Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51996AP0056

    Wetgevingsresolutie houdende advies van het Europees Parlement inzake het voorstel en het gewijzigd voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van biociden (COM(93) 0351 - C3-0285/93 en COM(95)0387 - C4-0311/95 - 00/0465(COD) ) (Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)

    PB C 141 van 13.5.1996, p. 176 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, SV)

    51996AP0056

    Wetgevingsresolutie houdende advies van het Europees Parlement inzake het voorstel en het gewijzigd voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van biociden (COM(93) 0351 - C3-0285/93 en COM(95)0387 - C4-0311/95 - 00/0465(COD) ) (Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)

    Publicatieblad Nr. C 141 van 13/05/1996 blz. 0176


    A4-0056/96

    Voorstel en gewijzigd voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van biociden (COM(93)0351 - C3- 0285/93 en COM(95)0387 - C4-0311/95 - 00/0465(COD))

    Dit voorstel wordt goedgekeurd met de volgende wijzigingen:

    (Amendement 1)

    Twaalfde overweging bis (nieuw)

    >Tekst na stemming van het EP>

    overwegende dat er volgens de huidige stand van de wetenschappelijke kennis carcinogenen bestaan waarvoor geen enkel beschermingsniveau kan worden vastgesteld (genotoxische carcinogenen en niet-genotoxische specifieke carcinogenen) en dat de vaststelling van een dergelijk niveau slechts zin heeft voor de niet-genotoxische niet-specifieke carcinogenen,

    (Amendement 2)

    Dertiende overweging

    >Oorspronkelijke tekst>

    overwegende dat bij de toelating van biociden moet worden nagegaan of zij bij een voor het beoogde doel juist gebruik in voldoende mate werkzaam zijn, geen onaanvaardbare uitwerking hebben op de doelsoort (dat wil zeggen geen ongewenste resistentie en bij gewervelde dieren geen onnodig lijden veroorzaken) en, gezien in het licht van de huidige wetenschappelijke en technische kennis, geen onaanvaardbare nadelige effecten op het milieu en in het bijzonder geen schadelijke gevolgen voor de gezondheid van mens en dier hebben,

    >Tekst na stemming van het EP>

    overwegende dat bij de toelating van biociden moet worden nagegaan of zij bij een voor het beoogde doel juist gebruik in voldoende mate werkzaam zijn, geen onaanvaardbare uitwerking hebben op de doelsoort (dat wil zeggen geen ongewenste resistentie en bij gewervelde dieren geen onnodig lijden veroorzaken) en, gezien in het licht van de huidige wetenschappelijke en technische kennis, geen onaanvaardbare nadelige effecten op het milieu en in het bijzonder geen schadelijke gevolgen voor de gezondheid van mens en dier hebben; overwegende dat er dient te worden toegezien op nauwe cooerdinatie met andere wetgevende voorschriften van de Gemeenschap, met name de richtlijnen 75/440/EEG (1), 76/464/EEG (2) en 80/68/EEG (3), inzake bescherming van de oppervlaktewateren, richtlijn 80/778/EEG (4) inzake het drinkwater, de richtlijnen 90/219/EEG (5) en 90/220/EEG (6) inzake gebruik en doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu, alsook met richtlijn 91/414/EEG over het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen,

    (1) PB L 194 van 25.7.1975, blz. 36.

    (2) PB L 129 van 18.5.1976, blz. 23.

    (3) PB L 20 van 26.1.1980, blz. 43.

    (4) PB L 229 van 30.8.1980, blz. 11.

    (5) PB L 117 van 8.5.1990, blz. 1.

    (6) PB L 117 van 8.5.1990, blz. 15.

    (Amendementen 3 en 92)

    Negentiende overweging

    >Oorspronkelijke tekst>

    overwegende dat de lid-staten voor een beperkte tijdsduur biociden moeten kunnen toelaten die niet aan de bovenvermelde voorwaarden voldoen, in het bijzonder wanneer mens of milieu door onvoorziene, op geen andere manier te bestrijden gevaren worden bedreigd; dat een dergelijke toelating door de Commissie, in nauwe samenwerking met de lid-staten, moet worden onderzocht; dat de procedure van de Gemeenschap niet mag beletten dat biociden die een nog niet op de lijst van de Gemeenschap voorkomende werkzame stof bevatten, voor een beperkte tijdsduur door de lid-staten worden toegelaten, mits en dossier dat aan de eisen van de Gemeenschap voldoet, is overgelegd en de lid-staat van mening is dat de werkzame stof en de biociden aan de door de Gemeenschap gestelde voorwaarden voldoen;

    >Tekst na stemming van het EP>

    overwegende dat de lid-staten voor een beperkte tijdsduur biociden moeten kunnen toelaten die niet aan de bovenvermelde voorwaarden voldoen, in het bijzonder wanneer mens of milieu door onvoorziene, op geen andere manier te bestrijden gevaren worden bedreigd, dat wil zeggen in gevallen waarin de vereiste veiligheid voor mens en milieu niet met andere middelen of met behulp van de in bijlage V bij deze richtlijn genoemde produkten kan worden bereikt; dat een dergelijke toelating in overeenstemming moet zijn met de beginselen vastgelegd in punt 61 van Bijlage VI bij deze richtlijn door de Commissie, in nauwe samenwerking met de lid-staten, moet worden onderzocht; dat de procedure van de Gemeenschap niet mag beletten dat biociden die een nog niet op de lijst van de Gemeenschap voorkomende werkzame stof bevatten, voor een beperkte tijdsduur door de lid-staten worden toegelaten, mits en dossier dat aan de eisen van de Gemeenschap voldoet, is overgelegd en de lid-staat van mening is dat de werkzame stof en de biociden aan de door de Gemeenschap gestelde voorwaarden voldoen;

    (Amendement 4)

    Negentiende overweging bis (nieuw)

    >Tekst na stemming van het EP>

    overwegende dat toepassing van groene heffingen in de Unie of in de lid-staten ertoe kan bijdragen dat het gebruik van biociden wordt teruggedrongen en aangepast,

    (Amendement 5)

    Twintigste overweging bis (nieuw)

    >Tekst na stemming van het EP>

    overwegende dat het van groot belang is dat deze richtlijn het aantal proeven met dieren helpt verminderen, dat de bijlagen herzien worden naarmate er bevredigende alternatieve testmethoden gevonden worden, dat de tests afgestemd worden op het doel en gebruik van een produkt, en dat proeven met dieren alleen uitgevoerd worden als het fundamenteel onderzoek er aanleiding toe geeft,

    (Amendement 6)

