This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 51996IE1269
Opinion of the Economic and Social Committee on 'Public service obligations in the internal energy market'
Advies van het Economisch en Sociaal Comité over de "Verplichtingen tot openbare dienstverlening op de interne energiemarkt"
Advies van het Economisch en Sociaal Comité over de "Verplichtingen tot openbare dienstverlening op de interne energiemarkt"
PB C 56 van 24.2.1997, p. 83–90
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Advies van het Economisch en Sociaal Comité over de "Verplichtingen tot openbare dienstverlening op de interne energiemarkt"
Publicatieblad Nr. C 056 van 24/02/1997 blz. 0083
Advies van het Economisch en Sociaal Comité over de "Verplichtingen tot openbare dienstverlening op de interne energiemarkt" (97/C 56/16) Het Economisch en Sociaal Comité heeft op 25 april 1996 besloten, overeenkomstig artikel 23, lid 3 van zijn Reglement van Orde, een advies op te stellen over de "Verplichtingen tot openbare dienstverlening op de interne energiemarkt". De Afdeling voor energie, nucleaire vraagstukken en onderzoek, die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 13 september 1996 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Hernández Bataller. Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 339e Zitting (vergadering van 31 oktober 1996) het volgende advies uitgebracht, dat met 45 stemmen vóór en 10 stemmen tegen, bij 5 onthoudingen is goedgekeurd. 1. Inleiding 1.1. Voor een aantal taken van openbaar belang, die gezien hun specifieke aard niet volledig aan de werking van de markt kunnen worden overgelaten, zijn speciale bepalingen nodig. Doordat elke lid-staat zijn eigen geschiedenis, ligging en tradities heeft, lijken deze bepalingen op het eerste gezicht nogal van elkaar te verschillen. De achterliggende bedoeling is echter in feite in elke lid-staat (min of meer) dezelfde. 1.1.1. Met name in de elektriciteitssector moet de overheid via regelgeving haar invloed doen gelden, onder andere om de volgende twee redenen: a) de elektriciteitsvoorziening is van fundamenteel belang en moet daarom voortdurend gewaarborgd worden; b) sommige onderdelen van het elektriciteitsstelsel vormen een natuurlijk monopolie. 1.1.2. Diensten van essentieel belang, zoals de energievoorziening, vergen vaak omvangrijke investeringen, die alleen op de middellange of lange termijn rendabel zijn en dan ook pas tot schaalvoordelen kunnen leiden. Een en ander is kenmerkend voor een netwerkinfrastructuur en rechtvaardigt in bepaalde gevallen de toekenning van bijzondere of exclusieve rechten aan de bedrijven in kwestie, als noodzakelijke compensatie voor hun relatieve verlies aan concurrentievermogen en voor de concrete verplichtingen die zij aangaan. 1.2. De Commissie wil een interne energiemarkt tot stand brengen. Vooral op het gebied van elektriciteit is zo'n binnenmarkt belangrijk: enerzijds om de produktie, de doorgifte en de distributie te rationaliseren en zo de betrouwbaarheid van de elektriciteitsvoorziening in de Gemeenschap te vergroten, anderzijds om alle afnemers dezelfde leveringsvoorwaarden te kunnen bieden en zo scheefgetrokken concurrentieverhoudingen in de industrie te voorkomen. 1.2.1. Bovendien kan niemand zonder warmte of licht. De markt moet er dan ook voor zorgen dat iedereen te allen tijde en tegen betaalbare prijzen van de desbetreffende voorzieningen gebruik kan maken. 1.3. De elektriciteitssector is een goed voorbeeld van een sector waar een efficiënte allocatie van hulpbronnen niet aan de markt kan worden overgelaten. Een aantal met de elektriciteitsvoorziening samenhangende activiteiten (distributie en transport) vormen natuurlijke monopolies; bij een voldoende grote vraag is er namelijk sprake van toenemende schaalvoordelen. 