Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51995PC0243

    Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD betreffende een financiële bijdrage van de Gemeenschap in sommige uitgaven van de Lid-Staten voor de tenuitvoerlegging van de in het kader van het gemmeenschappelijk visserijbeleid gelende controleregeling

    /* COM/95/243 def. - CNS 95/0142 */

    PB C 186 van 20.7.1995, p. 9–13 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    51995PC0243

    Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD betreffende een financiële bijdrage van de Gemeenschap in sommige uitgaven van de Lid-Staten voor de tenuitvoerlegging van de in het kader van het gemmeenschappelijk visserijbeleid gelende controleregeling /* COM/95/243 DEF - CNS 95/0142 */

    Publicatieblad Nr. C 186 van 20/07/1995 blz. 0009


    Voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende een financiële bijdrage van de Gemeenschap in sommige uitgaven van de Lid-Staten voor de tenuitvoerlegging van de in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid geldende controleregeling

    (95/C 186/06)

    (Voor de EER relevante tekst)

    COM(95) 243 def. - 95/0142(CNS)

    (Door de Commissie ingediend op 12 juni 1995)

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 43,

    Gezien het voorstel van de Commissie,

    Gezien het advies van het Europees Parlement,

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité,

    Overwegende dat op grond van Beschikking 89/631/ EEG van de Raad van 27 november 1989 betreffende een financiële bijdrage van de Gemeenschap in de uitgaven van de Lid-Staten om de communautaire regeling voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden te doen naleven (1), laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 94/207/EG (2), en met name van artikel 1, lid 5, de Raad vóór 30 juni 1995 een beslissing moet nemen over de bepalingen inzake de bijdrage van de Gemeenschap die vanaf 1 januari 1996 van toepassing zouden kunnen zijn;

    Overwegende dat de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid, dat borg staat voor het voortbestaan van de visbestanden en dus van de werkgelegenheid in deze bedrijfstak, slechts te verwezenlijken zijn bij strikte naleving van dit beleid en dus doeltreffende controle;

    Overwegende dat de betreffende doelstellingen en regels voornamelijk zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3760/92 van de Raad van 20 december 1992 tot invoering van een communautaire regeling voor de visserij en de aquacultuur (3) en Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (4);

    Overwegende dat de Lid-Staten, door ervoor te zorgen dat de in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid geldende controleregeling wordt nageleefd, een plicht vervullen die in het belang is van de Gemeenschap;

    Overwegende dat het daarom dienstig is te voorzien in een bijdrage van de Gemeenschap voor bepaalde uitgaven die door sommige van deze Lid-Staten in verband met de controle worden gedaan;

    Overwegende dat voor sommige Lid-Staten de omvang van de controlerende taak bovenmatig groot is in verhouding tot hun begrotingsmiddelen en dat zulks in sommige gevallen een onevenredige last kan betekenen;

    Overwegende dat bij artikel 7 van Verordening (EG) nr. 685/95 van de Raad van 27 maart 1995 betreffende het beheer van de visserijinspanningen voor bepaalde vangstgebieden en visbestanden van de Gemeenschap (5) wordt voorzien, onder naleving van de toegestane communautaire praktijken en binnen de financiële richtsnoeren, in extra financiële steun aan Ierland, inclusief voor werkingskosten, om de controles te verbeteren;

    Overwegende dat de totale bijdrage van de Gemeenschap binnen de grenzen van een budgettaire toewijzing van 41 miljoen ecu per jaar over een periode van vijf jaar (1996-2000) dient te blijven en dat de overeenkomstige financiële middelen als jaarlijkse kredieten op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen zullen worden opgevoerd;

    Overwegende dat deze bijdrage afhankelijk moet worden gesteld van de voorwaarde dat de door de ontvangende Lid-Staten uitgevoerde controle zowel te land als ter zee voldoende doeltreffend is, en dat de doeltreffendheid van deze controle moet blijken uit het in artikel 35 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 bedoelde jaarverslag,

    HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1. De Gemeenschap kan onder de in deze beschikking vastgestelde voorwaarden bijdragen in de financiering van sommige uitgaven van de Lid-Staten voor de tenuitvoerlegging van de bij Verordening (EEG) nr. 2847/93, gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. . . ./95, ingevoerde controleregeling in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Om voor financiering in aanmerking te komen, moeten de uitgaven betrekking hebben op:

    a) de aanschaf of de modernisering van controleapparatuur;

    b) specifieke acties met een looptijd van ten hoogste twee jaar ter verhoging van de kwaliteit en de doeltreffendheid van de controle op de visserij en de aanverwante activiteiten.

