This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 51997IR0182
Opinion of the Committee of the Regions on 'Equal opportunities for girls and boys in leisure activities and especially in EU youth and sport programmes'
Advies van het Comité van de Regio's over het thema "Gelijke kansen voor jongens en meisjes bij vrijetijdsactiviteiten, in het bijzonder bij EU-programma's op het gebied van sport en jongeren"
Advies van het Comité van de Regio's over het thema "Gelijke kansen voor jongens en meisjes bij vrijetijdsactiviteiten, in het bijzonder bij EU-programma's op het gebied van sport en jongeren"
PB C 64 van 27.2.1998, p. 81
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Advies van het Comité van de Regio's over het thema "Gelijke kansen voor jongens en meisjes bij vrijetijdsactiviteiten, in het bijzonder bij EU-programma's op het gebied van sport en jongeren"
Publicatieblad Nr. C 064 van 27/02/1998 blz. 0081
Advies van het Comité van de Regio's over het thema "Gelijke kansen voor jongens en meisjes bij vrijetijdsactiviteiten, in het bijzonder bij EU-programma's op het gebied van sport en jongeren" (98/C 64/14) HET COMITÉ VAN DE REGIO'S, gezien zijn op 12 maart 1997 genomen besluit, overeenkomstig artikel 198 C (vierde alinea) van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschappen een advies over "Gelijke kansen voor jongens en meisjes bij vrijetijdsactiviteiten, in het bijzonder bij EU-programma's op het gebied van sport en jongeren" op te stellen en subcommissie 7 "Jeugd en Sport" met de voorbereiding hiervan te belasten; gezien het besluit van de Raad d.d. 22 december 1995 betreffende het vierde communautaire actieprogramma inzake gelijke kansen voor mannen en vrouwen (); gezien het advies van het Comité van de Regio's over gelijke kansen voor mannen en vrouwen (); gezien het op 26 september 1997 door subcommissie 7 goedgekeurde ontwerpadvies (CDR 182/97 rev. - rapporteur: mevrouw Sundback), heeft tijdens zijn op 19 en 20 november 1997 gehouden 20e Zitting (vergadering van 20 november) het volgende advies uitgebracht. 1. Inleiding 1.1. Het Comité van de Regio's stelt zich op het uitgangspunt dat gelijke behandeling van jongens en meisjes een fundamenteel rechtsbeginsel is en dat het begrip "gelijke kansen" inhoudt dat meisjes ten volle en op gelijkwaardige wijze aan het politieke, economische, sociale en culturele leven moeten kunnen deelnemen. 1.2. Het Comité stelt met tevredenheid vast dat op het hoogste Raadsniveau, d.w.z. binnen de Europese Raad, is bevestigd dat het streven naar gelijke kansen één van de fundamentele taken van de Unie is. In het kader van haar activiteiten op dit gebied heeft de Commissie besloten dat het beginsel van gelijke kansen op alle terreinen moet worden gerespecteerd en onderdeel van alle EU-maatregelen moet uitmaken. Uitgaande van deze algemene doelstelling acht het Comité het van belang dat maatregelen en programma's die op jongeren zijn gericht, jongens en meisjes gelijke mogelijkheden bieden. 1.3. Wel moet duidelijk worden gesteld dat de EU bij de activiteiten t.b.v. gelijke kansen niet het alleenrecht heeft; vaak zijn maatregelen op nationaal, regionaal en lokaal niveau noodzakelijk, alsmede doelgerichte activiteiten van vrijwilligersorganisaties en de media, en tenslotte - maar zeker niet in de laatste plaats - gemeenschappelijke activiteiten van jongens en meisjes. 1.4. Jongens en meisjes moeten gelijke mogelijkheden hebben om zelf te kiezen welke activiteiten zij in hun vrije tijd willen ondernemen. Iedere keuze dient evenveel waardering en steun van de samenleving te krijgen. De Commissie dient deze keuzevrijheid te waarborgen door er bij de uitwerking, uitvoering en follow-up van de diverse EU-maatregelen en -programma's, vooral wanneer deze op jongeren, cultuur en sport zijn gericht, op toe te zien dat bij alle besluiten op alle niveaus rekening met het beginsel van gelijke kansen wordt gehouden. 