EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51996AG0506(04)

GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 20/96 door de Raad vastgesteld op 21 maart 1996 met het oog op de aanneming van Beschikking nr. .../96/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende een geheel van richtsnoeren voor transeuropese telecommunicatienetwerken

PB C 134 van 6.5.1996, p. 18–29 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

51996AG0506(04)

GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 20/96 door de Raad vastgesteld op 21 maart 1996 met het oog op de aanneming van Beschikking nr. .../96/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende een geheel van richtsnoeren voor transeuropese telecommunicatienetwerken

Publicatieblad Nr. C 134 van 06/05/1996 blz. 0018


GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 20/96

door de Raad vastgesteld op 21 maart 1996

met het oog op de aanneming van Beschikking nr. . . ./96/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende een geheel van richtsnoeren voor transeuropese telecommunicatienetwerken

(96/C 134/04)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 129 D, eerste alinea,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's (3),

Volgens de procedure van artikel 189 B van het Verdrag (4),

(1) Overwegende dat de invoering en ontwikkeling van transeuropese telecommunicatienetwerken beoogt het verkeer en de uitwisseling van informatie in heel de Gemeenschap mogelijk te maken; dat dit een noodzakelijke voorwaarde is om de burgers en de industrie - met name het MKB - in de Gemeenschap volledig te laten profiteren van de mogelijkheden van telecommunicatie zoals de totstandkoming van de informatiemaatschappij, waar de ontwikkeling van toepassingen, diensten en telecommunicatienetwerken van fundamenteel belang zijn om te garanderen dat elke burger, elk bedrijf of elke overheid ook in de minst ontwikkelde en verafgelegen gebieden naar behoefte kan beschikken over elke soort en elke hoeveelheid informatie;

(2) Overwegende dat de Commissie in haar Witboek "Groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid" met nadruk heeft gewezen op het belang van de totstandbrenging van de informatiemaatschappij, die, door de invoering van nieuwe vormen van economische, politieke en sociale verhoudingen, de Gemeenschap zal helpen de uitdagingen van de komende eeuw aan te gaan, de schepping van werkgelegenheid daarbij inbegrepen; dat dit door de Europese Raad van Brussel in december 1993 is erkend;

(3) Overwegende dat door de interne markt een gebied zonder grenzen tot stand wordt gebracht, waarbinnen het vrije verkeer van goederen, personen, kapitaal en diensten moet worden gewaarborgd, en dat de reeds goedgekeurde en nog goed te keuren maatregelen van de Gemeenschap een significante uitwisseling van informatie tussen burgers, economische actoren en overheden tot gevolg hebben; dat efficiënte middelen voor het uitwisselen van informatie van levensbelang zijn voor de verbetering van het concurrentievermogen van de industrie; dat deze uitwisseling van informatie kan worden verzorgd door transeuropese telecommunicatienetwerken; dat de beschikbaarheid van transeuropese netwerken de sociale en economische samenhang in heel de Gemeenschap zal versterken;

(4) Overwegende dat dankzij de aanleg en ontwikkeling van transeuropese telecommunicatienetwerken de vrije uitwisseling van informatie tussen burgers, economische actoren en overheden kan worden gewaarborgd terwijl het recht op privacy van natuurlijke personen en de intellectuele- en industriële- eigendomsrechten worden geëerbiedigd;

(5) Overwegende dat in het verslag "Europa en de wereldwijde informatiemaatschappij" aan de Europese Raad van Korfoe van 24-25 juni 1994 door de leden van een groep vooraanstaande vertegenwoordigers van de industrie is aanbevolen om transeuropese telecommunicatienetwerken in te voeren en hun interconnectiviteit met alle andere Europese netwerken te garanderen; dat in het verslag mobiele communicatie wordt aangemerkt als een pijler van de informatiemaatschappij waarvan het potentieel moet worden versterkt; dat de Europese Raad van Korfoe zijn algemene goedkeuring aan deze aanbeveling heeft gehecht;

(6) Overwegende dat aan deze aanbevelingen gevolg is gegeven in de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad "Op weg naar de informatiemaatschappij: een actieplan"; dat de Raad van 28 september 1994 in zijn conclusies betreffende dit actieplan de nadruk heeft gelegd op het wezenlijk belang voor de Gemeenschap van de snelle ontwikkeling van krachtige informatie-infrastructuren op basis van een samenhangende en evenwichtige totaalaanpak;

(7) Overwegende dat in artikel 129 C van het Verdrag wordt bepaald dat de Gemeenschap een geheel van richtsnoeren opstelt betreffende de doelstellingen, de prioriteiten en de grote lijnen van de op het gebied van transeuropese netwerken overwogen maatregelen; dat in deze richtsnoeren projecten van gemeenschappelijk belang moeten worden vastgesteld; dat de transeuropese netwerken op het gebied van de telecommunicatie-infrastructuur de drie lagen bestrijken die deze netwerken vormen: toepassingen, algemene diensten en basisnetwerken;

(8) Overwegende dat de informatiemaatschappij niet tot ontwikkeling kan komen wanneer er geen toepassingen, en met name toepassingen van algemeen belang, beschikbaar zijn die optimaal beantwoorden aan de behoeften van de gebruikers, waar nodig rekening houdend met de behoeften van ouderen en gehandicapten; dat toepassingen dus een belangrijk deel van de projecten van gemeenschappelijk belang zullen uitmaken;

(9) Overwegende dat projecten van gemeenschappelijk belang in veel gevallen reeds via de bestaande telecommunicatienetwerken, met name het Euro-ISDN, kunnen worden uitgevoerd en dat er zo reeds transeuropese toepassingen kunnen worden aangeboden; dat richtsnoeren moeten worden opgesteld om deze projecten van gemeenschappelijk belang te kunnen selecteren;

