EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51995IR0142

Advies van het Comité van de Regio' s over het Europees handvest voor bergstreken

CdR 142/95

PB C 100 van 2.4.1996, p. 22–25 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

51995IR0142

Advies van het Comité van de Regio' s over het Europees handvest voor bergstreken CdR 142/95

Publicatieblad Nr. C 100 van 02/04/1996 blz. 0022


Advies over het Europees handvest voor bergstreken (96/C 100/05)

Op 1 februari 1995 heeft het Comité van de Regio's, overeenkomstig artikel 10, lid 1, van het Reglement van Orde besloten een initiatiefadvies op te stellen over het Europees handvest voor bergstreken.

Commissie 2 "Landinrichting, Land- en bosbouw, Jacht, Visserij, Zee en Bergstreken", die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 24 maart 1995 opgesteld. Rapporteur was de heer Censi.

Het Comité van de Regio's tijdens de zevende zitting van 20 en 21 april 1995 (vergadering op 21 april 1995) het volgende advies uitgebracht, dat met meerderheid van stemmen is goedgekeurd.

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,

gezien de verklaring die bekend staat als de "Verklaring van Chamonix Mont-Blanc" van het Congres van lokale en regionale overheden in Europa van de Raad van Europa, welke tijdens de derde conferentie van bergstreken (15 t/m 17 september, Chamonix) met algemene stemmen door de deelnemers is aangenomen en waarmee het voorstel voor een "Europees handvest voor bergstreken" wordt goedgekeurd en de Europese Unie wordt uitgenodigd zich bij genoemd handvest aan te sluiten,

gezien artikel 198 C van het EU-Verdrag met betrekking tot het uitbrengen van initiatiefadviezen,

gezien het voorstel voor een Europees handvest voor bergstreken gedaan door het Congres van lokale en regionale overheden in Europa,

brengt het volgende advies uit:

1. Overwegende dat de preambule van dit handvest de huidige situatie in de bergstreken analyseert en daarbij met name de nadruk legt op:

- het geografisch en demografisch belang van bergstreken binnen Europa (30 % van het grondgebied van de Europese Unie met ongeveer 30 miljoen inwoners),

- de functie van algemeen belang die bergstreken vervullen, met name op het gebied van het milieu en op het economische, sociale en culturele vlak,

- het uitzonderlijke natuurschoon van de Europese bergen, dat ten nutte dient te worden gemaakt en dat in al zijn verscheidenheid verdedigd en beschermd moet worden, onder eerbiediging van de sociale identiteit, de tradities en de cultuur van bergstreken,

- de specifieke situatie van bergstreken ten opzichte van andere regio's en, ondanks hun verscheidenheid, de overeenkomsten qua economische en sociale problemen, die het gevolg zijn van hun bijzondere geomorfologische en klimaatkenmerken,

- het grens- of interregionaal karakter van het grootste deel der bergmassieven en de moeilijkheid om een coherent beleid te voeren, wegens het uiteenvallen van het bestuur in verschillende nationale of regionale overheden;

2. overwegende dat het voorstel voor een handvest, naar aanleiding van deze analyse, voorschrijft dat er een specifiek beleid voor de ontwikkeling en bescherming van deze streken wordt uitgevoerd, gebaseerd op de erkenning van de berg-identiteit en steunende op de volgende beginselen en doelstellingen:

- streven naar gelijkheid van levensstandaard en van levenskwaliteit tussen de bevolking van bergstreken en de bevolking van andere streken, onder eerbiediging van hun verscheidenheid,

- vat krijgen op het geheel van economische, sociale, culturele en milieuproblemen, in het kader van een beleid voor duurzame ontwikkeling en ruimtelijke ordening, dat wordt uitgevoerd via globale plannen voor bestemming, ontwikkeling en bescherming, waarbij beleid en maatregelen op een homogeen grondgebied nauw worden geïntegreerd en gecoördineerd,

- het nauw betrekken volgens het subsidiariteitsbeginsel van de lokale en regionale overheden, evenals de betreffende bevolkingsgroepen bij de vaststelling en tenuitvoerlegging van dit beleid,

- stimuleren van de intergemeentelijke en interregionale samenwerking in een nationaal kader of op multinationaal niveau, evenals van de grensoverschrijdende samenwerking tussen overheidsbesturen en -instanties,

