EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51994IR0242

Advies van het Comité van de Regio' s over het voorstel voor een verordening (EG) van de Raad tot hervorming van de gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt

CdR 242/94

PB C 210 van 14.8.1995, p. 57–66 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

51994IR0242

Advies van het Comité van de Regio' s over het voorstel voor een verordening (EG) van de Raad tot hervorming van de gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt CdR 242/94

Publicatieblad Nr. C 210 van 14/08/1995 blz. 0057


Advies over het voorstel voor een verordening (EG) van de Raad tot hervorming van de gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (95/C 210/09)

Het Comité van de Regio's heeft op 16 mei 1994 besloten, overeenkomstig de bepalingen van artikel 10, eerste alinea, van het Reglement van Orde en artikel 198 C van het EU-Verdrag, een initiatiefadvies uit te brengen over voornoemd voorstel.

Commissie 2 "Landinrichting, land- en bosbouw, jacht, visserij, zee en bergstreken", die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 6 september 1994 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Rodriguez Ibarra.

Het Comité van de Regio's heeft tijdens zijn vijfde zitting (vergadering van 15 november 1994) het volgende advies uitgebracht, dat met meerderheid van stemmen is goedgekeurd.

1. De hervorming van het GLB - doelstellingen

1.1. In het discussiedocument over "Ontwikkeling en toekomst van het GLB" (), dat door de Commissie aan de Raad is voorgelegd en als basis voor de hervorming van het GLB van 1992 heeft gediend, worden de volgende doelstellingen genoemd :

a) Er dient voor te worden gezorgd dat er voldoende landbouwers blijven, aangezien dit de enige mogelijkheid is om het milieu en het landschap te beschermen en een op het gezinsbedrijf gebaseerde vorm van landbouw te behouden.

b) De produktie moet dusdanig in de hand worden gehouden dat er een evenwicht op de markten tot stand komt.

c) Extensivering dient te worden gestimuleerd, teneinde de overschotproduktie te verminderen en een milieuvriendelijke landbouw te bevorderen die kwaliteitsprodukten levert.

d) Ook in de toekomst dient het gemeenschappelijk landbouwbeleid gebaseerd te blijven op de drie oorspronkelijke grondbeginselen : gemeenschappelijke markt, communautaire preferentie en financiële solidariteit.

e) De landbouwbegroting moet het instrument worden van echte financiële solidariteit ten gunste van degenen die deze het meest nodig hebben.

f) De landbouwers moeten een gegarandeerd inkomen krijgen via rechtstreekse steun, waarvan de hoogte en de reikwijdte worden gedifferentieerd naar gelang van de bedrijfsomvang, het inkomen, de regionale situatie en andere relevante factoren.

1.2. In het door de Commissie voorbereide voorstel voor een verordening houdende een herziening van de marktordening voor wijn wordt geen rekening gehouden met de in bovengenoemd discussiedocument opgesomde basisbeginselen en wordt het subsidiariteitsbeginsel willekeurig geïnterpreteerd, met als enig doel de uitgaven in deze sector terug te dringen.

1.2.1. Deze uitgaven liggen (in verhouding tot de totale EOGFL-uitgaven) echter sinds jaar en dag op een zeer laag niveau, gemeten aan de bijdrage die de wijnbouw (qua omzet, werkgelegenheid en deviezen) tot de Europese landbouweconomie levert.

1.2.2. Bovendien liggen de werkelijke uitgaven sinds acht opeenvolgende jaren (steeds verder) onder de door het Europees Parlement goedgekeurde begroting, en het feit dat de beschikbaar gestelde middelen stelselmatig niet volledig worden opgebruikt, is één van de belangrijkste oorzaken van de huidige situatie op de wijnmarkt en van de wijn- en alcoholoverschotten.