1.3.1. Daarom zou moeten worden aangegeven welke onderdelen van het elektriciteitsstelsel wel en welke niet aan concurrentie kunnen worden blootgesteld. Bij het streven naar een zo efficiënt mogelijke dienstverlening van bedrijven aan de consument kunnen dan, op basis van de bepalingen inzake niet-discriminerende verlening van toegang tot het elektriciteitsnet, de sectoren opwekking en verkoop van elektriciteit worden geliberaliseerd, terwijl voor transport en distributie de regels m.b.t. natuurlijke monopolies zouden gelden. 1.4. Het Comité wil daarom in dit advies een aantal minimum-richtsnoeren formuleren met behulp waarvan voor zover mogelijk een evenwicht wordt gegarandeerd tussen: - meer concurrentie in de energiesector in de stadia waarin dit mogelijk is; - de taken van de overheid op energiegebied in een aantal lid-staten; de overheid dient te zorgen voor een universele minimumdienst, moet de naleving van sociale rechten garanderen en aldus de economische en sociale samenhang helpen versterken; burgers hebben er recht op dat de overheid hun bepaalde diensten verleent. 1.4.1. In bepaalde gevallen brengen deze overheidstaken de uitoefening van bijzondere of uitsluitende rechten met zich mee, waarbij de mededingingsregels op de betrokken bedrijven van toepassing zijn in zoverre deze daardoor niet, rechtens of feitelijk, in de uitvoering van de hun toevertrouwde bijzondere taak gedwarsboomd worden; dit is in overeenstemming met artikel 90, lid 2 van het EG-Verdrag. 1.5. In zijn advies over het "Energiebeleid van de Gemeenschap" () stelde het Comité al: "De plicht tot openbare dienstverlening van de sectoren elektriciteit en aardgas zal in de gemeenschappelijke definitie moeten worden omschreven als de algemene leveringsplicht voor zover deze uitvoerbaar en zinvol is en de invoering, in een nog af te bakenen gebied, van een methode voor het gelijktrekken van de tarieven voor de verschillende groepen consumenten die niet van dit recht hebben afgezien." Bovendien wees het op het volgende: "Het Economisch en Sociaal Comité is er voorstander van dat deze plicht door alle lid-staten wordt vastgelegd." 1.6. In de verklaring van de Europese Raad van Cannes staat: "De Unie moet met name de garantie bieden dat voorzieningen van algemeen economisch belang in Europa goed werken; op die manier kan zij zorgen voor een gelijke behandeling van Europese burgers - inclusief gelijke rechten en kansen voor mannen en vrouwen - een uitgebalanceerde ruimtelijke ordening, een goede, ononderbroken en flexibele dienstverlening, en tegelijkertijd haar strategische lange-termijnbelangen veilig stellen." 1.7. In dit verband zij ook gewezen op de passage inzake de verplichtingen tot openbare dienstverlening in het Gewijzigd voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit; zoals blijkt uit een onlangs goedgekeurd gemeenschappelijk standpunt, heeft de Raad hierover, zonder stemmen tegen, een politiek compromis bereikt. 1.7.1. Krachtens artikel 3 van dit voorstel mogen de lid-staten, met inachtneming van de bepalingen - in het bijzonder artikel 90 - van het EG-Verdrag, elektriciteitsbedrijven verplichtingen opleggen m.b.t. openbare dienstverlening van algemeen belang; men denke hierbij aan de betrouwbaarheid (van de voorziening), de regelmatigheid, kwaliteit en prijs van de levering, en de bescherming van het milieu. Deze verplichtingen moeten - ook na hun herziening - transparant, niet-discriminatoir en controleerbaar zijn en dienen aan de Commissie te worden meegedeeld. 1.7.2. Bovendien hoeven de lid-staten (in overeenstemming met artikel 90 van het EG-Verdrag) de artikelen 5, 6, 17, 18 en 20 van het voorstel (over de organisatie van de opwekking, de toegang tot de netten en de aanleg van rechtstreekse leidingen) niet na te leven indien de toepassing hiervan er rechtens of feitelijk toe zou kunnen leiden dat elektriciteitsbedrijven de hun opgelegde verplichtingen van algemeen belang niet nakomen; voorwaarde is wel dat het handelsverkeer in de Gemeenschap hiervan geen schade ondervindt. 