    Twintigste overweging ter (nieuw)

    >Tekst na stemming van het EP>

    overwegende dat de Commissie documenten moet opstellen bij wijze van technische leidraad voor de toepassing van bijlage VI,

    (Amendement 7)

    Drieëntwintigste overweging bis (nieuw)

    >Tekst na stemming van het EP>

    overwegende dat de lid-staten om redenen van milieu of volksgezondheid een beleid kunnen voeren dat het verbruik van biociden probeert te verminderen,

    (Amendement 8)

    Vierentwintigste overweging

    >Oorspronkelijke tekst>

    overwegende dat de Raad in zijn resolutie van 1 februari 1993 betreffende een beleidsplan en actieprogramma van de Gemeenschap inzake het milieu en duurzame ontwikkeling zijn goedkeuring heeft gehecht aan de algemene benadering en strategie die zijn vervat in het door de Commissie ingediende programma, waarin wordt gesteld dat economische groei en milieukwaliteit als wederzijds van elkaar afhankelijk moeten worden beschouwd; dat voor een intensivering van de milieubescherming het economische concurrentievermogen van de industrie derhalve op peil moet worden gehouden,

    (1) PB C 138 van 17.5.1993, blz. 1.

    >Tekst na stemming van het EP>

    Schrappen

    (Amendement 9)

    Artikel 1, lid 2, sub a bis) en a ter) (nieuw) en b)

    >Tekst na stemming van het EP>

    a bis) Richtlijn 81/851/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lid-staten inzake geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (1),

    >Tekst na stemming van het EP>

    a ter) Richtlijn 90/677/EEG tot uitbreiding van de werkingssfeer van richtlijn 81/851/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lid- staten inzake geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik en houdende aanvullende bepalingen voor immunologische geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (2),

    >Oorspronkelijke tekst>

    b) Richtlijn 70/524/EEG en 82/471/EEG betreffende toevoegingsmiddelen in de diervoeding en bepaalde in diervoeding gebruikte produkten,

    >Tekst na stemming van het EP>

    b) Richtlijn 70/524/EEG en 82/471/EEG betreffende toevoegingsmiddelen in de diervoeding en bepaalde in diervoeding gebruikte produkten en richtlijn 77/101/EEG betreffende de handel in enkelvoudige diervoeders (3),

    (1) PB L 317 van 6.11.1981, blz. 82.

    (2) PB L 373 van 31.12.1990, blz. 26.

    (3) PB L 32 van 3.2.1977, blz. 1.

    (Amendement 10)

    Artikel 1, lid 2, sub f bis) en f ter) (nieuw)

    >Tekst na stemming van het EP>

    f bis) Richtlijn 90/385/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lid-staten inzake actieve implanteerbare medische hulpmiddelen (1);

    (1) PB L 189 van 20.7.1990, blz. 17.

    >Tekst na stemming van het EP>

    f ter) Richtlijn 89/109/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lid-staten inzake materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen, alsmede daaruit voortvloeiende richtlijnen (2).

    (2) PB L 40 van 11.2.1989, blz. 38.

    (Amendement 11)

    Artikel 1, lid 3, sub e bis) (nieuw)

    >Tekst na stemming van het EP>

    e bis) Richtlijn 84/450/EEG betreffende het nader tot elkaar brengen van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lid-staten inzake misleidende reclame (3).

    (3) PB L 250 van 19.9.1984, blz. 17.

    (Amendement 12)

    Artikel 2, lid 1, sub c)

    >Oorspronkelijke tekst>

    c) Schadelijk organisme

    Elk organisme dat ongewenst aanwezig is of een schadelijke invloed heeft op de mens, zijn werkzaamheden of de door hem gebruikte of vervaardigde produkten, op dieren of op het milieu.

    >Tekst na stemming van het EP>

    c) Schadelijk organisme

    Elk organisme dat een schadelijke invloed heeft op de mens, zijn werkzaamheden of de door hem gebruikte of vervaardigde produkten, op dieren of op het milieu.

    (Amendement 13)

    Artikel 2, lid 1, sub d)

    >Oorspronkelijke tekst>

    d) Op de markt brengen

    Iedere levering, al dan niet tegen betaling, met uitzondering van leveringen voor opslag en daaropvolgende verzending buiten het grondgebied van de Gemeenschap of voor verwijdering. Invoer van een biocide op het grondgebied van de Gemeenschap wordt in het kader van deze richtlijn als op de markt brengen aangemerkt.

    >Tekst na stemming van het EP>

    d) Op de markt brengen

    Iedere levering, al dan niet tegen betaling. Invoer van een biocide op het grondgebied van de Gemeenschap wordt in het kader van deze richtlijn als op de markt brengen aangemerkt.

    (Amendement 14)

    Artikel 2, lid 1, sub e) bis (nieuw)

    >Tekst na stemming van het EP>

    e) bis Kaderformuleringen

    Een groep biociden voor hetzelfde gebruiksdoel en van hetzelfde gebruikstype. Deze groep van produkten dient dezelfde werkzame stoffen te bevatten en de samenstellingen ervan mogen slechts afwijkingen van een eerder goedgekeurd biocide vertonen die geen gevolgen hebben voor de omvang van de daarmee samenhangende gevaren en voor de uitwerking ervan.

    Als afwijking wordt in dit verband aangemerkt een geringer percentage van de werkzame stof en/of een verandering van het percentage bij de samenstelling van één of meer niet werkzame stoffen en/of de vervanging van één of meer pigment-, kleur- of geurstoffen door andere stoffen die hetzelfde of een geringer risico inhouden.

    (Amendement 15)

    Artikel 3, lid 1

    >Oorspronkelijke tekst>

    1. De lid-staten schrijven voor dat een biocide op hun grondgebied niet op de markt mag worden gebracht en mag worden gebruikt, tenzij het conform de bepalingen van deze richtlijn is toegelaten.

    >Tekst na stemming van het EP>

    1. De lid-staten schrijven voor dat een biocide op hun grondgebied niet op de markt mag worden gebracht en mag worden gebruikt, tenzij het conform de bepalingen van deze richtlijn is toegelaten. De lid-staten stellen controlemechanismen in die waarborgen dat op hun grondgebied uitsluitend biociden bevattende produkten worden ingevoerd, in de handel gebracht en gebruikt, indien de toegepaste biociden voldoen aan de in deze richtlijn gestelde eisen.

