This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 51996AG0506(01)
COMMON POSITION (EC) No 17/96 Adopted by the Council on 18 December 1995 with a view to adopting Council Regulation (EC) No .../96 of amending Regulation (EEC) No 1973/92 establishing a financial instrument for the environment (LIFE)
GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 17/96 door de Raad vastgesteld op 18 december 1995 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. .../96 van de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1973/92 inzake de oprichting van een financieel instrument voor het milieu (LIFE)
GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 17/96 door de Raad vastgesteld op 18 december 1995 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. .../96 van de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1973/92 inzake de oprichting van een financieel instrument voor het milieu (LIFE)
PB C 134 van 6.5.1996, p. 1–8
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 17/96 door de Raad vastgesteld op 18 december 1995 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. .../96 van de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1973/92 inzake de oprichting van een financieel instrument voor het milieu (LIFE)
Publicatieblad Nr. C 134 van 06/05/1996 blz. 0001
GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 17/96 door de Raad vastgesteld op 18 december 1995 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. . . ./96 van de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1973/92 inzake de oprichting van een financieel instrument voor het milieu (LIFE) (96/C 134/01) DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 130 S, lid 1, Gezien het voorstel van de Commissie (1), Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2), Gezien het advies van het Comité van de Regio's (3), Volgens de procedure van artikel 189 C van het Verdrag (4), Overwegende dat het financieel instrument voor het milieu LIFE in fasen wordt uitgevoerd; dat de eerste fase afloopt op 31 december 1995; Overwegende dat in artikel 14, eerste alinea, van Verordening (EEG) nr. 1973/92 (5) wordt bepaald dat de Commissie voorstellen doet voor eventuele aanpassingen met het oog op de voortzetting van de actie na de eerste fase; Overwegende dat, gezien de positieve bijdrage die LIFE heeft geleverd aan het bereiken van de doelstellingen van het communautaire milieubeleid, er een tweede fase van vier jaar gestart moet worden die op 31 december 1999 zal eindigen; Overwegende dat het, op grond van de ervaring die is opgedaan tijdens de eerste fase van LIFE, nodig blijkt de inspanningen te concentreren door duidelijker te omschrijven welke actiegebieden voor communautaire financiële steun in aanmerking kunnen komen, de beheersprocedures te verbeteren, en de selectie- en evaluatiecriteria voor deze acties nauwkeuriger vast te stellen; Overwegende dat het derhalve passend is de doeltreffendheid en doorzichtigheid van de uitvoeringsbepalingen van LIFE en van de procedures voor de informatie van het publiek en de potentiële begunstigden te verbeteren; Overwegende dat in het kader van voorbereidende acties gezamenlijke transnationale maatregelen, samenwerking en kennisoverdracht tussen (plaatselijke, regionale of nationale) overheidsinstanties en/of niet-overheidsinstanties en/of sociaal-economische actoren zouden moeten worden bevorderd; Overwegende dat de Aanvullende Protocollen bij de Europa-Overeenkomsten tussen de Gemeenschap en bepaalde landen in Midden- en Oost-Europa voorzien in de deelname van deze landen aan communautaire programma's, met name op het gebied van het milieu; Overwegende dat bovengenoemde landen in Midden- en Oost-Europa zelf moeten instaan voor de aan hun deelname verbonden kosten; dat de Gemeenschap evenwel, indien passend, voor specifieke gevallen en in overeenstemming met de voorschriften die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen en de relevante associatieovereenkomsten, kan besluiten de nationale bijdrage van het betrokken