    De betreffende uitgaven dienen, overeenkomstig artikel 1, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2847/93, ertoe bij te dragen dat voldoende middelen ter beschikking komen om de controletaken te kunnen uitvoeren.

    2. De bijdrage van de Gemeenschap geldt voor de tussen 1 januari 1996 en 31 december 2000 door de Lid-Staten gedane uitgaven die voor financiering in aanmerking komen.

    Onder voor financiering in aanmerking komende uitgaven moet worden verstaan, de juridische en financiële verplichtingen die tijdens de genoemde periode door de nationale autoriteiten worden aangegaan.

    3. De maximumuitgaven van de Gemeenschap die voor de tenuitvoerlegging van deze beschikking noodzakelijk worden geacht, bedragen 41 miljoen ecu per jaar.

    4. De begrotingsautoriteit stelt de voor elk begrotingsjaar beschikbare kredieten vast. De bijdrage van de Gemeenschap wordt toegekend voor zover er kredieten op de begroting voorhanden zijn.

    Artikel 2

    1. De in artikel 1, lid 1, onder a), bedoelde financiering betreft de investeringsuitgaven voor de aanschaf of de modernisering van met name:

    - vaartuigen, vliegtuigen en vervoermiddelen te land die worden gebruikt voor het toezicht en de controle op de visserijactiviteiten;

    - systemen voor het opsporen en registreren van de visserijactiviteiten (inclusief uitrusting daarvoor aan boord van vissersvaartuigen);

    - systemen voor het registreren, het beheren en het meedelen van controlegegevens, inclusief computertoepassingen en -programma's.

    Deze uitgaven komen voor financiering in aanmerking voor zover zij daadwerkelijk voor de tenuitvoerlegging van de in artikel 1 bedoelde controleregeling bestemd zijn.

    2. De in artikel 1, lid 1, onder b), bedoelde financiering betreft de op het vergroten van de doeltreffendheid bij de uitvoering van het gemeenschappelijk visserijbeleid gerichte uitgaven voor acties en projecten met een looptijd van ten hoogste twee jaar die tot doel hebben:

    a) gemeenschappelijke inspectieprogramma's, zoals bedoeld in artikel 2, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 2847/93, ten uitvoer te leggen;

    b) nieuwe technologieën waarmee de controle op de visserij en de aanverwante activiteiten kan worden verbeterd, te beproeven en toe te passen;

    c) specifieke controleprogramma's die zijn opgesteld op initiatief van de Gemeenschap en die door de betrokken Lid-Staat of Lid-Staten worden verwezenlijkt, ten uitvoer te leggen;

    d) gezamenlijk door verschillende Lid-Staten en, in voorkomend geval, de Commissie uitgewerkte programma's voor de automatische verwerking en uitwisseling van gegevens ten uitvoer te leggen;

    e) andere toekomstige acties op het gebied van de controle met een gemeenschappelijk belang mogelijk te maken.

    3. De in artikel 1, lid 1, onder b), bedoelde financiering kan eveneens de uitgaven betreffen voor de opleiding van nationale functionarissen die bij de controle zijn betrokken, met name wanneer deze opleiding plaatsvindt buiten de Lid-Staat waar zij hun werkkring hebben.

    De bepalingen ter uitvoering van dit lid worden vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 18 van Verordening (EEG) nr. 3760/92 tot invoering van een communautaire regeling voor de visserij en de aquacultuur.

    Artikel 3

    1. De financiële bijdrage van de Gemeenschap bedraagt per Lid-Staat en per jaar maximaal:

    - 35 % van de in aanmerking komende uitgaven als bedoeld in artikel 2, lid 1;

    - 50 % van de in aanmerking komende uitgaven als bedoeld in artikel 2, leden 2 en 3.

