europese "producten" te zorgen.

    6.3.2. Ten slotte moet meer aandacht worden geschonken aan marketing. De toenemende internationale concurrentie is een reden te meer om transnationale partnerschappen aan te gaan ten einde:

    - de resultaten van reeds eerder genomen initiatieven te evalueren;

    - nieuwe toeristische producten en vakantieformules uit te proberen en te promoten;

    - het internationale concurrentievermogen van de betrokken steden te verbeteren door het toeristisch product te standaardiseren en de steden in kwestie een kwaliteitskeurmerk toe te kennen, zonder evenwel afbreuk te doen aan het specifieke karakter ervan;

    - de onderlinge contacten te bevorderen en netwerkvorming te stimuleren, met name in specifieke marktsegmenten (b.v. gehandicapten).

    Dit kan op EU-niveau gebeuren, maar op dit vlak is ook een belangrijke rol weggelegd voor netwerken van Europese steden, die potentiële toeristen in de Unie en in derde landen een uitgebreid scala aan activiteiten op het vlak van stedelijk cultuurtoerisme kunnen aanbieden.

    7. Conclusies

    7.1. Steden moeten hun culturele rol in Europa opnieuw bekijken en herdefiniëren. Willen zij een belangrijke rol spelen in het cultuurtoerisme en er mee de vruchten van plukken, dan moeten zij blijk geven van creativiteit en een inspanning leveren om hun imago en uitstraling buiten de eigen regio te verbeteren. Er is niet alleen behoefte aan kwalitatieve harmonisatie, maar ook aan initiatieven die erop gericht zijn de aantrekkelijkheid van de Europese steden te vergroten en hun specifieke karakter te benadrukken.

    7.2. De Europese steden moeten werk maken van de integratie van hun toeristische troeven, en met name hun troeven op het vlak van stadstoerisme, in hun ontwikkelingsstrategieën. Zij moeten inspelen op de toenemende mobiliteit en de gevolgen daarvan voor vrijetijdsbesteding en toerisme. Zij moeten weer een aantrekkingspool en een brandpunt van culturele initiatieven en experimenten worden. Stedelijke gebieden moeten ook hun mogelijkheden op het vlak van cultuurtoerisme benutten om hun sociaal-economische ontwikkeling te stimuleren. Met het oog daarop moeten zij hun menselijk potentieel zo goed mogelijk inzetten, ook bevolkingsgroepen als jongeren en vrouwen een rol laten spelen, hun economische structuur en fysieke infrastructuur moderniseren, de investeringen stimuleren en de nodige kwalitatieve verbeteringen en structurele aanpassingen doorvoeren.

    Brussel, 13 mei 1998.

    De voorzitter van het Comité van de Regio's

    Manfred DAMMEYER

    () COM(96) 160 def.

    () COM(96) 512 def.

    () COM(97) 197 def.

    () COM(97) 549 def. - PB C 362 van 28.12.1997, blz. 12.

    () PB C 116 van 14.4.1997, blz. 65.

    () PB C 379 van 15.12.1997, blz. 21.

    () Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's "Cohesie- en cultuurbeleid - Een bijdrage aan de werkgelegenheid" (COM(96) 512 def.).

    () COM(97) 197 def.

    () Richtlijn 95/57/EG van de Raad; PB L 291 van 6.12.1995, blz. 32.

    () Zie het Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautair initiatief ten behoeve van het evenement "Cultuurstad van Europa" (COM(97) 549 def.; PB C 362 van 28.11.1997, blz. 12) en de in opdracht van het netwerk van Europese cultuursteden opgestelde studie over Europese cultuursteden en culturele maanden.

    () CDR 316/97 fin.

    Top