EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51996AG0911(11)

GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 51/96 door de Raad vastgesteld op 8 juli 1996 met het oog op de aanneming van Besluit nr. .../96/EG van het Europees Parlement en de Raad van ... tot vaststelling van een communautair actieprogramma op het gebied van het cultureel erfgoed (Raphaël-programma)

PB C 264 van 11.9.1996, p. 69–79 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

51996AG0911(11)

GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 51/96 door de Raad vastgesteld op 8 juli 1996 met het oog op de aanneming van Besluit nr. .../96/EG van het Europees Parlement en de Raad van ... tot vaststelling van een communautair actieprogramma op het gebied van het cultureel erfgoed (Raphaël-programma)

Publicatieblad Nr. C 264 van 11/09/1996 blz. 0069


GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 51/96 door de Raad vastgesteld op 8 juli 1996 met het oog op de aanneming van Besluit nr. . . ./96/EG van het Europees Parlement en de Raad van . . . tot vaststelling van een communautair actieprogramma op het gebied van het cultureel erfgoed (Raphaël-programma) (96/C 264/11)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 128,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's (3),

Volgens de procedure van artikel 189 B van het Verdrag,

(1) Overwegende dat Europa als entiteit niet alleen een zeer tastbare en werkzame realiteit vormt op geografisch, politiek, economisch en sociaal gebied, maar ook op cultureel gebied;

(2) Overwegende dat titel IX van het Verdrag specifiek betrekking heeft op cultuur en waarin is bepaald dat de Gemeenschap bijdraagt tot de ontplooiing van de culturen van de Lid-Staten, onder eerbiediging van de nationale en regionale verscheidenheid van die culturen, maar tegelijkertijd ook de nadruk leggend op het gemeenschappelijk cultureel erfgoed;

(3) Overwegende dat in artikel 128 van het Verdrag het cultureel erfgoed wordt genoemd als een van de gebieden waarop het optreden van de Gemeenschap moet worden gericht, dat het cultureel erfgoed uitdrukking geeft aan de nationale en de regionale identiteit en aan de banden tussen de volkeren; dat het van belang is dat erfgoed in stand te houden en gemakkelijker toegankelijk te maken voor de burgers (ook voor degenen die daarbij met specifieke problemen worden geconfronteerd), ten einde de wederzijdse kennis en het onderlinge respect te bevorderen;

(4) Overwegende dat een communautaire actie, door de uitwisseling van ervaringen en know-how aan te moedigen en door synergie en partnerschap te stimuleren, de instandhouding van het erfgoed ten goede kan komen;

(5) Overwegende dat de sociaal-economische aspecten van de instandhouding van het cultureel erfgoed aan een maatschappijmodel beantwoorden en in aanzienlijke mate kunnen bijdragen tot het scheppen van werkgelegenheid en tot de regionale ontwikkeling alsook tot de verbetering van de levenskwaliteit en de dagelijkse omgeving van de burgers en dat hedendaagse scheppingen daarbij een belangrijke rol kunnen vervullen;

(6) Overwegende dat in de mededeling van de Commissie "Europa op weg naar de informatiemaatschappij: een actieplan" cultuur als een van de belangrijkste werkgebieden wordt aangemerkt in het vooruitzicht van de informatiemaatschappij;

(7) Overwegende dat op het gebied van de instandhouding van het cultureel erfgoed onderzoek op communautair niveau moet worden verricht en dat de communautaire maatregelen inzake onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie ten uitvoer worden gelegd volgens de bepalingen van het OTO-kaderprogramma (4), hetgeen het Raphaël-programma ten goede kan komen;

(8) Overwegende dat de Commissie op dit gebied reeds ervaringen heeft opgedaan, met name wat betreft het architectonisch erfgoed, alsmede overwegende de resultaten van het overleg dat de Commissie met alle betrokken partijen heeft gevoerd;

(9) Overwegende dat het Europees Parlement veel belang hecht aan de communautaire actie ten gunste van het erfgoed en met name aan de opleiding, het onderzoek, de bewustmaking van jongeren en adolescenten, de samenwerking met derde landen en met de Raad van Europa alsmede aan het verband met de andere communautaire beleidsgebieden, met name wat betreft opleiding en regionale ontwikkeling (1);

(10) Overwegende dat het Europees Parlement zich in diverse resoluties heeft uitgesproken over de bijdrage van de Gemeenschap aan de werkzaamheden met betrekking tot de restauratie van het architectonisch erfgoed van uitzonderlijk belang (2);

(11) Overwegende dat de Raad blijk heeft gegeven van zijn belangstelling voor een uitbreiding van de samenwerking op het gebied van het architectonisch erfgoed, kunstwerken en kunstvoorwerpen en archieven, met name wat betreft de uitwisseling van kennis, documentatie en opleiding; dat de netwerken van culturele organisaties een belangrijke rol spelen bij de samenwerking op cultuurgebied in Europa (3);

(12) Overwegende dat de Commissie in haar mededeling betreffende de "Nieuwe vooruitzichten voor de actie van de Gemeenschap op cultureel gebied" heeft aangegeven dat de communautaire actie tot het roerend erfgoed moet worden uitgebreid en dat de dialoog en de samenwerking tussen alle betrokken partijen moeten worden aangemoedigd en de verspreiding van ervaringen en gespecialiseerde informatie moet worden bevorderd; dat het Europees Parlement en de Raad deze benaderingswijze hebben aangemoedigd (4);

(13) Overwegende dat de Europese Instellingen hebben gewezen op het belang van de integratie in een coherente communautaire actie van de diverse aspecten van het cultureel erfgoed (5), waarbij rekening wordt gehouden met de rijkdom en de verscheidenheid van het roerend en het onroerend erfgoed en waarbij wordt uitgegaan van de werkzaamheden van de diverse betrokken partijen;