(10) Overwegende dat cooerdinatie noodzakelijk is tussen de uitvoering van de geselecteerde voorstellen en soortgelijke initiatieven die op nationaal of regionaal niveau op het grondgebied van de Gemeenschap worden ontplooid;

(11) Overwegende dat bij de selectie en uitvoering van dergelijke projecten rekening moet worden gehouden met alle door de bestaande leveranciers en door nieuwkomers aangeboden infrastructuren;

(12) Overwegende dat het Europees Parlement en de Raad op 9 november 1995 Beschikking nr. 2717/95/EG hebben vastgesteld betreffende een reeks richtsnoeren voor de ontwikkeling van Euro-ISDN (Digitaal netwerk voor geïntegreerde diensten) als transeuropees netwerk (1);

(13) Overwegende dat de bestaande netwerken, waaronder het ISDN, zich aan het ontwikkelen zijn tot geavanceerde netwerken die een variabele capaciteit mogelijk maken tot aan breedband toe, en die aanpasbaar zijn aan verschillende behoeften, in het bijzonder voor het aanbieden van multimediadiensten en -toepassingen; dat de aanleg van geïntegreerde breedband-communicatienetwerken (IBC) het resultaat van deze ontwikkeling zal zijn; dat IBC het optimale platform zal zijn om de toepassingen van de informatiemaatschappij op te bouwen;

(14) Overwegende dat de resultaten van het RACE-programma (specifiek programma voor onderzoek en technologische ontwikkeling op het gebied van communicatietechnologieën (1990-1994), aangenomen bij Beschikking 91/352/EEG (2) een voorbereiding vormen op en de technische grondslag hebben gelegd voor de invoering van IBC-netwerken in Europa;

(15) Overwegende dat de resultaten van het Esprit-programma (specifiek programma voor onderzoek en technologische ontwikkeling, inclusief demonstratie, op het gebied van de informatietechnologie (1994-1998)), aangenomen bij Beschikking 94/802/EG (3) een voorbereiding vormen op en de technische grondslag hebben gelegd voor de invoering van toepassingen van de informatietechnologie;

(16) Overwegende dat de resultaten van het specifiek programma voor onderzoek en technologische ontwikkeling op het gebied van telematicasystemen van algemeen belang (1990-1994), aangenomen bij Beschikking 91/353/EEG (4), en van het specifiek programma voor onderzoek en technologische ontwikkeling, inclusief demonstratie, op het gebied van telematicatoepassingen van algemeen belang (1994-1998), aangenomen bij Beschikking 94/801/EG (5), de grondslag hebben gelegd voor de invoering van interoperabele toepassingen van gemeenschappelijk belang in heel Europa;

(17) Overwegende dat moet worden gezorgd voor een effectieve cooerdinatie tussen de uitvoering van de transeuropese telecommunicatienetwerken, die moeten beantwoorden aan de reële behoeften van de gebruikers en de verschillende communautaire programma's, in het bijzonder de specifieke programma's van het vierde kaderprogramma inzake onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie, de programma's ten behoeve van het midden- en kleinbedrijf met een programma waarin de informatie centraal staat (zoals INFO 2000 en Media 2) en andere activiteiten voor de informatiemaatschappij; dat ook voor een dergelijke cooerdinatie moet worden gezorgd tussen de projecten waarin wordt voorzien bij Besluit 95/468/EG van de Raad van 6 november 1995 betreffende de communautaire bijdrage aan telematische gegevensuitwisseling tussen overheidsdiensten in de Gemeenschap (IDA) (6);

(18) Overwegende dat de Commissie in haar mededeling betreffende voorbereidende acties op het gebied van transeuropese netwerken - geïntegreerde breedbandcommunicatie (TEN-IBC) (1) heeft gewezen op de noodzaak voorbereidende acties met de actoren uit de sector uit te voeren om passende richtsnoeren op te stellen; dat het resultaat van deze acties de basis vormt voor de richtsnoeren met betrekking tot IBC-netwerken in deze beschikking;

(19) Overwegende dat de telecommunicatiesector geleidelijk wordt geliberaliseerd; dat de ontwikkeling van transeuropese toepassingen, algemene diensten en basisnetwerken steeds meer zal afhangen van het particuliere initiatief; dat deze transeuropese ontwikkelingen op Europese schaal moeten beantwoorden aan de marktbehoeften of aan de feitelijke en omvangrijke behoeften van de maatschappij waar niet alleen de marktkrachten op inspelen; dat, hiermee rekening houdende, aan de betrokken actoren uit de sector zal worden gevraagd, via geëigende procedures die aan allen gelijke kansen zullen bieden, specifieke projecten van gemeenschappelijk belang op bepaalde, geselecteerde gebieden voor te stellen; dat deze procedures moeten worden vastgesteld en dat er een lijst de gekozen gebieden moet worden goedgekeurd; dat een comité de Commissie zal bijstaan bij de specificering van de projecten van gemeenschappelijk belang;

(20) Overwegende dat er op 20 december 1994 een modus vivendi is gesloten tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de maatregelen ter uitvoering van de besluiten die zijn vastgesteld volgens de procedure van artikel 189 B van het Verdrag;

(21) Overwegende dat projecten van gemeenschappelijk belang die betrekking hebben op het grondgebied van een Lid-Staat, de goedkeuring van de betrokken Lid-Staat behoeven;

(22) Overwegende dat de Commissie actie dient te ondernemen om de interoperabiliteit van de netwerken te garanderen en om de activiteiten van de Lid-Staten gericht op de invoering van transeuropese telecommunicatienetwerken te cooerdineren;