1.5. Het Comité is zeer ingenomen met het besluit van de Commissie, bij het vierde actieprogramma inzake gelijke kansen (periode 1996-2000) overeenkomstig het "mainstreaming"-beginsel te werken. Op deze manier kan het beginsel van gelijke kansen d.m.v. wisselwerking en gezamenlijk optreden op alle niveaus (nationaal, regionaal, lokaal en EU-niveau) en op alle gebieden in acht worden genomen bij de tenuitvoerlegging van alle communautaire en overeenkomstige nationale maatregelen. 2. Algemene opmerkingen 2.1. Het begrip "vrije tijd" 2.1.1. Het begrip "vrije tijd" wordt thans gewoonlijk gekoppeld aan het begrip "arbeid". In het verleden hebben de kerk en het geloof een doorslaggevende invloed op zowel inhoud als omvang van vrije tijd uitgeoefend. Vrije tijd betekende in de eerste plaats uitrusten na zware lichamelijke arbeid. Aangezien de arbeidstijd van vrouwen in het verleden vrijwel 24 uur per dag en 7 dagen per week besloeg, hebben tot op heden nagenoeg alleen mannen de beschikking over vrije tijd voor zichzelf gehad. 2.1.2. De vrije tijd die als gevolg van de invoering van loonarbeid ontstond, berust op de eis om een 8-urige werkdag, met 8 uur rust en 8 uur vrije tijd. Deze algemeen erkende tijdsindeling vormde de basis voor de ontwikkeling van een vrijetijdscultuur die hoofdzakelijk door mannen is gecreëerd en in de eerste plaats in de behoeften van mannen aan ontspanning, vermaak en recreatie voorziet. Vrijetijdsactiviteiten die van oudsher door mannen worden beoefend, zijn de norm geworden voor het vrijetijdsbeleid en worden door de media en de verschillende maatschappelijke instanties een belangrijke plaats toegekend. 2.1.3. Hoewel het aandeel van vrouwen in de beroepsbevolking is gestegen en steeds meer vrouwen financieel onafhankelijk zijn geworden, zijn het nog steeds in de eerste plaats vrouwen op wier schouders de verantwoordelijkheid voor huis en gezin terecht komt. Vrouwen zijn dus naast hun gewone werk ook nog tijd aan onbetaalde huishoudelijke werkzaamheden blijven besteden. Hierdoor werden mannen in feite in staat gesteld, vrijetijdsactiviteiten te ontplooien. 2.1.4. Vrouwen kunnen nauwelijks regelmatig aan georganiseerde vormen van vrijetijdsactiviteiten deelnemen, omdat zij zowel binnens- als buitenshuis werken en gewend zijn, in andermans behoefte aan aandacht, hulp en verzorging te voorzien. Vrouwen kunnen niet zomaar kiezen wat zij in hun vrije tijd willen doen. Hun vrije tijd is meer versnipperd, wordt vaker in de privésfeer doorgebracht en valt dikwijls samen met een andere activiteit. Vrouwen koppelen vaak waarden als voldoening en plezier aan de tijd die zij voor zichzelf hebben naast hun verplichtingen in huis, op het werk en jegens andere mensen. 2.2. Vrije tijd van jongens en meisjes 2.2.1. De wijze waarop mannen en vrouwen hun vrije tijd invullen, weerspiegelt een traditioneel rollenpatroon en draagt ertoe bij dat dit patroon in stand wordt gehouden. Jongens en meisjes nemen dit patroon automatisch over, zoals duidelijk blijkt uit onderzoek naar hun vrijetijdsbesteding. Jongens maken veel meer gebruik van sportvoorzieningen en zijn veel actiever in jongeren- en vrijetijdscentra en binnen verenigingen. Bij culturele activiteiten is de verhouding tussen jongens en meisjes minder scheef. 2.2.2. Een groot deel van het politieke werk wordt in de vorm van posten en functies in de vrije tijd uitgevoerd. Vrouwen en meisjes participeren het meest aan democratische processen op lokaal niveau en verliezen terrein aan mannen op regionaal, nationaal en EU-niveau. De conclusie luidt dan ook dat vrouwen en meisjes in de eerste plaats vrijetijdspolitici zijn, terwijl mannen en jongens vanuit de vrijetijdspolitiek naar invloedrijkere posten op hoger politiek niveau doorschuiven. 