This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 51996AR0016(01)
Opinion of the Committee of the Regions on the draft Commission Directive amending Directive 90/388/EEC with regard to mobile and personal communications
Advies van het Comité van de Regio' s over het ontwerp van richtlijn van de Commissie tot wijziging van Richtlijn 90/388/EEG met betrekking tot mobiele communicatie en Personal Communications
Advies van het Comité van de Regio' s over het ontwerp van richtlijn van de Commissie tot wijziging van Richtlijn 90/388/EEG met betrekking tot mobiele communicatie en Personal Communications
CdR 16/96
PB C 129 van 2.5.1996, p. 11–15
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Advies van het Comité van de Regio' s over het ontwerp van richtlijn van de Commissie tot wijziging van Richtlijn 90/388/EEG met betrekking tot mobiele communicatie en Personal Communications CdR 16/96
Publicatieblad Nr. C 129 van 02/05/1996 blz. 0011
Advies van het Comité van de Regio's over: - "het ontwerp van richtlijn van de Commissie tot wijziging van Richtlijn 90/388/EEG met betrekking tot mobiele communicatie en Personal Communications", en - "het ontwerp van richtlijn van de Commissie tot wijziging van Richtlijn 90/388/EEG met betrekking tot de volledige liberalisering van de markten voor telecommunicatie" (96/C 129/03) Het Comité van de Regio's heeft, op voorstel van zijn Bureau, besloten een advies uit te brengen over de twee voornoemde ontwerpen. Sub-commissie 3 heeft haar advies met algemene stemmen goedgekeurd op 14 december 1995, overeenkomstig artikel 9, lid 3, van het Reglement van Orde (urgentieprocedure). Rapporteur was de heer Ricca. Het Comité van de Regio's heeft tijdens zijn 11e Zitting van 17 en 18 januari 1996 (vergadering van 17 januari 1996) het door sub-commissie 3 opgestelde advies, zonder debat, goedgekeurd. REFERENTIEDOCUMENTEN - het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschappen, en m.n. artikel 90, lid 3; - het Groenboek inzake een gemeenschappelijke benadering op het gebied van mobiele communicatie en Personal Communications in de Europese Unie, COM(94) 145 van 27. 4. 1994; - het verslag Bangemann over "Europa en de algemene informatiemaatschappij"; - de mededeling van de Commissie van de Europese Gemeenschappen aan de Raad en aan het Europees Parlement betreffende de raadplegingen inzake het Groenboek, COM(94) 492 van 23. 11. 1994; - de mededeling van de Commissie van de Europese Gemeenschappen aan de Raad en aan het Europees Parlement betreffende "De raadpleging over het Groenboek inzake de liberalisering van telecommunicatie-infrastructuur en kabeltelevisienetwerken", COM(95) 158 van 3. 5. 1995; - de resolutie van de Raad over de verdere ontwikkeling van de mobiele communicatie en de Personal Communications in de Europese Unie; - het advies van het Comité van de Regio's "Naar de Personal Communications omgeving: Groenboek inzake een gemeenschappelijke benadering op het gebied van mobiele en personal communications in de Europese Unie", CdR 179/94 van 28. 9. 1994. ALGEMENE OPMERKINGEN 1. Zoals goed is weergegeven en samengevat in het Witboek over Groei, Concurrentievermogen en Werkgelegenheid, is het economische en sociale leven door de opkomst van de informatie- en communicatietechnologie ingrijpend aan het veranderen. 2. Er kan gesteld worden dat we met de overgang van de "industriële samenleving" naar de "informatie- en communicatiemaatschappij" werkelijk een nieuwe eeuw ingaan, waarbij het proces van technologische innovatie niet meer los gezien kan worden van de sociale en economische organisatie van de samenleving. 3. Zo zien we een geleidelijke afname van de werkgelegenheid in de traditionele sector terwijl er dankzij de opkomst van de informatiemaatschappij een groeiend aantal nieuwe arbeidsplaatsen ontstaat. 