1.7.3. Ook hebben lid-staten de bevoegdheid energiebedrijven ertoe te verplichten om inwoners van een bepaald gebied van elektriciteit te voorzien en hiervoor, in het kader van de gelijke behandeling, een "vast" tarief te berekenen. 1.7.4. In het voorstel wordt de lid-staten de mogelijkheid geboden om, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel, hun verplichtingen tot openbare dienstverlening mede d.m.v. een lange-termijnplanning na te komen. 1.7.5. Met het gemeenschappelijke standpunt over de ontwerp-richtlijn komt de interne markt voor elektriciteit duidelijk een stap dichterbij; het omvat namelijk regels inzake een geleidelijke liberalisering van de sector, die concreet betrekking hebben op de volgende aspecten: toelating van concurrentie in de deelsector elektriciteitsopwekking, aanstelling van een onafhankelijk netbeheerder, het naast elkaar bestaan van een systeem met exclusief afnamerecht en een systeem van vrij bedongen toegang tot het net door derden, een homogene, geleidelijke openstelling van de markt voor de eindverbruiker vanaf een bepaald verbruiksniveau, mogelijke openstelling voor distributeurs en boekhoudkundige splitsing tussen activiteiten op het gebied van produktie, transport en distributie van elektriciteit. 2. Bescherming van het algemeen belang 2.1. In alle lid-staten van de Unie bestaan regels inzake openbare nutsvoorzieningen; deze in meerdere of mindere mate strenge regels hebben betrekking op de activiteiten waarmee de overheid zeggenschap uitoefent over één of meer bedrijven die meestal in strategische sectoren opereren of zogenoemde essentiële diensten verlenen. De overheid probeert op deze manier het openbaar belang, en vooral de gebruikers van de betrokken voorzieningen, te beschermen (in Duitstalige landen wordt dan ook gesproken van "Daseinsvorsorge", in Engelstalige landen van "public utility" en in de Romaanstalige wereld van "servicio público" en equivalenten daarvan). 2.1.1. In de lid-staten en ook in de Gemeenschap wordt in het spraakgebruik geen onderscheid gemaakt tussen dienstverlening van algemeen economisch belang, openbare dienstverlening en universele dienstverlening. Gezien de verwarring die dit soms oplevert, zou het een goede zaak zijn als de Commissie de betekenis van deze drie begrippen zou verduidelijken en de reikwijdte ervan zou afbakenen. 2.2. Hoe het ook zij, de openbare nutsvoorzieningen in de lid-staten onderscheiden zich in meerdere of mindere mate door: a) de behoeften waarin zij voorzien. Aan de voorzieningen in kwestie liggen door de bevolking geuite behoeften ten grondslag waarin het bedrijfsleven niet altijd kan voorzien. Deze behoeften kunnen verband houden met de sociale grondrechten of met een streven naar solidariteit; b) de prerogatieven van verbruikers of afnemers. Verbruikers hebben rechten en kunnen dus aanspraak maken op zaken die de markt niet automatisch levert; c) de ermee nagestreefde doeleinden: voorzien in de sociale behoeften van alle leden van de betrokken gemeenschap - niemand mag om fysieke, economische of andere redenen worden buitengesloten; zorgen voor een doelmatig en evenwichtig gebruik van het land en de natuurlijke hulpbronnen; omwille van het openbaar belang een dienst leveren waarin de markt niet kan voorzien; d) de instanties die de sector organiseren; zij stellen de voorwaarden vast waaronder de dienst geleverd moet worden. 2.3. Voor openbare nutsvoorzieningen geldt een aantal algemene beginselen die betrekking hebben op: proportionaliteit, continuïteit, gelijke toegang (billijkheid), flexibiliteit, universaliteit, participatie van verbruikers of afnemers, en het vaststellen van minimum-kwaliteitsstandaards. 2.4. Op de markt wordt doorgaans geen aandacht besteed aan de doelstellingen solidariteit, cohesie of billijkheid, die echter mede met behulp van een compenserend tarievenstelsel wél verwezenlijkt kunnen worden. De marginalisering of uitsluiting van een aantal maatschappelijke groeperingen m.b.t. het gebruik van bepaalde in het dagelijkse leven essentiële voorzieningen kan tot problemen leiden. Adequate openbare nutsvoorzieningen tegen betaalbare prijzen zullen de integratie van kansarme personen vergemakkelijken. 