    (Amendement 17)

    Artikel 3, lid 2

    >Oorspronkelijke tekst>

    2. Over elke ingediende aanvraag voor toelating wordt binnen een redelijk tijdsbestek beslist.

    >Tekst na stemming van het EP>

    2. Over elke ingediende aanvraag voor toelating wordt zonder onnodige vertraging beslist.

    (Amendement 18)

    Artikel 3, lid 3

    >Oorspronkelijke tekst>

    3. Een biocide dat reeds in een lid-staat is toegelaten, wordt binnen 60 dagen na ontvangst van een aanvraag door een andere lid-staat in deze lid-staat toegelaten, indien de werkzame stof van het biocide overeenkomt met de in bijlage I opgenomen stof.

    >Tekst na stemming van het EP>

    3. Onverminderd de artikelen 7 en 11 wordt in gevallen waarin wordt verzocht om toelating van een biocide op basis van de kaderformulering, binnen 60 dagen een besluit genomen.

    (Amendement 19)

    Artikel 3, lid 4

    >Oorspronkelijke tekst>

    4. Indien een lid-staat met inachtneming van artikel 4 vaststelt dat:

    >Tekst na stemming van het EP>

    Schrappen

    >Oorspronkelijke tekst>

    a. onaanvaardbare resistentie van het doelorganisme tegen het biocide bewezen is of

    >Oorspronkelijke tekst>

    b. de relevante toepassingsomstandigheden, bij voorbeeld het klimaat of de broedperiode van de doelsoort, in belangrijke mate afwijken van die in de lid- staat waar het biocide het eerst werd toegelaten en een ongewijzigde toelating daarvan derhalve onaanvaardbare risico's voor de mens of het milieu kan inhouden,

    >Oorspronkelijke tekst>

    kan de lid-staat verlangen dat de in artikel 18, lid 3, onder e), vermelde gebruiksaanwijzing en dosering aan de afwijkende omstandigheden worden aangepast of kan de lid-staat, indien het risico op geen enkele andere wijze kan worden vermeden, verlangen dat wijzigingen in het biocide zelf worden aangebracht, zodat aan de in artikel 4 bedoelde voorwaarden voor het verlenen van toelating wordt voldaan.

    (Amendement 20)

    Artikel 3, leden 4 bis en 4 ter (nieuw) en 5, eerste alinea

    >Tekst na stemming van het EP>

    4 bis. Onverminderd artikel 11 wordt een in een lid-staat reeds toegelaten biocide in een andere lid-staat toegelaten binnen een periode van 60 dagen na ontvangst van de aanvraag en voldoende documentatie, indien de werkzame stof in het biocide is opgenomen in bijlage I en voldoet aan de daarin gestelde eisen. De aanvraag dient vergezeld te gaan van een samenvatting van de documenten overeenkomstig artikel 7, lid 2, sub a), en bijlage III, punt X, alsook van een gewaarmerkt afschrift van de toelating.

    >Tekst na stemming van het EP>

    4 ter. Indien een lid-staat overeenkomstig artikel 4 vaststelt dat

    a) het doelorganisme geacht kan worden niet op het grondgebied van de lid-staat voor te komen,

    b) een onaanvaardbare resistentie van het doelorganisme tegen het biocide is bewezen, of

    c) de relevante toepassingsomstandigheden, bijvoorbeeld het klimaat of de broedperiode van de doelsoort, in belangrijke mate afwijken van die in de lid- staat waar het biocide het eerst werd toegelaten en een ongewijzigde toelating derhalve onaanvaardbare risico's voor de mens of het milieu kan inhouden,

    kan de lid-staat verlangen dat de in artikel 18, lid 3, sub e), h), j) en l) vermelde voorschriften zodanig aan de afwijkende omstandigheden worden aangepast dat wordt voldaan aan de in artikel 4 opgesomde toelatingsvoorwaarden.

    De toelating kan worden gekoppeld aan verplichtingen die voortvloeien uit de tenuitvoerlegging van andere maatregelen uit hoofde van het gemeenschapsrecht en die, rekening houdend met de bescherming van de gezondheid van de desbetreffende distributieondernemers, gebruikers en werknemers, de handel in en het gebruik van de biociden omvatten.

    >Oorspronkelijke tekst>

    5. Onverminderd het bepaalde in lid 4 stelt een lid-staat die van mening is dat een biocide niet aan de in artikel 4 gestelde voorwaarden kan voldoen en dientengevolge voornemens is toelating te weigeren, de Commissie, de andere lid- staten en de aanvrager hiervan in kennis en zendt hij hun een toelichting met bijzonderheden omtrent het biocide, waarin de redenen waarom weigering van toelating wordt voorgenomen, nader worden omschreven.

    >Tekst na stemming van het EP>

    5. Onverminderd het bepaalde in het vorige lid stelt een lid-staat die van mening is dat een biocide niet aan de in artikel 4 gestelde voorwaarden kan voldoen en dientengevolge voornemens is toelating te weigeren, de Commissie, de andere lid-staten en de aanvrager hiervan in kennis en zendt hij hun een toelichting met bijzonderheden omtrent het biocide, waarin de redenen waarom weigering van toelating wordt voorgenomen, nader worden omschreven.

    (Amendement 21)

    Artikel 4, lid 1, sub b), punten iii) en iv)

    >Oorspronkelijke tekst>

    iii) zelf of via de residuen ervan geen schadelijke effecten heeft op de gezondheid van mens of dier, hetzij direct, hetzij indirect (bij voorbeeld via drinkwater, voedsel of voer), dan wel op het grondwater,

    >Tekst na stemming van het EP>

    iii) zelf of via de residuen ervan geen schadelijke effecten heeft op de gezondheid van mens of dier, hetzij direct, hetzij indirect (bij voorbeeld via lucht, drinkwater, voedsel of voer), dan wel op het grondwater en het oppervlaktewater,

    >Oorspronkelijke tekst>

    iv) geen onaanvaardbare effecten op het milieu heeft, waarbij in het bijzonder rekening wordt gehouden met de volgende aspecten:

    >Tekst na stemming van het EP>

    iv) geen onaanvaardbare effecten op het milieu heeft, waarbij in het bijzonder rekening wordt gehouden met de volgende aspecten:

    >Oorspronkelijke tekst>

    - de plaats waar het middel in het milieu terechtkomt en wordt verspreid, met name voor wat betreft besmetting van het water, met inbegrip van drinkwater en grondwater,

    >Tekst na stemming van het EP>

    - de plaats waar het middel in het milieu terechtkomt en wordt verspreid, met name voor wat betreft besmetting van het water, met inbegrip van drinkwater, grondwater en oppervlaktewater,

    >Oorspronkelijke tekst>

    - de gevolgen voor niet-doelsoorten;