2.2.3. Niet alleen geslacht, maar ook andere factoren, zoals sociale klasse, leeftijd, etnische bevolkingsgroep, handicap, woonplaats (stad of dorp) zijn van doorslaggevend belang voor de mate waarin jongens en meisjes activiteiten ontplooien. Het verschil in activiteitenniveau tussen jongens en meisjes is afhankelijk van de factoren die in de vergelijking worden betrokken. Over het algemeen kan echter worden gesteld dat meisjes in de laagste sociale klassen in hun vrije tijd het minst aan georganiseerde activiteiten deelnemen. 2.2.4. Vrijetijdsactiviteiten versterken eigenschappen die wij van oudsher met "mannelijk" of "vrouwelijk" associëren. Sport ontwikkelt de mannelijke eigenschappen van jongens door individualiteit, prestatievermogen, competitiegeest en loyaliteit jegens de groep te belonen. In jongeren- en vrijetijdscentra wordt vaak veel aandacht geschonken aan jongens die het slachtoffer van sociale uitsluiting dreigen te worden. Ten einde zulks te voorkomen worden activiteiten ondernomen om het zelfvertrouwen van deze jongens te versterken. Meisjes met weinig zelfvertrouwen worden passief gemaakt; zij trekken zich in zichzelf terug, waardoor zij vaak niet de noodzakelijke steun en aandacht krijgen. 2.2.5. Bij het kiezen van vrijetijdsactiviteiten worden jongens in sterke mate geleid door idealen en waarderingen die een hoge status hebben en met succes en kracht worden geassocieerd. Het is moeilijk voor hen om "meisjesachtige" activiteiten te kiezen, al kan dit wel een positief effect hebben. 2.2.6. Vrijetijdsactiviteiten van meisjes hebben vaak te maken met waarden als schoonheid, inlevingsvermogen en samenwerking. Bij sport verkeren zij vaak in een ondergeschikte positie vanwege het heersende mannelijke ideaalbeeld en omdat financiële middelen t.b.v. sportactiviteiten worden toegekend op basis van normen en waarden die meisjes benadelen. Dat meisjes op sportgebied achtergesteld worden, blijkt wel uit de geringe aandacht die de media algemeen aan hun prestaties schenken. 2.2.7. Meisjes besteden een groot gedeelte van hun vrije tijd aan relaties en ontwikkelen zo sociale vaardigheden als communicatie- en inlevingsvermogen. Door in hun vrije tijd boeken te lezen, te wandelen, een zieke vriend of vriendin te bezoeken of te helpen in het huishouden leren meisjes zich in hun vrije tijd aan andermans behoeften aan te passen en sociaal samenzijn als een activiteit op zich te beschouwen. 2.2.8. Dat meisjes niet dezelfde kansen als jongens hebben, blijkt uit de manier waarop zij hun vrije tijd invullen. Vrijetijdsactiviteiten die op het traditionele rollenpatroon berusten, spelen zich vaak verborgen in de privésfeer af en worden uit maatschappelijk oogpunt als minder waardevol beschouwd. Kiezen meisjes daarentegen voor "jongensachtige" activiteiten, zoals sport, dan worden ze gemakkelijk ter zijde geschoven, omdat hun prestaties minder goed en minder interessant worden geacht. Meisjes voelen zich daarom niet gemakkelijk aangesproken door de voorwaarden en algemene waarderingen in de sport. Of de vrije tijd van meisjes nu gescheiden of geïntegreerd is, het risico bestaat dus altijd dat hun inzet minder gewaardeerd worden dan bij jongens. 2.3. Vrijetijdsbeleid 2.3.1. Jongens en meisjes moeten zelf, op basis van hun persoonlijke aard en interesse kunnen kiezen hoe zij hun vrije tijd invullen. Daarom moet het beginsel "gelijke kansen" bewust tot algemene doelstelling van het vrijetijdsbeleid worden gemaakt. 2.3.2. Om jongens en meisjes dezelfde kansen te bieden, moet het begrip "vrijetijdsbeleid" een ruime definitie worden gegeven, willen de behoeften van jongens en meisjes ten volle in acht kunnen worden genomen. Vrije tijd mag niet alleen worden beoordeeld op basis van het gebruik van tijd of voorzieningen; ook persoonlijke ervaringen en belevingen van waarde en genoegen dienen mee te tellen. 2.3.3. In de verdere discussie over methoden om gelijke kansen voor jongens en meisjes te creëren, kunnen twee algemene begrippen als richtsnoer dienen, nl. instrumentele/expressieve vormen van vrijetijdsbesteding en open/gesloten vrijetijdsactiviteiten en -voorzieningen. 