(14) Overwegende dat het van belang blijft dat de waarde van de bescherming van het cultureel erfgoed door middel van algemene voorlichting overgebracht wordt op een zo breed mogelijk publiek;

(15) Overwegende dat de Gemeenschap in haar optreden rekening moet houden met het evolutieve karakter van het begrip erfgoed en dat zij alle vormen van het erfgoed in aanmerking moet nemen, en daartoe multidisciplinaire benaderingswijzen moet aanmoedigen;

(16) Overwegende dat de Commissie bij de voorbereiding van een actieprogramma op het gebied van het cultureel erfgoed overlegvergaderingen heeft georganiseerd met alle betrokken partijen, met name overheidsdiensten van de Lid-Staten, beroepskringen, niet-gouvernementele organisaties, stichtingen en verenigingen;

(17) Overwegende dat het culturele erfgoed in de Gemeenschap veel raakpunten heeft met landen buiten de Gemeenschap en dat het derhalve een uitgelezen gebied vormt om samenwerkingsvormen met derde landen en met de Raad van Europa alsook met andere bevoegde internationale organisaties in de culturele sector (bij voorbeeld de Unesco) te ontwikkelen, overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag en de bovengenoemde conclusies en resoluties;

(18) Overwegende dat de Europese Raad van Kopenhagen van 21 tot 23 juni 1993 in zijn conclusies aanbeveelt de communautaire programma's open te stellen voor de landen van Midden- en Oost-Europa waarmee associatieovereenkomsten zijn gesloten en dat de Gemeenschap met bepaalde derde landen samenwerkingsakkoorden heeft gesloten waarin ook de culturele aspecten zijn opgenomen;

(19) Overwegende dat in dit besluit een financiële toewijzing voor de gehele duur van het programma wordt vastgesteld, die voor de begrotingsautoriteit in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure als referentie dient in de zin van punt 1 van de verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 6 maart 1995;

(20) Overwegende dat bij de acties in het kader van dit programma eveneens rekening moet worden gehouden met het aanvullende karakter van acties die via andere vormen van communautair beleid kunnen worden uitgevoerd;

(21) Overwegende dat de tenuitvoerlegging van dit programma gebaseerd moet zijn op een nauwe samenwerking met de nationale instanties, teneinde te verzekeren dat de activiteiten van de Lid-Staten door de communautaire actie worden ondersteund en aangevuld, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel als omschreven in artikel 3 B van het Verdrag;

(22) Overwegende dat naar aanleiding van de opgedane ervaring een wijziging noodzakelijk kan blijken te zijn van de drempels die zijn vastgesteld voor de financiële bijdrage van de Gemeenschap voor de verschillende soorten projecten die in de bijlage staan (acties I, II en III);

(23) Overwegende dat op 20 december 1994 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie een modus vivendi is overeengekomen betreffende de maatregelen ter uitvoering van besluiten die volgens de procedure van artikel 189 B van het Verdrag zijn vastgesteld (1),

BESLUITEN:

Artikel 1

Bij dit besluit wordt het actieprogramma "Raphaël" op het gebied van het cultureel erfgoed, hierna "programma" te noemen, vastgesteld voor het tijdvak van 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000.

Met dit programma wordt beoogd om door middel van samenwerking het optreden van de Lid-Staten op het gebied van het cultureel erfgoed met een belangrijke Europese dimensie te ondersteunen en te vervolledigen.

Artikel 2

Onverminderd de bevoegdheiden van de Lid-Staten ten aanzien van de omschrijving van het cultureel erfgoed, wordt voor de toepassing van dit programma verstaan onder:

- "cultureel erfgoed": het roerende en onroerende erfgoed (musea, verzamelingen, bibliotheken, archieven met inbegrip van foto-, film- en geluidsarchieven), het archeologisch en subaquatisch erfgoed, het architectonisch erfgoed, gebouwencomplexen, opmerkelijke plaatsen en de cultuurlandschappen (combinaties van cultuur- en natuurbezit);

- "instandhouding": alle activiteiten die bijdragen aan een betere kennis, beheer, instandhouding, restauratie, valorisatie en een grotere toegankelijkheid van het cultureel erfgoed.

Artikel 3

Dit programma moedigt de Europese samenwerking tussen de Lid-Staten op het gebied van het cultureel erfgoed aan. Het ondersteunt hun activiteiten en vult deze aan overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel, door bij te dragen tot de ontplooiing van hun culturen onder eerbiediging van de nationale en regionale verscheidenheid en tegelijkertijd de aandacht te richten op het gemeenschappelijke culturele erfgoed.

Daartoe heeft het programma, conform de algemene doelstelling van artikel 1, tweede alinea, de volgende specifieke doelstellingen die gebaseerd zijn op de ontwikkeling van grensoverschrijdende samenwerking:

a) aanmoediging van de instandhouding en het herstel van het cultureel erfgoed met een Europese dimensie door bij te dragen tot de valorisatie en de uitstraling ervan;

b) aanmoediging van de ontwikkeling van grensoverschrijdende samenwerking tussen de instellingen en/of de bedrijven die het cultureel erfgoed beheren, teneinde bij te dragen tot de algemene verbreiding van de know-how en de ontwikkeling van de beste werkwijzen voor de instandhouding van het cultureel erfgoed;

c) toegankelijker maken van het culturele erfgoed in zijn Europese dimensie en aanmoediging van burgers en met name kinderen en jongeren om actief deel te nemen aan de bescherming en de valorisatie van het Europees cultureel erfgoed;

d) aanmoediging van grensoverschrijdende samenwerking met het oog op de ontwikkeling van nieuwe technologieën die worden toegepast op de verschillende soorten erfgoed en de daarmee samenhangende vakgebieden alsmede met het oog op de instandhouding van de traditionele ambachten en technieken die samenhangen met het cultureel erfgoed;

e) stimuleren dat in de andere communautaire programma's en beleidssectoren rekening wordt gehouden met het cultureel erfgoed;

f) bevordering van de samenwerking met derde landen en de bevoegde internationale organisaties.