    >Tekst na stemming van het EP>

    - de gevolgen voor niet-doelsoorten;

    (Amendement 22)

    Artikel 4, lid 1, sub b), punt v bis) (nieuw)

    >Tekst na stemming van het EP>

    (v bis) geen enkele stof bevat die behoort tot de carcinogenen waarvoor geen beschermingsniveau kan worden vastgesteld;

    (Amendement 23)

    Artikel 4, lid 1, sub c)

    >Oorspronkelijke tekst>

    c) de aard en hoeveelheid van de werkzame stoffen, zo nodig de in toxicologisch en ecotoxicologisch opzicht belangrijke verontreinigingen en hulpstoffen en de residuen die in toxicologisch opzicht of voor het milieu van belang zijn en bij toegelaten gebruik ontstaan, volgens de desbetreffende vereisten van de bijlagen II, III en IV kunnen worden bepaald;

    >Tekst na stemming van het EP>

    c) de aard en hoeveelheid van de werkzame stoffen en de in toxicologisch en ecotoxicologisch opzicht belangrijke verontreinigingen en hulpstoffen en de residuen die in toxicologisch opzicht of voor het milieu van belang zijn en bij toegelaten gebruik ontstaan, volgens de desbetreffende vereisten van de bijlagen II, III en IV kunnen worden bepaald;

    (Amendement 24)

    Artikel 4, lid 4

    >Oorspronkelijke tekst>

    4. Wanneer krachtens andere communautaire bepalingen eisen van kracht zijn die voor de voorwaarden voor het verlenen van een toelating relevant zijn, en vooral wanneer deze zijn gericht op de bescherming van de gezondheid van distributeurs, gebruikers, werknemers en consumenten, de gezondheid van dieren of het milieu, houdt de bevoegde instantie bij het verlenen van een toelating rekening met deze eisen en verleent zij indien nodig de toelating op voorwaarde dat aan die eisen wordt voldaan.

    >Tekst na stemming van het EP>

    4. Wanneer krachtens andere communautaire bepalingen eisen van kracht zijn die voor de voorwaarden voor het verlenen van een toelating en gebruik relevant zijn, en vooral wanneer deze zijn gericht op de bescherming van de gezondheid van distributeurs, gebruikers, werknemers en consumenten, de gezondheid van dieren of het milieu, houdt de bevoegde instantie bij het verlenen van een toelating rekening met deze eisen en verleent zij indien nodig de toelating op voorwaarde dat aan die eisen wordt voldaan.

    (Amendement 25)

    Artikel 7, lid 4

    >Oorspronkelijke tekst>

    4. Informatie die niet noodzakelijk is wegens de aard van het biocide of van de voorgestelde toepassingen ervan, behoeft niet te worden verstrekt. Hetzelfde geldt voor gevallen waarin het wetenschappelijk niet vereist of technisch niet mogelijk is de informatie te verstrekken. In dergelijke gevallen moet een voor de bevoegde instantie aanvaardbare gegronde reden worden opgegeven.

    >Tekst na stemming van het EP>

    Schrappen

    (Amendement 26)

    Artikel 7 bis (nieuw)

    >Tekst na stemming van het EP>

    Artikel 7 bis

    Heffingen

    De lid-staten leggen een heffing op voor de toelating van een biocide.

    (Amendement 27)

    Artikel 9, lid 2, inleidende zin en sub i), inleiding

    >Oorspronkelijke tekst>

    2. Aan de opneming van een werkzame stof in bijlage I worden, waar van toepassing, de volgende voorwaarden verbonden:

    >Tekst na stemming van het EP>

    2. Aan de opneming van een werkzame stof in bijlage I worden de volgende voorwaarden verbonden:

    >Oorspronkelijke tekst>

    i) eisen betreffende:

    >Tekst na stemming van het EP>

    i) eisen c.q. gegevens betreffende:

    (Amendement 28)

    Artikel 9, lid 2, sub ii) (b)

    >Oorspronkelijke tekst>

    (b) indien van toepassing, een aanvaardbare dagelijkse opneming voor de mens (ADI);

    >Tekst na stemming van het EP>

    (b) een aanvaardbare dagelijkse opneming voor de mens (ADI);

    (Amendementen 29 en 95)

    Artikel 9, lid 5

    >Oorspronkelijke tekst>

    5. De opneming van een werkzame stof in bijlage I kan worden geweigerd of herzien als er een andere werkzame stof voor dezelfde produktsoort in bijlage I is opgenomen of een andere bestrijdingsmethode bestaat die in het licht van de wetenschappelijke of technische kennis belangrijk minder risico's voor de gezondheid of het milieu oplevert. Bij het overwegen van een weigering wordt overeenkomstig de gemeenschappelijke beginselen voor de beoordeling van dossiers een beoordeling van de alternatieve werkzame stoffen of methoden uitgevoerd om aan te tonen dat deze zonder grote economische en praktische nadelen voor de gebruiker met hetzelfde effect op het doelorganisme kunnen worden gebruikt. Deze beoordeling wordt volgens de procedures van artikel 10, lid 2, voor besluiten overeenkomstig de procedures van de artikelen 24 en 25, lid 3, gedistribueerd.

    >Tekst na stemming van het EP>

    5. De opneming van een werkzame stof in bijlage I kan worden geweigerd of herzien als er een andere werkzame stof voor dezelfde produktsoort in bijlage I is opgenomen of een andere bestrijdingsmethode bestaat die in het licht van de wetenschappelijke of technische kennis belangrijk minder risico's voor de gezondheid of het milieu oplevert. Bij het overwegen van een weigering wordt een beoordeling van de alternatieve werkzame stoffen of methoden uitgevoerd om aan te tonen dat deze zonder grote economische en praktische nadelen voor de gebruiker met hetzelfde effect op het doelorganisme kunnen worden gebruikt. Voor werkzame stoffen die uit de bijlage moeten worden geschrapt, kan toestemming worden verleend voor een geleidelijke afschaffing over een periode van vijf jaar volgens de procedure van artikel 10. Deze beoordeling wordt volgens de procedures van artikel 10, lid 2, voor besluiten overeenkomstig de procedures van de artikelen 24 en 25, lid 3, gedistribueerd.

    (Amendement 31)

    Artikel 14, lid 3

    >Oorspronkelijke tekst>

    3. In verdere afwijking van artikel 4, lid 1, en artikel 7, leden 2 en 3, en onverminderd de leden 4 en 6 mag een lid-staat gedurende een periode van tien jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn toelaten dat een biocide dat niet in bijlage I opgenomen werkzame stoffen bevat die op de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn reeds op de markt waren, op zijn grondgebied op de markt wordt gebracht.

