EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51997AC1384

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening (EG) van de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1408/97 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen alsmede op hun gezinsleden die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen en van Verordening (EEG) nr. 574/72 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71"

PB C 73 van 9.3.1998, p. 42 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

51997AC1384

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening (EG) van de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1408/97 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen alsmede op hun gezinsleden die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen en van Verordening (EEG) nr. 574/72 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71"

Publicatieblad Nr. C 073 van 09/03/1998 blz. 0042


Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening (EG) van de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1408/97 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen alsmede op hun gezinsleden die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen en van Verordening (EEG) nr. 574/72 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71"

(98/C 73/09)

De Raad heeft op 11 september 1997 besloten, overeenkomstig artikel 198 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, het Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over het voornoemde voorstel.

De Afdeling voor sociale aangelegenheden, gezinsvraagstukken, onderwijs en cultuur, die met de voorbereiding van de werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 13 november 1997 goedgekeurd. Algemeen rapporteur was de heer Angelo.

Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 350e Zitting (vergadering van 10 december 1997) het volgende advies uitgebracht, dat met 104 stemmen voor, 3 stemmen tegen, bij 4 onthoudingen, is goedgekeurd.

1. Inleiding

De Verordeningen (EEG) nr. 1408/71 en 574/72 zijn in één enkele officiële versie bijeen gebracht d.m.v. Verordening (EEG) nr. 118/97, die weer is gewijzigd en bijgewerkt bij Verordening (EG) nr. 1290/97.

Met het onderhavige voorstel wordt hoofdzakelijk beoogd de beide verordeningen opnieuw bij te werken om rekening te houden met de wijziging van artikel 95 van Verordening (EEG) nr. 574/72 bij Verordening (EG) nr. 3095/95.

Bovendien wordt met het voorstel ook een bijwerking nagestreefd van de communautaire verordeningen om rekening te houden met de wijzigingen in de nationale wetgevingen en met sommige tussen de lid-staten gesloten bilaterale overeenkomsten.

2. Algemene opmerkingen

2.1. Het Comité is ingenomen met deze wijzigingen, omdat daarmee wordt gezorgd voor de voortdurende actualisering van het geheel van rechtsvoorschriften inzake de toepassing van de sociale-zekerheidsregelingen op de verschillende categorieën verzekerden. Het stemt ook in met de voorstellen tot wijziging die weliswaar niet direct samenhangen met de bijwerking van de verordeningen, maar die wel tot vereenvoudiging leiden en tot verduidelijking van twijfelgevallen die zich bij de toepassing kunnen voordoen.

2.2. Een duidelijk en betrouwbaar referentiekader biedt de mogelijkheid obstakels en dus moeilijkheden uit de weg te ruimen die de verzekerden zouden kunnen hinderen bij hun verplaatsing binnen de Europese Unie. Op die manier wordt een van de grondbeginselen van de Unie verwezenlijkt, nl. het beginsel van het vrije verkeer van personen.

2.3. Het Comité wijst in dit verband met tevredenheid, zonder nog op de kern van de zaak in te gaan, op het voorstel van de Commissie voor een eerste regeling van de overdracht van aanvullende pensioenrechten, rechten die dus opgebouwd zijn naast het wettelijk ouderdomspensioen, dat al onder de (gewijzigde) Verordening (EEG) nr. 1408/71 valt, welke verordening nu dus weer gewijzigd en aangepast wordt.

2.4. Het lijkt inderdaad noodzakelijk de gehele materie van de overdracht van alle pensioenrechten integraal te regelen, dus zowel van de rechten die voortvloeien uit verplichte pensioenregelingen, als die welke op grond van aanvullende pensioenregelingen opgebouwd zijn. De ontwikkeling van laatstgenoemde rechten neemt namelijk een steeds hogere vlucht, met name onder hoger opgeleide werknemers, die vooral geïnteresseerd zijn in arbeidsmobiliteit. Het is dus wenselijk echt vooruitgang te boeken bij het opheffen van de belemmeringen van de mobiliteit.

3. Bijzondere opmerkingen bij de voorgestelde wijzigingen

3.1. Opmerking vooraf

3.1.1. In artikel 95 van Verordening (EEG) nr. 574/72 wordt de terugbetaling geregeld van verstrekkingen van de ziekte- en moederschapsverzekering aan pensioen- of rentetrekkers en hun gezinsleden die niet woonachtig zijn op het grondgebied van de lid-staat waar het recht op pensioen is verworven en die recht op de desbetreffende verstrekkingen hebben.

