EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51995PC0183

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de goedkeuring, door de EG, van het Graanhandelsverdrag en het Voedselhulpverdrag, die samen de Internationale Graanovereenkomst 1995 vormen

/* COM/95/183 def. - CNS 95/0115 */

PB C 191 van 25.7.1995, p. 4–23 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

51995PC0183

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de goedkeuring, door de EG, van het Graanhandelsverdrag en het Voedselhulpverdrag, die samen de Internationale Graanovereenkomst 1995 vormen /* COM/95/183 DEF - CNS 95/0115 */

Publicatieblad Nr. C 191 van 25/07/1995 blz. 0004


Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de goedkeuring, door de EG, van het Graanhandelsverdrag en het Voedselhulpverdrag, die samen de Internationale Graanovereenkomst 1995 vormen

(95/C 191/03)

COM(95) 183 def. - 95/0115(CNS)

(Door de Commissie ingediend op 18 mei 1995)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 113 en artikel 130 Y, juncto artikel 228, lid 2, eerste zin en lid 3, eerste alinea,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Overwegende dat via onderhandelingen het Graanhandelsverdrag en het Voedselhulpverdrag tot stand zijn gebracht die samen de Internationale Graanovereenkomst 1995 vormen, en die in de plaats moeten komen van de Internationale Tarweovereenkomst van 1949; dat de Overeenkomst tot en met 30 juni 1995 kan worden ondertekend en dat eveneens tot die datum de Akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring kunnen worden neergelegd;

Overwegende dat ingevolge artikel 130 U van het Verdrag het beleid van de Gemeenschap op het gebied van ontwikkelingssamenwerking is gericht op de bevordering van de duurzame economische en sociale ontwikkeling van de ontwikkelingslanden, een harmonisatie en geleidelijke integratie in de wereldeconomie en de strijd tegen de armoede in deze landen;

Overwegende dat de toepassing van de Internationale Graanovereenkomst 1995 voor het gedeelte dat de voedselhulp betreft, zowel het optreden van de Gemeenschap als van de Lid-Staten vereist;

Overwegende dat alle Lid-Staten blijk hebben gegeven van hun intentie toe te treden tot het Voedselhulpverdrag,

BESLUIT:

Artikel 1

Het Graanhandelsverdrag 1995 en het Voedselhulpverdrag 1995, die samen de Internationale Graanovereenkomst 1995 vormen, worden namens de Europese Gemeenschap goedgekeurd.

De teksten van beide Verdragen zijn bij dit besluit gevoegd.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon aan te wijzen die gemachtigd is de beide Verdragen te ondertekenen en de Akten van goedkeuring neer te leggen.

Artikel 3

De Europese Gemeenschap zal bij de ondertekening en bij het neerleggen van de Akte van goedkeuring van het Graanhandelsverdrag de volgende verklaring neerleggen:

"De Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden zijn sedert 1 januari 1995 Lid-Staten van de Europese Gemeenschap en zullen niet langer individueel partij zijn bij dit Verdrag, maar in het kader van de Gemeenschap. Daarom verbindt de Europese Gemeenschap zich ertoe de rechten van deze drie landen in het kader van het Verdrag uit te oefenen, en hun verplichtingen in het kader van het Verdrag na te komen.".

INTERNATIONALE GRAANOVEREENKOMST 1995

PREAMBULE

DE ONDERTEKENAARS VAN DEZE OVEREENKOMST,

OVERWEGENDE dat de Internationale Tarweovereenkomst van 1949 herhaaldelijk werd herzien, verlengd, bijgewerkt of uitgebreid, hetgeen aanleiding heeft gegeven tot het sluiten van de Internationale Tarweovereenkomst 1986;

OVERWEGENDE dat de bepalingen van de Internationale Tarweovereenkomst 1986, bestaande uit het Tarwehandelsverdrag 1986 enerzijds en het Voedselhulpverdrag 1986 anderzijds, aflopen op 30 juni 1995 en dat het wenselijk is een overeenkomst aan te gaan voor een nieuw tijdvak,

ZIJN OVEREENGEKOMEN dat de Internationale Tarweovereenkomst 1986 wordt bijgewerkt en herdoopt in Internationale Graanovereenkomst 1995, die zal bestaan uit twee afzonderlijke rechtsgeldige documenten:

a) het Graanhandelsverdrag 1995 en

b) het Voedselhulpverdrag 1995,

en dat ieder van deze verdragen of één van beide, al naar het geval is, ter ondertekening en bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke of institutionele procedures aan de betrokken Regeringen zal worden voorgelegd.

GRAANHANDELSVERDRAG 1995

DEEL I ALGEMEEN

Artikel 1

Doel

Het doel van dit Verdrag is:

a) internationale samenwerking te bevorderen met betrekking tot alle aspecten van de handel in granen, met name voor zover deze invloed uitoefenen op de voedingsgraansituatie;

b) de uitbreiding van de internationale handel in granen te bevorderen en de grootst mogelijke vrijheid in deze handel te verzekeren, met inbegrip van het opheffen van handelsbarrières en unfaire en discriminerende praktijken, in het belang van alle leden, in het bijzonder de ontwikkelingslanden;

c) zoveel mogelijk bij te dragen tot de stabiliteit van de internationale graanmarkten in het belang van alle leden, de zekerheid op het gebied van de voedselvoorziening in de wereld te vergroten en bij te dragen tot de ontwikkeling van landen waarvan de economie sterk afhankelijk is van de graanverkoop; en

d) een forum te bieden voor de uitwisseling van informatie en voor de bespreking van de belangen van de leden met betrekking tot de graanhandel.

Artikel 2

Definities

In dit Verdrag wordt verstaan onder:

1. a) "Raad": de Internationale Graanraad ingesteld ingevolge de Internationale Tarweovereenkomst van 1949 en in stand gehouden krachtens artikel 9;

b) i) "lid": een partij bij dit Verdrag;

ii) "uitvoerend lid" een lid dat zo wordt aangeduid bij artikel 12;

iii) "invoerend lid": een lid dat zo wordt aangeduid bij artikel 12;

c) "Uitvoerend Comité": het bij artikel 15 ingestelde comité;

d) "Comité voor de marktsituatie": het bij artikel 16 ingestelde comité;

e) "graan" of "granen": gerst, maïs, gierst, haver, rogge, sorghum, triticale en tarwe, en produkten daarvan, alsmede die andere granen en produkten die er volgens een eventuele beslissing van de Raad toe worden gerekend;

f) i) "aankoop": een aankoop voor invoer van graan of de hoeveelheid graan die op zulk een wijze is gekocht, al naar het zinsverband vereist;

ii) "verkoop": een verkoop voor uitvoer van graan of de hoeveelheid graan die op zulke wijze is verkocht, al naar het zinsverband vereist;

iii) in dit Verdrag moet onder aankoop of verkoop niet alleen worden verstaan een aankoop of verkoop tussen de betrokken Regeringen, maar ook een aankoop of verkoop tussen particuliere handelaars en een aankoop of verkoop tussen een particuliere handelaar en de betrokken regering;

g) "speciale stemming": een stemming waarbij ten minste twee derde van de stemmen (berekend overeenkomstig artikel 12) der uitvoerende leden die aanwezig zijn en hun stem uitbrengen is vereist, en ten minste twee derde van de stemmen (berekend overeenkomstig artikel 12) der invoerende leden die aanwezig zijn en hun stem uitbrengen, afzonderlijk geteld;

h) "oogstjaar" of "begrotingsjaar": het tijdvak van 1 juli tot en met 30 juni;

i) "werkdag" een werkdag op het hoofdkantoor van de Raad.

2. Elke verwijzing in dit Verdrag naar een "Regering" of "Regeringen" of een "lid" wordt geacht tevens een verwijzing naar de Europese Gemeenschap (hierna te noemen EG) in te houden. Dienovereenkomstig wordt elke verwijzing in dit Verdrag naar "ondertekening" of de "nederlegging van akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring" of een "akte van toetreding" of "een verklaring van voorlopige toepassing" door een Regering, in het geval van de EG geacht tevens in te houden de ondertekening of verklaring van voorlopige toepassing namens de EG door haar bevoegde autoriteit en de nederlegging van de akte die ingevolge de institutionele procedure van de EG vereist is voor het sluiten van een internationale overeenkomst.

3. Voor zover nodig wordt elke verwijzing in dit Verdrag naar een "Regering" of "Regeringen" of een "lid" geacht mede betrekking te hebben op elk gebied dat volgens de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel of de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie een afzonderlijk douanegebied vormt.

Artikel 3

Informatie, rapporten en studies

1. Teneinde het bereiken van het in artikel 1 vooropgestelde doel te vergemakkelijken, een vollediger gedachtenwisseling bij zittingen van de Raad mogelijk te maken en doorlopende informatie te verschaffen ten dienste van het algemeen belang van de leden, worden voorzieningen getroffen voor regelmatige rapporten en uitwisseling van informatie, alsook, al naar het geval is, voor speciale studies over granen, waarbij vooral aandacht zal worden geschonken aan:

a) vraag, aanbod en de marktsituatie;

b) ontwikkelingen in het nationale beleid van landen en de weerslag daarvan op de internationale markt;

c) ontwikkelingen betreffende de verbetering en de uitbreiding van de handel, het nuttig gebruik, de opslag en het vervoer, vooral in ontwikkelingslanden.