(23) Overwegende dat het voor een optimale ontwikkeling van de informatiemaatschappij van belang is te zorgen voor een efficiënte uitwisseling van informatie tussen de Gemeenschap en derde landen, in het bijzonder de leden van de Europese Economische Ruimte; dat het derhalve nodig is de interconnectie en interoperabiliteit van netwerken op Europese schaal te bevorderen;

(24) Overwegende dat in de context van deze richtsnoeren ondernomen activiteiten echter volledig onderworpen zijn aan de mededingingsregels van het Verdrag en de uitvoeringswetgeving,

HEBBEN DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

In deze beschikking worden richtsnoeren vastgesteld betreffende de doelstellingen, de prioriteiten en de grote lijnen van de op het gebied van transeuropese netwerken overwogen maatregelen in de sector telecommunicatie-infrastructuur. In deze richtsnoeren worden projecten van gemeenschappelijk belang aangegeven door omschrijving van de gebieden die voor deze projecten worden uitgekozen en door vaststelling van de procedure en de criteria voor de specificering daarvan.

Artikel 2

De Gemeenschap verleent steun aan de interconnectie van netwerken op het gebied van de telecommunicatie-infrastructuur, het aanleggen en ontwikkelen van interoperabele diensten en toepassingen en de toegang daartoe, met de volgende algemene doelstellingen:

- bevorderen van een vloeiende overgang naar de informatiemaatschappij, met name om te helpen voorzien in maatschappelijke en culturele behoeften en bij te dragen tot een verbetering van de kwaliteit van het leven;

- verbeteren van het concurrentievermogen van de industrie van de Gemeenschap, met name het midden- en kleinbedrijf, en versterken van de interne markt;

- versterken van de economische en sociale samenhang, daarbij met name rekening houdend met de noodzaak om de insulaire, niet aan zee grenzende en perifere regio's met de centrale regio's van de Gemeenschap te verbinden;

- versnellen van de ontwikkeling van nieuwe activiteiten in groeisectoren waardoor de werkgelegenheid kan worden gestimuleerd.

Artikel 3

De prioriteiten voor de verwezenlijking van de in artikel 2 genoemde doelstellingen zijn:

- de bestudering en validering van de haalbaarheid, gevold door de invoering van toepassingen die de ontwikkeling van een Europese informatiemaatschappij bevorderen, in het bijzonder toepassingen van gemeenschappelijk belang;

- de bestudering en validering van de haalbaarheid, gevolgd door de invoering van toepassingen die bijdragen tot de economische en sociale samenhang, door de toegang tot informatie in heel de Gemeenschap te verbeteren en door voort te bouwen op de Europese culturele diversiteit;

- de stimulering van initiatieven waardoor met name minder ontwikkelde regio's bij de lancering van transeuropese telecommunicatiediensten en toepassingen kunnen worden betrokken;

- de bestudering en validering van de haalbaarheid, gevolgd door de invoering van toepassingen en diensten die bijdragen aan de versterking van de interne markt en het scheppen van werkgelegenheid, in het bijzonder wanneer zij het midden- en kleinbedrijf in staat stellen hun concurrentievermogen binnen de Gemeenschap en op wereldschaal te verbeteren;

- de inventarisatie, de bestudering en validering van de haalbaarheid, gevolgd door de invoering van transeuropese algemene diensten die zorgen voor een naadloze toegang tot allerlei soorten informatie, ook in plattelands- en perifere gebieden, en die interoperabel zijn met equivalente diensten op wereldniveau;

- de bestudering en validering van de haalbaarheid van nieuwe geïntegreerde breedbandnetwerken (IBC-netwerken) wanneer die voor dergelijke toepassingen en diensten vereist zijn, en de bevordering van de interconnectiviteit van die netwerken;

- de inventarisatie en aanvulling van leemten en ontbrekende schakels voor een effectieve interconnectie en interoperabiliteit van alle componenten van telecommunicatienetwerken in de Gemeenschap en op wereldschaal, met bijzondere nadruk op IBC-netwerken.

Artikel 4

De maatregelen die ten uitvoer moeten worden gelegd om te voldoen aan de in artikel 2 genoemde doelstellingen, komen in grote lijnen neer op:

- specificering van projecten van gemeenschappelijk belang;

- acties om burgers, economische actoren en overheden meer bewust te maken van de voordelen die kunnen worden gehaald uit de nieuwe geavanceerde transeuropese telecommunicatiediensten en -toepassingen;

- acties ter stimulering van gecombineerde initiatieven van gebruikers en leveranciers voor het lanceren van projecten op het gebied van transeuropese telecommunicatienetwerken, in het bijzonder IBC-netwerken;

- ondersteuning, in het kader van de middelen die daarvoor in het Verdrag zijn voorzien, van acties voor het bestuderen en valideren van de haalbaarheid en de daarop aansluitende invoering van toepassingen, in het bijzonder toepassingen van gemeenschappelijk belang, en aanmoediging van samenwerking tussen de particuliere en de openbare sector, met name via partnerschappen;

- stimulering van het aanbod en het gebruik van diensten en toepassingen voor het midden- en kleinbedrijf en professionele gebruikers, die een bron van werkgelegenheid en groei zijn;

- bevordering van de interconnectiviteit van netwerken, van de interoperabiliteit van breedbanddiensten en -toepassingen en de daarvoor vereiste infrastructuur, in het bijzonder voor multimediatoepassingen, en van de interoperabiliteit tussen bestaande diensten en toepassingen en breedbanddiensten en -toepassingen.

Artikel 5

De ontwikkeling van transeuropese netwerken op het gebied van de telecommunicatie-infrastructuur krachtens deze beschikking vindt plaats door de uitvoering van projecten van gemeenschappelijk belang. De gebieden voor de specificering van projecten van gemeenschappelijk belang worden opgesomd in bijlage I.