- rekening houden met en de erkenning van de geografische eenheid van iedere bergzone, door het begrip bergmassief te introduceren als operationeel kader voor de tenuitvoerlegging van dit beleid;

3. overwegende dat het handvest aanbeveelt te handelen volgens de beginselen van de specifieke beleidsterreinen, die als volgt zijn vastgesteld:

- landbouw: handhaving en modernisering van deze activiteit, door uitvoering van specifieke maatregelen; bescherming en inrichting van landbouwgronden; stimulering van diversifiëring, van produktie en commercialisering van kwaliteitsprodukten, van vestiging van jongeren en van samenwerking; uitbreiding van de produktierechten; ondersteuning van de zuivelsector; ontwikkeling van het agrotoerisme; compensatie voor de door natuur en milieu opgelegde beperkingen; beloning van ecologische initiatieven,

- bosbouw: tenuitvoerlegging van bosbeleid gericht op ontwikkeling van de houtsector en gebaseerd op verbetering van de ontginningsomstandigheden, diversifiëring van de populatie, bescherming tegen natuurrampen en branden, gecontroleerde herbebossing, compensatie van door natuur en milieu opgelegde beperkingen aan de exploitatie,

- industrie en ambacht: specifieke maatregelen voor het voortbestaan hiervan; verwerking ter plaatse van lokale produkten; stimulering van het gebruik van regionale kwaliteitsprodukten; scholing in traditionele beroepen; vestiging van innoverende ondernemingen in de sector van de geavanceerde technologie en geschikte systemen voor steun aan onderzoek,

- diversifiëring der activiteiten: bevordering daarvan via vereenvoudiging en aanpassing van arbeidsrecht, sociale bescherming, belastingen en scholing,

- huisvesting: recht op huisvesting voor bewoners van bergstreken; renovatie van het woningbestand; stijging van het algemene kwaliteitsniveau,

- toerisme: ontwikkeling van het toerisme, in samenhang met de capaciteit van de infrastructuur en de bestaande diensten, in harmonie met landschap en milieu en met de architectuur en traditionele materialen, bij gelijktijdige exploitatie van landschappen, van het architectonisch en cultureel erfgoed, produkten en tradities,

- infrastructuur, vervoer en voorzieningen: gelijke toegang tot alle openbare diensten voor bewoners van bergstreken; aansluiting op het gehele wegennet; permanente bereikbaarheid; onderhoud en ontwikkeling van het spoorwegnet; voorrang aan het rail-wegvervoer en aan het gecombineerd transitoverkeer,

- energie: milieuvriendelijke exploitatie van de endogene energiebronnen en compensatie aan berggemeenten voor geleverde energie,

- opvoeding, onderwijs en onderzoek: handhaving van de onderwijsinstellingen; uitbreiding technische en beroepsopleidingen op alle drie de niveaus: lager, voortgezet en hoger onderwijs; scholingsprogramma's die aansluiten bij de specifieke gediversifieerde bergactiviteiten,

- cultuur: stimulering van handhaving en bevordering van de verscheidenheid en de rijkdom van het cultureel erfgoed door inventarisering, respect voor tradities en specifieke expressievormen en, in het algemeen, voor de culturele identiteit der bergstreken,

- milieu: internationale samenwerking, met het oog op het gemeenschappelijk beheer en de gemeenschappelijke bescherming van het milieu in de Europese gebergten (bescherming en restauratie van natuurmonumenten, landschappen en bodem, alsmede het behoud van flora en fauna en hun habitats); verplichte MER's; ontwikkeling van een netwerk van natuurreservaten; vermindering van de uitstoot van schadelijke stoffen; bestrijding van natuurlijke risico's; bescherming tegen bodemerosie door water en stimulering van projecten die het milieu ten goede komen,

- wetenschappelijke en technische informatie: het opzetten van compatibele en vergelijkbare datasystemen; samenwerking tussen universiteiten en onderzoekscentra en het opzetten van een Europees netwerk; bestudering van nieuwe technologieën en versnelde toepassing in bergstreken;