2.4.1. Met andere woorden: in de sectoren gas en elektriciteit moet de overheid de concurrentiedoelstellingen zoveel mogelijk proberen te verzoenen met de voorzieningszekerheid en de doelstellingen van sociale aard. Zij zou bijvoorbeeld het doen en laten van de bedrijven in deze sectoren kunnen reguleren; men denke in dit verband aan de bescherming van het openbaar belang, vooral wat de voorzieningszekerheid betreft, en aan de exploitatie van het transport- of distributienet. Overeenkomstig de gemeenschappelijke regels voor de interne elektriciteitsmarkt moeten echter op volledig transparante wijze gescheiden rekeningen worden opgesteld. 2.5. Het economisch systeem van de Unie is een vrije markt waar de marktmechanismen niet volledig vrij spel hebben; het is een wettelijk verankerd stelsel waarop, in sommige gevallen door de EG zelf, een fijnmazig netwerk van afgeleid recht wordt toegepast. 2.6. De traditionele opvatting dat openbare dienstverlening een overheidsmonopolie zou zijn of dat de overheid verplicht is bepaalde diensten te leveren, te beheren en te besturen, moet in overeenstemming worden gebracht met het EG-recht, en dan vooral - waar mogelijk - met de mededingingsregels. 2.7. Dit concept van openbare dienstverlening mag in geen geval leiden tot wijzigingen in het rechtsregime van de bedrijven die in elke lid-staat diensten verzorgen; dat zou indruisen tegen artikel 222 van het EG-Verdrag. Elke lid-staat mag zelf, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel en de Verdragsbepalingen, uitmaken hoe het deze diensten organiseert. 3. Verplichtingen tot openbare dienstverlening in de sectoren elektriciteit en aardgas 3.1. In het vervolg zal het begrip "verplichtingen tot openbare dienstverlening" worden gebruikt, omdat het beter strookt met de in het Voorstel voor een "richtlijn betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit" gebruikte begrippen. 3.2. Gezien de verschillen in regelgeving tussen de lid-staten m.b.t. de gas- en elektriciteitsvoorziening en de uiteenlopende redenen op grond waarvan regeringen kunnen besluiten de openbare dienstverlening in de betrokken sectoren op deze of gene manier te organiseren, acht het Comité het dienstig in communautair verband een aantal minimumcriteria vast te stellen aan de hand waarvan de lid-staten bepaalde plichten kunnen opleggen aan de bedrijven die de gas- en elektriciteitsvoorziening verzorgen. 3.3. De totstandkoming van een interne markt voor deze energiesectoren maakt een dergelijke harmonisatie nodig; er moet een kader worden geschapen waarbinnen de bedrijven in kwestie op de markt uit de voeten kunnen, zonder dat de hun door elke lid-staat opgelegde wettelijke taken inzake de behartiging van het openbaar belang daardoor in het gedrang komen. 3.3.1. Het doel - dat ook bereikt zou kunnen worden door de bepaling van artikel 3 van de Richtlijn inzake de interne markt aan te scherpen - moet zijn te voorkomen dat door een "elastische" interpretatie van bepaalde beginselen verplichtingen worden opgelegd en hindernissen worden opgeworpen die de door bedoelde richtlijn gecreëerde "openingen" in gevaar brengen. 3.4. De voornaamste verplichting van gas- en elektriciteitsbedrijven, en tevens hun bestaansreden, is het verzorgen van de gas- en elektriciteitsvoorziening; uit deze ene verplichting is een aantal andere verplichtingen af te leiden: 3.4.1. Zorgen voor een regelmatige, betrouwbare voorziening: de distributienetten moeten steeds in goede technische staat zijn en tussen vraag en aanbod moet permanent een evenwicht in stand worden gehouden. 