2. Teneinde het inwinnen en het voorstellen van informatie voor de rapporten en studies waarnaar in lid 1 van dit artikel wordt verwezen te verbeteren, aan meer leden de mogelijkheid te bieden rechtstreeks deel te nemen aan het werk van de Raad en de reeds door de Raad tijdens zijn zittingen verstrekte leiding aan te vullen, wordt een Comité voor de marktsituatie opgericht, waarvan de vergaderingen openstaan voor alle leden van de Raad. Dit Comité vervult de in artikel 16 gespecificeerde functies.

Artikel 4

Overleg inzake marktevolutie

1. Indien het Comité voor de marktsituatie gedurende zijn doorlopend volgen van de marktsituatie ingevolge artikel 16 van oordeel is dat de evolutie van de internationale graanmarkt de belangen van leden ernstig in gevaar dreigt te brengen, of indien het Comité door de uitvoerend directeur op zijn eigen initiatief of op verzoek van een lid van de Raad op een dergelijke evolutie wordt gewezen, brengt het de betrokken feiten onverwijld ter kennis van het Uitvoerend Comité. Bij het inlichten van het Uitvoerend Comité houdt het Comité voor de marktsituatie in het bijzonder rekening met die omstandigheden die de belangen van de leden dreigen aan te tasten.

2. Het Uitvoerend Comité komt binnen tien werkdagen bijeen om die evolutie te bespreken en, indien het dit dienstig acht, de voorzitter van de Raad te verzoeken een zitting van de Raad bijeen te roepen om de toestand te onderzoeken.

Artikel 5

Handelsaankopen en bijzondere transacties

1. Voor de toepassing van dit Verdrag is een handelsaankoop een aankoop als omschreven in artikel 2, die overeenstemt met de gewone handelsgebruiken in de internationale handel en niet omvat de transacties bedoeld in lid 2 van dit artikel.

2. Voor de toepassing van dit Verdrag is een bijzondere transactie een transactie waarin door de Regering van het betrokken lid elementen zijn opgenomen, die niet overeenkomen met de gangbare handelsgebruiken. Bijzondere transacties omvatten:

a) verkopen op krediet, waarbij als gevolg van regeringsbemoeiing de rentevoet, betalingstermijn of andere daarmede verband houdende voorwaarden niet in overeenstemming zijn met de in de wereldmarkthandel gangbare tarieven, termijnen of voorwaarden;

b) verkopen, waarbij de gelden voor aankoop van graan worden geput uit een lening, verstrekt door de Regering van het uitvoerende lid en die gebonden is aan de aankoop van graan;

c) verkopen in de valuta van het invoerende lid, indien deze valuta niet overgemaakt of omgezet kan worden in de valuta van of in goederen voor verbruik in het uitvoerende lid;

d) verkopen op grond van handelsovereenkomsten met speciale betalingsregelingen, "clearing transacties" inbegrepen, voor bilaterale vereffening van kredietoverschotten door goederenruil, behalve indien het uitvoerende lid en het desbetreffende invoerende lid overeenkomen dat de verkoop als een handelstransactie zal worden beschouwd;

e) ruiltransacties,

i) die voortvloeien uit regeringsbemoeiing en waarbij graan wordt geruild op een andere basis dan de geldende wereldmarktprijzen; of

ii) waarbij steun wordt verleend ingevolge een regeringsaankoopprogramma, tenzij de aankoop van graan het gevolg is van een ruiltransactie waarbij het land van eindbestemming niet werd genoemd in het oorspronkelijke ruilcontract;

f) een gift van graan of een aankoop van graan betaald uit een gift in geld, door het uitvoerende lid verstrekt voor dat speciale doel;

g) alle andere categorieën transacties, zoals de Raad die kan voorschrijven, waarin door de Regering van het betrokken lid elementen zijn opgenomen die niet in overeenstemming zijn met de gangbare handelsgebruiken.

3. Over alle vragen die opgeworpen mochten worden door de uitvoerend directeur of door een van de leden, of een transactie als een handelsverkoop als omschreven in lid 1 van dit artikel, of als een bijzondere transactie als omschreven in lid 2 van dit artikel moet worden beschouwd, wordt beslist door de Raad.

Artikel 6

Richtlijnen betreffende concessionele transacties

1. De leden verbinden zich ertoe bij concessionele transacties in granen op zulke wijze te werk te gaan dat het normale produktiepatroon en de gang van zaken in de internationale commerciële handel daarvan geen schadelijke gevolgen ondervinden.

2. Hiertoe nemen zowel de leverende als de ontvangende leden passende maatregelen teneinde te verzekeren dat concessionele transacties een aanvulling zijn op die commerciële verkopen die rederlijkerwijs verwacht hadden kunnen worden wanneer zodanige transacties niet waren aangegaan, en die in het ontvangende land een verhoging van de consumptie of van de voorraden tot gevolg zouden hebben. Voor landen die lid zijn van de Voedsel- en Landbouworganisatie moeten zulke maatregelen in overeenstemming zijn met de Beginselen voor Afzet van Overschotten en de Richtlijnen van de Voedsel- en Landbouworganisatie en de consultatieve verplichtingen van de leden van die organisatie; genoemde maatregelen kunnen er onder meer in voorzien dat een bepaald, met het ontvangende land overeengekomen niveau van commerciële invoer van graan door dat land op een voor de gehele wereld geldende basis wordt gehandhaafd. Bij de vaststelling of aanpassing van dit niveau zal terdege rekening worden gehouden met het niveau van de commerciële invoer in een representatief te achten tijdvak, met recente trends in het nuttig gebruik en de invoer, evenals met de economische omstandigheden van het ontvangende land, in het bijzonder daaronder begrepen de toestand van zijn betalingsbalans.

3. Wanneer de leden concessionele uitvoertransacties aangaan, plegen zij in de grootst mogelijke mate overleg met uitvoerende leden wier commerciële verkopen door zulke transacties zouden kunnen worden beïnvloed, en wel voordat zulke transacties met ontvangende landen van definitieve aard worden.

4. Het Secretariaat brengt op geregelde tijdstippen verslag uit aan de Raad over de ontwikkeling van de concessionele transacties in granen.

Artikel 7

Verzameling van gegevens en uitbrenging van verslag

1. De leden verschaffen regelmatige verslagen en de Raad registreert voor ieder oogstjaar al het graan dat door de leden wordt verscheept en alle invoer van graan afkomstig van niet-leden, en doet dit op zodanige wijze dat de registratie van handelstransacties gescheiden blijft van de registratie van bijzondere transacties. De Raad houdt ook, voor zover als mogelijk, de registratie bij van alle verschepingen tussen niet-leden.

2. De leden verstrekken zoveel mogelijk alle inlichtingen die de Raad nodig kan hebben betreffende hun vraag en aanbod van graan, en melden onmiddellijk iedere verandering in hun nationale graanbeleid.

3. Voor de toepassing van dit artikel:

a) zenden de leden aan de uitvoerend directeur de inlichtingen betreffende de hoeveelheden graan welke zijn betrokken bij handelsverkopen en - aankopen en bijzondere transacties, die de Raad in verband met zijn bevoegdheid nodig kan hebben, waaronder begrepen:

i) met betrekking tot bijzondere transacties, alle bijzonderheden van die transacties, waardoor het mogelijk wordt deze in te delen overeenkomstig het bepaalde in artikel 5;

ii) alle inlichtingen die beschikbaar zijn betreffende type, klasse, keuze en kwaliteit van de betrokken granen;

b) doen de leden die graan uitvoeren aan de uitvoerend directeur alle inlichtingen aangaande hun exportprijzen toekomen die de Raad eventueel verlangt;

c) wordt de Raad regelmatig op de hoogte gehouden van de op het betrokken moment geldende vervoerkosten voor graan en verstrekken de leden alle aanvullende inlichtingen die de Raad eventueel verlangt.

4. Ingeval graan het land van eindbestemming bereikt na wederverkoop in, doorvoer door of overslag uit de havens van een ander land dan het land van oorsprong van het graan, verstrekken de leden zoveel mogelijk dusdanige inlichtingen dat de verscheping kan worden opgenomen in de registraties als een verscheping tussen het land van oorsprong en het land van eindbestemming. In geval van wederverkoop is het in dit lid bepaalde alleen van toepassing indien het graan in hetzelfde oogstjaar het land van oorsprong heeft verlaten.

5. De Raad legt de regels vast voor de in dit artikel genoemde verslagen en registraties. In deze regels stelt hij vast de frequentie waarin en de wijze waarop deze verslagen worden uitgebracht alsmede de verplichtingen van de leden met betrekking hiertoe. De Raad treft ook voorzieningen voor de wijziging van door hem bijgehouden registers en staten met inbegrip van voorzieningen voor de beslechting van geschillen die zich in verband hiermede kunnen voordoen. Indien een lid herhaaldelijk en zonder aanwijsbare redenen nalaat de in dit artikel bedoelde verslagen in te zenden, pleegt het Uitvoerend Comité overleg met dat lid, teneinde daarin verbetering te brengen.