land aan te vullen; Overwegende dat het noodzakelijk is, voor derde landen aan de Middellandse Zee of de Oostzee die niet behoren tot de landen in Midden- en Oost-Europa die associatieovereenkomsten met de Europese Gemeenschap ondertekend hebben, acties op het gebied van technische bijstand en demonstratie ten uitvoer te leggen; Overwegende dat in deze verordening voor de gehele looptijd van het programma een financieel referentiebedrag wordt opgenomen in de zin van punt 2 van de Verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 6 maart 1995, waarbij de in het Verdrag vastgelegde bevoegdheden van de begrotingsautoriteit onverlet worden gelaten, HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 Verordening (EEG) nr. 1973/92 wordt als volgt gewijzigd: 1. De artikelen 1 en 2 worden vervangen door: "Artikel 1 Er wordt een financieel instrument voor het milieu ingesteld, hierna "LIFE" te noemen. Het algemene doel van LIFE is bij te dragen tot de ontwikkeling en, waar dienstig, tot de uitvoering van het beleid en de wetgeving van de Gemeenschap op milieugebied. Artikel 2 De volgende acties komen in aanmerking voor financiële steun uit hoofde van LIFE: 1. Voor wat de Gemeenschap betreft a) acties betreffende de instandhouding van de natuur: acties, als omschreven in artikel 1, onder a), van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (*), die nodig zijn voor de uitvoering van Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (**) en van Richtlijn 92/43/EEG en in het bijzonder voor de totstandbrenging van het Europees Netwerk Natura 2000; b) overige acties voor de tenuitvoerlegging van het communautaire beleid en de communautaire wetgeving op milieugebied: i) innoverende acties en demonstratie-acties met het oog op de bevordering van duurzame ontwikkeling in de industriële activiteiten; ii) demonstratieprojecten, stimuleringsacties en acties voor technische bijstand aan de lokale besturen met het oog op de integratie van milieu-overwegingen in de ruimtelijke ordening ter bevordering van duurzame ontwikkeling; iii) voorbereidende acties met het oog op de tenuitvoerlegging van het communautaire beleid en de communautaire wetgeving op milieugebied, met name: - bescherming en rationeel beheer van de kustgebieden; - vermindering van afvalstoffen, met name toxische en gevaarlijke afvalstoffen; - bescherming van de watervoorraden, met inbegrip van afvalwaterzuivering; - luchtverontreiniging, verzuring, ozon in de troposfeer 2. Voor wat betreft derde landen aan de Middellandse Zee of de Oostzee, met uitzondering van de landen van Midden- en Oost-Europa die associatieovereenkomsten met de Europese Gemeenschap hebben gesloten: a) technische bijstand voor de totstandbrenging van de nodige overheidsstructuren op milieugebied alsook voor het opstellen van beleidsmaatregelen en actieprogramma's op milieugebied; b) demonstratie-acties ter bevordering van duurzame ontwikkeling. 3. Begeleidende maatregelen die nodig zijn voor de controle, de evaluatie of de bevordering van de in het kader van de punten 1 en 2 uitgevoerde acties, alsook de verspreiding van informatie over de opgedane ervaring en de resultaten van deze acties. (*) PB nr. L 206 van 22. 7. 1992, blz. 7. (**) PB nr. L 103 van 25. 4. 1979, blz. 7. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 94/24/EG (PB nr. L 164 van 30. 6. 1994, blz. 9).". 2. Artikel 3 wordt geschrapt. 3. De artikelen 7 en 8 worden vervangen door: "Artikel 7 1. LIFE wordt in fasen uitgevoerd. De tweede fase gaat in op 1 januari 1996 en eindigt op 31 december 1999. Het financiële referentiebedrag voor de tenuitvoerlegging van de tweede fase voor het tijdvak 1996-1999 bedraagt 450 miljoen ecu. De begrotingsautoriteit wijst binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten de jaarlijkse kredieten toe. 2. Voor de verdere toepassingsperiode van LIFE moet het referentiebedrag binnen het dan geldende communautaire financiële kader vallen. 