3.4.2. Handhaven van de voorgeschreven kwaliteitsniveaus: met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel moet elke lid-staat zijn eigen doelstellingen vaststellen, op de verwezenlijking waarvan omwille van de transparantie toezicht dient te worden gehouden. Elke lid-staat zal dan verslag moeten uitbrengen over het functioneren van de voorziening en de mate waarin de kwaliteitsdoelstellingen zijn gehaald. Hoewel dit de transparantie ten goede komt, zal het pas echt vrucht afwerpen als in elke lid-staat de bevoegde bestuurslaag in dit verband toezicht of supervisie uitoefent of, zonodig, sancties oplegt. 3.4.3. Zorgen voor een universele dienstverlening in de elektriciteitssector: indien nodig moeten distributieinstallaties worden uitgebreid om aan een nieuwe vraag te voldoen (als gevolg van de verplichting energie te leveren ongeacht of dit in elk afzonderlijk geval rendabel is). 3.4.3.1. De dienstverlening in achteropgeraakte en dunbevolkte gebieden: met het oog hierop moet de uitbreiding van de nationale netwerken stroken met regionale beleidsmaatregelen en uit de Structuurfondsen worden gefinancierd. 3.4.4. Vaststellen van betaalbare, vergelijkbare tarieven voor elke afnemerscategorie: in de sectoren die niet voor concurrentie zijn opengesteld kunnen eventueel eenheidstarieven worden gehandhaafd. Waar concurrentie wordt toegelaten, zullen de prijzen mede door de marktontwikkeling worden bepaald; dit hoeft de vaststelling van een maximumprijs of de eventuele invoering van een sociaal tarief door de nationale overheden echter niet in de weg te staan. 3.4.5. Beschermen van het milieu: liberalisering betekent niet dat het beleid van de lid-staten op het gebied van milieubescherming, energie-efficiëntie, rationele planning van hulpbronnen, diversificatie van hulpbronnen en technologische innovatie het veld moet ruimen. Bescherming van het milieu en energie-efficiëntie moeten belangrijke elementen van dit regelgevingskader zijn. 3.5. Aan de hand van deze criteria en met inachtneming van de lange-termijnplanning bepalen de lid-staten welke verplichtingen zij aan de bedrijven in kwestie opleggen. Deze maatregelen moeten in ieder geval proportioneel zijn en mogen niet tot arbitraire discriminatie noch, voorzover mogelijk, tot concurrentiebelemmering leiden. 3.5.1. Omwille van de transparantie en de rechtszekerheid delen de lid-staten aan de Commissie mee om welke verplichtingen het gaat; deze kan dan bekijken of de nationale regels stroken met het EG-Verdrag. 3.5.2. Het Comité beseft dat de betrokken bedrijven in bepaalde lid-staten in aan de feitelijke gas- en elektriciteitsvoorziening voorafgaande stadia van het energieproces ook nog aan andere eisen moeten voldoen, die tot scheve concurrentieverhoudingen kunnen leiden; men denke hierbij aan uit de energieplannen van de lid-staten voortvloeiende verplichtingen inzake het gebruik van nationale energiebronnen, duurzame energiebronnen, investeringen in O& O, de economische en sociale samenhang, enz. 4. Invoering van een fundamenteel rechtskader 4.1. Als het gewijzigde voorstel voor een richtlijn betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit wordt goedgekeurd, moeten de regels inzake vrije concurrentie en de verplichtingen tot openbare dienstverlening op evenwichtige wijze met elkaar worden gecombineerd. Met het oog daarop dient een fundamenteel rechtskader te worden ingevoerd waarin deze regels zijn vastgelegd en dat zoveel mogelijk betrekking heeft op alle economische actoren; de verantwoordelijkheid voor dit rechtskader ligt, conform het subsidiariteitsbeginsel, bij de lid-staten. 4.1.1. Doel van deze regelgeving moet zijn om door middel van vrije concurrentie, de technische efficiëntie van het systeem en de bescherming van de consument een goede marktwerking te garanderen; de sociale grondrechten en de economische en sociale samenhang moeten hierbij ten minste op het huidige niveau gehandhaafd blijven. 