    2. In afwijking van het bepaalde in lid 1, kan de Commissie evenwel een hoger percentage vaststellen, met name om:

    - de verwezenlijking mogelijk te maken van een gecooerdineerde actie van Lid-Staten en de Commissie waarmee met de controle verband houdende moeilijkheden op een gebied van bijzonder gemeenschappelijk belang kunnen worden overwonnen;

    - het beproeven en toepassen van nieuwe technologieën waarmee de controle op de visserij en de aanverwante activiteiten kan worden verbeterd, mogelijk te maken.

    De jaarlijks hiervoor gereserveerde begrotingsmiddelen bedragen ten hoogste 15 % van de totale kredieten.

    3. In afwijking van het bepaalde in lid 1, kan de Commissie een hoger percentage vaststellen om, ter verbetering van de controles, te voorzien in extra financiële steun aan Ierland, inclusief voor de volgende werkingskosten:

    - de vergoeding van de nationale, bij de controle betrokken functionarissen die een ambt bekleden dat na 1 januari 1996 nieuw is gecreëerd in het kader van een gedetailleerd inspectie- en controleprogramma - met een looptijd van maximaal één jaar - voor specifieke visserijtakken en vangstgebieden; hierbij wordt onder "vergoeding" verstaan, de aan de betrokken functionarissen uitbetaalde lonen, verminderd met de nationale belastingen en heffingen, alsmede met de met de vervulling van hun taken verband houdende reiskosten;

    - de kosten van de opleiding en voorlichting van de bij de controle betrokken nationale functionarissen;

    - de kosten voor de voorziening van de betrokken functionarissen met apparatuur;

    - de kosten van de aan bewakingsondernemingen toevertrouwde controles.

    De financiële bijdrage in de werkingskosten van Ierland bedraagt maximaal 2 miljoen ecu per jaar.

    Artikel 4

    1. Lid-Staten die een financiële bijdrage wensen te ontvangen, doen de Commissie vóór 30 september 1995 het volgende toekomen:

    a) een vijfjarig programma van gedurende de in artikel 1, lid 2, bedoelde periode te verrichten controles. Dit programma zal een opgave omvatten van de doelstellingen van de geprogrammeerde controle- en inspectiemaatregelen, een opgave van de geplande operationele maatregelen en een opgave van de te bereiken resultaten.

    b) een raming van de jaarlijkse uitgaven over de in artikel 1, lid 2, bedoelde periode waarvoor zij een financiële bijdrage van de Gemeenschap wensen te ontvangen.

    2. Elke Lid-Staat verstrekt de Commissie, voor de eerste maal in 1996 en vervolgens elk jaar, een verslag over de bij de uitvoering van zijn controleprogramma geboekte vooruitgang en vermeldt daarbij de eventueel noodzakelijk geachte aanpassingen. Dit verslag vormt een afzonderlijk hoofdstuk van het in artikel 35 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 bedoelde verslag.

    3. De gegevens van de leden 1 en 2 hierboven, zijn bedoeld om de Commissie in staat te stellen zich een getrouw beeld te vormen van de uitgaven om de controleregeling in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid ten uitvoer te leggen.

    Artikel 5

    1. De Lid-Staten die een bijdrage van de Gemeenschap in de financiering van de in artikel 2 bedoelde uitgaven wensen te ontvangen, doen de Commissie, voor de eerste maal uiterlijk op 30 september 1995 en vervolgens uiterlijk op 31 mei van elk jaar, een verzoek om een bijdrage voor het volgende jaar, vergezeld van de in de punten 1, 2 en 3 van de bijlage bedoelde gegevens, toekomen. De verzoeken die de Commissie na deze data bereiken, zullen slechts in uitzonderlijke, behoorlijk gerechtvaardigde, gevallen in aanmerking worden genomen.

    2. Deze verzoeken dienen vergezeld te gaan van de in artikel 4 bedoelde programma's.

    Artikel 6

    Op grond van de door de Lid-Staten verstrekte gegevens, neemt de Commissie voor de eerste maal uiterlijk op 31 december 1995 en vervolgens uiterlijk op 31 december van elk jaar, volgens de procedure van artikel 18 van Verordening (EEG) nr. 3760/92 van de Raad, een beslissing over:

    - het voor financiering in aanmerking komen van de geraamde uitgaven;

    - de hoogte van de bijdrage van de Gemeenschap, en

    - de eventuele voorwaarden waaronder de bijdrage wordt toegekend.