4. In het verslag Bangemann over "Europa en de wereldwijde informatiemaatschappij" wordt geconstateerd dat Europa definitief koers heeft gezet naar de informatiemaatschappij en worden duidelijk richtsnoeren aangegeven voor het bereiken van dit doel. Europa moet alle zeilen bijzetten om het aanwezige groeipotentieel te benutten en zo zijn concurrentiepositie op de wereldmarkt te behouden. 5. Aansluitend hierop heeft de Commissie op 27 april 1994 het Groenboek over mobiele communicatie en Personal Communications goedgekeurd, een sector die inmiddels centraal staat in het debat over de informatiemaatschappij vanwege zijn spilfunctie en de stuwende werking die ervan kan uitgaan. 6. Het CvdR verwijst hier naar het advies dat het op 28 september 1994 over dit Groenboek heeft uitgebracht. 7. De Commissie heeft op brede schaal advies ingewonnen over het Groenboek en het Europees Parlement en de Raad op 23 november 1994 een mededeling voorgelegd met voorstellen voor een verdere ontwikkeling van de mobiele en personal communications in de Europese Unie en vervolgens op 3 mei 1995 een mededeling toegestuurd over de liberalisering van telecommunicatie-infrastructuur en kabeltelevisienetwerken. 8. Uit bovengenoemde documenten blijkt dat mobiele communicatie de afgelopen jaren een vitale groeisector voor de EU is geworden. Momenteel telt Europa meer dan 11 miljoen gebruikers van cellulaire mobiele telefonie, d.i. 35 % meer dan tijdens de voorbereiding van het Groenboek het geval was. Bovendien zijn er meer dan 8 miljoen abonnees van andere mobiele communicatiediensten en wordt verwacht dat dit aantal, gezien de voortdurende groei van de "personal communication services" (PCS), rond de eeuwwisseling tot bijna 40 miljoen en omstreeks het jaar 2010 tot 80 miljoen kan oplopen. 9. Met een dergelijke snelle groei en expansie van de informatiemaatschappij in het verschiet, is het noodzakelijk passende infrastructuur en telecommunicatienetwerken op te bouwen, zodat een breed gamma van communicatiediensten geleverd kan worden. 10. Dankzij het ingewonnen advies heeft de Commissie concrete maatregelen kunnen formuleren; hiermee is de basis gelegd voor een algemeen pakket voorstellen met het oog op de technologische ontwikkeling van de telecommunicatiemarkt en een adequaat wettelijk kader voor de sector. Tijdens de top van de G-7 in Brussel in februari 1994 werd deze regelgeving ook aangeduid als één van de acht vereisten voor de verwezenlijking van de informatiemaatschappij. 11. Het is essentieel dat een strategie voor technologische ontwikkeling en een regelgevingskader worden neergezet, terwille van een evenwichtige en volledige liberalisering van de telecommunicatie- en infrastructuurdiensten vòòr het einde van 1998. Een en ander dient te leiden tot een klimaat van eerlijke concurrentie met duidelijke en gegarandeerde wettelijke regelingen en zonder nationale monopolies voor communicatiediensten, waardoor de weg wordt geëffend voor een aantal strategische investeringen en de toon gezet voor economische beslissingen op lange termijn. 12. Aldus worden de voorwaarden voor vrije en tevens eerlijke concurrentie geschapen, waarin mededinging een waardevolle en stimulerende factor voor economische ontwikkeling wordt. 13. De twee ontwerpen voor wijziging van Richtlijn 90/388/EEG waarover het CvdR wordt geraadpleegd, moeten tegen die achtergrond worden geplaatst. A) Ontwerp van richtlijn van de Commissie tot wijziging van Richtlijn 90/388/EEG met betrekking tot mobiele communicatie en Personal Communications 14. In het document wordt aangegeven op welke punten Richtlijn 90/388/EEG gewijzigd moet worden. Deze wijzigingen betreffen m.n.: 14.1. De definities: de definitie van telecommunicatiediensten wordt uitgebreid met mobiele diensten, die derhalve ook onder de toepassingssfeer van de richtlijn vallen. 