4.1.2. Met dit fundamentele rechtskader dient het volgende te worden bereikt: 4.1.2.1. Opbouw van een concurrerende industriële structuur en een verlaging van de consumentenprijzen. De consument moet tegen billijke, niet-discriminatoire prijzen in zijn energiebehoefte kunnen voorzien; tegelijkertijd moeten de veiligheid en betrouwbaarheid van de dienstverlening op hetzelfde niveau blijven en dient het milieu zoveel mogelijk te worden ontzien. 4.1.2.2. Stimulering van de werkgelegenheid, verbetering van leef- en werkomstandigheden, adequate sociale bescherming, een sociale dialoog waaraan alle betrokkenen deelnemen, ontwikkeling van de menselijke hulpbronnen t.b.v. een blijvend hoog werkgelegenheidscijfer en bestrijding van allerlei vormen van uitsluiting. 4.1.3. Het staat de lid-staten verder vrij nieuwe verplichtingen op te leggen en doelstellingen te formuleren m.b.t. het geografisch bereik (binnen de landsgrenzen) van hun maatregelen; deze moeten echter wel proportioneel, niet-discriminatoir en transparant zijn en stroken met het EG-Verdrag. 4.2. Het "fundamentele rechtskader" moet gebaseerd zijn op de volgende beginselen: 4.2.1. In de eerste plaats moet het in overeenstemming zijn met de bepalingen van het EG-Verdrag, dus o.a. met: - het non-discriminatiebeginsel; - de mededingingsbepalingen; - de totstandbrenging van de interne markt; - het transparantiebeginsel; - de versterking van de sociale en territoriale samenhang; - het streven naar een hoog niveau van werkgelegenheid en sociale bescherming; - het streven, kortom, naar een hogere levensstandaard en kwaliteit van het bestaan voor iedereen. 4.2.2. Ook moeten enkele fundamentele vrijheden worden erkend: a) Vrij verkeer van energieproducten; exclusieve invoer- en uitvoerrechten moeten zoveel mogelijk worden afgeschaft. b) Vrije toegang tot de markt: de sector moet openstaan voor het particulier initiatief en exclusieve rechten moeten zoveel mogelijk worden afgeschaft, zodat het aanbod van dienstverleners zich kan uitbreiden. De markttoegang van exploitanten kan via aanbestedings- of vergunningsprocedures worden geregeld, waarbij transparant en objectief te werk moet worden gegaan en - onder meer - de verplichtingen tot openbare dienstverlening in acht dienen te worden genomen. c) Vrije toegang tot de netwerken: de lid-staten moeten in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel toegangsrechten toekennen en de hiermee verbonden voorwaarden omschrijven, hetzij volgens de formule van vrij bedongen toegang tot het net, hetzij volgens het systeem van exclusief afnamerecht. d) Vrijheid om contracten af te sluiten - naar gelang van de liberaliseringsgraad van de markt - en concurrerende prijsstelling; de overheid behoudt echter de bevoegdheid om de prijzen te controleren, in overeenstemming met de specifieke situatie in elke lid-staat, zodat zij de markt kan reguleren en haar economisch beleid kan uitvoeren. e) Vrijheid om te investeren: op een concurrerende markt moeten bedrijven zélf besluiten inzake investeringen nemen en dus ook de hiermee samenhangende risico's op zich nemen. De lid-staten kunnen kiezen tussen een vergunnings- en een aanbestedingsprocedure; in beide gevallen dienen objectieve, transparante en niet-discriminatoire criteria te worden gehanteerd. 4.2.3. De in de vorige paragraaf genoemde verplichtingen tot openbare dienstverlening moeten worden nagekomen. 4.2.4. Consumentenbescherming 4.2.4.1. Het rechtskader moet de rechten van de consument waarborgen, zoals het recht op duidelijke, adequate informatie over de verleende dienst, de leveringsvoorwaarden, de gunstigste tarieven en de technische kenmerken, evenals het recht op een goede service. 4.2.4.2. De belangen van consumenten moeten tegenover de bevoegde overheid worden behartigd, zij moeten via de personen die hen vertegenwoordigen, betrokken worden bij de besluitvorming over kwesties die hun aangaan, en er moet gezorgd worden voor snelle, weinig kostbare procedures om geschillen bij te leggen. 