Artikel 6

Overeenkomstig de artikelen 7, 8 en 9 worden de projecten van gemeenschappelijk belang op de in bijlage I aangegeven gebieden gespecificeerd, gebruik makend van de in bijlage II genoemde criteria. De geselecteerde projecten komen in aanmerking voor steun van de Gemeenschap in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 2236/95 van de Raad van 18 september 1995 tot vaststelling van algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van transeuropese netwerken (1).

Artikel 7

1. De Commissie stelt in overleg met de actoren uit de sector en in overeenstemming met het beleid ten aanzien van andere transeuropese netwerken een ontwerp-werkprogramma op voor de selectie van de deelgebieden waarop projecten van gemeenschappelijk belang kunnen worden voorgesteld, en wel binnen de in bijlage I vermelde gebieden. Dit werkprogramma wordt zonodig bijgewerkt.

2. Het werkprogramma vormt de basis voor de uitnodigingen van de Commissie tot het indienen van voorstellen voor projecten van gemeenschappelijk belang.

Artikel 8

1. De Commissie is verantwoordelijk voor de uitvoering van deze beschikking.

2. Voor de in artikel 9, lid 1, genoemde gevallen wordt de Commissie bijgestaan dor een comité bestaande uit vertegenwoordigers van de Lid-Staten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.

De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het comité brengt over dit ontwerp advies uit binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij stemming in het comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het comité.

Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het comité of indien geen advies werd uitgebracht, dient de Commissie onverwijld bij de Raad een voorstel in betreffende de te nemen maatregelen. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

Indien de Raad drie maanden na de indiening van het voorstel bij de Raad geen besluit heeft genomen, worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld.

Artikel 9

1. De procedure van artikel 8 is van toepassing op:

- het opstellen en bijwerken van het in artikel 7 genoemde werkprogramma;

- het vaststellen van de inhoud van uitnodigingen tot het indienen van voorstellen;

- het specificeren van projecten van gemeenschappelijk belang aan de hand van de criteria van bijlage II;

- het vaststellen van aanvullende ondersteunende en cooerdinerende acties;

- de maatregelen die genomen moeten worden om de tenuitvoerlegging van het werkprogramma op financieel en technisch vlak te beoordelen.

2. De Commissie brengt het comité bij elk van zijn vergaderingen op de hoogte van de voortgang van de tenuitvoerlegging van het werkprogramma.

Artikel 10

Deze beschikking is op het Digitaal Netwerk voor Geïntegreerde Diensten (ISDN) van toepassing, onverminderd Beschikking nr. 2717/95/EG van het Europees Parlement en de Raad.

Artikel 11

De Lid-Staten nemen alle maatregelen die nodig zijn om de uitvoering van de projecten van gemeenschappelijk belang te vergemakkelijken met inachtneming van de communautaire regelgeving.

Artikel 12

Met deze beschikking wordt niet vooruitgelopen op de financiële verplichtingen van een Lid-Staat of de Gemeenschap.

Artikel 13

Deelneming door derde landen, meer bepaald de landen die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of die een associatie-overeenkomst met de Gemeenschap hebben gesloten, kan door de Raad per geval worden toegestaan volgens de procedure van artikel 228 van het Verdrag, teneinde deze landen in staat te stellen een bijdrage te leveren aan de tenuitvoerlegging van de projecten van gemeenschappelijk belang en de interconnectie en de interoperabiliteit van de telecommunicatienetwerken te bevorderen, voor zover dat geen verhoging van de communautaire steun met zich meebrengt.

Artikel 14

De Commissie legt om de twee jaar een verslag over de tenuitvoerlegging van deze beschikking voor aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's.

Dit verslag bevat een evaluatie, in het licht van de algemene doelstellingen, van de resultaten van de met communautaire steun op de verschillende gebieden uitgevoerde projecten.

Artikel 15

Deze beschikking is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te . . .

Voor het Europees Parlement

De Voorzitter

Voor de Raad

De Voorzitter

(1) PB nr. C 302 van 14. 11. 1995, blz. 23.

(2) PB nr. C 39 van 12. 2. 1996, blz. 20.

(3) PB nr. C 129 van 2. 5. 1996.

(4) Advies van het Europees Parlement van 1 februari 1996 (PB nr. C 47 van 19. 2. 1996, blz. 15), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van . . . (nog niet in het Publikatieblad verschenen) en besluit van het Europees Parlement van . . . (nog niet in het Publikatieblad verschenen).

(1) PB nr. L 282 van 24. 11. 1995, blz. 16.

(2) PB nr. L 192 van 16. 7. 1991, blz. 8.

(3) PB nr. L 334 van 22. 12. 1994, blz. 24.

(4) PB nr. L 192 van 16. 7. 1991, blz. 18.

(5) PB nr. L 334 van 22. 12. 1994, blz. 1.

(6) PB nr. L 269 van 11. 11. 1995, blz. 23.

(1) PB nr. C 200 van 24. 7. 1993, blz. 22.

(1) PB nr. L 228 van 23. 9. 1995, blz. 1.

BIJLAGE I

GEBIEDEN VOOR PROJECTEN VAN GEMEENSCHAPPELIJK BELANG

De transeuropese telecommunicatienetwerken zullen de markt van de Gemeenschap openstellen voor de nieuwe toepassingen en diensten die de basis zijn waarop de informatiemaatschappij zich dient te ontwikkelen. Ze zijn van wezenlijk belang voor de bevordering van de welvaart van de Gemeenschap, voor het scheppen van nieuwe werkgelegenheid en voor het verbeteren van de economische en sociale samenhang.