3. Op basis van een rapport dat de Commissie vóór 30 september 1997 moet toezenden, stelt de Raad vóór 31 december 1997 een onderzoek in naar het referentiebedrag met het oog op een eventuele herziening van dat bedrag volgens de procedure van het Verdrag, in het kader van de financiële vooruitzichten, rekening houdend met de ontvangen aanvragen. Artikel 8 1. De voor elk van de in artikel 2 bedoelde actiegebieden toe te wijzen middelen bedragen: a) 46 % voor acties uit hoofde van artikel 2, punt 1, onder a); b) 46 % voor acties uit hoofde van artikel 2, punt 1, onder b), waarvan maximaal 12 % mag worden toegewezen aan acties uit hoofde van artikel 2, punt 1, onder b), onder iii); c) 5 % voor acties uit hoofde van artikel 2, punt 2; d) 3 % voor acties uit hoofde van artikel 2, punt 3. 2. De communautaire financiële steun voor de in artikel 2, punt 1 en punt 2, onder b), bedoelde acties bedraagt maximaal 50 % van de in aanmerking komende kosten: In uitzonderlijke gevallen bedraagt deze steun: - maximaal 30 % van de kosten voor acties die naar verwachting significante inkomsten zullen opleveren. In dit geval dienen de bijdragen van de begunstigden in de financiering ten minste evenveel te bedragen als de communautaire steun; - maximaal 75 % van de kosten voor acties met betrekking tot prioritaire natuurlijke habitats of prioritaire soorten in de Europese Unie in de zin van Richtlijn 92/43/EEG of met uitsterven bedreigde vogelsoorten als bedoeld in Richtlijn 79/409/EEG. 3. De communautaire financiële steun voor de in artikel 2, punt 2, onder a), bedoelde acties voor technische bijstand en voor de in artikel 2, punt 3, bedoelde begeleidende maatregelen bedraagt maximaal 100 % van de kosten voor deze acties.". 4. Artikel 9 wordt vervangen door: "Artikel 9 1. De Lid-Staten dienen bij de Commissie voorstellen in voor te financieren acties. Indien er meer dan één Lid-Staat bij een actie is betrokken, wordt het voorstel ingediend door de Lid-Staat waar de cooerdinerende autoriteit of instantie is gevestigd. Aanvragen moeten vóór 31 januari bij de Commissie worden ingediend. De Commissie beslist vóór 31 juli over deze aanvragen. 2. De Commissie kan evenwel, door middel van in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen gepubliceerde oproepen tot het indienen van blijken van belangstelling, in de Gemeenschap gevestigde natuurlijke of rechtspersonen uitnodigen steunaanvragen in te dienen voor acties die voor de Gemeenschap van bijzonder belang zijn. 3. De aanvragen van derde landen worden door de betrokken nationale instanties bij de Commissie ingediend. 4. De Commissie verstrekt de Lid-Staten een samenvatting van de hoofdpunten en de inhoud van de voorstellen die naar aanleiding van de oproepen tot het indienen van blijken van belangstelling zijn binnengekomen, alsmede van de door derde landen ingediende aanvragen. Op verzoek worden de originele documenten voor raadpleging ter beschikking van de Lid-Staten gesteld. 5. Voor de in artikel 2, punt 1, onder a), bedoelde acties en de begeleidende maatregelen geldt de procedure van artikel 21 van Richtlijn 92/43/EEG; andere acties uit hoofde van LIFE inclusief, voor zover wenselijk, de procedure voor de projectkeuze, worden goedgekeurd volgens de procedure van artikel 13 van deze verordening. De Commissie stelt de comités van artikel 21 van Richtlijn 92/43/EEG en artikel 13 van deze verordening in kennis van de toepassing van de in artikel 9 bis vermelde criteria en prioriteiten. De goedgekeurde acties worden gevolgd door: - voor in de Gemeenschap uit te voeren acties, een door de Commissie tot de Lid-Staten gerichte kaderbeschikking betreffende de geselecteerde voorstellen, en tot de begunstigden gerichte individuele beschikkingen betreffende de specifieke acties; - voor in derde landen uit te voeren acties, een contract of overeenkomst met de begunstigden die belast zijn met de uitvoering van de bedoelde acties, waarin de rechten en plichten van de partners zijn vastgelegd. 