4.2.4.3. Als onderdeel van het algemene streven naar betaalbaarder voorzieningen zou het een goede zaak zijn "speciale of op specifieke afnemerscategorieën afgestemde tarieven" te hanteren; op die manier krijgen bepaalde gebruikers(groepen) met speciale behoeften gemakkelijker toegang tot de universele dienstverlening. Voor lage-inkomensgroepen en voor ouderen en gehandicapten dienen adequate sociale regelingen te worden getroffen, waarvan de extra kosten dienen te worden gedragen door het sociale-verzekeringsstelsel óf het belastingstelsel van elke lid-staat. 4.3. Voor toepassing van bovengenoemde beginselen staan de volgende instrumenten ter beschikking: 4.3.1. Boekhoudkundige splitsing: voor opwekking, transport, distributie en levering aan de eindverbruiker moeten gescheiden boekhoudingen worden bijgehouden. 4.3.2. Prijsvorming: prijzen moeten in ieder geval met de nodige transparantie worden vastgesteld; met het oog hierop zou in elke lid-staat een officieel model voor energierekeningen moeten worden ingevoerd. 4.3.3. Scheiding van regelgevings- en uitvoeringstaken: conform het subsidiariteitsbeginsel kan elke lid-staat in overeenstemming met zijn eigen grondwet op onder meer de volgende manieren objectief en duidelijk controle uitoefenen op de bedrijvigheid in de sector: toezicht houden op de actoren om hen van concurrentievervalsende activiteiten te weerhouden; uitvaardigen van specifieke, voor de marktdeelnemers bestemde regels; toezicht houden op de naleving van de verplichtingen tot openbare dienstverlening door de bedrijven in kwestie; beschermen van de gebruikers van de voorziening, vooral wat tarieven en kwaliteit van de dienstverlening betreft; en aanknopen van contacten met nationale en regionale consumentenorganisaties en met de representatieve sociale en beroepsorganisaties, zodat kennis kan worden genomen van klachten van gebruikers over voorzieningen, tarieven en verplichtingen tot dienstverlening, en eventuele conflicten kunnen worden opgelost. 5. Conclusies 5.1. Er moet een interne energiemarkt tot stand worden gebracht; deze zal een van de pijlers vormen van een communautair energiebeleid. 5.2. De gas- en elektriciteitsvoorziening is van essentieel belang voor alle burgers. Daarom moet de economische rentabiliteit ondergeschikt worden gemaakt aan het openbaar belang, oftewel aan een regelmatige, ononderbroken levering van deze producten; dit is uit maatschappelijk oogpunt absoluut noodzakelijk. 5.3. Met het oog hierop moet op communautair niveau een aantal minimumcriteria worden vastgesteld met behulp waarvan de bedrijven in kwestie zich op de markt kunnen oriënteren. Dit zal een betere, bredere concurrentie mogelijk maken, hetgeen weer zal kunnen bijdragen tot het verwezenlijken van de economische en sociale doelstellingen van de interne markt voor elektriciteit en gas. 5.4. Verder moet dit regelgevingskader bijdragen tot het vinden van een zo goed mogelijk evenwicht tussen de mededingingsregels en het nakomen en vervullen van de verplichtingen tot openbare dienstverlening. 5.5. Om ervoor te zorgen dat deze verplichtingen op een concurrerende energiemarkt worden nagekomen, moet een aantal minimumcriteria worden vastgesteld aan de hand waarvan de lid-staten de verplichtingen in de energiesector nauwkeurig kunnen vastleggen, zodat de betrokken exploitanten een fundamenteel rechtskader in handen krijgen. De lid-staten dienen de verplichtingen op transparante, niet-discriminatoire wijze en conform het Gemeenschapsrecht op te leggen en moeten ze bovendien aan de Commissie meedelen. 