Voor het beschrijven van de transeuropese telecommunicatienetwerken wordt gebruik gemaakt van een drielaagsmodel, dat algemeen wordt beschouwd als het meest geëigende kader daarvoor. De drie lagen zijn:

- de laag "toepassingen", door middel waarvan de gebruikers in interactie treden met algemene diensten en basisnetwerken om in hun professionele, onderwijs- en sociale behoeften te voorzien. De toepassingen moeten onderling interoperabel zijn om van maximaal nut te zijn voor de gebruikers in heel de Gemeenschap;

- de laag "algemene diensten", bestaande uit compatibele algemene diensten en het beheer daarvan. Door hun ondersteuning van de gemeenschappelijke eisen van de toepassingen, vullen deze diensten de toepassingen aan en dragen zij bij aan hun interoperabiliteit;

- de laag "basisnetwerken", die voorziet in de fysieke toegangs-, transport- en schakelelementen van de netwerken, inclusief beheer en signalering. Deze elementen zorgen voor de interconnectiviteit van het transeuropese netwerk.

Deze drie lagen vormen een consistente structuur waarin toepassingen worden ondersteund door de twee onderste lagen: algemene diensten en basisnetwerken. Zo geldt met name dat toepassingen niet kunnen worden aangeboden wanneer één of beide andere lagen afwezig zijn; elke laag dient echter voldoende open te zijn om alle elementen van de onmiddellijk daarboven gelegen laag te ondersteunen. In deze context dienen de projecten van gemeenschappelijk belang te worden gespecificeerd op basis van hun operationele capaciteit om te voldoen aan de doelstellingen die worden uiteengezet in deze beschikking.

In de volgende paragrafen worden de gebieden beschreven waarbinnen projecten van gemeenschappelijk belang zullen worden gespecificeerd.

1. Toepassingen

Mogelijke gebieden voor projecten van gemeenschappelijk belang op het niveau van de toepassingen:

- een netwerk voor universiteiten en onderzoekcentra: er dient een geavanceerd transeuropees netwerk voor het transport van multimediatoepassingen tot stand te worden gebracht waardoor universiteiten en onderzoekcentra in heel Europa met elkaar worden verbonden en dat zorgt voor een open toegang tot hun bibliotheken;

- afstandsonderwijs en -opleiding: geavanceerde afstandsonderwijs- en opleidingsdiensten moeten toegankelijk worden gemaakt voor alle particulieren, scholen en instellingen voor hoger onderwijs en voor het bedrijfsleven. Er moeten in de hele Gemeenschap centra worden opgezet en op afstand toegankelijk gemaakt teneinde te voorzien in leermiddelen en opleidingsdiensten voor het midden- en kleinbedrijf, grote bedrijven, onderwijsstelsels en overheidsdiensten. Er moet worden gewerkt aan de bevordering en ontwikkeling van nieuwe beroepsopleidingsmodellen voor de informatiemaatschappij;

- telematica voor de gezondheidszorg: er dienen transeuropese netwerken en toepassingen op basis van gemeenschappelijke normen te worden ingevoerd, waarmee alle partners binnen de gezondheidszorg, met name huisartsen, ziekenhuizen en centra voor de volksgezondheid, op communautaire schaal met elkaar worden verbonden;

- telematica voor het vervoer: er dient optimaal gebruik te worden gemaakt van transeuropese telecommunicatienetwerken om gebruiksvriendelijke diensten te verlenen op het gebied van de logistieke steun voor de transportindustrie en de ontwikkeling van diensten met toegevoegde waarde, zoals informatiediensten, geïntegreerde betalings- en boekingsdiensten, reisplanning en -geleiding, alsmede vracht- en vlootbeheer. Bovendien moet deze toepassing zich uitstrekken tot vervoerstelematicadiensten in stedelijke gebieden, met inachtneming van de eisen inzake normen en interoperabiliteit. Bij de ontwikkeling van deze diensten, op basis van geavanceerde vaste en mobiele telecommunicatienetwerken, moet, waar zulks dienstig is, worden gezorgd voor de noodzakelijke complementariteit met en interoperabiliteit van de transeuropese vervoersnetwerken;

- telematica voor het milieu: transeuropese netwerken kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het bewaken en beheren van het milieu, ook in noodsituaties;

- telewerken: op basis van geavanceerde communicatiesystemen kan het telewerken (thuis en in satellietkantoren) tot ontwikkeling worden gebracht, wat zal bijdragen tot nieuwe vormen van geografische en organisatorische flexibiliteit. Doordat de beroepsbezigheden dankzij het telewerken kunnen worden gedecentraliseerd, zal het mogelijk zijn de milieu-effecten van het dagelijks forensenverkeer te verminderen. Bijzondere aandacht moet uitgaan naar de sociale gevolgen van die toepassingen;

- telematicadiensten voor het midden- en kleinbedrijf: projecten van gemeenschappelijk belang zullen bijdragen tot het gebruik van transeuropese telecommunicatietoepassingen en -diensten door het midden- en kleinbedrijf van de Gemeenschap, met koppelingen naar de overheden, vakverenigingen, consumenten, klanten en leveranciers, en met inbegrip van informatiediensten en elektronische handel. Het midden- en kleinbedrijf moet in het algemeen beter bekend worden gemaakt met de mogelijkheden van de telematica;

- elektronisch inschrijven op aanbestedingen: oprichting van een transeuropees elektronisch netwerk voor het inschrijven op aanbestedingen, gebaseerd op elektronische procedures voor overheidsopdrachten aan leveranciers in de Gemeenschap;