2.3.4. Instrumentele vormen van vrijetijdsbesteding zijn georganiseerde activiteiten waarbij de deelnemers bepaalde expliciete doelstellingen en regels aanvaarden. Aanmelding vooraf en regelmatige deelname is meestal vereist. De activiteit is tijdsgebonden. Bij expressieve activiteiten worden doelstellingen op korte termijn nagestreefd. Regelmatige deelname is niet vereist en de activiteit is niet tijdsgebonden. De activiteit wordt beoefend wanneer de desbetreffende persoon dat zelf wenst. 2.3.5. Of een bepaalde activiteit of voorziening "open" dan wel "gesloten" is, hangt af van de mate van toegankelijkheid. Deelname aan open activiteiten levert weinig organisatorische en financiële problemen op, terwijl gesloten activiteiten en voorzieningen sommigen in staat stellen, hun hobby te beoefenen, en anderen uitsluiten. 2.3.6. Het moge duidelijk zijn dat jongens en meisjes op het gebied van vrijetijdsbesteding alleen gelijke kansen geboden kan worden indien bij de verdeling van overheidsmiddelen evenveel waarde aan expressieve als aan instrumentele activiteiten wordt gehecht en indien open activiteiten en voorzieningen evenveel aan steun en subsidies ontvangen als gesloten activiteiten en voorzieningen. 2.3.7. Wil men dat de vrije tijd een gevoel van voldoening en plezier met zich meebrengt, dan is het vanuit de gezichtshoek van gelijke kansen van groot belang dat de vrije tijd wordt ingevuld met gezamenlijke activiteiten in een plezierige sfeer, waarin ook plaats is voor esthetische waarden. 3. Bijzondere opmerkingen 3.1. Vrije tijd voor iedereen 3.1.1. Om meisjes dezelfde kansen als jongens te bieden, moeten expressieve activiteiten meer aandacht en waardering krijgen, hetgeen het best in open vormen van vrijetijdsbesteding op lokaal niveau kan gebeuren. Daar kan de samenleving tegemoet komen aan de wens van meisjes om zelf te bepalen wat zij in hun vrije tijd doen en hoe zij dat doen. Inmiddels is een speciale, succesvolle methodiek ontwikkeld waarbij meisjes in kleine groepen onder leiding van speciaal opgeleide personen in hun identiteitsontwikkeling worden gesterkt en leren om voor hun rechten en wensen op te komen. 3.1.2. Een belangrijke voorwaarde voor het bevorderen van gelijke kansen door middel van het vrijetijdsbeleid is dat vrouwen en meisjes in de instanties en organisaties die zelf de middelen voor vrijetijdsbesteding verdelen, en in het algemeen op alle politieke niveaus meer mogelijkheden krijgen om politieke invloed uit te oefenen, waarmee ook de ontwikkeling van de democratie gediend is. 3.1.3. Jongens en meisjes dienen gelijke mogelijkheden te hebben om aan zowel instrumentele als expressieve geïntegreerde activiteiten deel te nemen. Daarom dienen besluiten over deze activiteiten op alle niveaus van de planning, uitvoering en evaluatie te worden gecontroleerd. Het beginsel van gelijke kansen dient te worden gehanteerd als criterium bij het uittrekken van middelen, zoals overheidsinvesteringen in vrijetijdsvoorzieningen en overheidsbijdragen aan vrijetijdsverenigingen en allerlei projecten. Open voorzieningen, zoals bibliotheken, zwembaden en recreatiegebieden, bieden vaak mogelijkheden voor zowel instrumentele als expressieve vormen van vrijetijdsbesteding. Een vrij behoorlijke mate van gelijke kansen voor jongens en meisjes is hier dus zeker mogelijk. 3.1.4. Op sportgebied zouden de kansen voor meisjes zeer waarschijnlijk verbeterd kunnen worden, indien in het vrijetijdsbeleid van het ruimere begrip "lichamelijke activiteiten" zou worden uitgegaan. Dit begrip omvat aanzienlijk meer dan de wedstrijdgerichte, sterk geformaliseerde en op mannelijke normen gebaseerde sport. Deelname op grote schaal aan dergelijke activiteiten heeft niet alleen een corrigerend effect op de scheve verhouding tussen mannen en vrouwen, maar levert ook andere voordelen op, zoals toegankelijkheid voor ouderen en gehandicapten. Lokale investeringen in veilige, goed aangelegde fietspaden en trottoirs, parken en natuurgebieden bevorderen de populairste vormen van recreatie en beweging, nl. wandelen, fietsen en joggen. 