14.2. De vergunningen en de afschaffing van bijzondere en uitsluitende rechten in deze sector: dit is één van de belangrijkste wijzigingen, noodzakelijk om de communautaire normen volledig te kunnen toepassen en een einde te maken aan de huidige concurrentiedistorsies. In veel lid-staten wordt het aantal verleende vergunningen nog steeds op discretionaire basis beperkt of wordt de verlening ondergeschikt gemaakt aan technische voorwaarden, zoals de verplichting uitsluitend gebruik te maken van de door de telecommunicatieorganisatie aangeboden infrastructuur. Er dienen derhalve eensluidende procedures te worden opgesteld voor het verlenen van vergunningen, vergezeld van precieze tijdschema's. Daarbij is het zaak een gunstig investeringsklimaat te scheppen, teneinde nieuwe exploitanten in deze sector aan te trekken. 14.3. De toegang tot frequenties: in juni 1991 heeft de Raad frequentiebanden toegewezen met het oog op een gecooerdineerde invoering van de digitale Europese draadloze telecommunicatie (DECT). In enkele lid-staten wordt het gebruik van deze frequenties voor de DECT-diensten belemmerd, waardoor de machtspositie van bepaalde exploitanten alleen nog maar versterkt, en de komst van de "personal communication services" vertraagd wordt. Een en ander staat de technologische ontwikkeling in de weg, ten nadele van de consument. 14.4. Eerlijke mededingingsvoorschriften: er moet worden voorkomen dat telecommunicatiebedrijven misbruik maken van hun (dankzij bijzondere en uitsluitende rechten verkregen) machtspositie om ook de markt voor de nieuwe telecommunicatiediensten te veroveren. 14.5. De toewijzing van radiofrequenties: bandfrequenties zijn essentieel maar ook schaars in de telecommunicatie, en dienen dus volgens objectieve, niet-discriminerende en doorzichtige procedures toegewezen te worden. Eventuele vergoedingen voor het gebruik van de frequenties dienen proportioneel te zijn en berekend te worden op basis van het werkelijke aantal gebruikte kanalen. 14.6. Beperkingen voor de levering en het gebruik van infrastructuur: hier zijn kosten mee gemoeid die het commercieel rendement en het kostenplaatje van het beheer van mobiele diensten sterk zullen beïnvloeden. Mogelijk misbruik van machtsposities kan alleen voorkomen worden indien de lid-staten instaan voor de onderlinge koppelingen van mobiele openbare telecommunicatienetwerken en de aansluiting daarvan op de vaste openbare telecommunicatienetten, en indien de voorwaarden voor deze interconnectie op grond van objectieve, doorzichtige en niet-discriminerende - en vooraf bekend gemaakte - criteria bepaald worden. 14.7. Toestaan van een maximale extra overgangsperiode voor lid-staten met minder ontwikkelde en met zeer kleine netwerken. ADVIES VAN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S 15. Het CvdR is ingenomen met het ontwerp van richtlijn van de Commissie tot wijziging van Richtlijn 90/388/EEG, waarmee wordt ingegaan op de aanbevelingen uit het Groenboek en de aanwijzingen van de daaropvolgende raadplegingen, en dat tot doel heeft een Europees regelgevingskader voor de telecommunicatie vast te stellen met het oog op een volledige liberalisering van de sector. 16. Het CvdR is van mening dat de ontwerpen van richtlijn tot wijziging van Richtlijn 90/388/EEG een eerste, fundamentele, stap zijn in de richting van de volledige liberalisering van de telecommunicatiemarkten binnen de EU, waarmee op 1 januari 1998 zal worden gestart, en hoopt dat de ontwerpen spoedig definitief worden goedgekeurd. 17. Het CvdR wil in het bijzonder op het volgende wijzen: 17.1. Artikel 1, lid 2, tot invoeging van artikel 3 bis, laatste alinea: het CvdR stelt voor dat niet alleen lid-staten die een verlengde tenuitvoerleggingstermijn is toegestaan voor het opheffen van de beperkingen op de infrastructuur tijdelijk geen vergunningen meer mogen verlenen, maar dat ook in alle gevallen waarin telecommunicatiebedrijven exclusieve rechten hebben voor het leveren van telecommunicatieinfrastructuur, vergunningen geweigerd moeten worden, zoals overigens in de tekst van een voorgaand ontwerp van richtlijn was bepaald. 