- stedelijke informatiesnelwegen: bevordering van netwerken en diensten waarmee gezinnen, ondernemingen, sociale organisaties en administraties onderling worden verbonden en toegang kunnen krijgen tot online multimedia-informatiediensten, educatieve, culturele en amusements- en toerismediensten op lokale, regionale, nationale en communautaire basis. Bevordering van de koppeling van stedelijke en regionale netwerken;

- bibliotheekdiensten: er moeten geavanceerde transeuropese netwerkgeïntegreerde bibliotheekdiensten worden opgezet, waarbij alle soorten bibliotheken zijn betrokken (nationale, openbare en universiteitsbibliotheken, bibliotheken van onderzoekcentra, enz.), zodat de in de bibliotheken van de Gemeenschap verzamelde kennis en culturele rijkdom effectief toegankelijk worden gemaakt en het economische, sociale, educatieve en culturele leven in de Gemeenschap kunnen ondersteunen;

- telematicadiensten voor de arbeidsmarkt: ontwikkeling van netwerkgeïntegreerde diensten, zoals gegevensbanken met informatie over banen, ter ondersteuning van de zich wijzigende arbeidsmarkt in de Gemeenschap en als een hulpmiddel om de werkloosheid te bestrijden;

- cultureel en taalkundig erfgoed: lancering van initiatieven ter bescherming en vergemakkelijking van de toegang tot het Europese culturele en artistieke erfgoed en ter illustratie van het vermogen van de informatie-infrastructuur om bij te dragen tot de ontwikkeling en verspreiding van de plaatselijke cultuur in de eigen taal;

- toegang van de burger tot diensten: ontwikkeling van toepassingen die de toegang van burgers tot diensten van algemeen belang demonstreren, bijvoorbeeld infokiosken en toegangsinterfaces op openbare plaatsen, chipkaarten en elektronische portemonnees. Ten behoeve van mindervaliden moeten er in het beginstadium van de planning van de projecten speciale eisen in acht worden genomen voor wat de toegang tot de diensten betreft.

2. Algemene diensten

Mogelijke gebieden voor projecten van gemeenschappelijk belang op het niveau van de algemene dienstennetwerken:

- invoering van operationele transeuropese algemene diensten, waaronder met name elektronische post, bestandsoverdrachtsystemen, online-toegang tot elektronische databases en videodiensten. Aangezien er dringend behoefte bestaat aan deze transeuropese algemene diensten, zullen zij gebruik maken van bestaande of nieuwe, vaste of mobiele basisnetwerken en gebruikerstoegang. Zij dienen dienstenelementen op communautaire schaal te bevatten, zoals telefoonboeken, wisselkoersencompensatie, authentisering, gegevensbescherming en informatiebeveiliging, transeuropese kioskdiensten, netwerknavigatiehulpmiddelen enz.;

- geleidelijke uitbreiding van de algemene diensten naar een multimedia-milieu. Deze diensten zullen de eindgebruiker voorzien van toegang tot multimediale diensten en kunnen onder andere de volgende elementen omvatten: multimediapost, hoge-snelheidsbestandsoverdracht en videodiensten, met inbegrip van video op aanvraag. Het gebruik van deze multimediadiensten door het bedrijfsleven en thuisgebruikers dient te worden aangemoedigd, evenals de integratie van nieuwe dienstenelementen zoals automatische vertaling, spraakherkenning, grafische gebruikersinterfaces;

- invoering van niet-merkgebonden digitale handtekeningen als basis voor een open dienstverlening en gebruikersmobiliteit: algemene diensten zullen gebruik maken van een groot aantal aanvullende en met elkaar concurrerende dienstverleners. Open dienstverlening en mobiliteit van de gebruiker zullen van groot belang zijn en elektronische namen (digitale handtekeningen) zullen algemeen beschikbaar moeten zijn en worden aanvaard.

3. Basisnetwerken

Mogelijke gebieden voor projecten van gemeenschappelijk belang op het niveau van de basisnetwerken:

- Euro-ISDN: aangezien ISDN (Digitaal Netwerk voor Geïntegreerde Diensten) nu al in heel Europa commercieel en technisch beschikbaar is, is dit thans het meest geëigende digitale geschakelde basisnetwerk voor het transport van nieuwe diensten en toepassingen. Dankzij de huidige stand van de ontwikkeling van ISDN heeft Europa een zekere voorsprong; de marktgroei en geografische uitbreiding van ISDN zal worden gerechtvaardigd door de invoering van deze nieuwe diensten en toepassingen op Europese schaal. Men mag echter niet uit het oog verliezen dat ISDN slechts een eerste stap is en dat het zich zal ontwikkelen tot een gebruikerstoegang tot breedband-basisdiensten;

- commerciële invoering van beheerd ATM (Asynchronous Transfer Mode) en andere IBC-netwerken: dit gebied moet als van het grootste gemeenschappelijke belang voor Europa worden beschouwd;

- interoperabiliteit van bestaande en IBC-netwerken: bestaande netwerken (voor vaste, mobiele en satellietdiensten) moeten onderling worden verbonden; voorts moeten zij zowel onderling als met de op ATM gebaseerde hoge-snelheidsnetwerken interoperabel zijn, teneinde de meest geëigende economische oplossingen te bieden voor de verschillende situaties die zich zullen voordoen gedurende de totstandbrenging van de informatiemaatschappij. Dit punt staat centraal bij de ontwikkeling van het IBC-netwerk en is met name van belang voor het midden- en kleinbedrijf en voor beroepsmatige en thuisgebruikers.