6. Het bedrag aan financiële steun, de wijze van financiering en controle, alsmede alle technische voorwaarden waaraan bij de uitvoering van de steunverlening moet worden voldaan, worden, afhankelijk van de aard en vorm van de goedgekeurde actie, bepaald en vastgelegd in de beschikking van de Commissie dan wel in het contract of de overeenkomst met de begunstigden.". 5. De volgende artikelen worden ingevoegd: "Artikel 9 bis 1. De voorgestelde en in artikel 2 bedoelde acties moeten in overeenstemming zijn met de bepalingen van het Verdrag en de communautaire wetgeving en dienen aan de volgende criteria te voldoen: a) algemene criteria voor acties in de Europese Gemeenschap: - de acties moeten van communautair belang zijn en een significante bijdrage leveren tot de uitvoering van het beleid en de wetgeving van de Gemeenschap op milieugebied; - zij moeten uitgevoerd worden door technisch en financieel gezonde deelnemers; - zij moeten uitvoerbaar zijn op het stuk van de technische voorstellen, het beheer (planning, begroting) en het rendement; - bijdragen aan een multinationale aanpak kan een extra criterium zijn voor zover die aanpak, in vergelijking met een nationale aanpak, vermoedelijk meer resultaten oplevert voor wat betreft haalbaarheid, logica en kosten; b) bijzondere criteria voor acties in de Gemeenschap: i) acties op het gebied van de instandhouding van de natuur zoals omschreven in artikel 2, punt 1, onder a), moeten betrekking hebben op: - de door een Lid-Staat krachtens artikel 4 van Richtlijn 92/43/EEG voorgestelde gebieden, of - overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 79/409/EEG ingedeelde gebieden, of - in Richtlijn 92/43/EEG, bijlagen II en IV, of in Richtlijn 79/409/EEG, bijlage I, genoemde soorten; ii) acties op het gebied van industriële activiteiten moeten naar gelang van het geval voldoen aan een of meer passende criteria, namelijk: - oplossingen bieden voor een probleem dat zich zeer vaak in de Gemeenschap voordoet, of dat een punt van ernstige bezorgdheid is voor bepaalde Lid-Staten; - technisch innoverend zijn en vooruitgang betekenen; - een voorbeeldfunctie hebben en vooruitgang betekenen ten opzichte van de huidige situatie; - een ruime toepassing kunnen bevorderen van op milieubescherming gerichte gebruiken en technologie; - gericht zijn op de ontwikkeling en de overdracht van know-how die kan worden gebruikt in identieke of soortgelijke situaties; - uit milieu-oogpunt een potentieel bevredigende kosten/batenverhouding hebben; iii) acties ten gunste van plaatselijke overheden moeten naar gelang van het geval voldoen aan een of meer passende criteria, namelijk: - oplossingen bieden voor een probleem dat zich veelvuldig in de Gemeenschap voordoet, of dat een punt van ernstige bezorgdheid is voor bepaalde Lid-Staten; - vernieuwing van de beoogde acties inhouden door de toegepaste methode; - een voorbeeldfunctie hebben en vooruitgang betekenen ten opzichte van de huidige situatie; - samenwerking op milieugebied bevorderen; iv) voorbereidende acties moeten acties van meer structurele aard voorbereiden; c) criteria voor acties in derde landen: - van belang zijn voor de Europese Gemeenschap, met name door bij te dragen tot de uitvoering van regionale en internationale beleidslijnen en overeenkomsten; - bijdragen tot het tot stand brengen van een aanpak die bevorderlijk is voor duurzame ontwikkeling op internationaal, nationaal of regionaal niveau; - oplossingen bieden voor milieuproblemen die wijdverbreid zijn in de regio en in de betrokken sector; - samenwerking bevorderen op grensoverschrijdend, transnationaal of regionaal niveau; - haalbaarheid garanderen met betrekking tot technische voorstellen, beheer (planning, begroting) en rendement; - uitgevoerd worden door technisch en financieel gezonde deelnemers. 