Artikel 4

Om de doelstellingen van artikel 3, tweede alinea, te verwezenlijken moeten de in het kader van het programma ontwikkelde projecten een Europese dimensie hebben alsmede een meerwaarde ten opzichte van de acties in de Lid-Staten en voldoen aan de volgende criteria:

- bijdragen aan de uitstraling van het cultureel erfgoed mede door middel van de verspreiding van informatie over dit erfgoed;

- door hun voorbeeldfunctie of hun vernieuwende of informatie karakter van communautair belang zijn;

- betrekking hebben op problemen in verband met de instandhouding van het cultureel erfgoed en bijdragen aan de ontwikkeling van de beste werkwijzen voor de instandhouding;

- op cultureel, pedagogisch of sociaal-economisch gebied een multiplier-effect kunnen hebben.

Artikel 5

De in de bijlage beschreven acties dienen voor de verwezenlijking van de in artikel 3, tweede alinea, genoemde doelstellingen. Zij worden ten uitvoer gelegd volgens de procedure van artikel 7.

Artikel 6

1. Het programma wordt voor deelneming van de geassocieerde landen van Midden- en Oost-Europa opengesteld overeenkomstig de voorwaarden die worden gesteld in de met die landen gesloten of nog te sluiten aanvullende protocollen bij de associatieovereenkomsten betreffende de deelneming aan communautaire programma's. Het wordt, op basis van aanvullende kredieten die worden verstrekt volgens met de betrokken landen overeen te komen procedures opengesteld voor deelname van Cyprus en Malta en voor samenwerking met andere derde landen waarmee associatie- of samenwerkingsovereenkomsten met culturele bepalingen zijn gesloten.

2. De Gemeenschap en de Lid-Staten bevorderen de samenwerking met de Raad van Europa en met andere internationale organisaties die bevoegd zijn op het gebied van het cultureel erfgoed (bij voorbeeld de Unesco), waarbij zij ervoor zorgen dat de gebruikte instrumenten complementair zijn en dat de eigen identiteit en de handelingsautonomie van elke instelling en organisatie worden geëerbiedigd en toezien op een optimaal gebruik van de beschikbare middelen.

Artikel 7

1. De Commissie legt het programma ten uitvoer overeenkomstig de bepalingen van dit besluit.

2. Bij de uitvoering van haar taak wordt de Commissie bijgestaan door een comité bestaande uit twee door elke Lid-Staat aangewezen vertegenwoordigers en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie. De leden van het comité kunnen zich laten bijstaan door deskundigen of adviseurs.

3. De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité ontwerp-maatregelen voor met betreking tot:

- het jaarlijkse werkprogramma;

- het algemene evenwicht tussen alle acties;

- de selectiewijze en -criteria voor de in de bijlage beschreven soorten projecten;

- de projecten waarvoor de gevraagde communautaire bijdrage meer dan 30 000 ecu bedraagt. Dit bedrag kan door het comité worden herzien naar aanleiding van de opgedane ervaringen;

- de wijziging van de drempels voor de financiële bijdrage van de Gemeenschap, voor de verschillende soorten acties die in de bijlage staan (acties I, II en III);

- de wijze van controle en evaluatie van het programma, alsmede de conclusies van de in artikel 11 bedoelde evaluatierapporten en alle daaruit voortvloeiende maatregelen ter bijstelling van het programma.

4. Het comité brengt binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie, advies uit over het in lid 3 bedoelde ontwerp van maatregelen. Het advies wordt uitgebracht met de in artikel 148, lid 2, van het Verdrag voorgeschreven meerderheid voor de aanneming van besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie zal aannemen. Bij de stemming in het comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

De Commissie stelt maatregelen vast die onmiddellijk van toepassing zijn. Indien deze maatregelen echter niet in overeenstemming zijn met het advies dat het comité heeft uitgebracht, worden zij onverwijld door de Commissie aan de Raad meegedeeld. In dat geval kan de Commissie de toepassing van de maatregelen waartoe zij heeft besloten, uitstellen voor een periode van twee maanden, gerekend vanaf de datum van die mededeling.

De Raad kan binnen de in de voorgaande alinea genoemde termijn met gekwalificeerde meerderheid een andersluidend besluit nemen.

5. De leden van de jury die met de selectie van de projecten is belast worden op voordracht van de Lid-Staten genoemd. De werkzaamheden van de jury - waarvan de samenstelling pas bekend mag worden gemaakt als haar taak is volbracht - moeten vertrouwelijk blijven en de besluiten van de jury moeten collegiaal worden genomen.

Artikel 8

1. De Commissie kan het comité voorts raadplegen over alle andere kwesties met betrekking tot de uitvoering van dit programma dan die welke zijn bedoeld in artikel 7, lid 3.

2. De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het comité brengt binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie, advies uit over dit ontwerp, zo nodig door middel van een stemming.

Het advies wordt in de notulen opgenomen; voorts heeft iedere Lid-Staat het recht te verzoeken dat zijn standpunt in de notulen wordt opgenomen.

De Commissie houdt zoveel mogelijk rekening met het door het comité uitgebrachte advies. Zij brengt het comité op de hoogte van de wijze waarop zij rekening heeft gehouden met zijn advies.

3. De Commissievertegenwoordiger houdt het comité tijdig en regelmatig op de hoogte van de in het kader van het programma toegewezen middelen (bedrag, duur, uitsplitsing, begunstigden).

Artikel 9

1. Voor de in artikel 1 bedoelde periode worden de financiële middelen voor de uitvoering van dit programma vastgesteld op 30 miljoen ecu.

2. De begrotingsautoriteit keurt de jaarlijkse kredieten binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten goed.

3. De in lid 1 bedoelde financiële middelen worden op voorstel van de Commissie aan een nieuw onderzoek onderworpen voor het einde van het tweede jaar, in het licht van de begrotingssituatie en van de tijdens de eerste fase van het programma behaalde resultaten.