4. Aanvullende ondersteunende en cooerdinerende acties

Naast ondersteuning van de projecten van gemeenschappelijk belang dient de Gemeenschap acties te initiëren om een geschikt klimaat te scheppen. Zij zullen bijdragen tot onderlinge afstemming en overleg bij de ontplooiing van nationale en regionale activiteiten voor het stimuleren en bevorderen van nieuwe toepassingen en diensten, die aansluiten bij de programma's op andere terreinen alsmede tot de ontwikkeling van IBC-netwerken. Daarbij zal overleg nodig zijn met Europese normalisatie-instellingen en organisaties die zich bezig houden met strategische planning, evenals cooerdinatie met acties die worden gefinancierd door de verschillende communautaire financiële instrumenten. Dit behelst onder andere:

- ontwikkeling van richtspecificaties en overgang naar die specificaties. Deze specificaties zullen de actoren uit de sector helpen economisch verantwoorde investeringsbeslissingen te nemen;

- vaststellen van toegangsmethoden voor IBC-netwerken voor de drie genoemde lagen;

- opstellen van gemeenschappelijke specificaties gebaseerd op Europese en wereldnormen;

- bevorderen van de samenwerking tussen de actoren uit de sector, met name met opkomende en geïsoleerd opererende exploitanten, zoals exploitanten van kabeltelevisienetwerken, alsook met gebruikers;

- cooerdineren van de krachtens deze beschikking ondernomen activiteiten met aanverwante communautaire en nationale programma's.

BIJLAGE II

CRITERIA VOOR HET SPECIFICEREN VAN PROJECTEN VAN GEMEENSCHAPPELIJK BELANG

Uitgaande van de projecten die door geïnteresseerde actoren uit de sector worden ingediend in antwoord op een uitnodiging tot het indienen van voorstellen, zoals vermeld in artikel 7, wordt overgegaan tot de specificatie van de projecten van gemeenschappelijk belang, hetgeen gebeurt op basis van de vraag of zij in overeenstemming zijn met de doelstellingen en prioriteiten zoals vastgelegd in respectievelijk de artikelen 2 en 3.

Daarnaast moet rekening worden gehouden met de economische en financiële criteria die zijn vastgelegd in Verordening (EEG) nr. 2236/95. Deze criteria, die in het kader van deze verordening zullen worden gebruikt om een besluit te nemen over de toekenning van financiële steun aan een specifiek project, zijn:

- de potentiële economische levensvatbaarheid van het project, die gegarandeerd moet zijn;

- de rijpheid van het project;

- de impulswerking van de communautaire bijdrage op investeringen uit de overheidssector, en uit de particuliere sector;

- de degelijkheid van de financiële constructie;

- de directe of indirecte sociaal-economische gevolgen, met name voor de werkgelegenheid;

- de gevolgen voor het milieu;

- met name voor grensoverschrijdende projecten, de cooerdinatie van het tijdschema voor de verschillende onderdelen van een project.

MOTIVERING VAN DE RAAD

I. INLEIDING

1. De Commissie heeft op 8 juni 1995, tegelijk met een mededeling over de methodologie voor de totstandbrenging van toepassingen voor de informatiemaatschappij, een voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad betreffende een geheel van richtsnoeren voor transeuropese telecommunicatienetwerken ingediend.

Dit voorstel is gebaseerd op artikel 129 D, eerste alinea, van het EG-Verdrag.

2. Het Europees Parlement heeft op 1 februari 1996 in eerste lezing advies uitgebracht.

Het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's hebben hun advies op 22 november 1995 respectievelijk 18 januari 1996 uitgebracht.

In het licht van deze adviezen heeft de Commissie op 20 maart 1996 een gewijzigd voorstel ingediend.

3. De Raad heeft op 21 maart 1996 zijn gemeenschappelijk standpunt overeenkomstig artikel 189 B van het Verdrag vastgesteld.

II. DOELSTELLING

Dit voorstel heeft tot doel de richtsnoeren, waaronder doelstellingen, prioriteiten en de hoofdlijnen van maatregelen op het gebied van de telecommunicatienetwerken, alsmede projecten van gemeenschappelijk belang op dit gebied vast te stellen.

III. ANALYSE VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT

1. Algemene opmerkingen

Het gemeenschappelijk standpunt van de Raad bevat weinig wijzigingen ten opzichte van het Commissievoorstel. De Raad schaart zich in het algemeen achter de aanpak van de Commissie. Hij is met name van oordeel dat het initiatief voor specifieke projecten gezien het specifieke karakter van deze sector die wordt gekenmerkt door snelle technologische veranderingen en een toenemende liberalisering van de particuliere sector moet komen en aan de behoeften van de gebruikers moet voldoen.

Wat de amendementen van het Europees Parlement betreft, deelt de Raad zeer vaak het standpunt van de Commissie, zoals dit in het gewijzigde voorstel tot uiting komt.

De wijzigingen ten opzichte van het Commissievoorstel en 's Raads standpunt ten aanzien van de amendementen van het Europees Parlement zijn voornamelijk ingegeven door de volgende overwegingen:

- garanderen dat de tekst strookt met de bepalingen van titel XII van het EG-Verdrag;

- het verband verduidelijken en zorgen voor samenhang met andere relevante communautaire bepalingen, met name Besluit nr. 2717/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 november 1995 betreffende een reeks richtsnoeren voor de ontwikkeling van Euro-ISDN (Digitaal netwerk voor Geïntegreerde Diensten) als transeuropees netwerk.