2. Aanvragen uit hoofde van artikel 2, punt 1, onder b), i) en ii), die aan geen van de in artikel 9 bis, punt 1, onder b), ii) en iii), genoemde criteria voldoen, komen niet in aanmerking voor financiële steun uit hoofde van LIFE. Artikel 9 ter Met betrekking tot de verzoeken inzake de in artikel 2, punt 1, onder b), i), ii) en iii), bedoelde acties worden de volgende kosten geacht niet in aanmerking te komen: - kosten van studies die niet specifiek betrekking hebben op het doel van de gefinancierde acties; - kosten betreffende investeringen voor grootschalige infrastructuur of investeringen van structurele niet-innoverende aard; - kosten voor activiteiten op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling; - activiteiten die reeds op industriële schaal werden beproefd.". 6. Artikel 10, lid 1, wordt vervangen door: "1. Teneinde de acties van de begunstigden van de financiële steun van de Gemeenschap te doen slagen, neemt de Commissie de nodige maatregelen om: - te verifiëren dat de door de Gemeenschap gefinancierde acties correct en in overeenstemming met deze verordening zijn uitgevoerd; - onregelmatigheden te voorkomen en te vervolgen; - door misbruik of nalatigheid ten onrechte ontvangen middelen te recupereren.". 7. Artikel 11, lid 1, wordt vervangen door: "1. De Commissie kan het bedrag van de voor een actie verleende financiële steun verminderen, opschorten of terugvorderen indien zij onregelmatigheden constateert, met inbegrip van het niet voldoen aan de bepalingen van deze verordening, of indien blijkt dat een belangrijke wijziging in de actie is aangebracht die strijdig is met de aard of de uitvoeringsvoorwaarden van de actie en waarvoor de Commissie niet om goedkeuring is verzocht.". 8. Artikel 12, lid 1, wordt vervangen door: "1. De Commissie zorgt voor een doeltreffend toezicht op de uitvoering van de door de Gemeenschap gefinancierde activiteiten; dit toezicht heeft ook betrekking op het voldoen aan de bepalingen van deze verordening. Het toezicht geschiedt aan de hand van verslagen die volgens door de Commissie en de begunstigde overeengekomen procedures worden opgesteld, en aan de hand van steekproefsgewijze controles.". 9. Het volgende artikel wordt ingevoegd: "Artikel 13 bis Het LIFE-instrument staat open voor deelneming van de geassocieerde landen in Midden- en Oost-Europa (LMOE), op de voorwaarden zoals omschreven in de met deze landen reeds gesloten of nog te sluiten aanvullende protocollen bij de associatieovereenkomsten betreffende de deelname aan communautaire programma's, op basis van aanvullende kredieten.". 10. Artikel 14 wordt vervangen door: "Artikel 14 Uiterlijk op 31 december 1998 legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor over de toepassing van deze verordening, alsook over het gebruik van de kredieten, en doet zij voorstellen voor eventuele aanpassingen met het oog op voortzetting van de actie na de tweede fase. Overeenkomstig het Verdrag neemt de Raad een besluit over de uitvoering van de derde fase vanaf 1 januari 2000.". Artikel 2 Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen. Zij is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat. Gedaan te . . . Voor de Raad De Voorzitter (1) PB nr. C 184 van 18. 7. 1995, blz. 12. (2) PB nr. C 18 van 22. 1. 1996, blz. 15. (3) PB nr. C 100 van 2. 4. 1996, blz. 115. (4) Advies van het Europees Parlement uitgebracht op 17 november 1995 (PB nr. C 323 van 4. 12. 1995, blz. 158), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van . . . (nog niet verschenen in het Publikatieblad) en besluit van het Europees Parlement van . . . (nog niet verschenen in het Publikatieblad. (5) PB nr. L 206 van 22. 7. 1992, blz. 1. MOTIVERING VAN DE RAAD I. INLEIDING 1. Op 11 mei 1995 heeft de Commissie een op artikel 103 S, lid 1, van het EG-Verdrag gebaseerd voorstel voor een verordening ingediend (1) tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1973/92 van de Raad inzake de oprichting van een financieel instrument voor het milieu (LIFE). 2. Het Europees Parlement heeft op 17 november 1995 in eerste lezing advies uitgebracht (2). In aansluiting op dit advies heeft de Commissie op 26 januari 1996 een gewijzigd voorstel ingediend (3). Het Economisch en Sociaal Comité heeft op 25 oktober 1995 advies uitgebracht (4). Het Comité van de Regio's deed dit op 21 september 1995 (5). 