Artikel 10

De Commissie streeft er, in voorkomend geval in samenwerking met de Lid-Staten, naar dat de in dit programma beoogde acties samenhangend en complementair zijn met de andere culturele programma's, en met de programma's uit hoofde van andere Verdragsbepalingen die aspecten vertonen die verband houden met het cultureel erfgoed. Zij evalueert tevens de algemene gevolgen daarvan voor het cultureel erfgoed.

Artikel 11

1. Na uitvoering van het programma gedurende (twee jaar en zes maanden) legt de Commissie binnen zes maanden na het verstrijken van die periode, na raadpleging van het comité, aan het Europees Parlement en aan de Raad over de behaalde resultaten een gedetailleerd evaluatierapport voor, in voorkomend geval vergezeld van passende voorstellen tot bijstelling van het programma. In dit rapport wordt kwalitatief en kwantitatief geëvalueerd in hoeverre de in artikel 3 genoemde doelstellingen van het programma zijn verwezenlijkt.

2. Na afloop van de uitvoering van het programma legt de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Comité van de Regio's een kwalitatief en kwantitatief rapport voor over de tenuitvoerlegging en de resultaten van het programma in het licht van de in lid 1 vermelde doelstellingen.

Artikel 12

Het programma, dat voor elk van de acties of maatregelen praktische aanwijzingen behelst betreffende de procedure, de termijnen waarbinnen aanvragen kunnen worden ingediend en het documentatiemateriaal dat de aanvragen moet vergezellen, wordt jaarlijks in de C-reeks van het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt.

De Commissie moet prioriteit toekennen aan het bekendmaken en de verspreiding van informatie over het onderhavige programma zodat alle culturele actoren en netwerken worden geïnformeerd over en gemobiliseerd voor de desbetreffende acties.

Alle projecten die krachtens het programma financiële steun ontvangen, zullen dit moeten laten blijken door het voeren van de vlag van de Europese Unie en het vermelden van de herkomst van de desbetreffende gelden.

Gedaan te Brussel, . . .

Voor het Europees Parlement De Voorzitter Voor de Raad De Voorzitter

(1) PB nr. C 256 van 2. 10. 1995, blz. 38.

(2) PB nr. C 100 van 2. 4. 1996, blz. 119.

(3) Advies van het Europees Parlement van . . . (nog niet verschenen in het Publikatieblad), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 8 juli 1996 (nog niet verschenen in het Publikatieblad) en besluit van het Europees Parlement van . . . (nog niet verschenen in het Publikatieblad).

(4) Besluit nr. 1110/94/EEG van het Europese Parlement en de Raad van 26 april 1994 betreffende het vierde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap van communautaire werkzaamheden op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (1994-1998) (PB nr. L 216 van 18. 5. 1994, blz. 1).

(1) Resolutie van het Europees Parlement over de instandhouding van het Europees cultureel erfgoed (PB nr. C 62 van 30. 5. 1974, blz. 5).

Resolutie van het Europees Parlement inzake de bescherming van het architectonisch en archeologisch erfgoed (PB nr. C 267 van 11. 10. 1982, blz. 25).

Resolutie van het Europees Parlement over de instandhouding van het architectonisch en archeologisch erfgoed van de Gemeenschap (PB nr. C 309 van 5. 12. 1988, blz. 423).

Resolutie van het Europees Parlement over het behoud van het architectonisch en cultureel erfgoed (PB nr. 72 van 15. 3. 1993, blz. 160).

(2) Resolutie van het Europees Parlement betreffende economische steun voor de Athosberg (PB nr. C 144 van 15. 6. 1981, blz. 92).

Resolutie van het Europees Parlement over deelneming door de financiële instrumenten van de Gemeenschap aan de sanering van het oude stadscentrum van Palermo (PB nr. C 187 van 18. 7. 1988, blz. 160).

Resolutie van het Europees Parlement betreffende steun voor de wederopbouw van de wijk Chiado te Lissabon (PB nr. C 262 van 10. 10. 1988, blz. 110).

Resolutie van het Europees Parlement betreffende de instandhouding van het architectonisch en archeologisch erfgoed van de Gemeenschap (PB nr. C 309 van 5. 12. 1988, blz. 423).

Resolutie van het Europees Parlement over de brand in het Gran Teatro de Liceo te Barcelona (PB nr. C 61 van 28. 2. 1994, blz. 184).

(3) Resolutie van de ministers van Cultuur in, het kader van de Raad bijeen, op 13 november 1986 betreffende het behoud van het architectonisch erfgoed van Europa (PB nr. C 320 van 13. 12. 1986, blz. 1).

Resolutie van de ministers van Cultuur, in het kader van de Raad bijeen, van 13 november 1986 betreffende het behoud van kunstwerken en kunstvoorwerpen (PB nr. C 320 van 13. 12. 1986, blz. 3).

Resolutie van de Raad en van de ministers van Cultuur, in het kader van de Raad bijeen, van 14 novenber 1991 inzake regelingen betreffende archieven (PB nr. C 314 van 5. 12. 1994, blz. 2).

Conclusies van de Raad van 17 juni 1994 betreffende een grotere samenwerking op archiefgebied (PB nr. C 235 van 23. 8. 1994, blz. 3).

Resolutie van de Raad en van de ministers van Cultuur, in het kader van de Raad bijeen, van 14 november 1991 betreffende de Europese culturele netwerken (PB nr. C 314 van 5. 12. 1991, blz. 1).

(4) Resolutie van het Europees Parlement betreffende de mededeling van de Commissie over de nieuwe vooruitzichten voor de actie van de Gemeenschap op cultureel gebied (PB nr. C 42 van 15. 2. 1993, blz. 173).

Resolutie van het Europees Parlement over het cultuurbeleid van de Gemeenschap (PB nr. C 44 van 14. 2. 1994, blz. 184).