Artikel 8

Geschilpunten en klachten

1. Ieder geschilpunt over de uitlegging of toepassing van dit Verdrag dat niet kan worden opgelost door onderhandelingen, wordt op verzoek van enig lid dat partij is in het geschil, voor een beslissing verwezen naar de Raad.

2. Ieder lid dat meent dat zijn belangen als partij bij dit Verdrag ernstig zijn geschaad door handelingen van een of meer leden waardoor de werking van dit Verdrag wordt aangetast, kan zulks aan de Raad voorleggen. In een zodanig geval pleegt de Raad onmiddellijk overleg met de betrokken leden teneinde een oplossing te vinden. Indien de kwestie door zulk overleg niet wordt opgelost, onderwerpt de Raad de zaak aan een diepgaander onderzoek en kan hij ter zake aanbevelingen doen aan de betrokken leden.

DEEL II UITVOERING

Artikel 9

Samenstelling van de Raad

1. De Raad (voorheen de Internationale Tarweraad, ingesteld bij de Internationale Tarweovereenkomst van 1949, en nu herdoopt in de Internationale Graanraad), blijft voor de uitvoering van dit Verdrag bestaan, met het ledental en de bevoegdheden en functies voorzien in dit Verdrag.

2. De leden kunnen op de vergaderingen van de Raad vertegenwoordigd worden door afgevaardigden, plaatsvervangers en adviseurs.

3. De Raad kiest, telkens voor één oogstjaar, een voorzitter en een ondervoorzitter. De voorzitter heeft geen stem en de ondervoorzitter heeft geen stem als hij als voorzitter optreedt.

Artikel 10

Bevoegdheden en functies van de Raad

1. De Raad stelt zijn reglement van orde vast.

2. De Raad houdt de registers bij die vereist zijn volgens de bepalingen van dit Verdrag en kan bovendien andere registers bijhouden als hij dit wenselijk acht.

3. Teneinde de Raad in staat te stellen zijn functies ingevolge dit Verdrag te vervullen en krachtens de bepalingen van lid 2 van artikel 7, kan de Raad verzoeken om die statistieken en gegevens die voor dit doel nodig zijn, en verbinden de leden zich ertoe deze te verstrekken.

4. De Raad kan bij speciale stemming de uitoefening van bevoegdheden of functies overdragen aan welk dan ook van zijn comités of aan de uitvoerend directeur, met uitzondering echter van de volgende bevoegdheden en functies:

a) beslissingen betreffende aangelegenheden als bedoeld in artikel 8;

b) herziening, krachtens artikel 11, van de stemmen van de leden aangegeven in de bijlage;

c) vaststelling van uitvoerende en invoerende leden en verdeling van hun stemmen krachtens artikel 12;

d) vaststelling van de zetel van de Raad krachtens artikel 13, lid 1;

e) aanstelling van de uitvoerend directeur krachtens artikel 17, lid 2;

f) goedkeuring van de begroting en vaststelling van de bijdragen van de leden krachtens artikel 21;

g) opheffing van het stemrecht van een lid krachtens artikel 21, lid 6;

h) ieder verzoek aan de Secretaris-generaal van UNCTAD om een onderhandelingsconferentie samen te roepen krachtens artikel 22;

i) uitsluiting van een lid uit de Raad krachtens artikel 30;

j) aanbeveling van een wijziging krachtens artikel 32;

k) verlenging of beëindiging van dit Verdrag krachtens artikel 33.

De Raad kan te allen tijde zulk een overdracht met een meerderheid der uitgebrachte stemmen herroepen.

5. Iedere beslissing, genomen krachtens de door de Raad volgens lid 4 van dit artikel overgedragen bevoegdheden of functies, kan door de Raad worden herzien, wanneer een lid binnen een door de Raad te bepalen tijd zulks verzoekt. Een beslissing ten aanzien waarvan binnen de gestelde tijd geen verzoek om herziening is gedaan, is bindend voor alle leden.

6. Behalve de in dit Verdrag genoemde bevoegdheden en functies heeft de Raad alle andere bevoegdheden en vervult hij alle andere functies die nodig zijn om de bepalingen van dit Verdrag uit te voeren.

Artikel 11

Stemmen voor de inwerkingtreding en begrotingsprocedures

1. Voor de inwerkingtreding van dit Verdrag vinden de in artikel 28, lid 1, bedoelde berekeningen plaats op basis van de stemmen zoals aangegeven in deel A van de bijlage.

2. Voor het vaststellen van de financiële bijdragen volgens artikel 1 worden de stemmen van de leden gebaseerd op de in de bijlage aangegeven stemmen, rekening houdend met het bepaalde in dit artikel en met de desbetreffende bepalingen in het reglement van orde.

3. Telkens als dit Verdrag overeenkomstig artikel 33, lid 2, wordt verlengd, worden de stemmen van de leden ter zake van het onderhavige artikel door de Raad onderzocht en aangepast. Zulke aanpassingen moeten de verdeling van de stemmen meer in overeenstemming met de actuele patronen van de graanhandel brengen en moeten worden uitgevoerd volgens de in het reglement van orde bepaalde methoden.

4. Indien de Raad besluit dat in de patronen van de wereldhandel in granen een significante verschuiving is opgetreden, onderzoekt hij de stemmen van de leden en kan hij deze stemmen aanpassen. Zulke aanpassingen worden als wijzigingen van dit Verdrag beschouwd en vallen onder het bepaalde in artikel 32 met dien verstande dat een aanpassing van stemmen slechts aan het begin van een begrotingsjaar van kracht kan worden. Nadat een op grond van het bepaalde in dit lid verrichte aanpassing van de stemmen van een lid van kracht is geworden, is het niet mogelijk weer zulk een aanpassing van kracht te doen worden voordat drie jaren zijn verstreken.

5. Alle herverdelingen van stemmen in het kader van dit artikel worden verricht overeenkomstig het reglement van orde.

6. Voor alle andere doeleinden betreffende de uitvoering van het Verdrag dan de inwerkingtreding van het Verdrag volgens artikel 28, lid 1, en het vaststellen van de financiële bijdragen volgens artikel 21, zijn de stemmen die door de leden kunnen worden uitgebracht zoals vastgesteld krachtens artikel 12.

Artikel 12

Vaststelling van uitvoerende en invoerende leden en verdeling van hun stemmen

1. In de eerste zitting die krachtens dit Verdrag wordt gehouden beslist de Raad welke leden met betrekking tot dit Verdrag uitvoerende leden zijn en welke leden invoerende leden zijn. Bij deze beslissing houdt de Raad rekening met het graanhandelspatroon van die leden en met hun eigen opvattingen.

2. Zodra de Raad heeft vastgesteld welke leden ingevolge dit Verdrag uitvoerende, en welke leden invoerende leden zijn, moeten de uitvoerende leden, op basis van hun stemmen ingevolge artikel 11, hun stemmen onderling verdelen zoals zij dat beslissen, rekening houdend met de voorwaarden bepaald in lid 3 van dit artikel, en moeten de invoerende leden hun stemmen op soortgelijke wijze verdelen.

3. Voor het toekennen van de stemmen krachtens lid 2 van dit artikel bezitten de uitvoerende leden samen 1 000 stemmen en bezitten de invoerende leden samen 1 000 stemmen. Geen enkel lid heeft meer dan 333 stemmen als uitvoerend lid of meer dan 333 stemmen als invoerend lid. Er zijn geen delen van stemmen.

4. Na een periode van drie jaar na de inwerkingtreding van dit Verdrag worden de lijsten van uitvoerende en invoerende leden door de Raad herzien in het licht van het zich wijzigend graanhandelspatroon. Ze worden ook herzien telkens als het Verdrag wordt verlengd ingevolge lid 2 van artikel 33.

5. Op verzoek van een lid kan de Raad aan het begin van een begrotingsjaar bij speciale stemming besluiten tot de overdracht van dat lid van de lijst van uitvoerende leden naar de lijst van invoerende leden of omgekeerd.

6. De verdeling van de stemmen van de uitvoerende en invoerende leden wordt door de Raad herzien telkens als de lijsten van uitvoerende en invoerende landen gewijzigd worden ingevolge lid 4 of lid 5 van dit artikel. Iedere herverdeling van stemmen ingevolge dit lid is onderworpen aan de voorwaarden aangegeven in lid 3 van dit artikel.

7. Wanneer een Regering toetreedt tot - of zich terugtrekt uit - dit Verdrag, verdeelt de Raad opnieuw de stemmen van de andere uitvoerende of invoerende leden, al naar het geval is, naar evenredigheid van het aantal stemmen dat ieder lid bezit, rekening houdend met de voorwaarden aangegeven in lid 3 van dit artikel.