    Artikel 7

    Op met redenen omkleed verzoek van een Lid-Staat kan de Gemeenschap voorschotten toekennen tot maximaal 25 % van haar jaarlijkse bijdrage. Deze voorschotten worden in mindering gebracht op de uiteindelijke bijdrage van de Gemeenschap in de voor financiering in aanmerking komende daadwerkelijke uitgaven.

    Artikel 8

    Wanneer een Lid-Staat besluit de uitgaven die de Commissie overeenkomstig artikel 6 voor financiering in aanmerking heeft genomen, gedeeltelijk of geheel niet uit te voeren, stelt hij de Commissie zo spoedig mogelijk daarvan in kennis en geeft hij aan welke weerslag dit op zijn controleprogramma heeft.

    Artikel 9

    1. De Lid-Staten dienen hun verzoeken om een bijdrage in de financiering van de uitgaven in uiterlijk op 31 mei van het jaar volgende op dat waarin de uitgaven zijn gedaan.

    2. Alvorens zij deze verzoeken indienen, laten de Lid-Staten door een nationale controle-instantie verifiëren en certificeren dat de uitgaven zijn gedaan in overeenstemming met de in deze beschikking, en met name in punt 4 van de bijlage, vastgestelde voorwaarden.

    3. Wanneer de Commissie na kennis te hebben genomen van een verzoek, van oordeel is dat niet aan de in lid 2 bedoelde voorwaarden is voldaan, stelt zij een grondig onderzoek in en zal zij de betrokken Lid-Staat verzoeken binnen een vastgestelde termijn zijn opmerkingen kenbaar te maken. Indien het onderzoek bevestigt dat niet aan de in lid 2 bedoelde voorwaarden is voldaan, stelt de Commissie een redelijke termijn vast voor de Lid-Staat om de situatie recht te zetten. Indien deze termijn verstrijkt zonder dat de Lid-Staat de aanbevelingen heeft opgevolgd, dan kan de Commissie de met het betrokken deel van het programma verband houdende bijdrage verminderen, voorlopig inhouden of schrappen.

    Artikel 10

    De Lid-Staten verstrekken de Commissie desgevraagd alle gegevens die zij nodig heeft om de taken die haar bij deze beschikking zijn opgelegd, te kunnen vervullen.

    De Lid-Staten verstrekken de Commissie alle gegevens die zij nodig heeft om te kunnen oordelen over het gebruik van de toezicht- en controlevoorzieningen in de financiering waarvan de Gemeenschap op grond van deze beschikking heeft bijgedragen.

    Indien de Commissie van oordeel is dat deze voorzieningen niet voor de gestelde doeleinden of niet in overeenstemming met de in deze beschikking gestelde voorwaarden worden gebruikt, stelt zij de betrokken Lid-Staat daarvan in kennis. De betrokken Lid-Staat stelt dan een administratief onderzoek in waaraan ambtenaren van de Commissie kunnen deelnemen. De betrokken Lid-Staat houdt de Commissie op de hoogte van het verloop en de resultaten van dit onderzoek en doet de Commissie onverwijld een afschrift toekomen van het onderzoekverslag en verstrekt haar de belangrijkste elementen die bij de opstelling van dit verslag zijn gebruikt.

    Artikel 11

    De Commissie kan alle inspecties uitvoeren die zij nodig acht om zich ervan te vergewissen dat de Lid-Staten de voorwaarden naleven en hun taak in het kader van deze beschikking vervullen; de Lid-Staten verlenen bijstand aan de ambtenaren die de Commissie met deze inspecties heeft belast.

    De in dit artikel opgenomen bepalingen zijn van toepassing onverminderd het bepaalde in artikel 29 van Verordening (EEG) nr. 2847/93.

    Artikel 12

    Deze beschikking is gericht tot de Lid-Staten.

    (1) PB nr. L 364 van 14. 12. 1989, blz. 64.

    (2) PB nr. L 101 van 20. 4. 1994, blz. 9.

    (3) PB nr. L 389 van 31. 12. 1992, blz. 1.

    (4) PB nr. L 261 van 20. 10. 1993, blz. 1.

    (5) PB nr. L 71 van 31. 3. 1995, blz. 5.