17.2. In artikel 2, eerste alinea, dienen drie termijnen aangegeven te worden voor de uitbreiding van GSM-licenties voor de toegang tot het DCS 1800-systeem, nl.: - zo spoedig mogelijk; - na goedkeuring van een besluit van het Europees Comité voor radiocommunicatie; - of uiterlijk op 1 januari 1998. 17.3. Artikel 2, eerste alinea: het CvdR dringt erop aan dat in de tekst absolute duidelijkheid wordt betracht ("waar gerechtvaardigd" leidt tot verwarring) wat de goedkeuring betreft om GSM-vergunningen uit te breiden tot exploitatie volgens de DCS 1800-norm. B) Ontwerp van richtlijn van de Commissie tot wijziging van Richtlijn 90/388/EEG met betrekking tot de volledige liberalisering van de markten voor telecommunicatie 18. In het document, dat opgebouwd is uit 7 artikelen, wordt aangegeven op welke punten Richtlijn 90/388/EEG gewijzigd moet worden. Deze wijzigingen betreffen m.n.: 18.1. Het toevoegen van enkele definities en het vaststellen van een regelgevingskader teneinde de belangenconflicten tussen telecommunicatieorganisaties op het gebied van de levering van infrastructuur en diensten uit de wereld te helpen en de sector open te stellen voor een echte vrije mededinging. 18.2. De afschaffing van bijzondere en uitsluitende rechten en het treffen van de noodzakelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat elke onderneming gerechtigd is al deze diensten of telecommunicatienetwerken aan te bieden. 18.3. Wat de vergunningen voor spraaktelefonie en openbare telecommunicatienetten betreft, wil de Commissie erop toezien dat de komst van nieuwe concurrenten op de markt van de spraaktelefonie en de openbare telecommunicatienetten niet wordt vertraagd, en zo verhinderen dat de machtspositie van de nationale telecommunicatieorganisatie nog wordt versterkt. Met het oog daarop worden lid-staten verplicht de Commissie in ontwerp de vergunnings- en aanmeldingsprocedures mee te delen, zodat de Commissie vóór de tenuitvoerlegging van deze ontwerpen kan nagaan of zij met het Verdrag verenigbaar zijn en zij met name de proportionaliteit van de opgelegde verplichtingen kan beoordelen. 18.4. De overweging dat volgens het proportionaliteitsbeginsel het aantal vergunningen slechts mag worden beperkt, wanneer dit onvermijdelijk is om te waarborgen dat voldaan wordt aan essentiële eisen in verband met het gebruik van schaarse middelen en dat in dit verband het bestaan van fysieke beperkingen, voortkomend uit het ontbreken van het noodzakelijke frequentiespectrum, de enige reden kan zijn. 18.5. De overweging dat de toekenning van nummers onder voorwaarden dient te gebeuren die nieuwe aanbieders van spraaktelefonie met een vergunning in staat stellen om daadwerkelijk met de bestaande telecommunicatiediensten te concurreren, door hen adequate nummers toe te kennen om aan hun klanten te verstrekken. 18.6. De overweging dat de telecommunicatieorganisaties volgens niet-discriminerende, proportionele, op objectieve criteria gebaseerde en doorzichtige voorwaarden netkoppeling mogelijk moeten maken voor andere ondernemingen die een vergunning hebben om dergelijke diensten of netwerken aan te bieden. Met het oog op het toezicht op de verplichtingen inzake koppeling die voortvloeien uit het mededingingsrecht, moeten de m.b.t. de prijs voor netkoppeling relevante kostenaspecten duidelijk worden vermeld. 18.7. De overweging dat alle uitsluitende rechten met betrekking tot het aanbieden van informatie over telefoonnummers dienen te worden afgeschaft. 