3.1.2. Het systeem is gebaseerd op vergoeding van een vast bedrag. Tot de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 3095/95 werd het forfaitaire bedrag berekend op basis van de gemiddelde kosten van de verstrekkingen per gezin. Bij Verordening (EG) nr. 3095/95 is dit vast bedrag per gezin vervangen door een vast bedrag per persoon, overeenkomend met de gemiddelde kosten per persoon, waardoor het forfaitaire bedrag meer in de buurt is komen te liggen van de werkelijke kosten van de verstrekkingen.

Samen met de wijzigingen die direct verband houden met het nieuwe systeem van vaststelling van de forfaitaire vergoeding - in de praktijk dus een vast bedrag per persoon - beoogt het voorstel ook enkele situaties te regelen waarin de betrekkingen tussen bevoegde organen in de lid-staten aanleiding geven tot onduidelijkheden.

3.1.3. Er zij op gewezen dat in gevallen waarin geen vast bedrag geldt, de vergoeding van de verstrekkingen (kosten van ziekenhuisopname, enz.) gebeurt aan de hand van het werkelijke bedrag van de kosten en op basis van de wetgeving van de lid-staat waar de pensioen- of rentetrekker verblijf houdt.

De vereffening tussen de bevoegde organen van de lid-staat van verblijf en van de lid-staat waar het recht op pensioen is verworven vindt daarentegen echter wel plaats op basis van het systeem van forfaitaire vergoeding.

Er is altijd een, meer of minder aanzienlijk, verschil tussen reële kosten en forfaitaire vergoeding, aangezien verstrekkingen in de ene lid-staat nu eenmaal duurder zijn dan in de andere. Vandaar de wil dergelijke onevenwichtigheden zoveel mogelijk te beperken.

3.2. Artikel 1 van het onderhavige voorstel voor een verordening: wijziging van Verordening (EEG) nr. 1408/71

Voorgesteld wordt de artikelen 29 en 31 van Verordening (EEG) nr. 1408/71 te wijzigen, waarin ervan wordt uitgegaan dat de verstrekkingen ten goede gekomen zijn aan de gezinsleden van de pensioen- of rentetrekker, wier woonplaats in de bevoegde staat gelegen is (art. 29) of die woonachtig zijn in een andere lid-staat dan de rechthebbende gepensioneerde (art. 31).

3.2.1. Wijziging van artikel 29, lid 1, letter a)

Met deze wijziging wordt het nieuwe beginsel verankerd dat de verstrekkingen worden verleend door het orgaan van de lid-staat waar het recht op pensioen of rente verworven is (bevoegde staat) indien het gezinslid zijn woonplaats heeft in die lid-staat en voor rekening komen van deze bevoegde lid-staat, ook wanneer de rechthebbende pensioentrekker in een andere lid-staat woonachtig is.

Dit is op het ogenblik niet het geval, omdat volgens de huidige regeling de lid-staat waar de pensioen- of rentetrekker woonachtig is de verstrekkingen moet betalen voor de gezinsleden die hun woonplaats hebben in de lid-staat waar het recht op pensioen verworven is en waar zich dus het bevoegde uitkeringsorgaan bevindt.

3.2.2. Wijziging van artikel 31, sub a)

De wijziging van artikel 95 van Verordening (EEG) nr. 574/72 houdt in dat ook gezinsleden een vast bedrag ontvangen ten gunste van de lid-staat waar zij verblijven en dat is dan een andere lid-staat dan de lid-staat waar de rechthebbende pensioentrekker zijn woonplaats heeft. Indien de gezinsleden in een andere lid-staat verblijven, zal het die lid-staat zijn, en niet langer de lid-staat waar de rechthebbende zijn woonplaats heeft, die het werkelijke bedrag van de kosten van de verstrekkingen dient te betalen.

In tegenstelling tot het vorige geval (artikel 29) geldt deze procedure ook als de lid-staat waar het gezinslid verblijft dezelfde lid-staat is als die waar het recht op pensioen is verworven.

3.2.3. Wijziging van bijlage I, deel I, van bijlage II, deel II, van bijlage II bis, van bijlage IV en van bijlage VI

De voorgestelde wijzigingen zijn simpelweg aanpassingen van de bijlagen ingevolge nieuwe regelingen die in verschillende landen van kracht geworden zijn. Het gaat in hoofdzaak om formele wijzigingen die geen nader commentaar behoeven.