3.1.5. Om jongens en meisjes binnen instrumentele en gesloten sportactiviteiten gelijke kansen te bieden, moeten geslachtsgebonden machtsstructuren, waarderingen en attitudes onder de aandacht worden gebracht en ter discussie worden gesteld. Meisjes die aan geïntegreerde sportactiviteiten deelnemen, dreigen voortdurend te worden gekleineerd, zowel om hun prestaties als om het feit dat zij meisjes zijn. Om het gevoel van eigenwaarde en het vertrouwen van meisjes te versterken, moeten de media en overheidsinstellingen duidelijk aandacht besteden aan sportbeoefening door meisjes. Bovendien moeten binnen de verenigingen de nodige voorwaarden worden gecreëerd om de participatie van meisjes op alle niveaus in de sportwereld te bevorderen. 3.1.6. Meisjes die tot een lage sociale klasse of een bepaalde etnische bevolkingsgroep behoren, gehandicapt zijn of op het platteland wonen, dienen speciale aandacht te krijgen, aangezien zij vaak dubbel gediscrimineerd worden. Daar zij onvoldoende kansen krijgen, kunnen zij in hun vrije tijd gemakkelijk ten prooi vallen aan passiviteit en sociaal isolement. Dit kan ertoe leiden dat zij later in het leven meer behoefte aan verzorging, sociale hulp en andere maatschappelijke voorzieningen krijgen. 3.1.7. Naast familie en school is vrije tijd van doorslaggevend belang voor de mogelijkheden van jongens en meisjes om zich te ontwikkelen tot zelfstandige volwassenen met een rijk leven en het vermogen om hun vrije tijd alleen, dan wel samen met anderen op een constructieve en positieve wijze te besteden. Uit oogpunt van de rechtvaardigheid is de manier waarop overheidsmiddelen aan vrijetijdsactiviteiten worden toegekend, dan ook een belangrijke kwestie. Daarom moet het huidige gebrek aan gelijke kansen op dit vlak door de verantwoordelijken op lokaal, regionaal, nationaal en EU-niveau serieus worden genomen. 3.2. Maatregelen op EU-niveau 3.2.1. Het Comité pleit ervoor dat in het kader van de programma's en fondsen ten behoeve van gelijke kansen voor mannen en vrouwen middelen worden uitgetrokken om de vrijetijdsbesteding van jongens en meisjes in de EU-landen in kaart te brengen en om projecten te steunen die bijdragen tot het ontwikkelen van methoden om jongens en meisjes gelijke mogelijkheden te bieden om zelf te bepalen wat zij in hun vrije tijd willen doen. 3.2.2. Het Comité acht het van belang dat relevante projecten en programma's die zich op jongeren richten, kritisch op de toepassing van het beginsel van gelijke kansen worden getoetst. Wanneer blijkt dat dit beginsel onvoldoende wordt gerespecteerd, dient het desbetreffende project of programma te worden herzien. 3.2.3. Het Comité zou graag zien dat de huidige programma's dusdanig worden aangepast dat bij het toekennen van steun en subsidies evenveel belang aan expressieve als aan instrumentele vormen van vrijetijdsbesteding wordt gehecht. 3.2.4. Het Comité meent dat gelijke kansen voor mannen en vrouwen expliciet als doelstelling in het Eurathlon II-programma van de Commissie moet worden opgenomen en dat het begrip "sport" moet worden verruimd tot alle denkbare vormen van lichamelijke activiteit. Aangezien de doelgroep hiermee veel groter zou worden, dienen dan wel aanmerkelijk meer middelen voor Eurathlon te worden uitgetrokken. 3.2.5. Het Comité acht het van belang dat het EU-programma "Jeugd in Europa" wordt herzien, waarbij meer nadruk op het beginsel van gelijke kansen moet komen te liggen. Steun ten behoeve van de uitwisseling van jongeren, studiebezoeken, de opleiding van jeugdwerkers, alsmede proefprojecten dient het gebrek aan gelijke kansen in aanmerking te nemen, tegen te gaan of zichtbaar te maken. Bovendien moet de steun ertoe bijdragen dat jongens en meisjes in alle sociale groepen en regio's gelijke kansen krijgen om deel te nemen. 