Conclusies van de Raad en de ministers van Cultuur, in het kader van de Raad bijeen, van 12 november 1992 betreffende de richtsnoeren voor de culturele actie van de Gemeenschap (PB nr. C 336 van 19. 12. 1992, blz. 1).

(5) Resolutie van het Europees Parlement over het behoud van het architectonisch en cultureel erfgoed (PB nr. C 72 van 15. 3. 1993, blz. 160).

Conclusies van de Raad van 17 juni 1994 betreffende de opstelling van een communautair actieprogramma op het gebied van het cultureel erfgoed (PB nr. C 235 van 23. 8. 1994, blz. 1).

(1) PB nr. C 102 van 4. 4. 1996, blz. 1.

BIJLAGE

COMMUNAUTAIR ACTIEPROGRAMMA OP HET GEBIED VAN HET CULTUREEL ERFGOED - RAPHAËL-PROGRAMMA

Het "Raphaël"-programma heeft tot doel om, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel, acties op Europees niveau voor alle soorten roerend en onroerend cultureel erfgoed te ondersteunen.

Actie I Instandhouding, bescherming en valorisatie van het Europees cultureel erfgoed via Europese samenwerking

- Deze actie heeft tot doel bij te dragen tot de instandhouding, bescherming en valorisatie van het Europees cultureel erfgoed, met name van het bedreigde erfgoed, door te ijveren voor de ontwikkeling en de algemene verbreiding van de beste werkwijzen, teneinde een gunstig klimaat te scheppen voor het behoud, en de restauratie van het cultureel erfgoed.

- Deze actie behelst de volgende maatregelen:

1. Ondersteuning van projecten die de instandhouding en bescherming van het cultureel erfgoed beogen en die "Europese laboratoria voor het erfgoed" kunnen worden genoemd wegens het belang en de voorbeeldfunctie van de geplande werkzaamheden. Deze projecten moeten door de bevoegde autoriteiten in de Lid-Staten worden ingediend en betrekking hebben op werken, monumenten of plaatsen van opmerkelijk historisch, architecturaal of artistiek belang, met name die welke in een zodanige staat verkeren dat er wetenschappelijk en/of technisch bijzonder ingewikkelde ingrepen nodig zijn.

De "laboratoria", waarvoor in het kader van het programma communautaire steun voor vier jaar kan worden toegekend, hebben tot doel de beste deskundigen bijeen te brengen, met name door een Europees en multidisciplinair team bij de werkzaamheden te betrekken, teneinde bijzonder moeilijke problemen in verband met de instandhouding van het erfgoed te bestuderen en passende benaderingswijzen, methoden en/of technieken uit te werken, waardoor elk project een meerwaarde krijgt. De voor de projecten verantwoordelijke personen en/of instanties dienen te zorgen voor een adequate verspreiding van de bij de werkzaamheden opgedane ervaring.

2. Ondersteuning van projecten voor de instandhouding en bescherming van het Europees cultureel erfgoed rond gemeenschappelijke thema's die na voorlegging aan het in artikel 7 van het besluit genoemde comité door de Commissie worden vastgesteld aan de hand van de problemen in de verschillende erfgoedsectoren. De projecten, die moeten worden ingediend door de voor het betrokken goed verantwoordelijke personen of instanties, kunnen een looptijd tot drie jaar hebben. Er wordt voorrang verleend aan projecten die uit cultureel, technisch en sociaal-economisch oogpunt en/of qua toegankelijkheid van het erfgoed, als voorbeeld kunnen dienen en een multiplier-effect hebben. De personen en/of instanties die verantwoordelijk zijn voor de projecten dienen te zorgen voor een adequate verspreiding onder de vakmensen van de ervaring die is opgedaan met het behandelde probleem op het stuk van het beheer en/of de instandhouding van het erfgoed.

De communautaire steun moet bijdragen aan de Europese meerwaarde van de in het kader van deze actie ontwikkelde projecten en aan de totstandbrenging van voorwaarden voor de ontwikkeling van Europese know-how.

De projecten moeten een evenwichtig financieringsplan bevatten waarin wordt vermeld welke financiële middelen nodig zijn voor de uitvoering en waarvan de administratieve kosten niet meer dan 12 % van de communautaire financiering van het project mogen bedragen.

De financiële bijdrage aan een project in het kader van deze actie dekt nooit meer dan 50 % van de totale kosten van het project en kan, in het geval van de in punt 2 bedoelde projecten, nooit meer dan 150 000 ecu belopen.

Voor de projecten moet een specifieke aanvraag bij de Europese Gemeenschap worden ingediend. Samen met de aanvraag moeten de volgende bescheiden worden overgelegd:

- een gedetailleerde beschrijving van de te verwezenlijken acties. De bevoegde instanties in de Lid-Staten brengen advies uit over de vraag in hoeverre het project aan de technische eisen voldoet en dienen dat advies binnen de voor de indiening van de projecten gestelde termijn bij de Commissie in. Als het advies niet binnen een nader te bepalen termijn is ingediend, gaat de procedure voor de selectie van het project gewoon door;

- een gedetailleerde kostenraming van de te verwezenlijken acties.

De in het kader van deze actie aan te wenden middelen bedragen ongeveer 50 % van het totale aan het programma toegewezen bedrag.

Actie II Grensoverschrijdende samenwerking voor de uitwisseling van ervaringen en de ontwikkeling van de op het erfgoed toegepaste technieken

- Met deze actie wordt beoogd de versterking van de grensoverschrijdende samenwerking aan te moedigen met het oog op de algemene verbreiding van know-how en de ontwikkeling van de beste werkwijzen via netwerken en partnerschappen en via uitwissseling van vakmensen tussen de instellingen en/of bedrijven die in de erfgoedsector werkzaam zijn. Bijzondere aandacht zal worden besteed aan de ontwikkeling van nieuwe technologieën die in de verschillende sectoren van het cultureel erfgoed kunnen worden toegepast alsmede aan het behoud van de met het erfgoed verband houdende traditionele ambachten en technieken.