    >Tekst na stemming van het EP>

    3. In verdere afwijking van artikel 3, lid 1, artikel 4, lid 1, en artikel 7, leden 2 en 3, en onverminderd de leden 4 en 6 mag een lid-staat gedurende een periode van tien jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn toelaten dat een biocide dat niet in bijlage I opgenomen maar wel al in biociden gebruikte werkzame stoffen bevat die op de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn reeds op de markt waren, op zijn grondgebied op de markt wordt gebracht.

    (Amendement 32)

    Artikel 14, lid 4, eerste alinea

    >Oorspronkelijke tekst>

    4. Na de vaststelling van deze richtlijn start de Commissie een tienjarig werkprogramma om werkzame stoffen die niet in bijlage I zijn opgenomen, systematisch te onderzoeken. In een volgens de procedure van artikel 25, lid 2 vastgestelde verordening worden alle bepalingen die voor de samenstelling en tenuitvoerlegging van het programma noodzakelijk zijn, vastgelegd.

    >Tekst na stemming van het EP>

    4. Na de vaststelling van deze richtlijn start de Commissie een tienjarig werkprogramma om werkzame stoffen die niet in bijlage I zijn opgenomen, systematisch te onderzoeken. In een volgens de procedure van artikel 25, lid 3 vastgestelde verordening worden alle bepalingen die voor de samenstelling en tenuitvoerlegging van het programma noodzakelijk zijn, vastgelegd.

    (Amendement 33)

    Artikel 16, lid 2 bis (nieuw)

    >Tekst na stemming van het EP>

    2 bis. Een biocide kan worden toegelaten op voorwaarde dat de Commissie en de lid-staten over de nodige gegevens menen te beschikken, met inbegrip van, zo nodig, technische informatie van artikel 7. Als er geen eensgezindheid over de toelating te bereiken is, wordt er een besluit genomen volgens de procedure van artikel 25.

    (Amendement 34)

    Artikel 17, lid 1

    >Oorspronkelijke tekst>

    1. Onverminderd het bepaalde in richtlijn 90/313/EEG van de Raad inzake de vrije toegang tot milieu-informatie kan een aanvrager de bevoegde instantie meedelen welke informatie, die hij commercieel gevoelig acht en waarvan bekendmaking hem op industrieel of commercieel gebied zou kunnen schaden, hij voor iedereen behalve de bevoegde instanties en de Commissie geheim wenst te houden. In elk afzonderlijk geval dient een volledige motivering te worden gegeven.

    >Tekst na stemming van het EP>

    1. Onverminderd het bepaalde in richtlijn 90/313/EEG van de Raad inzake de vrije toegang tot milieu-informatie kan een aanvrager de bevoegde instantie meedelen welke informatie, die hij commercieel gevoelig acht en waarvan bekendmaking hem op industrieel of commercieel gebied zou kunnen schaden, hij voor iedereen behalve de bevoegde instanties en de Commissie geheim wenst te houden. In elk afzonderlijk geval dient een volledige motivering te worden gegeven. Elk verzoek om de samenstelling of produktformules te behandelen als vertrouwelijke informatie zal als gerechtvaardigd worden beschouwd.

    (Amendement 35)

    Artikel 18, lid 2, sub b bis) (nieuw)

    >Tekst na stemming van het EP>

    b bis) worden produkten die verkrijgbaar zijn voor het grote publiek, van een veiligheidsdeksel voorzien.

    (Amendement 36)

    Artikel 18, lid 3, inleiding

    >Oorspronkelijke tekst>

    3. Biociden worden geëtiketteerd overeenkomstig de bepalingen van richtlijn 88/379/EEG inzake etikettering. Bovendien moeten op het etiket duidelijk leesbaar en onuitwisbaar worden vermeld:

    >Tekst na stemming van het EP>

    3. Biociden worden geëtiketteerd overeenkomstig de bepalingen van richtlijn 88/379/EEG inzake etikettering. De etiketten mogen niet misleidend zijn of een overdreven indruk van het produkt wekken, en geen aanbevelingen of reclame voor het produkt bevatten. Bovendien moeten op het etiket duidelijk leesbaar en onuitwisbaar worden vermeld:

    (Amendement 37)

    Artikel 18, lid 4

    >Oorspronkelijke tekst>

    4. In afwijking van de leden 1 en 2 en de eerste zin van lid 3 worden biociden die als insekticide, acaricide, rodenticide, avicide of molluscicide worden toegelaten, overeenkomstig richtlijn 78/631/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke bepalingen in de lid-staten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten (bestrijdingsmiddelen) (1) ingedeeld, verpakt en geëtiketteerd, voor zover er voor deze produkten geen andere specifieke communautaire bepalingen op dit gebied bestaan.

    (1) PB L 206 van 29.7.1978, blz. 13.

    >Tekst na stemming van het EP>

    Schrappen

    (Amendement 38)

    Artikel 20, lid 1, eerste en tweede alinea

    >Oorspronkelijke tekst>

    1. De lid-staten schrijven voor dat elke reclame voor een biocide vergezeld gaat van de zinnen "Gebruik biociden veilig. Lees vóór gebruik eerst het etiket en de produktinformatie".

    >Tekst na stemming van het EP>

    1. De lid-staten schrijven voor dat elke reclame voor een biocide vergezeld gaat van de zinnen "Gebruik biociden veilig en met mate, in het belang van uw eigen gezondheid en een schoon milieu. Lees vóór gebruik eerst het etiket en de produktinformatie."

    >Oorspronkelijke tekst>

    Deze zinnen moeten in het geheel van de reclametekst duidelijk te onderscheiden zijn.

    >Tekst na stemming van het EP>

    Deze zinnen moeten in het geheel van de reclametekst duidelijk te onderscheiden en duidelijk zichtbaar zijn.

    (Amendement 39)

    Artikel 24, lid 3

    >Oorspronkelijke tekst>

    3. De aanvrager of zijn gevolmachtigde vertegenwoordiger kan door de Commissie worden verzocht opmerkingen aan haar voor te leggen, in het bijzonder wanneer een negatieve beslissing overwogen wordt.

    >Tekst na stemming van het EP>

    3. De aanvrager of zijn gevolmachtigde vertegenwoordiger moet door de Commissie worden verzocht opmerkingen aan haar voor te leggen, in het bijzonder wanneer een negatieve beslissing overwogen wordt.