3. De Raad heeft op 18 december 1995 met eenparigheid van stemmen een gemeenschappelijk standpunt vastgesteld overeenkomstig artikel 189 C van het Verdrag. II. DOELSTELLING 4. Doel van het verordeningsvoorstel is, in het licht van de tijdens de eerste drie jaar van de toepassing van LIFE opgedane ervaring: - de actiegebieden die voor financiering uit LIFE in aanmerking komen, opnieuw te definiëren; - het toepassingsgebied van LIFE uit te breiden tot de geassocieerde landen van Midden- en Oost-Europa; - de beheersprocedures te verduidelijken, door een onderscheid te maken tussen natuurbescherming en andere activiteiten; - de procedure voor de selectie van projecten te verbeteren door het vaststellen van nieuwe financierbaarheidscriteria. III. ANALYSE VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT 5. Algemene opmerkingen Rekening houdend met de hierboven omschreven doelstelling heeft de Raad getracht een voldoende soepel en doeltreffend instrument uit te werken, waardoor optimaal gebruik kan worden gemaakt van de beschikbare middelen voor acties die reëel bijdragen tot de uitvoering van het beleid en de wetgeving van de Gemeenschap inzake milieu. Daarvan uitgaande heeft de Raad de meeste amendementen van het Europees Parlement die de Commissie in haar gewijzigd voorstel heeft verwerkt, alsmede amendement nr. 17, letterlijk, inhoudelijk of gedeeltelijk overgenomen. 6. Specifieke opmerkingen (Tenzij anders aangegeven, wordt hieronder verwezen naar de tekst van het gewijzigde voorstel; de vetgedrukte gedeelten hebben betrekking op de tekst van het gemeenschappelijk standpunt). De Raad heeft de volgende - door de Commissie aanvaarde - wijzigingen aangebracht in het gewijzigd voorstel van de Commissie: i) Artikelen 1 en 2, punten 1 en 2 De voor financiering in aanmerking komende acties worden in deze artikelen op vele punten dubbel vermeld (de algemene doelstelling wordt voor bepaalde specifieke acties herhaald, in de definitie van de doelstelling worden doel en middelen door elkaar gehaald, de instandhoudingsacties worden tweemaal - zij het op verschillende wijze - gedefinieerd, enz.). Het is derhalve overzichtelijker om de doelstelling van de acties (in artikel 1) te scheiden van die welke in artikel 2 worden genoemd en eventueel gedefinieerd. Bepaalde definities (voorbereidende acties, demonstratieprojecten, projecten van technische bijstand) zijn niet opgenomen, omdat in de desbetreffende selectiecriteria (artikel 9 bis, lid 1, onder b), ii) en iii)) reeds de in die definities voorkomende begrippen staan; bovendien geeft de 6e overweging de inhoud van de voorbereidende acties weer. Ook zijn sommige actiegebieden (bijvoorbeeld water) algemener geformuleerd dan de Commissie of het Parlement heeft gedaan. Er is dus geen inhoudelijk verschil, wat de aard van de voor steun in aanmerking komende acties betreft. Voorts zij erop gewezen dat de Raad het niet nodig heeft geacht de landen van Midden- en Oost-Europa voor bepaalde acties in het bijzonder te vermelden, omdat hun deelneming aan Life bij artikel 13 bis wordt geregeld; daarbij wordt geen enkele actie bij voorbaat uitgesloten of voorgetrokken. In verband met het geringe begrotingspercentage dat voor de in artikel 2, punt 2, bedoelde acties is uitgetrokken, heeft de Raad het toepassingsgebied van de technische bijstands- of demonstratieprojecten ook niet nader omschreven, zodat natuurbehoud (amendement nr. 15) bijgevolg niet van de werkingssfeer wordt uitgesloten. Wat ten slotte de begeleidende maatregelen (artikel 2, punt 3) betreft, leek het de Raad logischer om ze alleen toe te passen op de tijdens de tweede fase uitgevoerde acties. ii) Artikel 7, punt 3, en artikelen 8 en 8 bis, punt 5 - Artikel 7: evenals het Parlement achtte de Raad het dienstig een financieel referentiebedrag op te nemen, net zoals in de eerste fase van LIFE en conform de interinstitutionele verklaring van 6 maart 1995 in dat verband (zie ook laatste overweging). Volgens de Raad zijn de huidige begrotingsvooruitzichten echter van dien aard dat het door de Commissie in haar voorstel