8. Een uitvoerend lid kan een ander uitvoerend lid machtigen en een invoerend lid kan een ander invoerend lid machtigen op een of meer vergaderingen van de Raad zijn belangen te behartigen en zijn stemmen uit te brengen. Een afdoend bewijs dat zulke machtiging is gegeven moet aan de Raad worden voorgelegd.

9. Wanneer op een vergadering van de Raad een lid niet vertegenwoordigd is door een geaccrediteerde afgevaardigde en het geen ander lid heeft gemachtigd zijn stemmen uit te brengen volgens lid 8 van dit artikel, of als op de datum van een vergadering een lid zijn stemmen heeft verbeurd, hem deze werden ontnomen, of het deze herkrijgt ingevolge enige bepaling in dit Verdrag, wordt het totaal der door de uitvoerende leden op die vergadering uit te brengen stemmen gelijkgemaakt aan het totaal der op die vergadering door de invoerende leden uit te brengen stemmen en opnieuw onder de uitvoerende leden verdeeld naar evenredigheid van hun stemmen.

Artikel 13

Zetel, zittingen en quorum

1. De zetel van de Raad is Londen, tenzij de Raad anders beslist.

2. De Raad komt in ieder begrotingsjaar ten minste eenmaal per halfjaar bijeen en voorts telkens wanneer de voorzitter zulks beslist of de bepalingen van dit Verdrag zulks vereisen.

3. De voorzitter belegt een zitting van de Raad indien zulks wordt verzocht door:

a) vijf leden of

b) een of meer leden die gezamenlijk een aantal stemmen hebben van niet minder dan tien procent van het totaal aantal stemmen of

c) het Uitvoerend Comité.

4. Voor het quorum van een vergadering van de Raad is de aanwezigheid vereist van afgevaardigden die vóór een aanpassing der stemmen krachtens lid 9 van artikel 12 beschikken over een meerderheid van de stemmen der uitvoerende leden en een meerderheid van de stemmen der invoerende leden.

Artikel 14

Besluiten

1. Behalve waar in dit Verdrag anders is bepaald, worden besluiten van de Raad genomen met een meerderheid van het totaal aantal uitgebrachte stemmen van de uitvoerende leden en een meerderheid van het totaal aantal uitgebrachte stemmen van de invoerende leden bij afzonderlijke telling.

2. Zonder afbreuk te doen aan de algehele vrijheid van handelen van ieder lid bij het bepalen en het uitvoeren van zijn landbouw- en prijzenbeleid, aanvaardt ieder lid als bindend alle besluiten die door de Raad krachtens de bepalingen van dit Verdrag worden genomen.

Artikel 15

Uitvoerende Comité

1. De Raad benoemd een Uitvoerend Comité bestaande uit niet meer dan zes uitvoerende leden die jaarlijks door de uitvoerende leden worden gekozen, en niet meer dan acht invoerende leden die jaarlijks door de invoerende leden worden gekozen. De Raad benoemt de voorzitter van de Uitvoerend Comité en kan een ondervoorzitter benoemen.

2. Het Uitvoerend Comité is verantwoording verschuldigd aan en staat onder de algemene leiding van de Raad. Het zal die bevoegdheden en functies hebben welke het door dit Verdrag uitdrukkelijk worden toegekend en die andere bevoegdheden en functies welke de Raad op grond van lid 4 van artikel 10 kan overdragen.

3. De uitvoerende leden in het Uitvoerend Comité hebben hetzelfde totale aantal stemmen als de invoerende leden. De stemmen van de uitvoerende leden in het Uitvoerend Comité worden onder hen verdeeld zoals zij zelf beslissen, met dien verstande dat geen uitvoerend lid meer dan 40 % van het totale aantal stemmen van die uitvoerende leden mag hebben. De stemmen van de invoerende leden in het Uitvoerend Comité worden onder hen verdeeld zoals zij zelf beslissen, met dien verstande dat geen invoerend lid meer dan 40 % van het totale aantal stemmen van die invoerende leden mag hebben.

4. De Raad bepaalt de procedure volgens welke in het Uitvoerend Comité wordt gestemd en kan zulke andere voorzieningen treffen ten aanzien van de werkwijze van het Uitvoerend Comité als hij geschikt acht. Voor een besluit van het Uitvoerend Comité is dezelfde meerderheid van stemmen vereist als dit Verdrag voor een soortgelijk besluit voorschrijft voor de Raad.

5. Ieder lid van de Raad dat geen lid is van het Uitvoerend Comité kan zonder stemrecht deelnemen aan de besprekingen van het Uitvoerend Comité over elke zaak die, naar de mening van het Comité, de belangen van dat lid raakt.

Artikel 16

Comité voor de marktsituatie

1. De Raad stelt een Comité voor de marktsituatie in, dat een Comité van alle betrokkenen is. De voorzitter van het Comité voor de marktsituatie is de uitvoerend directeur, tenzij de Raad anders beslist.

2. Vertegenwoordigers van Regeringen van niet-leden en van internationale organisaties kunnen worden uitgenodigd de vergaderingen van et Comité voor de marktsituatie als waarnemers bij te wonen wanneer de voorzitter van het Comité zulks passend acht.

3. Het Comité volgt doorlopend alle aangelegenheden die de graaneconomie in de wereld raken en brengt er verslag over uit aan de leden. Het Comité houdt daarbij rekening met relevante inlichtingen die door welk lid van de Raad ook worden verstrekt.

4. Het Comité vult de leiding aan die door de Raad gegeven wordt om het Secretariaat bij te staan bij het in artikel 3 bedoelde werk.

5. Het Comité geeft advies overeenkomstig de desbetreffende artikelen van dit Verdrag en inzake die aangelegenheden die de Raad of het Uitvoerend Comité eraan voorlegt.

Artikel 17

Secretariaat

1. De Raad heeft een Secretariaat bestaande uit een uitvoerend directeur, die de voornaamste administratieve ambtenaar is, en zulk personeel als nodig is voor het werk van de Raad en zijn comités.

2. De Raad benoemt de uitvoerend directeur die verantwoordelijk is voor het vervullen van de taken rustende op het Secretariaat bij de uitvoering van dit Verdrag en voor het verrichten van alle andere taken die hem door de Raad en zijn comités worden opgedragen.

3. Het personeel wordt benoemd door de uitvoerend directeur overeenkomstig de door de Raad ter zake vastgestelde reglementen.

4. De benoeming van de uitvoerend directeur en het personeel geschiedt op voorwaarde dat zij geen, of niet langer, financieel belang hebben bij de handel in granen en dat zij geen lastgeving in verband met hun taken krachtens dit Verdrag zullen ontvangen of trachten te ontvangen van enige Regering of van enige andere autoriteit buiten de Raad.

Artikel 18

Toelating van waarnemers

De Raad kan een niet-Lid-Staat of een intergouvernementele organisatie uitnodigen om een of meer van zijn vergaderingen als waarnemer bij te wonen.

Artikel 19

Samenwerking met andere intergouvernementele organisaties

1. De Raad kan alle regelingen treffen die gewenst zijn voor het overleg of de samenwerking met de Verenigde Naties, hun organen en andere daarvoor in aanmerking komende gespecialiseerde organisaties en intergouvernementele organisaties, in het bijzonder de UNCTAD, de Voedsel- en Landbouworganisatie, het Gemeenschappelijk Fonds voor grondstoffen en het Wereldvoedselprogamma.

2. De Raad zal, rekening houdend met de bijzondere rol van de UNCTAD in de internationale handel in grondstoffen, naarmate het hem gepast voorkomt de UNCTAD op de hoogte houden van zijn activiteiten en werkprogramma's.

3. Wanneer de Raad een of meer bepalingen in dit Verdrag wezenlijk onverenigbaar acht met de eisen die door de Verenigde Naties langs hun daarvoor in aanmerking komende organen of door hun gespecialiseerde organisaties met betrekking tot intergouvernementele overeenkomsten inzake grondstoffen worden gesteld, wordt deze onverenigbaarheid beschouwd als een omstandigheid die de werking van dit Verdrag ongunstig beïnvloedt en wordt de procedure voorgeschreven in artikel 32 toegepast.

Artikel 20

Voorrechten en immuniteiten

1. De Raad bezit rechtspersoonlijkheid. Hij bezit in het bijzonder de bevoegdheid contracten te sluiten, roerende en onroerende goederen te verwerven en te vervreemden en in rechte op te treden.

2. De status, voorrechten en immuniteiten van de Raad binnen het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk blijven geregeld bij de Overeenkomst inzake het Hoofdkantoor tussen de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en de Internationale Tarweraad, ondertekend te Londen op 28 november 1968.

3. De overeenkomst bedoeld in lid 2 van dit artikel is onafhankelijk van het onderhavige Verdrag. Zij eindigt evenwel:

a) bij overeenstemming tussen de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en de Raad, of

b) ingeval de zetel van de Raad uit het Verenigd Koninkrijk wordt verplaatst, of

c) ingeval de Raad ophoudt te bestaan.