3.3. Artikel 2 van het voorstel voor een verordening: wijziging van Verordening (EEG) nr. 574/72

Na wijzigingen te hebben voorgesteld op Verordening (EEG) nr. 1408/71, stelt de Commissie voor ook enkele artikelen van de verordening met de toepassingsbepalingen te wijzigen. Deze wijzigingen zijn steeds een uitvloeisel van de wijzigingen die bij Verordening (EG) nr. 3095/95 zijn aangebracht op artikel 95 van Verordening (EEG) nr. 574/72.

3.3.1. Wijziging van artikel 29, lid 1, 2 en 5

Voorgesteld wordt te verduidelijken dat het hier gaat om gezinsleden van pensioen- of rentetrekkers die in dezelfde lid-staat wonen als de rechthebbende gepensioneerde zelf.

3.3.2. Wijziging van artikel 30, titel, en van lid 1, 3 en 5

Het gaat hier om wijzigingen die een direct gevolg zijn van de wijzigingen die zijn aangebracht op artikel 29 van Verordening (EEG) nr. 1408/71 betreffende de gewijzigde situatie voor de gezinsleden van de pensioen- of rentetrekker die woonachtig zijn in de lid-staat waar het bevoegde orgaan zich bevindt. Zowel de titel als lid 1 en lid 3 van dit artikel moeten bijgevolg worden aangepast. Ten slotte moet een nieuwe lid 5 worden ingevoegd, waarvan de tekst gelijk is aan die van een eerdere bepaling, die aangepast is aan de nieuwe situatie.

3.3.3. Wijziging van artikel 31, lid 3

In het geval de gezinsleden in een andere lid-staat verblijven dan de staat waar zij hun woonplaats hebben, moeten eerst de nodige formaliteiten worden vervuld bij het orgaan van hun woonplaats en niet langer bij het orgaan van de woonplaats van de hoofdverzekerde.

3.3.4. Wijziging van artikel 93, lid 1 en lid 2

In dit artikel wordt zowel in het eerste als in het tweede lid de verwijzing naar artikel 29, lid 1 van Verordening (EEG) nr. 1408/71 geschrapt, als gevolg van de aangebrachte wijzigingen.

3.3.5. Wijziging van artikel 95, lid 1 en lid 3, letter b)

Ook artikel 95 zelf, waarvan de wijzigingen aanleiding hebben gegeven tot het onderhavige voorstel voor een reeks aanpassingen, moet worden gewijzigd. Er moet namelijk nu zowel in lid 1 als in lid 3 worden verwezen naar artikel 29, lid 1 om bij de verstrekkingen die worden terugbetaald door middel van een vast bedrag ook de verstrekkingen aan gezinsleden te noemen die in een andere lid-staat wonen dan de rechthebbende.

3.3.6. Wijziging van de bijlagen 1, 2, 3 en 4

Het gaat ook hier om een reeks formele wijzigingen, die bijna allemaal terug te voeren zijn op wijzigingen van de benamingen van de desbetreffende organen of instanties. Hier is verder niets over op te merken.

3.3.7. Wijziging van bijlage 9

Een aantal rubrieken worden gewijzigd, hoofdzakelijk door het vermelden van inmiddels afgesloten bilaterale overeenkomsten.

3.3.8. Wijziging van bijlage 10

Ook hier worden een aantal rubrieken gewijzigd, voornamelijk ingevolge wijzigingen in de benamingen van de vermelde organen.

3.4. Artikel 3 - datum waarop de verordening van kracht wordt

4. Conclusie

4.1. Het Comité stemt zonder meer in met de voorgestelde wijzigingen, hetzij omdat deze een noodzakelijke bijwerking van de bestaande verordeningen vormen, hetzij omdat deze de toepassing van de verordening vergemakkelijken door een duidelijkere regeling van met de materie samenhangende kwesties die anders aanleiding tot conflicten zouden kunnen geven. Het Comité adviseert echter wel voortaan een veel uitgebreidere en duidelijkere toelichting op de voorstellen te geven, zodat gemakkelijker beoordeeld kan worden waartoe een bepaalde wijziging dient.

Brussel, 10 december 1997.

De voorzitter van het Economisch en Sociaal Comité

T. JENKINS

Top