3.2.6. Zo ook dient bij culturele samenwerkingsprogramma's als Caleidoscoop en Ariane te worden nagegaan in hoeverre deze aan gelijke kansen bijdragen. Doel is met name de interesse van jongens voor culturele activiteiten en hun deelname daaraan te vergroten, alsmede activiteiten en bezigheden te ontwikkelen waaraan kan worden deelgenomen door jongeren die geen toegang tot gevestigde activiteiten hebben. 3.2.7. Het Comité herinnert er in dit verband tevens aan dat de omvangrijke uitwisseling van jongeren in het kader van de EU-samenwerking voor een groot deel in de vrije tijd plaatsvindt en dat de activiteiten die in dit verband gesteund worden, aan de criteria inzake gelijke kansen dienen te voldoen, ten einde jongens en meisjes dezelfde mogelijkheden te geven om aan hun eigen en de gemeenschappelijke toekomst te werken in een Europa waarin steeds meer sprake van gelijkstelling is. 4. Conclusies 4.1. Willen jongens en meisjes gelijke kansen krijgen om zelf te kiezen hoe zij hun vrije tijd willen besteden, dan moeten alle besluiten inzake het vrijetijdsbeleid er doelbewust op gericht zijn, stereotype opvattingen en verwachtingen m.b.t. mannen en vrouwen uit te roeien. Uit onderzoek is gebleken dat de manier waarop jongens en meisjes met hun vrije tijd omgaan, een traditioneel rollenpatroon weerspiegelt. Ook andere factoren, zoals sociale klasse, etnische bevolkingsgroep en regionale herkomst blijken echter van invloed op een ieders keuzevrijheid te zijn. 4.2. Het Comité benadrukt dat alle programma's en projecten die met vrijetijdsactiviteiten van jongens en meisjes te maken hebben, op gelijke kansen gericht moeten zijn door discriminerende en op behoud van het bestaande gerichte attitudes en normen onder de aandacht te brengen en te bestrijden. Om jongens en meisjes gelijke kansen te kunnen bieden, dient het begrip "vrije tijd" een ruime definitie te worden gegeven, d.w.z. dat EU-programma's ook van toepassing moeten zijn op vrijetijdsactiviteiten die traditionele deelnamepatronen trachten te doorbreken en ook op jongeren buiten verenigingen gericht zijn. 4.3. Het Comité stelt voor dat middelen worden uitgetrokken om de vrijetijdsbesteding van jongens en meisjes in de lid-staten op nationaal, regionaal en lokaal niveau beter in kaart te brengen. Doel is, kennis en statistische gegevens te verzamelen aan de hand waarvan programma's betreffende vrijetijdsactiviteiten moeten worden herzien. Aldus kan een reële verbetering op het gebied van gelijke kansen en een ieders keuzevrijheid tot stand worden gebracht, zodat jongens en meisjes merken dat zij zelf kunnen beslissen hoe zij op basis van hun persoonlijke aanleg en interesse hun vrije tijd wensen te besteden, zonder daarbij gehinderd te worden door stereotiepe opvattingen over wat "mannelijk" en "vrouwelijk" is. 4.4. Het CvdR denkt dat het voor een op gelijke kansen gericht vrijetijdsbeleid van doorslaggevende betekenis is dat het politieke werk in zodanige vormen wordt gegoten dat vrouwen niet slechts formeel, maar reëel aan de besluitvorming kunnen deelnemen, dat vrouwen grotere invloed op plaatselijk en regionaal niveau wordt gegeven en dat het tegelijkertijd vrouwen gemakkelijker wordt gemaakt om naar belangrijke functies op alle hogere niveaus door te schuiven. 4.5. Ten slotte wijst het CvdR erop dat vrije tijd altijd een gevoel van voldoening en plezier met zich moet brengen; t.b.v. gelijke kansen is het daarom uiterst belangrijk dat ervoor wordt gezorgd dat bij alle vormen van vrijetijdsbesteding rekening wordt gehouden met de behoefte van jongens en meisjes aan gezamenlijke activiteiten in een plezierige sfeer, waarin ook plaats is voor esthetische waarden. Brussel, 20 november 1997. De voorzitter van het Comité van de Regio's Pasqual MARAGALL i MIRA () PB L 335 van 30.12.1995, blz. 37. () PB C 34 van 3.2.1997, blz. 39.