4. Ingeval de zetel van de Raad uit het Verenigd Koninkrijk wordt verplaatst, gaat de Regering van het lid waarin de zetel van de Raad alsdan is gevestigd met de Raad een internationale overeenkomst aan met betrekking tot de status, de voorrechten en de immuniteiten van de Raad, van zijn uitvoerend directeur, van zijn personeel en van vertegenwoordigers van de leden op de door de Raad belegde vergaderingen.

Artikel 21

Financiën

1. De uitgaven van de delegaties naar de Raad en van vertegenwoordigers in de comités en de werkgroepen worden betaald door hun onderscheiden Regeringen. De andere uitgaven die nodig zijn voor de uitvoering van dit Verdrag worden bestreden uit jaarlijkse contributies van alle leden. De contributie van ieder lid over ieder begrotingsjaar is evenredig met de verhouding tussen zijn aantal stemmen in de bijlage en het totale aantal stemmen van leden in de bijlage zoals overeenkomstig artikel 11 aangepast op basis van het ledenbestand van de Overeenkomst op het ogenblik dat de begroting voor dat begrotingsjaar wordt goedgekeurd.

2. Op zijn eerste zitting na de inwerkingtreding van dit Verdrag keurt de Raad zijn begroting goed voor het begrotingsjaar dat op 30 juni 1996 eindigt en bepaalt hij de contributie die door ieder lid betaald moet worden.

3. Op een zitting gedurende de tweede helft van ieder begrotingsjaar keurt de Raad zijn begroting goed voor het volgende begrotingsjaar en bepaalt hij de contributie die door ieder lid voor dat begrotingsjaar betaald moet worden.

4. De eerste contributie van ieder lid dat krachtens lid 2 van artikel 27 tot dit Verdrag toetreedt, wordt vastgesteld op basis van de stemmen die als voorwaarde voor deze toetreding met de Raad zijn overeengekomen, en van het op het tijdstip van de toetreding resterende tijdvak in het lopende begrotingsjaar, doch de reeds vastgestelde contributies van andere leden over dat begrotingsjaar worden niet gewijzigd.

5. De contributie wordt onmiddellijk na de aanslag betaalbaar.

6. Indien een lid na afloop van zes maanden na de datum waarop zijn contributie volgens lid 5 van dit artikel verschuldigd is, zijn volledige contributie niet heeft betaald, verzoekt de uitvoerend directeur dit lid zo spoedig mogelijk de betaling te doen. Indien na afloop van zes maanden na het verzoek van de uitvoerend directeur het lid nog steeds zijn contributie niet heeft betaald, wordt zijn stemrecht in de Raad en in het Uitvoerend Comité opgeheven tot op het ogenblik dat de contributie volledig betaald is.

7. Een lid waarvan het stemrecht is opgeheven krachtens lid 6 van dit artikel, verliest zijn andere rechten niet of wordt niet ontheven van zijn uit dit Verdrag voortvloeiende verplichtingen, tenzij de Raad zulks bij speciale stemming besluit. Het blijft ertoe gehouden zijn contributie te betalen en alle andere financiële verplichtingen ingevolge dit Verdrag na te komen.

8. De Raad publiceert ieder begrotingsjaar een gecontroleerd verslag van zijn ontvangsten en uitgaven over het vorige begrotingsjaar.

9. Vóór zijn ontbinding draagt de Raad zorg voor de afwikkeling van zijn passiva en de overdracht van zijn archieven en activa.

Artikel 22

Economische bepalingen

De Raad kan op een passend tijdstip de mogelijkheid onderzoeken om over een nieuwe internationale overeenkomst of dito verdrag met economische bepalingen te onderhandelen en aan de leden verslag uitbrengen onder vermelding van de aanbevelingen die hij passend acht. Wanneer het zich laat aanzien dat over deze zaken met succes zou kunnen worden onderhandeld, kan de Raad de Secretaris-generaal van de UNCTAD verzoeken een onderhandelingsconferentie bijeen te roepen.

DEEL III SLOTBEPALINGEN

Artikel 23

Depositaris

1. De Secretaris-generaal van de Verenigde Naties wordt hierbij aangewezen als depositaris van dit Verdrag.

2. De depositaris geeft alle ondertekenende en toetredende Regeringen kennis van elke ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring en voorlopige toepassing van en toetreding tot dit Verdrag, alsmede van elke kennisgeving en opzegging ontvangen ingevolge de artikelen 29 en 32.

Artikel 24

Ondertekening

Dit Verdrag is van 1 mei tot en met 30 juni 1995 op het Hoofdkantoor van de Verenigde Naties opengesteld voor ondertekening door de Regeringen opgenomen in de lijst van de bijlage.

Artikel 25

Bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring

1. Dit Verdrag dient te worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd door alle ondertekenende Regeringen overeenkomstig hun onderscheiden constitutionele procedures.

2. De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden uiterlijk op 30 juni 1995 nedergelegd bij de depositaris. De Raad kan echter één of meer malen uitstel verlenen aan een ondertekenende Regering die op die datum haar akte niet kan nederleggen. De Raad geeft aan de depositaris kennis van ieder uitstel van die aard.

Artikel 26

Voorlopige toepassing

Iedere ondertekenende Regering en iedere andere Regering die aan de voorwaarden welke voor de ondertekening van dit Verdrag nodig zijn, voldoet of wier aanvraag om toetreding door de Raad is goedgekeurd, kan bij de depositaris een verklaring van voorlopige toepassing nederleggen. Een Regering die een zodanige verklaring nederlegt, past dit Verdrag voorlopig overeenkomstig haar wetten en verordeningen toe en wordt voorlopig beschouwd als partij daarbij.

Artikel 27

Toetreding

1. Iedere Regering die opgenomen is in de lijst in de bijlage, kan tot en met 30 juni 1995 toetreden tot het onderhavige Verdrag, zij het dat de Raad één of meer malen uitstel kan verlenen aan een Regering die op die datum haar akte nog niet heeft nedergelegd.

2. Na 30 juni 1995 kunnen de Regeringen van alle staten tot dit Verdrag toetreden op voorwaarden welke door de Raad passend worden geacht. Toetreding geschiedt door nederlegging van een akte van toetreding bij de depositaris. De akte van toetreding verklaart dat de Regering alle door de Raad gestelde voorwaarden aanvaardt.

3. Wanneer voor de toepassing van dit Verdrag wordt verwezen naar leden genoemd in de bijlage, wordt ieder lid waarvan de Regering tot dit Verdrag is toegetreden op overeenkomstig het bepaalde in dit artikel door de Raad gestelde voorwaarden, geacht te zijn opgenomen in de bijlage.

Artikel 28

Inwerkingtreding

1. Dit Verdrag treedt in werking op 1 juli 1995 mits er uiterlijk op 30 juni 1995 akten van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding of verklaringen van voorlopige toepassing zijn nedergelegd uit naam van in deel A van de bijlage genoemde Regeringen die ten minste 88 procent bezitten van de stemmen aangegeven in deel A van de bijlage.

2. Indien dit Verdrag niet in werking treedt overeenkomstig het bepaalde in lid 1 van dit artikel, kunnen de Regeringen die akten van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, of verklaringen van voorlopige toepassing hebben nedergelegd, in onderlinge overeenstemming beslissen dat het tussen deze Regeringen onderling in werking zal treden, of om het even welke actie ondernemen die zij in de gegeven omstandigheden nodig achten.

Artikel 29

Opzegging

Een lid kan zich aan het einde van ieder begrotingsjaar uit dit Verdrag terugtrekken door een schriftelijke kennisgeving van opzegging te doen aan de depositaris ten minste negentig dagen vóór het einde van dat begrotingsjaar, doch het wordt hierdoor niet ontheven van enige verplichtingen krachtens dit Verdrag die bij het einde van dat begrotingsjaar nog niet zijn nagekomen. Het lid brengt tegelijkertijd de Raad op de hoogte van de actie die het heeft ondernomen.

Artikel 30

Uitsluiting

Indien de Raad van oordeel is dat een lid zijn verplichtingen uit hoofde van dit Verdrag niet nakomt en voorts beslist dat dit in gebreke blijven in belangrijke mate de werking van dit Verdrag belemmert, kan hij, bij speciale stemming, dit lid uit de Raad sluiten. De Raad brengt onmiddellijk de depositaris op de hoogte van die beslissing. Negentig dagen na de datum van de beslissing van de Raad houdt dit lid op lid te zijn van de Raad.

Artikel 31

Afwikkeling van de rekeningen

1. De Raad bepaalt de afwikkeling van de rekeningen die hij billijk acht met ieder lid dat zich uit dit Verdrag heeft teruggetrokken of dat door de Raad werd uitgesloten, of dat anderszins heeft opgehouden partij te zijn bij dit Verdrag. De Raad behoudt alle bedragen die door het lid reeds zijn betaald. Het lid is gehouden tot het betalen van alle bedragen die het nog aan de Raad verschuldigd is.

2. Bij het beëindigen van dit Verdrag zal het in lid 1 van dit artikel bedoelde lid geen aanspraak kunnen maken op de opbrengst van de liquidatie of op andere activa van de Raad; het zal ook niet moeten bijdragen tot het aanzuiveren van het eventuele deficit van de Raad.