Afhankelijk van het betrokken thema kunnen de netwerken gebruik maken van de instellingen en/of bedrijven uit de openbare en/of particuliere sfeer die in de sector van het cultureel erfgoed werkzaam zijn en, indien nodig, van andere openbare en/of particuliere instellingen, onderzoekscentra en ondernemingen die bijzonder betrokken zijn bij het cultureel erfgoed.

- Deze actie behelst de volgende maatregelen:

1. Innovatie en nieuwe technologieën

1.1. Ondersteuning van projecten die gericht zijn op het in kaart brengen van de behoeften aan erfgoedonderzoek in communautair verband, de verspreiding van de onderzoeksresultaten in de betrokken vakkringen en op de ontwikkeling van concrete toepassingen voor de vakmensen die in de praktijk werken. Er zal gestreefd worden naar een maximale synergie tussen de ontwikkeling van deze maatregelen en het kaderprogramma voor onderzoek. Alle eventuele latere onderzoeksacties zullen binnen en overeenkomstig het OTO-kaderprogramma worden uitgevoerd.

1.2. Steun voor projecten die gericht zijn op de toepassing op de verschillende erfgoedsectoren van nieuwe technologieën en diensten (restauratie- en instandhoudingstechnieken; audiovisuele produkten en multimedia, geavanceerde informatie- en communicatiediensten, enz.).

2. Mobiliteit en bijscholing van vakmensen

2.1. Ondersteuning van projecten voor de uitwisseling van vakmensen uit de verschillende erfgoedsectoren en -vakgebieden, waardoor zij gelegenheid krijgen om voor een periode van ten hoogste twaalf maanden in een gelijkwaardige beroepsomgeving in een andere Lid-Staat te werken.

De communautaire steun is bestemd voor de organisatie van de uitwisseling en voor een tegenmoetkoming in de daaraan verbonden extra kosten, zoals reis- en verblijfskosten.

2.2. Steun voor grensoverschrijdende projecten met het oog op het stimuleren van de bijscholing van vakmensen uit de erfgoedsector op het gebied van de nieuwe technologieën en de in de sector van het cultureel erfgoed toegepaste geavanceerde informatie- en communicatiediensten alsmede voor grensoverschrijdende projecten gericht op de ontwikkeling en het behoud van de technieken van de traditionele met het erfgoed verband houdende ambachten.

3. Uitwisseling van ervaring en informatie

3.1. Steun voor de uitwisseling van ervaring door middel van studies, enquêtes, werkvergaderingen en seminars, met name op de volgende gebieden:

- ontwikkeling van technische aanbevelingen (normen) ter verbetering van de goede gewoonten en praktijken op het gebied van het beheer en/of de instandhouding van het cultureel erfgoed;

- opstelling van een lijst van risicofactoren voor cultuurgoederen en uitwerking van systemen om geregeld te kunnen controleren hoe het staat met de instandhouding daarvan;

- preventieve bescherming van cultuurgoederen, werken en monumenten tegen rampen alsmede de voorwaarden voor hun instandhouding;

- bekwaamheden van de vakmensen in de met het behoud van het erfgoed verband houdende ambachten;

- documentatiemateriaal over cultuurgoederen;

- de voorwaarden waaronder werken kunnen worden uitgeleend voor tijdelijke tentoonstellingen;

- gevolgen van andere communautaire beleidsmaatregelen voor de sector van het cultureel erfgoed.

3.2. Steun voor gezamenlijke projecten van instellingen in de erfgoedsector, waarbij gebruik gemaakt wordt van telematicatechnieken (on-line, CD-ROM, CD-I, enz.) voor het verzamelen/uitwisselen en verspreiden van gespecialiseerde informatie, met name op de volgende gebieden:

- de wetgeving van de verschillende Lid-Staten inzake het cultureel erfgoed;

- lijsten en inventarissen van het cultureel erfgoed;

- inventaris (per discipline) van cursussen voor voortgezette opleiding;

- geïntegreerde databanken voor het catalogiseren en het beschrijven van cultuurgoederen;

- statistieken en indicatoren met betrekking tot het cultureel erfgoed;

- repertoria en overzichten van innoverende projecten betreffende het cultureel erfgoed;

- werkwijzen en systemen voor behoud, herstel, beheer en verspreiding van het cultureel erfgoed in de Lid-Staten;

- praktische gidsen, handleidingen en informatiebulletins over het cultureel erfgoed.

Uit de aanvragen, die moeten worden ingediend door de betrokken instellingen en/of bedrijven, moet blijken dat de voor de verwezenlijking van het project noodzakelijke financiële garanties aanwezig zijn. De communautaire bijdrage in het kader van deze actie kan in geen geval meer bedragen dan 50 % van de totale kosten van het project met een maximum van 50 000 ecu, behalve voor de projecten onder 1.2 en 2.2, waarvoor de communautaire bijdrage gebonden is aan een maximum van 150 000 ecu, en 2.1 en 3.1 (vierde streepje) waarvoor een maximum geldt van 100 000 ecu.

Actie III Cultureel erfgoed: toegang, deelneming en bewustmaking van de burger

- Deze actie heeft tot doel de toegang van de burgers tot het culturele erfgoed te verbeteren door bewustmakingsprojecten met een Europese dimensie te stimuleren en door het gebruik van geavanceerde informatie- en communicatietechnologieën en -diensten aan te moedigen.

- Deze actie behelst de volgende maatregelen:

1. Steun voor grensoverschrijdende projecten voor samenwerking tussen instellingen en/of bedrijven in de sector van het cultureel erfgoed waarbij gebruik wordt gemaakt van multimediasystemen en -produkten of andere vormen van communicatie, teneinde de nadruk te leggen op de Europese dimensie van het erfgoed en met name om het publiek toegang te geven tot alle qua stijl op elkaar lijkende en/of elkaar aanvullende kunstwerken die door andere Europese culturele instellingen worden bewaard.