    BIJLAGE

    1. In de in artikel 5 bedoelde financieringsverzoeken dienen de uitgaven te worden vermeld die voor de volgende jaren worden geraamd. Hierbij moeten met name de volgende gegevens worden verstrekt:

    - het tijdschema van de geraamde uitgaven;

    - de technische kenmerken en de kosten van de uitrusting, de voorgenomen wijze van betaling;

    - het doel waarvoor de uitrusting zal worden gebruikt en de datum waarop deze in gebruik wordt genomen;

    - een omschrijving en de kosten van specifieke acties ter verhoging van de kwaliteit en de doeltreffendheid van de controle op de visvangst en de aanverwante activiteiten, alsmede de verwachte duur.

    2. De Lid-Staten verantwoorden de voorgenomen maatregelen aan de hand van de volgende elementen:

    - de doelstellingen die zij hopen te bereiken met de uitgaven;

    - de verwachte resultaten van de uitgaven;

    - voor uitgaven voor de aankoop van vaartuigen, vliegtuigen en vervoermiddelen te land: de tijd gedurende welke deze zullen worden gebruikt voor de controle op de visvangst;

    - de wijze waarop zij in een voorgaand jaar gebruik zouden hebben gemaakt van een eventuele financiële bijdrage op grond van Beschikking 89/631/EEG of van deze beschikking;

    - de verbetering van de doeltreffendheid van de controles op de visvangst op zee en aan land in de periode die aan de aanvraag voorafgaat, in het kader van een programma als bedoeld in artikel 4, en de te verwachten verbeteringen als gevolg van de overwogen uitgaven.

    3. Daarnaast verstrekt de betrokken Lid-Staat voor elke maatregel gegevens betreffende:

    - voorkoming, opsporing en vervolging van overtredingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid;

    - het bestaan in de nationale wetgeving en de toepassing in de praktijk van sancties die in verhouding staan tot de ernst van de overtredingen en die een doeltreffende afschrikking vormen voor latere soortgelijke overtredingen;

    - de betrouwbaarheid van de aan de Commissie verstrekte cijfers over de vangsten en het succes bij het voorkomen van overschrijding van de toegewezen quota;

    - de omvang en de doeltreffendheid van het personeel en het materieel dat wordt ingezet voor de controle op de visvangst;

    - de verscheidenheid van de visserijactiviteiten in de visserijzone van de Lid-Staat;

    - de mate van samenwerking bij de controle op de visvangst tussen deze Lid-Staat, de andere Lid-Staten en de Commissie;

    - in voorkomend geval, de bijdrage van de Lid-Staat aan de controle op de visvangst in zones die onder internationale visserijovereenkomsten vallen waarbij de Gemeenschap overeenkomstsluitende partij is, de omvang en de doeltreffendheid van deze controle;

    - de controle-inspanning met betrekking tot de visserijactiviteiten van de eigen vaartuigen op de volle zee.

    4. Uitgaven worden slechts vergoed en voorschotten worden slechts betaald voor zover de bepalingen van richtlijnen betreffende de cooerdinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken en leveringen in acht zijn genomen, in die zin dat in de betalingscertificaten dient te worden verwezen naar de mededelingen betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten die zijn bekendgemaakt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen. Ingeval de mededelingen niet in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen bekend zijn gemaakt, moet de begunstigde verklaren dat de overheidsopdrachten zijn gegund in overeenstemming met de communautaire wetgeving.

    De Commissie kan alle inlichtingen vragen die zij nodig acht om te oordelen of de communautaire wetgeving inzake overheidsopdrachten in acht werd genomen.

    De betaling van de communautaire bijdrage vindt plaats nadat de bewijsstukken van de uitgaven, in tweevoud, zijn overgelegd. De bewijsstukken omvatten ten minste een opgave van de hoofdonderdelen van de overeenkomst tussen de betrokken Lid-Staat en de dienstverstrekker(s), alsmede de bewijzen van de desbetreffende betalingen. Een bijkomende voorwaarde voor betaling van de bijdrage is, dat alle afzonderlijke uitgaven samen worden gepresenteerd in een verzamelstaat, die per uitgave de bestemming, de samenhang met het voorgestelde programma en het nettobedrag zonder BTW bevat.

    Top