Artikel 32

Wijziging

1. De Raad kan bij speciale stemming aan de leden een wijziging van dit Verdrag aanbevelen. De wijziging wordt van kracht honderd dagen nadat de depositaris kennisgeving van aanvaarding heeft ontvangen van uitvoerende leden die twee derde van de stemmen van de uitvoerende leden bezitten en van invoerende leden die twee derde van de stemmen van de invoerende leden bezitten, of eventueel op een latere datum die de Raad bij speciale stemming heeft bepaald. De Raad kan een termijn bepalen binnen welke ieder lid de depositaris van zijn aanvaarding van de wijziging in kennis moet stellen, en indien de wijziging tegen die tijd niet van kracht is geworden, wordt zij beschouwd als niet aanvaard. De Raad deelt aan de depositaris alle inlichtingen mee die nodig zijn om uit te maken of de ontvangen kennisgevingen van aanvaarding voldoende zijn om de wijziging van kracht te laten worden.

2. Een lid uit wiens naam geen kennisgeving van aanvaarding van een wijziging is ingediend op de datum waarop deze wijziging van kracht wordt, is vanaf die datum geen partij meer bij dit Verdrag, tenzij dit lid de Raad heeft overtuigd van het feit dat de aanvaarding niet op tijd kon worden verkregen wegens moeilijkheden bij het vervullen van zijn grondwettelijke procedures en de Raad beslist voor dit lid de vastgestelde termijn voor aanvaarding te verlengen. Dit lid is niet gebonden door de wijziging zolang het geen kennisgeving van aanvaarding ervan heeft ingediend.

Artikel 33

Werkingsduur, verlenging en beëindiging

1. Dit Verdrag blijft van kracht tot en met 30 juni 1998, tenzij het verlengd wordt krachtens lid 2 van dit artikel, of eerder beëindigd wordt krachtens lid 3 van dit artikel, of vóór die datum vervangen wordt door een nieuwe overeenkomst of een nieuw verdrag gesloten krachtens artikel 22.

2. De Raad kan, bij speciale stemming, dit Verdrag na 30 juni 1998 verlengen met opeenvolgende termijnen die bij iedere gelegenheid twee jaar niet overschrijden. Een lid dat zulke verlenging van dit Verdrag niet aanvaardt, stelt de Raad hiervan in kennis ten minste dertig dagen voordat de verlenging van kracht wordt. Dit lid is geen partij meer bij dit Verdrag vanaf het begin van de verlengingstermijn, maar het wordt hierdoor niet ontheven van welke verplichtingen krachtens dit Verdrag ook die vóór dit tijdstip nog niet zijn nagekomen.

3. De Raad kan op ieder ogenblik bij speciale stemming beslissen dit Verdrag te laten eindigen op een datum en tegen voorwaarden die hij zelf kan bepalen.

4. Bij het beëindigen van dit Verdrag blijft de Raad bestaan zolang als nodig is om de liquidatie ervan uit te voeren en hij zal daarvoor de nodige bevoegdheden en functies hebben.

5. De Raad geeft de depositaris kennis van iedere actie die wordt ondernomen ingevolge lid 2 of lid 3 van dit artikel.

Artikel 34

Verband tussen preambule en Verdrag

Dit Verdrag omvat mede de preambule tot de Internationale Graanovereenkomst 1995.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, hiertoe behoorlijk gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen, dit Verdrag hebben ondertekend op de achter hun handtekeningen vermelde data.

VASTGESTELD te Londen, op zeven december negentienhonderd vierennegentig. De teksten van dit Verdrag in de Engelse, de Franse, de Russische en de Spaanse taal zijn gelijkelijk authentiek.

BIJLAGE BIJ HET GRAANHANDELSVERDRAG 1995

Stemmen als bedoeld in artikel 11 (van 1 juli 1995 tot en met 30 juni 1998)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

VOEDSELHULPVERDRAG 1995

DEEL I DOEL EN DEFINITIES

Artikel 1

Doel

Het doel van dit Verdrag is door een gezamenlijke inspanning van de internationale gemeenschap de door de Wereldvoedselhulpconferentie nagestreefde doelstelling te verwezenlijken, die erin bestaat jaarlijks aan ontwikkelingslanden ten minste 10 miljoen ton voedselhulp te verschaffen in de vorm van voor menselijke consumptie geschikt graan, zoals bepaald in dit Verdrag.

Artikel 2

Definities

In dit Verdrag wordt verstaan onder:

1. a) "cif": cost, insurance and freight;

b) "Commissie": de Commissie inzake voedselhulp als bedoeld in artikel 9 van dit Verdrag;

c) "Verdrag": het Voedselhulpverdrag 1995;

d) "ontwikkelingsland": elk land of gebied dat door de Commissie voor ontwikkelingsbijstand van de OESO als ontwikkelingsland of -gebied wordt erkend, tenzij de Commissie daar anders over beslist;

e) "uitvoerend directeur": de uitvoerend directeur van de Internationale Graanraad;

f) "fob": free on board;

g) "peulvruchten": de volgende soorten:

Cicer arietinum

Lens culinaris

Lupins angustifolius/albus

Phaseolus vulgaris/lunatus

Pisum sativum

Vicia faba

Vigna angularis/sinensis/unguiculata

Vigna radiata/mungo

en welke andere soorten ook die er eventueel bij besluit van de Commissie toe worden gerekend;

h) "lid": een partij bij dit Verdrag;

i) "produkten van de eerste verwerking":

i) meel van granen;

ii) gries en griesmeel van granen;

iii) andere bewerkte granen (b.v. geplet, in vlokken, gepolijst, gepareld of gebroken, doch niet verder bereid) met uitzondering van gedopte, geglansde of gepolijste rijst of breukrijst;

iv) graankiemen, ook indien geplet, in vlokken of gemalen;

v) bulgur; en

vi) welke andere soortgelijke graanprodukten ook die er eventueel bij besluit van de Commissie toe worden gerekend;

j) "produkten van de tweede verwerking":

i) macaroni, spaghetti en soortgelijke produkten; en

ii) welke andere met gebruikmaking van een produkt van de eerste verwerking vervaardigde produkten ook die er eventueel bij besluit van de Commissie toe worden gerekend;

k) "rijst": rijst met inbegrip van gedopte, geglansde of gepolijste rijst of breukrijst;

l) "secretariaat": het secretariaat van de Internationale Graanraad;

m) "ton": een metrieke ton, gelijk aan 1 000 kg;

n) "gewone behoefte op de markt" ("usual marketing requirement"): de term die de Voedsel- en Landbouworganisatie en andere verantwoordelijke internationale organisaties gewoonlijk gebruiken voor de verbintenis die door een land dat een concessionele transactie ontvangt, wordt aangegaan om naast de invoer in het kader van de concessionele transactie ook het normale niveau van commerciële importen van het betrokken produkt te handhaven;

o) "tarwe-equivalent": de overeenkomstig artikel 6 van dit Verdrag in tarwe omgerekende omvang van de bijdrage van een lid in de vorm van graan, graanprodukten, rijst of geld;

p) "jaar": de periode van 1 juli tot en met 30 juni van het daaropvolgende jaar, tenzij anders is aangegeven.

2. Elke verwijzing in dit Verdrag naar een "Regering" of "Regeringen" of een "lid" wordt geacht tevens een verwijzing naar de Europese Gemeenschap (hierna te noemen EG) in te houden. Dienovereenkomstig wordt elke verwijzing in dit Verdrag naar "ondertekening" of de "nederlegging van akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring" of een "akte van toetreding" of een "verklaring van voorlopige toepassing" door een Regering, in het geval van de EG geacht tevens in te houden de ondertekening of verklaring van voorlopige toepassing namens de EG door haar bevoegde autoriteit en de nederlegging van de Akte die ingevolge de institutionele procedure van de EG vereist is voor het sluiten van een internationale overeenkomst.

DEEL II HOOFDBEPALINGEN

Artikel 3

Bijdragen van de leden

1. De leden van dit Verdrag komen overeen als voedselhulp aan de ontwikkelingslanden bij te dragen: granen, geschikt voor menselijke consumptie, van een aanvaardbaar type en aanvaardbare kwaliteit, of de geldwaarde daarvan, tot de jaarlijkse minimumhoeveelheden als aangegeven in lid 4. Bij het verstrekken van graan in het kader van dit Verdrag moet voorrang worden gegeven aan landen of gebieden die behoefte aan ingevoerd voedsel hebben en door de Commissie voor ontwikkelingsbijstand van de OESO zijn ingedeeld bij de minst ontwikkelde landen, de andere landen met lage inkomens of de landen met middellage inkomens.

2. Voor de toepassing van lid 1 wordt onder "graan" of "granen" verstaan: tarwe, gerst, maïs, gierst, haver, rogge, sorghum en rijst of de daarvan afgeleide produkten (met inbegrip van produkten van de eerste en de tweede verwerking), en ook peulvruchten onder voorbehoud van het bepaalde in lid 3, en welke andere voor menselijke consumptie geschikte soorten granen of graanprodukten van een aanvaardbaar type en aanvaardbare kwaliteit ook die eventueel bij besluit van de Commissie hiertoe worden gerekend.