2. Steun voor bewustmakingsinitiatieven voor het cultureel erfgoed op Europees niveau.

3. Steun voor meertalige presentatie van het erfgoed in musea, op de locatie van monumenten en plaatsen van opmerkelijk belang, in bibliotheken, archieven, enz., ten behoeve van alle burgers van de Europese Unie. De projecten kunnen betrekking hebben op begeleidende teksten, brochures, bordjes, elektronische gidsen, audiovisuele of multimediaprodukten, enz.

4. Steun voor grensoverschrijdende samenwerkingsprojecten waaraan wordt deelgenomen door instellingen en/of bedrijven uit ten minste drie Lid-Staten van de Europese Unie met het oog op een betere bewustmaking van het publiek voor het cultureel erfgoed, bij voorbeeld door middel van tentoonstellingen, educatieve programma's, (grensoverschrijdende cultuurroutes) (1), enz.

Uit de aanvragen, die moeten worden ingediend door de betrokken instellingen en/of bedrijven, moet blijken dat de voor de verwezenlijking van het project noodzakelijk financiële garanties aanwezig zijn. De communautaire bijdrage in het kader van deze actie kan in geen geval meer bedragen dan 50 % van de totale kosten van het project met een maximum van 50 000 ecu, behalve voor de projecten onder 1 en 3, waarvoor de communautaire bijdrage maximaal 150 000 ecu mag belopen.

Actie IV: Samenwerking met derde landen en internationale organisaties

- Deze actie heeft ten doel samenwerkingsprojecten met derde landen te ontwikkelen en te komen tot synergieën met de activiteiten van andere internationale organisaties, in het bijzonder de Raad van Europa en de Unesco.

- Deze actie behelst de volgende maatregelen:

1. Steun voor samenwerking met derde landen op de onder de acties I, II en III vallende gebieden.

De praktische regels voor de deelneming van derde landen zijn omschreven in artikel 4.

2. Steun voor projecten in synergie met de internationale organisaties die bevoegd zijn op het gebied van het cultureel erfgoed, met name de Raad van Europa en de Unesco. De praktische regels voor deze synergieën worden per geval in onderling overleg vastgesteld door de Gemeenschap en de betrokken internationale organisatie, volgens de voorschriften van artikel 7, lid 3.

(1) NL: voorbehoud.

MOTIVERING VAN DE RAAD

I. INLEIDING

1. De Commissie heeft op 6 april 1995 een op artikel 128 van het EG-Verdrag gebaseerd voorstel voor een besluit tot vaststelling van het Raphaël-programma bij het Europees Parlement en de Raad ingediend.

2. Het Europees Parlement en het Comité van de Regio's hebben respectievelijk op 12 oktober (1) en 21 september 1995 (2) advies uitgebracht.

3. De Raad heeft op 8 juli 1996 volgens artikel 189 B van het Verdrag zijn gemeenschappelijk standpunt vastgesteld.

II. DOEL VAN HET VOORSTEL

Het voorstel betreft de tenuitvoerlegging, op communautair niveau, van een specifiek actieprogramma op het gebied van roerend en onroerend cultureel erfgoed.

1. Algemene opmerkingen

De Raad heeft in zijn gemeenschappelijk standpunt de inhoud van het Commissievoorstel goedgekeurd, maar toch enkele door hem wenselijk geachte wijzigingen in de tekst aangebracht.

2. Specifieke opmerkingen

2.1. Door de Raad in het Commissievoorstel aangebrachte wijzigingen a) Werkingssfeer van het besluit De Raad heeft in de tweede alinea van artikel 1 een definitie van het algemene doel van het programma ingelast:

"Met dit programma wordt beoogd om door middel van samenwerking het optreden van de Lid-Staten op het gebied van het cultureel erfgoed met een belangrijke Europese dimensie te ondersteunen en te vervolledigen.".

Voorts heeft de Raad de specifieke doelstellingen van het programma, zoals weergegeven in het Commissievoorstel, grotendeels overgenomen, en ze nader omschreven en vervolledigd door in artikel 3 de volgende twee punten op te nemen:

- grensoverschrijdende samenwerking voor de ontwikkeling van nieuwe technologieën en voor de instandhouding van de traditionele ambachten en technieken die samenhangen met het cultureel erfgoed;

- cultureel erfgoed in de andere communautaire programma's en beleidssectoren.

Wat de in de bijlage bij het besluit vermelde acties betreft, heeft de Raad de inhoud nader omschreven en terzelfder tijd het aantal van vijf tot vier teruggebracht, door "netwerken en partnerschappen", die in het Commissievoorstel een afzonderlijke actie vormden, om te zetten in een middel om de huidige actie II ("Grensoverschrijdende samenwerking voor de uitwisseling van ervaringen en de ontwikkeling van de op het erfgoed toegepaste technieken") uit te voeren.

De Raad heeft tevens meegedeeld dat aan actie I ("Instandhouding, bescherming en valorisatie van het Europees cultureel erfgoed via Europese samenwerking") ongeveer 50 % van het voor het programma uitgetrokken totaalbedrag besteed zal worden. De Raad heeft ook gezegd dat "de communautaire steun (op dit gebied) moet bijdragen aan de Europese meerwaarde van de in het kader van deze actie ontwikkelde projecten en aan de totstandbrenging van voorwaarden voor de ontwikkeling van Europese know-how".

b) Comitologie

De Raad heeft naar het voorbeeld van de comités die bij het Socrates-, het Leonardo- en het Jeunesse pour l'Europe III-besluit, enerzijds, en het Caleidoscoop-besluit, anderzijds, opgericht zijn, gekozen voor een comité dat voor bepaalde kwesties als beheerscomité en voor andere als raadgevend comité optreedt.

c) Looptijd van het programma en financiële toewijzing

Rekening houdend met de termijnen van de procedure van artikel 189 B, heeft de Raad moeten constateren dat de datum van inwerkingtreding van het programma (1 januari 1996) onmogelijk kan worden gehandhaafd. Derhalve heeft hij in zijn gemeenschappelijk standpunt 1 januari 1997 gekozen.