18.8. Het opstellen van nationale regelingen die noodzakelijk zijn om de nettokosten van het aanbieden van een universele dienst te delen, waarbij erop wordt toegezien dat de bijdrage die elke onderneming wordt opgelegd, gebaseerd is op objectieve en niet-discriminerende criteria en in overeenstemming is met het proportionaliteitsbeginsel. 18.9. De overweging dat nieuwe vergunningshouders dezelfde mogelijkheden tot toegang tot openbare en particuliere terreinen geboden moeten worden om hun netwerken uit te bouwen. 18.10. De noodzaak voor ondernemingen een afzonderlijke administratie te voeren, waarbij voor de kosten-batenanalyse onderscheid wordt gemaakt tussen enerzijds de dankzij bijzondere en uitsluitende rechten en anderzijds de via de vrije markt, geboekte winsten. 18.11. De verplichting voor lid-staten alle uitsluitende rechten voor het leveren van netwerkinfrastructuur voor andere diensten dan spraaktelefonie per 1 januari 1996 af te schaffen. 18.12. De noodzaak vertragingen te voorkomen bij de vaststelling van nieuwe specificaties voor de typegoedkeuring van op nieuwe telecommunicatienetwerken aan te sluiten eindapparatuur, teneinde de toetreding tot de markt niet te vertragen. ADVIES VAN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S 19. Het CvdR onderschrijft dit voorstel van de Commissie tot wijziging van Richtlijn 90/388/EEG en verwijst naar de in de paragrafen 15 en 16 van het onderhavige advies geplaatste kanttekeningen. CONCLUSIES 20. Het CvdR staat positief tegenover de twee voorstellen van de Commissie en onderstreept dat het zaak is het toekomstige communautaire regelgevingskader voor de telecommunicatiesector zo spoedig mogelijk van de noodzakelijke verdere maatregelen te voorzien, teneinde binnen het afgesproken tijdschema voor de liberalisering van de telecommunicatiemarkt, de voorwaarden te scheppen voor eerlijke, efficiënte en dynamische concurrentie. 21. Het CvdR stelt voor, in de richtlijn een regeling op te nemen bedoeld om te voorkomen dat openbare telecommunicatiemaatschappijen bij de toekenning van het openbare "recht van overpad" m.b.t. het aanbieden van openbare netten kunnen worden gediscrimineerd. 22. Het CvdR hoopt dat de Commissievoorstellen snel definitief goedgekeurd worden en dat de lid-staten de communautaire bepalingen onverwijld en op consciëntieuze wijze zullen implementeren. 23. In dit verband roept het CvdR de Commissie op, waakzaam te zijn en alle relevante informatie in te winnen van de lid-staten teneinde erop te kunnen toezien dat de richtlijnen worden nageleefd. 24. Hoewel het CvdR achter de doelstelling van de volledige liberalisering van de telecommunicatie staat, heeft het ook oog voor de ingrijpende sociale gevolgen die de opbouw van de informatiemaatschappij met zich meebrengt en verzoekt het de Commissie derhalve om, gelijktijdig met de invoering van de nieuwe regels, ook een aantal maatregelen te treffen die betrekking hebben op thema's uit het Groenboek, zoals: - de ontwikkeling van de werkgelegenheid in de sector; - de sociale gevolgen van een volledige liberalisering van de telecommunicatiediensten; - de interactie tussen het telecommunicatiebeleid en het beleid van de Unie in aanverwante sectoren, met bijzondere aandacht voor de bescherming van persoonlijke gegevens en voor de consumentenbescherming; - de weerslag van de nieuwe technologieën op de volksgezondheid. Evenals in zijn op 28 september 1994 uitgebrachte advies over het Groenboek, beveelt het CvdR de Europese Commissie hier, wederom aan, de onderzoeksinspanningen te verhogen, m.n. inzake de blootstelling aan elektromagnetische straling, en na te gaan in hoeverre lokale en regionale overheden bevoegdheden kunnen worden toegekend voor het verlenen van vergunningen voor de installatie van antennes en zendmasten. Brussel, 17 januari 1996. De voorzitter van het Comité van de Regio's J. BLANC