3. Op verzoek van de ontvangende landen kunnen de donoren ter nakoming van hun verplichtingen in het kader van dit Verdrag beperkte hoeveelheden peulvruchten verstrekken, op voorwaarde dat deze van een aanvaardbaar type en aanvaardbare kwaliteit zijn en geschikt zijn voor menselijke consumptie. De Commissie zal in een procedurevoorschrift vaststellen welk percentage van de in tarwe-equivalent uitgedrukte jaarlijkse minimumbijdragen van de leden als vermeld in lid 4 ten hoogste in de vorm van peulvruchten mag worden verstrekt.

4. De jaarlijkse minimumbijdrage, in tarwe-equivalent, van ieder lid tot het bereiken van het in artikel 1 omschreven doel is, behoudens het bepaalde in lid 9, als volgt:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

5. Voor de toepassing van dit Verdrag wordt ieder lid dat overeenkomstig artikel 20, lid 2, tot dit Verdrag is toegetreden, geacht te zijn genoemd in lid 4 van dit artikel, te zamen met de minimumbijdrage als bepaald overeenkomstig artikel 20.

6. Bijdragen in de vorm van graan worden door de leden verstrekt op basis van fob-termijnleveranties. De donoren worden echter aangemoedigd om, wanneer zulks passend is, de transportkosten van hun graanbijdragen in het kader van dit Verdrag verder dan het fob-stadium te blijven dragen, vooral in noodsituaties of in geval van verzendingen naar landen met lage inkomens die met een voedseltekort te kampen hebben. Er zal naar behoren melding worden gemaakt van de betaling van dergelijke kosten in ieder overzicht van de prestaties van de leden van dit Verdrag.

7. Geldbijdragen als bedoeld in artikel 4, onder b):

a) moeten zoveel mogelijk worden gebruikt om graan van ontwikkelingslanden te kopen. Daarbij dient de voorkeur te worden gegeven aan ontwikkelingslanden die lid zijn van de Graanhandels- en Voedselhulpverdragen, waarbij allereerst voorrang dient te worden gegeven aan ontwikkelingslanden die lid zijn van het Voedselhulpverdrag. Bij alle transacties die uit geldbijdragen voortvloeien, moet echter bij het nemen van een beslissing over de bron waaruit het graan zal worden betrokken, bijzondere aandacht worden besteed aan de kwaliteit van het graan, aan de cif-prijsvoordelen die aan het plaatsen van de bestelling bij een bepaalde leverancier zijn verbonden, aan de mogelijkheden voor een snelle levering aan het ontvangende land en aan de specifieke eisen die het ontvangende land stelt.

b) mogen normaliter niet worden geleverd voor de aankoop van graan van hetzelfde type als het graan dat het land waaruit het te leveren produkt wordt betrokken, bij wijze van bilaterale of multilaterale voedselhulp heeft ontvangen in het jaar van de aankoop of in een eerder jaar indien het in dit laatste jaar ontvangen graan nog niet is opgebruikt.

8. Zoveel als maar enigszins mogelijk is, moeten de bijdragen door de leden worden geleverd op vooraf geplande basis, zodat de ontvangende landen in hun ontwikkelingsprogramma's rekening kunnen houden met de voedselhulp die zij tijdens ieder jaar van de looptijd van dit Verdrag waarschijnlijk zullen ontvangen. Bovendien moeten de leden zoveel mogelijk vooraf aangeven welk deel van hun bijdragen in de vorm van giften zal worden geleverd, en wat het subsidie-element is van enigerlei hulp die geen gift is.

9. Indien een lid in een bepaald jaar de in lid 4 genoemde hoeveelheid niet kan leveren, wordt de ontbrekende hoeveelheid toegevoegd aan zijn hoeveelheid voor het daaropvolgende jaar, tenzij de Commissie op grond van de hoge vervoerkosten een ander besluit neemt.

10. De leden brengen regelmatig en tijdig verslag aan de Commissie uit over omvang en aard van hun bijdragen in het kader van dit Verdrag en over de kanalen waarlangs en de voorwaarden waarop deze bijdragen zijn verleend.

Artikel 4

Voorwaarden waarop de voedselhulpbijdragen worden verleend

Voedselhulp in het kader van dit Verdrag kan worden verleend op elk van de onderstaande voorwaarden:

a) giften van graan,

b) geldschenkingen of subsidies voor de aankoop van graan ten behoeve van het ontvangende land,

c) verkoop van graan tegen de valuta van het ontvangende land, indien deze valuta niet kan worden overgemaakt en niet kan worden omgezet in een valuta of goederen en diensten voor gebruik door de als donor optredende leden (1)

d) verkoop van graan op krediet waarbij de betaling geschiedt in redelijke jaarlijkse bedragen over een periode van twintig jaar of langer en tegen een rentevoet die lager is dan de op de wereldmarkten gangbare commerciële tarieven (2),

met dien verstande dat zulke hulp zoveel mogelijk in de vorm van giften moet worden verstrekt, vooral als het gaat om de minst ontwikkelde landen, de landen met een laag inkomen per hoofd van de bevolking en andere ontwikkelingslanden die in ernstige economische moeilijkheden verkeren.

Artikel 5

Kanalen waarlangs bijdragen worden verleend

1. De leden kunnen ten aanzien van hun bijdragen in het kader van dit Verdrag een ontvangend land of ontvangende landen aanwijzen.

2. De leden kunnen hun bijdragen bilateraal dan wel door bemiddeling van intergouvernementele organisaties en/of niet-gouvernementele organisaties verstrekken.

3. De leden dienen alle aandacht te schenken aan de voordelen van het leiden van een groter gedeelte van de voedselhulp via multilaterale kanalen, met name het Wereldvoedselprogramma.

Artikel 6

Tarwe-equivalent

1. Voor de toepassing van dit Verdrag worden alle bijdragen als bedoeld in artikel 3 omgerekend in tarwe-equivalent. Bij deze omrekening wordt, waar zulks passend is, rekening gehouden met het graangehalte van graanprodukten en met de handelswaarde van de bijdrage in vergelijking met die van tarwe.

2. Bijdragen in de vorm van rijst worden in tarwe-equivalent omgerekend aan de hand van de verhouding tussen rijst en tarwe wat internationale uitvoerprijzen betreft. De Commissie zal een procedurevoorschrift voor de jaarlijkse bepaling van het tarwe-equivalent van rijst vaststellen.

3. Geldbijdragen als bedoeld in artikel 4, onder b), worden omgerekend aan de hand van de gangbare wereldmarktprijzen van tarwe. De Commissie zal een procedurevoorschrift voor de jaarlijkse bepaling van de "gangbare wereldmarktprijs" vaststellen.

4. De Commissie zal procedurevoorschriften voor de bepaling van het tarwe-equivalent van bijdragen in een andere vorm dan tarwe, rijst of geld vaststellen.

Artikel 7

Invloed op de handel en de landbouwproduktie en uitvoering van de hulptransacties

1. De leden verbinden zich ertoe alle hulptransacties in het kader van dit Verdrag op een zodanige wijze uit te voeren dat schadelijke invloed op het normale produktiepatroon en op de internationale handel wordt vermeden.

2. De leden zien er met name op toe:

a) dat de verstrekking van internationale voedselhulp niet direct of indirect aan commerciële uitvoer van landbouwprodukten naar ontvangende landen wordt gekoppeld;

b) dat internationale voedselhulptransacties, met inbegrip van bilaterale voedselhulp die voor een monetair doel wordt aangewend, worden uitgevoerd op een wijze die verenigbaar is met de FAO-beginselen inzake het wegwerken van overschotten en verplicht overleg, inclusief de regeling betreffende "gewone behoeften op de markt" waar toepassing daarvan dienstig is.

3. Waar zulks passend is, moeten de leden handelen in overeenstemming met de geldende richtsnoeren en criteria voor de verlening van voedselhulp zoals deze door de leiding van het Wereldvoedselprogramma zijn goedgekeurd.

Artikel 8

Speciale bepaling betreffende buitengewone behoeften

1. De Commissie neemt de voedselsituatie in de ontwikkelingslanden regelmatig in ogenschouw.

2. Indien blijkt dat door een aanzienlijk tekort in de voedselproduktie of door andere omstandigheden zich in een land, een regio of een groep regio's buitengewone voedselbehoeften voordoen, buigt de Commissie zich over deze kwestie. De Commissie kan adviseren dat de leden op de situatie reageren door de beschikbare hoeveelheid voedselhulp te vergroten.

Artikel 9

Commissie inzake voedselhulp

1. De Commissie inzake voedselhulp, die is ingesteld bij het Voedselhulpverdrag van de Internationale Graanregeling 1967, blijft voor de uitvoering van dit Verdrag bestaan met de in dit Verdrag bepaalde bevoegdheden en functies.