    (Amendement 63)

    Artikel 25, lid 1

    >Oorspronkelijke tekst>

    1. De Commissie stelt een Permanent Comité voor biociden (het Permanent Comité) in ter ondersteuning bij de uitvoering van haar taken. Het Permanent Comité bestaat uit vertegenwoordigers van de lid-staten en wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie. Het Permanent Comité stelt zijn eigen huishoudelijk reglement vast.

    >Tekst na stemming van het EP>

    1. De Commissie stelt een Permanent Comité voor biociden (het Permanent Comité) in ter ondersteuning bij de uitvoering van haar taken. Het Permanent Comité bestaat uit vertegenwoordigers van de lid-staten die bevoegd zijn op het gebied van het milieu, de gezondheid of het waterbeheer en wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van DG XI van de Commissie. Indien nodig worden belanghebbende partijen door het Permanent Comité geraadpleegd. Het Permanent Comité stelt zijn eigen huishoudelijk reglement vast.

    (Amendement 41)

    Artikel 29

    >Oorspronkelijke tekst>

    Indien een lid-staat gegronde redenen heeft om te oordelen dat een door hem overeenkomstig artikel 3 toegelaten of toe te laten biocide een onaanvaardbaar risico oplevert voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu, kan die lid-staat het gebruik of de verkoop van dat produkt op zijn grondgebied tijdelijk beperken of verbieden. Hij stelt de Commissie en de overige lid-staten onverwijld van een dergelijke maatregel in kennis en omkleedt zijn besluit met redenen. Binnen 90 dagen wordt ter zake een besluit genomen volgens de procedure van artikel 25, lid 3.

    >Tekst na stemming van het EP>

    Indien een lid-staat gegronde redenen heeft om te oordelen dat een door hem overeenkomstig artikel 3 toegelaten of toe te laten biocide een onaanvaardbaar risico oplevert voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu, kan die lid-staat het gebruik of de verkoop van dat produkt op zijn grondgebied tijdelijk beperken of verbieden. Met het oog op volksgezondheid en milieu in de andere lid-staten stelt een lid-staat de Commissie en de overige lid-staten onverwijld van een dergelijke maatregel in kennis en omkleedt zijn besluit met redenen. Binnen 90 dagen wordt volgens de procedure van artikel 25, lid 3, een besluit genomen of de goedkeuring van het betreffende produkt voor heel de markt ingetrokken wordt of alleen voor de betreffende lid-staat.

    (Amendement 42)

    Artikel 29 bis (nieuw)

    >Tekst na stemming van het EP>

    Artikel 29 bis

    Verwezenlijking van de doelstellingen

    De Raad kan bij besluit op grond van de ter zake doende Verdragsartikelen economische instrumenten invoeren om de verwezenlijking van de doelstellingen van deze richtlijn te bevorderen. Zolang dergelijke voorzieningen niet zijn getroffen, kunnen de lid-staten overeenkomstig de beginselen van het milieubeleid van de Gemeenschap, zoals het beginsel "de vervuiler betaalt", en met inachtneming van de verplichtingen die uit het Verdrag voortvloeien, zelf voorzieningen treffen om die doelstellingen te verwezenlijken.

    (Amendement 43)

    Artikel 29 ter (nieuw)

    >Tekst na stemming van het EP>

    Artikel 29 ter

    Actieplannen

    De lid-staten kunnen actieplannen opstellen ter vermindering van het verbruik van biociden. De lid-staten houden de Commissie en de overige lid-staten van die actieplannen op de hoogte.

    (Amendement nr. 81)

    Bijlage II, Deel A, punt 1

    >Oorspronkelijke tekst>

    1. In dossiers over werkzame stoffen dienen ten minste alle hieronder genoemde punten aan de orde te komen.

    >Tekst na stemming van het EP>

    1. In dossiers over werkzame stoffen dienen ten minste alle hieronder genoemde punten aan de orde te komen. De aan de documenten gestelde eisen dienen overeen te komen met de technische ontwikkeling.

    (Amendement 44)

    Bijlage II, Deel A, punt 2

    >Oorspronkelijke tekst>

    2. Informatie die vanwege de aard van het biocide of het beoogde gebruik niet noodzakelijk is, hoeft niet te worden verstrekt. Dit geldt tevens wanneer het uit wetenschappelijk oogpunt niet noodzakelijk of technisch onmogelijk is de informatie te verstrekken. Wanneer informatie niet wordt verstrekt, moet een voor de bevoegde instantie aanvaardbare motivering worden gegeven.

    >Tekst na stemming van het EP>

    Schrappen

    (Amendement 45)

    Bijlage II, Deel A, IV, punt 4.2, inleiding en sub a), b) en c)

    >Oorspronkelijke tekst>

    4. 2 Analysemethoden voor de bepaling van de werkzame stof en de residuen daarvan, met inbegrip van gegevens over de opbrengst en de bepalingsgrenzen, in en, indien relevant, op:

    a) bodem

    b) lucht

    >Tekst na stemming van het EP>

    4. 2 Analysemethoden voor de bepaling van de werkzame stof en de residuen daarvan, met inbegrip van gegevens over de opbrengst en de aantoonbaarheidsgrenzen, in en op:

    a) bodem

    b) lucht

    >Oorspronkelijke tekst>

    c) water: de aanvrager moet bevestigen dat de stof zelf en alle afbraakprodukten daarvan die vallen onder de definitie van pesticiden als vermeld voor parameter 55 in bijlage I van richtlijn 80/778/EEG betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (PB L 229 van 30.8.1980, blz. 11), bij de voor afzonderlijke pesticiden in die richtlijn gespecificeerde MAC met een afdoende betrouwbaarheid kunnen worden bepaald;

    >Tekst na stemming van het EP>

    c) water: de aanvrager moet bewijzen dat de stof zelf en alle afbraakprodukten daarvan die vallen onder de definitie van de parameters in richtlijn 80/778/EEG betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (PB L 229 van 30.8.1980, blz. 11), de in die richtlijn gespecificeerde MAC zonder bijzondere behandeling niet overschrijden;

    (Amendement 46)

    Bijlage II, Deel A, VI, titel

    >Oorspronkelijke tekst>

    VI. TOXICOLOGISCH EN METABOLISME-ONDERZOEK

    >Tekst na stemming van het EP>

    VI. TOXICOLOGISCH EN METABOLISME-ONDERZOEK AAN DE WERKZAME STOF EN AFBRAAKPRODUKTEN

    (Amendement 47)

    Bijlage II, Deel A, VI, punt 6.2, derde alinea

    >Oorspronkelijke tekst>

    Bij de onderzoeken 6.3 (waar nodig), 6.4, 6.5, 6.7, en 6.8 moet de stof oraal worden toegediend, tenzij kan worden gemotiveerd dat een alternatieve route geschikter is.