Omdat in de Gemeenschapsbegroting voor 1996 10 miljoen ecu opgenomen is voor activiteiten van het Raphaël-soort, was de Raad van mening dat 1996 als een voorbereidend jaar van het programma beschouwd kon worden. Daarom heeft de Raad gekozen voor een looptijd van het programma van vier jaar, die ingaat op 1 januari 1997. De financiële middelen worden vastgesteld op 30 miljoen ecu.

De Raad is voorts overeengekomen in het kader van de begrotingsprocedure van 1997 en 1998, de opneming in de begroting van een bedrag van 10 miljoen ecu te steunen.

Volgens een nieuw lid 3 van artikel 9, zullen de financiële middelen ten belope van 30 miljoen ecu vóór het eind van het tweede jaar, op voorstel van de Commissie, opnieuw worden bezien in het licht van de begrotingssituatie en de resultaten die in de eerste fase van het programma zijn geboekt.

Er komt een evaluatie nadat het programma twee jaar en zes maanden is uitgevoerd, welke evaluatie binnen zes maanden na het verstrijken van die periode moet plaatsvinden. In voorkomend geval kunnen bij die gelegenheid voorstellen tot bijstelling van het programma worden gedaan.

2.2. Amendementen van het Europees Parlement

2.2.1. Amendementen van het Europees Parlement die door de Commissie overgenomen zijn De Commissie heeft tijdens de vergadering van het Europees Parlement van 12 oktober 1995, verklaard dat zij 36 van de 72 amendementen van het Parlement, naar de letter of de geest overneemt.

2.2.2. Amendementen van het Parlement die door de Raad zijn overgenomen De Raad heeft 38 amendementen van het Parlement geheel of gedeeltelijk, of in een andere formulering overgenomen. Het gaat om de amendementen nrs.:

1, 2, 3, 12, 14, 15, 18, 21, 23, 24, 25, 26, 27, 29, 30, 32, 33, 34, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 42, 47, 50, 51, 53, 54, 55, 57, 59, 64, 66, 67, 69, 73.

2.2.3. Amendementen van het Parlement die niet door de Raad zijn overgenomen

- Amendementen nrs. 28 en 44

Budgettaire bepalingen.

De Raad meende dat hij zich strikt moest houden aan de verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 6 maart 1995.

- Amendementen nrs. 13, 68 en 71

Samenwerking tussen de instanties van de Lid-Staten onderling, en tussen die instanties en die van de LMOE om de illegale uitvoer van kunstwerken te voorkomen.

De Raad was van mening dat die amendementen verder gaan dan artikel 128, waarop het voorstel voor een besluit gebaseerd is.

- Amendementen nrs. 60, 62 en 63

Steun aan de voorbereiding van televisieprogramma's en multimediaprojecten over erfgoed en uitvoering van een enquête over de situatie van restaurateurs, zodat het beroep en de opleiding van restaurateur kunnen worden geregeld. Steun voor ambachtelijke beroepen die onontbeerlijk zijn voor het erfgoed, via de bevordering van overleg met de industriesectoren die materialen en geavanceerde technologieën produceren.

De Raad was van mening dat de inhoud van die amendementen grotendeels onder andere sectoren van het Gemeenschapsbeleid valt.

- Amendementen nrs. 4, 5, 7, 8, 10, 11, 16, 17, 19, 22, 31, 35, 46, 48, 49, 52, 61, 65, 70, 72 In die amendementen wordt verwezen naar situaties of activiteiten die niet onder het besluit vallen.

De Raad was van mening dat die amendementen buiten het besluit vallen.

- Amendement nr. 6

Verwijzing naar het meer gebruik maken van nieuwe technieken om schade aan het erfgoed door een te grote toeloop van bezoekers te beperken.

De Raad heeft dit amendement verworpen omdat het de toegang van het publiek tot het erfgoed in een te negatief daglicht stelt, wat in strijd is met een van de specifieke doeleinden van het programma.

- Amendement nr. 9

Vermelding van de ontwikkeling van een verrijkender toerisme.

De Raad was van mening dat het verband tussen de ontsluiting van het erfgoed en de ontwikkeling van ander toerisme niet duidelijk is.

- Amendement nr. 20

Verwijzing naar de noodzaak van toereikende financiële middelen in het kader van het Raphaël-programma.

De Raad was van mening dat een dergelijke verwijzing niet thuishoort in een wettekst.

- Amendement nr. 43

Betreft symbolische acties op het gebied van het erfgoed.

Volgens de Raad past dit amendement niet meer in het nieuwe kader van zijn ontwerp van een gemeenschappelijk standpunt.

- Amendement nr. 56

Wenst dat in meertalige toelichtingen in musea, bij monumenten en plaatsen, de lokale taal gebruikt wordt.

De Raad was van oordeel dat dergelijke bepalingen uitsluitend onder de bevoegdheid van de autoriteiten van de Lid-Staten moeten blijven vallen.

- Amendement nr. 58

Verwijzing naar initiatieven om de archieven beter toegankelijk te maken voor vakmensen en het publiek.

De Raad was van mening dat de in de Lid-Staten geldende procedures en wetgevingen sterk uiteenlopen en dat de door het Parlement gewenste aanpak om die reden onuitvoerbaar is.

CONCLUSIE

De Raad vindt zijn gemeenschappelijk standpunt evenwichtig en is van mening dat op grond daarvan op Europees niveau op het gebied van het culturele erfgoed nuttig werk verricht kan worden.

(1) PB nr. C 287 van 30. 10. 1995.

(2) PB nr. C 100 van 2. 4. 1996.

Top