2. Specifieke opmerkingen

(Tenzij anders is vermeld, wordt voor de overwegingen en artikelen van de beschikking verwezen naar de tekst van het gemeenschappelijk standpunt en voor de amendementen van het Europees Parlement naar de nummering die de Commissie in haar gewijzigd voorstel hanteert)

i) De Raad heeft aan het Commissievoorstel de nieuwe overweging 21 toegevoegd waarin eraan herinnerd wordt dat krachtens artikel 129 D van het Verdrag voor projecten van gemeenschappelijk belang die betrekking hebben op het grondgebied van een Lid-Staat, de goedkeuring van de betrokken Lid-Staat is vereist.

ii) De Raad heeft in vele gevallen het standpunt van de Commissie ten aanzien van de amendementen van het Europees Parlement overgenomen en heeft derhalve:

- de volgende amendementen, soms in licht gewijzigde vorm, in zijn gemeenschappelijk standpunt overgenomen:

nrs. 1, 2 (1e gedeelte), 3, 4, 6 (wat het beginsel betreft), 7 (1e gedeelte), 10, 11 (1e gedeelte), 15, 16 (1e gedeelte), 20 (wat het beginsel betreft) en 31 (1e gedeelte),

het beginsel van amendement nr. 20 is in het nieuwe artikel 10 opgenomen;

- de volgende amendementen niet overgenomen:

nrs. 2 (2e gedeelte), 5, 7 (2e gedeelte), 9, 12, 13, 14, 16 (2e gedeelte), 17, 18, 19, 21, 27 (2e gedeelte), 29, 30, 31 (2e gedeelte), 32, 33 en 35 (1e gedeelte),

wat amendement 17 betreft, heeft de Raad, evenals de Commissie, door de toevoeging van een nieuwe overweging nr. 20 erop willen wijzen dat hij gehecht blijft aan de "modus vivendi" tussen de drie Instellingen op dit gebied.

iii) De Raad was het echter niet eens met de Commissie wat de volgende amendementen van het Europees Parlement betreft:

Amendement nr. 8 (overweging 19 van het Commissievoorstel)

De Raad heeft dit amendement niet kunnen overnemen en heeft deze overweging in zijn gemeenschappelijk standpunt om redenen van goede wetgevingspraktijk geschrapt. De Raad is immers van oordeel dat de preambule van een besluit beperkt moet blijven tot de motivering van het dispositief.

Amendement nr. 11 (2e gedeelte) (artikel 2)

Wat het tweede gedeelte van dit amendement betreft, was de Raad van oordeel dat de formulering van het eerste streepje van artikel 2 in het oorspronkelijke Commissievoorstel zowel ruimer als nauwkeuriger is. Daarom heeft hij er de voorkeur aan gegeven deze tekst in zijn gemeenschappelijk standpunt te handhaven en deze uit te breiden tot de "culturele" behoeften.

Amendement nr. 22 (bijlage I, inleidend gedeelte)

De Raad was van oordeel dat de verwijzing naar het niet-exclusieve karakter van de algemene diensten niet op haar plaats is in een beschikking betreffende richtsnoeren.

Amendement nr. 23 (bijlage I, deel 1)

De Raad is van oordeel dat in de tekst van de beschikking, zowel in het dispositief (met name in de artikelen 2 en 3) als in bijlage I, punt 1, wat de diverse toepassingen en in het bijzonder het "cultureel en taalkundig erfgoed" betreft, voldoende rekening wordt gehouden met de lokale talen.

Amendement nr. 24 (bijlage I, deel 1)

De Raad is van oordeel dat het toepassingsgebied "afstandsonderwijs en -opleiding" de bevordering van transeuropese communicatienetwerken tot doel heeft, met dien verstande dat het uitstippelen van het beleid van de Gemeenschap inzake opleiding onder andere bepalingen van het Verdrag en andere communautaire instrumenten valt.

Amendement nr. 25 (bijlage I, deel 1)

Wat het toepassingsgebied "telematica voor het vervoer" betreft, wijkt het gemeenschappelijk standpunt van de Raad af van het Commissievoorstel en van dit amendement teneinde iedere overlapping met de richtsnoeren voor de transeuropese vervoersnetwerken te voorkomen.

Amendement nr. 26 (bijlage I, deel 1)

De Raad heeft in zijn gemeenschappelijk standpunt de laatste zin van dit amendement overgenomen omdat erin terecht wordt gewezen op een dimensie waarmee op het toepassingsgebied "telewerken" terdege rekening moet worden gehouden. Hij was echter van oordeel dat de overige in het amendement voorgestelde wijzigingen onnodige beperkingen inhielden.

Amendement nr. 27 (bijlage I, deel 1)

De Raad heeft de door het Europees Parlement voorgestelde wijzigingen, die de Commissie in haar gewijzigd voorstel ten dele heeft overgenomen, niet aanvaard en heeft de formulering van het oorspronkelijke Commissievoorstel gehandhaafd omdat de diverse aspecten van deze kwestie daarin volgens hem beknopt en bevredigend worden weergegeven.

Amendement nr. 28 (bijlage I, deel 1)

De Raad heeft dit amendement als dusdanig niet overgenomen, maar hij heeft er rekening mee gehouden door een verwijzing naar het "culturele erfgoed" en de "verspreiding" van de plaatselijke cultuur in de eigen taal op te nemen.

Amendement nr. 34 (bijlage I, deel 4)

De Raad heeft geoordeeld dat de vermelding van de drie specifieke lagen die in het Commissievoorstel voorkwam een nuttige verduidelijking is die moet worden gehandhaafd.

Amendement nr. 35 (deel 2) (bijlage II)

Ten aanzien van het tweede gedeelte van dit amendement is in de tekst van het gemeenschappelijk standpunt de verwijzing naar het transnationale karakter van de projecten geschrapt. De Raad heeft geoordeeld dat de formuleringsvoorstellen van de Commissie en het Europees Parlement onnodige beperkingen opleggen aangezien dit aspect in diverse bepalingen van de beschikking, met name de artikelen 2 en 3 en bijlage I, reeds voldoende aan bod komt.

Top