    >Tekst na stemming van het EP>

    Bij de onderzoeken 6.3 (waar nodig), 6.4, 6.5, 6.7, en 6.8 moet de stof oraal en/of via inademing worden toegediend, tenzij kan worden gemotiveerd dat een alternatieve route geschikter is.

    (Amendement 48)

    Bijlage II, Deel A, VI, punt 6.14

    >Oorspronkelijke tekst>

    6. 14 Samenvatting van de toxicologie bij zoogdieren en conclusies, waaronder de NOAEL (no observable adverse effect level) en de NOEL (no observable effect level) en een totaalevaluatie van alle toxicologische gegevens en eventuele andere gegevens inzake de werkzame stof. Waar mogelijk dienen voorstellen voor eventuele maatregelen ter bescherming van de werknemer in beknopte vorm te worden opgenomen.

    >Tekst na stemming van het EP>

    6. 14 Samenvatting van de toxicologie bij zoogdieren, resultaten van moleculaire proeven en conclusies, waaronder de NOAEL (no observable adverse effect level) en de NOEL (no observable effect level) en een totaalevaluatie van alle toxicologische gegevens en eventuele andere gegevens inzake de werkzame stof. Waar mogelijk dienen voorstellen voor eventuele maatregelen ter bescherming van de werknemer in beknopte vorm te worden opgenomen.

    (Amendement 49)

    Bijlage II, deel A, VII, titel

    >Oorspronkelijke tekst>

    VII. ECOTOXICOLOGISCH ONDERZOEK AAN DE WERKZAME STOF

    >Tekst na stemming van het EP>

    VII. ECOTOXICOLOGISCH ONDERZOEK AAN DE WERKZAME STOF EN AAN DE AFBRAAKPRODUKTEN ERVAN

    (Amendement nr. 79)

    Bijlage II, Deel B, punt 1

    >Oorspronkelijke tekst>

    1. In dossiers over werkzame organismen dienen ten minste alle hieronder genoemde punten aan de orde te komen.

    >Tekst na stemming van het EP>

    1. In dossiers over werkzame organismen dienen ten minste alle hieronder genoemde punten aan de orde te komen. De aan de documenten gestelde eisen dienen overeen te komen met de technische ontwikkeling.

    (Amendement 50)

    Bijlage II, Deel B, punt 2

    >Oorspronkelijke tekst>

    2. Informatie die vanwege de aard van het biocide of het beoogde gebruik niet noodzakelijk is, hoeft niet te worden verstrekt. Dit geldt tevens wanneer het uit wetenschappelijk oogpunt niet noodzakelijk of technisch onmogelijk is de informatie te verstrekken. Wanneer informatie niet wordt verstrekt, moet een voor de bevoegde instantie aanvaardbare motivering worden gegeven.

    >Tekst na stemming van het EP>

    Schrappen

    (Amendement nr. 80)

    Bijlage III, Deel A, punt 1

    >Oorspronkelijke tekst>

    1. In dossiers over biociden dienen ten minste alle hieronder genoemde punten aan de orde te komen.

    >Tekst na stemming van het EP>

    1. In dossiers over biociden dienen ten minste alle hieronder genoemde punten aan de orde te komen. De aan de documenten gestelde eisen dienen overeen te komen met de technische ontwikkeling.

    (Amendement 51)

    Bijlage III, Deel A, punt 2

    >Oorspronkelijke tekst>

    2. Informatie die vanwege de aard van het biocide of het beoogde gebruik niet noodzakelijk is, hoeft niet te worden verstrekt. Dit geldt tevens wanneer het uit wetenschappelijk oogpunt niet noodzakelijk of technisch onmogelijk is de informatie te verstrekken. Wanneer informatie niet wordt verstrekt, moet een voor de bevoegde instantie aanvaardbare motivering worden gegeven.

    >Tekst na stemming van het EP>

    Schrappen

    (Amendement 52)

    Bijlage III, Deel A, VI en VII

    >Oorspronkelijke tekst>

    VI. Toxicologisch onderzoek

    VII. Ecotoxicologisch onderzoek

    >Tekst na stemming van het EP>

    VI. Gegevens over de toxiciteit van de biociden en hun residuen (als aanvulling op de voor het werkzame organisme vereiste informatie)

    VII. Gegevens over de ecotoxiciteit van de biociden en hun residuen (als aanvulling op de voor het werkzame organisme vereiste informatie)

    (Amendement 53)

    Bijlage III, Deel A, VII, punt 7.1

    >Oorspronkelijke tekst>

    7. 1 De verstrekte informatie moet, waar van toepassing, de in bijlage II, punten 7.1 tot en met 7.4, vermelde gegevens bevatten.

    >Tekst na stemming van het EP>

    7. 1 De verstrekte informatie moet de in bijlage II, punten 7.1 tot en met 7.4, vermelde gegevens bevatten.

    (Amendement 54)

    Bijlage III, Deel A, VII, punt 7.3

    >Oorspronkelijke tekst>

    7. 3 De verstrekte informatie moet, waar van toepassing, de in bijlage II, punt 7.6, vermelde gegevens bevatten.

    >Tekst na stemming van het EP>

    7. 3 De verstrekte informatie moet de in bijlage II, punt 7.6, vermelde gegevens bevatten.

    (Amendement nr. 83)

    Bijlage III, Deel B, punt 1

    >Oorspronkelijke tekst>

    1. In dossiers over biociden dienen ten minste alle hieronder genoemde punten aan de orde te komen.

    >Tekst na stemming van het EP>

    1. In dossiers over biociden dienen ten minste alle hieronder genoemde punten aan de orde te komen. De aan de documenten gestelde eisen dienen overeen te komen met de technische ontwikkeling.

    (Amendement 55)

    Bijlage VI, punt 27

    >Oorspronkelijke tekst>

    27. Wat betreft mutagene en carcinogene werking volstaat het te bepalen of de werkzame stof of aanleiding tot bezorgdheid gevende stof intrinsiek in staat is dergelijke effecten bij gebruik van het biocide te kunnen veroorzaken. Wanneer evenwel kan worden aangetoond dat een als carcinogeen geïdentificeerde werkzame stof of aanleiding tot bezorgdheid gevende stof niet genotoxisch is, dient een NOAEL of LOAEL te worden bepaald als beschreven in punt 25.