5.6. Onverminderd het voorgaande en gezien het feit dat de openbare dienstverlening een garantie vormt voor het uitoefenen van de sociale grondrechten en voor de economische en sociale samenhang, valt het Comité het Europees Parlement bij en dringt het er bij de Commissie op aan om tijdens de IGC bij de herziening van het Verdrag daarin het begrip openbare dienstverlening en de hieraan ten grondslag liggende beginselen op te nemen, of anders een "Handvest van openbare diensten" goed te keuren; dit handvest zou als bijlage bij het Verdrag kunnen worden opgenomen en, dankzij zijn verhelderende werking, de transparantie en zekerheid van de communautaire rechtsorde ten goede kunnen komen. Brussel, 31 oktober 1996. De voorzitter van het Economisch en Sociaal Comité T. JENKINS () PB nr. C 393 van 31. 12. 1994, blz. 95. BIJLAGE bij het advies van het Economisch en Sociaal Comité De volgende wijzigingsvoorstellen op het advies van het Economisch en Sociaal Comité zijn tijdens de discussies verworpen: Wijzigingsvoorstellen ingediend door de heren Beale en Walker Paragraaf 2.4.1 "in de sectoren gas en elektriciteit" te vervangen door "in de elektriciteitssector". Paragraaf 3 "in de sectoren elektriciteit en aardgas" te vervangen door "in de elektriciteitssector". Paragraaf 3.2 Aan het begin en het einde van de paragraaf "gas- en elektriciteitsvoorziening" te vervangen door "elektriciteitsvoorziening". Paragraaf 3.4 Als volgt te formuleren: "De voornaamste verplichting van elektriciteitsbedrijven, en tevens hun bestaansreden, is het verzorgen van de elektriciteitsvoorziening; uit deze ...". Paragraaf 5.2 Als volgt te beginnen: "De elektriciteitsvoorziening is ...". Motivering Het advies en de bijlage hebben uitsluitend betrekking op elektriciteit, wat eveneens geldt voor het in paragraaf 1.7 van het advies genoemde richtlijnvoorstel. De aardgasvoorziening dient om praktische en juridische redenen apart te worden behandeld. Uitslag van de stemming Vóór: 14, tegen: 34, onthoudingen: 3. Wijzigingsvoorstel ingediend door de heer Aspinall Paragraaf 5.6 De hele paragraaf te schrappen. Motivering De in deze paragraaf gesuggereerde aanpak houdt geen enkel verband met het begrip "verplichtingen tot openbare dienstverlening op de interne elektriciteitsmarkt" en valt buiten het kader van dit initiatiefadvies; om de implicaties van een dergelijke aanpak voor elektriciteit en ook voor gas, olie, kolen, duurzame energie, telecommunicatie, spoor, luchtvervoer enz. volledig te kunnen begrijpen, moet er diepgaander over gediscussieerd worden. Uitslag van de stemming Vóór: 21, tegen: 41, onthoudingen: 2. Wijzigingsvoorstel ingediend door de heer Panero Flórez Paragraaf 5.6 Deze paragraaf te schrappen. Motivering De Commissie heeft onlangs een Mededeling over diensten van algemeen belang in de Europese Unie uitgebracht, waarover het Comité waarschijnlijk een advies zal opstellen. Het is daarom verstandiger te wachten tot een eventueel in dit verband in te stellen sub-comité klaar is met zijn werkzaamheden, die niet alleen betrekking zullen hebben op de energiesector, maar ook op bijvoorbeeld postdiensten, vervoer en telecommunicatie; dan kan het Comité zijn mening geven over de manier waarop de diensten in kwestie in het Verdrag moeten worden verankerd. Uitslag van de stemming Vóór: 21, tegen: 41, onthoudingen: 2. Wijzigingsvoorstel ingediend door mevrouw Sirkeinen Paragraaf 5.6 De paragraaf te vervangen door volgende tekst: "De energiesector is een van de gebieden waar op dit moment een principiële discussie plaatsvindt over het volgende: hoe kan in een open markteconomie voldaan worden aan de maatschappelijke eisen die aan universele dienstverlening gesteld worden? De in deze discussie opgeworpen vraag naar de maatregelen waartoe in dezen tijdens de IGC eventueel zou kunnen worden overgegaan, zal later door het Comité beantwoord worden, wanneer het zich uitspreekt over de Mededeling van de Commissie over de 'Universele dienstverlening in Europa.'" Motivering Het in paragraaf 5.6 te berde gebrachte heeft een grotere reikwijdte en is niet alleen van toepassing op de energiesector. Het Comité zou zijn standpunt niet moeten bepalen op grond van of vanuit het perspectief van één openbare dienstensector. Uitslag van de stemming Vóór: 27, tegen: 35, onthoudingen: 3.