2. Alle leden bij dit Verdrag zijn lid van de Commissie.

3. De Commissie benoemt een voorzitter en een ondervoorzitter.

Artikel 10

Bevoegdheden en functies van de Commissie

1. De Commissie houdt in het oog op welke wijze de in het kader van dit Verdrag aangegane verplichtingen zijn nagekomen.

2. De Commissie wisselt regelmatig gegevens uit over de toepassing van de onder dit Verdrag vallende voedselhulpregelingen.

3. De Commissie kan gegevens verkrijgen van ontvangende landen en kan met deze landen overleg plegen.

4. De Commissie brengt verslag uit wanneer dat nodig is.

5. De Commissie stelt de procedurevoorschriften vast die voor de uitvoering van de bepalingen van dit Verdrag nodig zijn.

6. Naast de in dit artikel omschreven bevoegdheden en functies heeft de Commissie alle andere bevoegdheden en functies die voor de uitvoering van de bepalingen van dit Verdrag nodig zijn.

Artikel 11

Zetel, zittingen en quorum

1. De zetel van de Commissie is in Londen.

2. De Commissie komt ten minste tweemaal per jaar bijeen tegelijk met de statutaire zittingen van de Internationale Graanraad. De Commissie komt ook op andere tijdstippen bijeen als de voorzitter daartoe besluit of als drie leden daarom verzoeken of als dit Verdrag dat anderszins vereist.

3. Om in een zitting van de Commissie een quorum te hebben moeten afgevaardigden aanwezig zijn die twee derde van de leden van de Commissie vertegenwoordigen.

Artikel 12

Besluiten

De besluiten van de Commissie worden door consensus bereikt.

Artikel 13

Toelating van waarnemers

De Commissie kan, wanneer dat passend is, elke niet-Lid-Staat en vertegenwoordigers van andere internationale organisaties uitnodigen haar open vergaderingen als waarnemers bij te wonen.

Artikel 14

Administratieve bepalingen

De Commissie maakt gebruik van de diensten van het secretariaat voor het verrichten van de administratieve taken om de uitvoering waarvan zij kan verzoeken, met inbegrip van de bewerking en verspreiding van documentatiemateriaal en verslagen.

Artikel 15

In gebreke blijven en geschilpunten

In geval van een geschil met betrekking tot de uitlegging of de toepassing van dit Verdrag of van het niet nakomen van verplichtingen ingevolge dit Verdrag, komt de Commissie bijeen en neemt zij de door de omstandigheden geboden maatregelen.

DEEL III SLOTBEPALINGEN

Artikel 16

Depositaris

De Secretaris-generaal van de Verenigde Naties wordt hierbij aangewezen als depositaris van dit Verdrag.

Artikel 17

Ondertekening

Dit Verdrag wordt van 1 mei 1995 tot en met 30 juni 1995 op het hoofdkantoor van de Verenigde Naties opengesteld voor ondertekening door de in artikel 3, lid 4, bedoelde Regeringen.

Artikel 18

Bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring

Dit Verdrag dient te worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd door alle ondertekenende Regeringen overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke procedures. De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden uiterlijk 30 juni 1995 nedergelegd bij de depositaris, zij het dat de Commissie één of meer malen uitstel kan verlenen aan een ondertekenende Regering die op die datum haar akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring niet heeft nedergelegd.

Artikel 19

Voorlopige toepassing

Iedere ondertekenende Regering kan bij de depositaris een verklaring nederleggen van voorlopige toepassing van dit Verdrag. Die Regering past dit Verdrag voorlopig overeenkomstig haar wetten en verordeningen toe en wordt voorlopig beschouwd als een partij daarbij.

Artikel 20

Toetreding

1. Dit Verdrag staat open voor toetreding door iedere Regering genoemd in lid 4 van artikel 3 die dit Verdrag niet heeft ondertekend. De akten van toetreding worden uiterlijk 30 juni 1995 nedergelegd bij de depositaris, zij het dat de Commissie één of meer malen uitstel kan verlenen aan een Regering die op die datum haar akte van toetreding niet heeft nedergelegd.

2. Wanneer dit Verdrag in werking is getreden ingevolge artikel 21, staat het open voor toetreding door iedere Regering die niet is genoemd in lid 4 van artikel 3, op de door de Commissie passend geachte voorwaarden. De akten van toetreding worden bij de depositaris nedergelegd.

3. Een regering die ingevolge lid 1 van dit artikel tot dit Verdrag toetreedt of waarvan de toetreding door de Commissie overeenkomstig lid 2 van dit artikel is goedgekeurd, kan bij de depositaris een verklaring van voorlopige toepassing van dit Verdrag nederleggen in afwachting van de nederlegging van haar akte van toetreding. Die Regering past dit Verdrag voorlopig overeenkomstig haar wetten en verordeningen toe en wordt voorlopig beschouwd als een partij daarbij.

Artikel 21

Inwerkingtreding

1. Dit Verdrag treedt op 1 juli 1995 in werking, mits uiterlijk op 30 juni 1995 Regeringen waarvan de in lid 4 van artikel 3 vermelde minimumbijdragen gezamenlijk ten minste gelijk zijn aan 75 % van het totaal van de in dat lid vermelde bijdragen van alle Regeringen, een akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, of een verklaring van voorlopige toepassing hebben nedergelegd en het Graanhandelsverdrag 1995 in werking is getreden.

2. Indien dit Verdrag niet in werking treedt overeenkomstig lid 1 van dit artikel, kunnen de Regeringen die akten van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, of verklaringen van voorlopige toepassing hebben nedergelegd, bij eenparige consensus beslissen dat het in werking zal treden tussen deze Regeringen onderling, mits het Graanhandelsverdrag 1995 van kracht is.

Artikel 22

Werkingsduur, verlenging en beëindiging

1. Dit Verdrag blijft van kracht tot en met 30 juni 1998, tenzij het wordt verlengd ingevolge lid 2 van dit artikel of eerder beëindigd ingevolge lid 4 van dit artikel, mits het Graanhandelsverdrag 1995 of een nieuw daarvoor in de plaats gekomen Graanhandelsverdrag van kracht blijft tot en met die datum.

2. De Commissie kan het Verdrag verlengen tot na 30 juni 1998 voor achtereenvolgende termijnen van telkens niet langer dan twee jaar, altijd met dien verstande dat het Graanhandelsverdrag 1995 of een daarvoor in de plaats gekomen Graanhandelsverdrag van kracht blijft tijdens de verlengingstermijn.

3. Indien het Verdrag wordt verlengd ingevolge lid 2 van dit artikel, kan de jaarlijkse bijdrage van de leden vastgesteld ingevolge lid 4 van artikel 3 aan een herziening onderworpen worden door de leden vóór de inwerkingtreding van iedere verlenging. De respectieve verplichtingen van de leden blijven, na herziening, ongewijzigd voor de duur van iedere verlenging.

4. Mocht dit Verdrag worden beëindigd, dan blijft de Commissie bestaan zolang als nodig is om de liquidatie ervan uit te voeren, en oefent zij zulkdanige bevoegdheden en functies uit als voor dit doel nodig zijn.

Artikel 23

Opzegging en opnieuw toetreden

1. Een lid kan dit Verdrag aan het eind van ieder jaar opzeggen door ten minste negentig dagen vóór het einde van dat jaar een geschreven kennisgeving van opzegging te zenden aan de depositaris, maar het wordt hierdoor niet ontheven van enige verplichting krachtens dit Verdrag die het bij het einde van dat jaar nog niet is nagekomen. Het lid brengt tegelijkertijd de Commissie op de hoogte van de actie die het heeft ondernomen.

2. Een lid dat het Verdrag opzegt, kan nadien opnieuw tot het Verdrag toetreden door de Commissie hiervan in kennis te stellen. Voorwaarde voor het opnieuw toetreden tot het Verdrag is dat het lid verantwoordelijk is voor het volledig nakomen van zijn jaarlijkse verplichtingen vanaf het jaar waarin het opnieuw toetreedt.

Artikel 24

Verband tussen dit Verdrag en de Internationale Graanovereenkomst 1995

Dit Verdrag vervangt het Voedselhulpverdrag 1986, met verlenging, en is een van de constituerende documenten van de Internationale Graanovereenkomst 1995.

Artikel 25

Kennisgeving door depositaris

De Secretaris-generaal van de Verenigde Naties, optredend als depositaris, geeft alle ondertekenende en toetredende Regeringen kennis van elke ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring en voorlopige toepassing van en toetreding tot dit Verdrag.

Artikel 26

Authentieke teksten

De teksten van dit Verdrag in de Engelse, Franse, Russische en Spaanse taal zijn gelijkelijk authentiek.

(1) Onder buitengewone omstandigheden kan een vrijstelling tot 10 % worden verleend. Deze beperking kan worden overschreden voor transacties die zullen worden gebruikt voor de uitbreiding van economische ontwikkelingsactiviteiten in het ontvangende land, op voorwaarde dat de valuta van het ontvangende land niet binnen tien jaar kan worden overgemaakt of omgezet.

(2) In overeenkomsten betreffende verkoop op krediet kan worden bepaald dat ten hoogste 15 % van de hoofdsom bij levering van het graan wordt betaald.

Top