4. Overwegende dat de bergstreken een buitengewoon zorgwekkende evolutie doormaken en dat, ondanks het beleid van de Europese Gemeenschap en van de Europese Unie sinds de goedkeuring in 1975 van Richtlijn 268 met betrekking tot probleemgebieden en bergstreken en de daarna volgende teksten, ondanks de exploitatie van sociale en structuurfondsen, ondanks communautaire programma's als Leader en Interreg en ander communautair beleid inzake bossen of milieu, de hierboven geanalyseerde trends niet zijn omgekeerd en dat ze in een groot aantal bergstreken juist lijken te zijn versterkt, zodat de ongelijkheid tussen de streken wordt vergroot en de nagestreefde economische en sociale cohesie en vermindering van verschillen qua ontwikkeling tussen de streken niet worden gerealiseerd, hetgeen in strijd is met de voorschriften van de artikelen 2 en 130 A van het Verdrag betreffende de Europese Unie en waardoor de milieubescherming zeker in het gedrang komt;

5. Overwegende dat het ontstaan van deze situatie grotendeels te wijten is aan de gelijkstelling van het begrip "berg" met dat van probleemgebied, dat met ontwikkelingsproblemen of met een achterstandsituatie te kampen heeft, terwijl het specifieke karakter van deze streken juist vereist dat specifieke doelstellingen worden vastgesteld, dat de maatregelen op dit specifieke karakter worden afgestemd en dat een sterke differentiëring wordt voorgenomen, zoals dat reeds nadrukkelijk was gevraagd door het Europees Parlement (resolutie van 27 mei 1987) en door het Economisch en Sociaal Comité (advies van 28 april 1988), waaruit blijkt dat deze twee instellingen een globale aanpak van de bergproblematiek voorstaan;

6. Overwegende dat het partnership van lokale en regionale overheden met de Europese Instellingen van het grootste belang is voor de ontwikkeling van een gecoördineerd bergbeleid;

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

1. geeft derhalve zijn goedkeuring aan de analyse, de uitgezette koers en het beleid dat is voorgesteld in het ontwerp-handvest, aangezien deze naar zijn mening buitengewoon adequaat zijn en een efficiënte oplossing kunnen aandragen voor de specifieke problematiek van de bergzones door aanpassing, differentiëring en versterking van de maatregelen en door het evenwicht tussen ontwikkeling en bescherming; het constateert bijgevolg dat dit de basis kan vormen voor een bergbeleid dat zo algemeen en flexibel is geformuleerd dat rekening kan worden gehouden met de uiteenlopende situaties in bergmassieven die veelal worden gekenmerkt door economische en sociale achteruitgang, en in sommige gevallen door toeristische overbelasting;

2. beschouwt het handvest als een instrument dat de lokale democratie buitengewoon kan versterken, gezien de belangrijke plaats die in het handvest is weggelegd voor de lokale overheden bij het uitstippelen en op gang brengen van een Europees bergbeleid;

3. constateert dat het handvest een kader voorstelt dat voldoende open is om niet in strijd te zijn met andere internationale verdragen voor specifieke bergmassieven en/of inzake specifieke activiteiten, vooral die ten gunste van de bescherming van de natuurlijke omgeving;

4. roept op tot vaststelling van een bergbeleid door de Europese Unie dat is gebaseerd op de aanbevelingen van het ontwerp-handvest, en spreekt de wens uit dat de bevoegde instanties van de Unie zodra dit definitief zal zijn goedgekeurd door de Raad van Europa, zich voor toetreding hiertoe gaan inzetten;

5. verlangt dat de Commissie onverwijld een onderzoek naar de tekst instelt teneinde, rekening houdend met de bevoegdheden van de Europese Unie, te bezien onder welke voorwaarden de daarin opgenomen beleidslijnen in Gemeenschapsrecht zouden kunnen worden omgezet;

6. nodigt de lid-staten van de Europese Unie tot wier grondgebied bergstreken worden gerekend uit, zich eveneens bij het handvest aan te sluiten en een nationaal bergbeleid te ontwikkelen dat past in dit kader, en dat bijgevolg tot de convergentie van de maatregelen bijdraagt;

7. belast commissie 2 van het Comité van de Regio's ermee, voor de follow-up van het advies te zorgen en het Comité op de hoogte te houden van eventuele problemen die tijdens de uitvoering daarvan ontstaan.

Brussel, 21 april 1995.

De voorzitter van het Comité van de Regio's

J. BLANC

Top