    >Tekst na stemming van het EP>

    27. Wat betreft mutagene en carcinogene werking door genotoxische effecten volstaat het te bepalen of de werkzame stof of aanleiding tot bezorgdheid gevende stof intrinsiek in staat is dergelijke effecten bij gebruik van het biocide te veroorzaken. Wanneer kan worden aangetoond dat een als carcinogeen geïdentificeerde werkzame stof of aanleiding tot bezorgdheid gevende stof niet genotoxisch is, dient een NOAEL of LOAEL te worden bepaald als beschreven in punt 25, mits het een niet-specifiek carcinogeen betreft.

    (Amendement 56)

    Bijlage VI, punt 51, inleidende zin

    >Oorspronkelijke tekst>

    51. Proeven moeten worden uitgevoerd volgens de bestaande en toepasselijke richtsnoeren van de Europese Unie. Bij ontstentenis daarvan kunnen andere methoden worden gebruikt, die hieronder in volgorde van voorkeur zijn aangegeven:

    >Tekst na stemming van het EP>

    51. Proeven moeten worden uitgevoerd volgens de bestaande en toepasselijke richtsnoeren van de Europese Unie. Waar passend kunnen andere methoden worden gebruikt, die hieronder in volgorde van voorkeur zijn aangegeven:

    (Amendement 57)

    Bijlage VI, punt 59, tweede alinea

    >Oorspronkelijke tekst>

    Werkzame stoffen die op de datum van tenuitvoerlegging van de richtlijn niet in de handel zijn, mogen alleen in biociden worden gebruikt als zij in bijlage I van de richtlijn zijn opgenomen.

    >Tekst na stemming van het EP>

    Schrappen.

    (Amendement 58)

    Bijlage VI, punt 61, zevende streepje bis (nieuw)

    >Tekst na stemming van het EP>

    - alternatieve technologieën.

    (Amendement 59)

    Bijlage VI, punt 80, inleidende zin

    >Oorspronkelijke tekst>

    80. De lid-staten verlenen geen toelating voor een biocide wanneer na gebruik van het produkt volgens de gebruiksaanwijzing verwacht kan worden dat de concentratie van de werkzame stof of van een aanleiding tot bezorgdheid gevende stof dan wel van relevante metabolieten, afbraak- of reactieprodukten in het grondwater de laagste van de volgende concentraties overschrijdt:

    >Tekst na stemming van het EP>

    80. De lid-staten verlenen geen toelating voor een biocide wanneer na gebruik van het produkt volgens de gebruiksaanwijzing verwacht kan worden dat de concentratie van de werkzame stof of van een aanleiding tot bezorgdheid gevende stof dan wel van relevante metabolieten, afbraak- of reactieprodukten in het oppervlaktewater of het grondwater de laagste van de volgende concentraties overschrijdt:

    (Amendement 60)

    Bijlage VI, punt 81, eerste streepje

    >Oorspronkelijke tekst>

    - indien het oppervlaktewater in of uit het gebied waar het biocide zal worden gebruikt voor onttrekking van drinkwater bestemd is, de overeenkomstig richtlijn 75/440/EEG van de Raad van 16 juni 1975 betreffende de vereiste kwaliteit van het oppervlaktewater dat is bestemd voor produktie van drinkwater in de lid- staten vastgestelde waarden overschrijdt, of

    >Tekst na stemming van het EP>

    - indien het oppervlaktewater in of uit het gebied waar het biocide zal worden gebruikt voor onttrekking van drinkwater bestemd is, de laagste van de volgende concentraties overschrijdt:

    . de overeenkomstig richtlijn 75/440/EEG van de Raad van 16 juni 1975 betreffende de vereiste kwaliteit van het oppervlaktewater dat is bestemd voor produktie van drinkwater in de lid-staten vastgestelde waarden,

    . de maximaal toelaatbare concentratie vastgelegd in richtlijn 80/778/EEG van 15 juli 1980 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water, of

    (Amendement 96)

    Bijlage VI, punt 86, alinea bis (nieuw)

    >Tekst na stemming van het EP>

    Niettemin kunnen de lid-staten toelating verlenen voor aangroeiwerende middelen die gebruikt worden voor zeeschepen van meer dan 25 m lengte gedurende een periode van ten hoogste 10 jaar na de inwerkingtreding van de richtlijn. Ingeval er gedurende deze periode IMO-regels worden uitgevaardigd, vervalt deze bepaling.

    (Amendement 62)

    Bijlage VI, punt 92

    >Oorspronkelijke tekst>

    92. Alvorens een besluit te nemen over toelating van een biocide houden de lid- staten terdege rekening met de relevante onaanvaardbare effecten, de werkzaamheid van het biocide en de voordelen van de toepassing van het produkt.

    >Tekst na stemming van het EP>

    92. Alvorens een besluit te nemen over toelating van een biocide houden de lid- staten terdege rekening met de relevante onaanvaardbare effecten, de werkzaamheid van het biocide en de milieu- en economische voordelen van de toepassing van het produkt.

    Wetgevingsresolutie houdende advies van het Europees Parlement inzake het voorstel en het gewijzigd voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van biociden (COM(93)0351 - C3- 0285/93 en COM(95)0387 - C4-0311/95 - 00/0465(COD))

    (Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)

    Het Europees Parlement,

    - gezien het voorstel van de Commissie COM(93)0351 ((PB C 239 van 3.9.1993, blz. 3.)) en het gewijzigde voorstel van de Commissie COM(95)0387 - 00/0465(COD) ((PB C 261 van 6.10.1995, blz. 5.)),

    - gelet op de artikelen 100 A en 189 B, lid 2 van het EG-Verdrag op grond waarvan de Commissie het voorstel bij het Parlement heeft ingediend (C4- 0311/95),

    - gelet op artikel 58 van zijn Reglement,

    - gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbescherming en het advies van de Commissie economische en monetaire zaken en industriebeleid (A4-0056/96),

    1. hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel zoals gewijzigd door het Parlement;

    2. verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 189 A, lid 2 van het EG-Verdrag dienovereenkomstig te wijzigen;

    3. verzoekt de Raad de door het Parlement aangenomen wijzigingen op te nemen in zijn krachtens artikel 189 B, lid 2 van het EG-Verdrag vast te stellen gemeenschappelijk standpunt;

    4. verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen, en wenst dat in dat geval de overlegprocedure wordt ingeleid;

    5. wijst erop dat de Commissie gehouden is elke wijziging die zij voornemens is aan te brengen in het door het Parlement geamendeerde voorstel, voor te leggen aan het Parlement;

    6. verzoekt zijn Voorzitter dit advies te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

    Top