beoogde bedrag (450 miljoen ecu) niet kan worden overschreden. Gelet op de behoeften waaraan LIFE moet voldoen, was de Raad evenwel van oordeel dat een eventuele herziening van dit bedrag dient te worden overwogen (artikel 7, lid 3). - Artikel 8: de Raad heeft de door de Commissie voorgestelde verdeling van toe te wijzen middelen overgenomen, al achtte hij het om de eerder genoemde redenen (zie onder i), derde alinea) niet nodig de verdeling over acties voor natuurbehoud en andere acties als bedoeld in lid 1, onder c), te specificeren. In lid 1, onder b), leek het hem daarentegen logisch om het voor voorbereidende acties beschikbare bedrag, in verband met de aard ervan, te begrenzen. Evenmin als de Commissie heeft de Raad - wat de door de landen in Midden- en Oost-Europa gevoerde acties betreft - amendement nr. 18, tweede alinea, overgenomen; in artikel 13 bis wordt namelijk de financiering van die acties nader geregeld (zie ook 8e overweging). De Raad heeft ook de Commissie gevolgd wat betreft de percentages van de financiële steun, met uitzondering van de bepaling betreffende door NGO's voorgestelde acties; uitgangspunt is dat de aard van de actie, en niet de initiatiefnemer, bepalend is voor de vaststelling van de steun. De bepaling inzake de financiering van acties van landen in Midden- en Oost-Europa (artikel 8, lid 2 bis) is inhoudelijk opgenomen in artikel 13 bis. - Artikel 8 bis: de Raad heeft deze bepaling niet aanvaard, omdat zij niet te rijmen valt met de vereenvoudiging van de besluitvorming die in deze fase van LIFE wordt nagestreefd en met name met de schrapping van de herzienbare prioriteiten in de eerste fase. iii) Artikel 9, lid 6 De Raad achtte het dienstig de bepaling van artikel 9, lid 2, die reeds voorkwam in Verordening (EEG) nr. 1973/92, te behouden, omdat de deelnemers daardoor beter kunnen worden gediversifieerd. Wat betreft de data voor het toezenden en selecteren van projecten (artikel 9, lid 1), meende de Raad dat latere data gemakkelijker kunnen worden gehonoreerd. In lid 4 is het onderscheid tussen derde landen en geassocieerde landen komen te vervallen, omdat zo'n onderscheid voor deze bepaling irrelevant is. Lid 6 - op grond waarvan in de tussen de Commissie en de begunstigde gesloten overeenkomst een passende flexibiliteit moet worden geïntroduceerd - is voor deze fase van LIFE even belangrijk als voor de vorige en werd dus behouden. iv) Artikel 9 bis, punt 1 De Raad heeft in wezen getracht de diverse criteria te verduidelijken, te herschikken en te versterken, teneinde de selectieprocedure voor de projecten te verbeteren zodat de doelstellingen van LIFE vlotter kunnen worden verwezenlijkt. Ook hier, en om dezelfde redenen als voorheen, heeft de Raad (artikel 9 bis, lid 1, onder c)) het niet dienstig geacht om derde landen te onderscheiden naar geassocieerde en andere landen, noch om voor die landen evenveel en even gedetailleerde criteria te hanteren als die welke op de Gemeenschap van toepassing zijn. Wat het natuurbehoud betreft, is de werkingssfeer van de acties uitgebreid, in zoverre dat de in bijlage IV bij Richtlijn 92/43/EEG vermelde soorten thans onder het toepassingsgebied vallen (lid 1, onder b), i)). In artikel 9 bis wordt geen melding gemaakt van "een financiële bijdrage van de investeerder die ten minste gelijk is aan de communautaire steun voor inkomsten opleverende projecten", omdat die vermelding reeds voorkomt in artikel 8, lid 2, eerste streepje. v) Artikel 12, punt 8 Lid 1 is verduidelijkt door de toevoeging van een verwijzing naar het toezicht op de naleving van de bepalingen van de LIFE-verordening. De Raad heeft het niet wenselijk geacht om in lid 2 de inhoud van de verslagen te preciseren, omdat zulks niet zou hebben gestrookt met het feit dat "de Commissie vorm en inhoud van de verslagen vaststelt". (1) PB nr. C 184 van 18. 7. 1995 blz. 12. (2) PB nr. C 323 van 4. 12. 1995, blz. 158. (3) PB nr. C 92 van 28. 3. 1996, blz. 7. (4) PB nr. C 18 van 22. 1. 1996, blz. 15. (5) PB nr. C 100 van 2. 4. 1996, blz. 115.