2. Opmerkingen over het voorstel van de Commissie

2.1. Voorgeschiedenis

2.1.1. Op 22 juli 1993 heeft de Commissie een mededeling aan de Raad doen toekomen over "Ontwikkeling en toekomst van het wijnbouwbeleid" (). Dit "discussiedocument" is tevens toegezonden aan het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité, de beroepsorganisaties en een aantal vertegenwoordigers van de wijnbouwregio's in de Europese Unie. De belangrijkste gedachten vervat in voornoemd document zijn omgewerkt tot een voorstel voor een verordening, dat op 11 mei 1994 door de Commissie is goedgekeurd (). Het valt op dat de Commissie wel heeft gewacht tot het Europees Parlement zijn verslag over dit voorstel had gepresenteerd, maar dat het advies van het Economisch en Sociaal Comité vijf dagen na goedkeuring van het voorstel door de Commissie in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen werd opgenomen, zodat de Commissie hiermee dus moeilijk rekening heeft kunnen houden.

2.1.2. Er blijken grote verschillen te bestaan tussen het door de Commissie in juli 1993 gepubliceerde "discussiedocument" en het nieuwe voorstel voor een verordening.

2.2. Verslag van het Europees Parlement

2.2.1. Het verslag dat door het Europees Parlement is uitgebracht (), bevat een hele reeks opmerkingen waarmee door de Commissie geen rekening is gehouden, hetgeen op een gebrek aan politieke fijngevoeligheid op dit vlak wijst. Het gaat om de volgende opmerkingen :

- Er is een algemene en coherente hervorming van het GLB nodig : de beginselen hiervan moeten ook op de wijnbouwsector worden toegepast, en in aanvulling op het prijsbeleid moeten de nodige maatregelen voor produktiebeheersing en inkomenssteun aan producenten worden genomen.

- Er bestaan een aantal sterk op de wijnbouw georiënteerde regio's, waar de druiventeelt en de produktie van wijn een integrerend bestanddeel van de economie en de cultuur vormen, en daarom moet alles in het werk worden gesteld om te voorkomen dat deze bedrijfstak verdwijnt.

- Alle producenten in de Gemeenschap moeten onder billijke voorwaarden kunnen werken.

- Mede doordat zonder enig onderscheid verrijkingsmethoden worden toegepast, zijn overschotten ontstaan en wordt wijn van inferieure kwaliteit geproduceerd.

- De belastingtarieven voor wijn lopen per lid-staat sterk uiteen en hebben een remmende invloed op de wijnconsumptie, hetgeen tot distorsies op de interne markt leidt, die nodig moeten worden gecorrigeerd.

- De daling van het verbruik is ten dele te wijten aan campagnes die wijn in een slecht daglicht stellen, en aan een gebrek aan informatie; er moet daarom meer informatie worden verstrekt en het gematigd consumeren van wijn moet worden gestimuleerd als element van een Europese culturele en gastronomische traditie.

- De oprichting van wijnbouworganisaties moet worden gestimuleerd en de samenhang in de wijnbouwsector moet worden verbeterd.

- Het Europees Parlement heeft bedenkingen t.a.v. de doeltreffendheid van de door de Commissie voorgestelde maatregelen en vreest dat de verschillen tussen de wijnproducerende regio's nog zullen toenemen en dat deze sector ten opzichte van andere landbouwsectoren achtergesteld wordt.

- De structuur- en interventiemaatregelen moeten volledig uit de communautaire begroting worden gefinancierd, en wel in dezelfde omvang als in het kader van de hervorming van het GLB in andere landbouwsectoren is gebeurd.

2.3. Advies van het Economisch en Sociaal Comité

2.3.1. In het advies van het Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie () wordt o.a. het volgende gezegd :

- Het Economisch en Sociaal Comité betreurt dat bij de analyse van de situatie in de wijnbouwsector geen rekening is gehouden met de gevolgen voor het producenteninkomen en voor de bedrijven. Het wijst erop dat andere economische sectoren van de wijnbouw afhankelijk zijn en dat het wegvallen ervan in veel regio's de algehele instorting van de economische structuur tot gevolg zou hebben. Het waarschuwt daarom voor de economische, sociale en culturele erosie die uit de inkrimping van de wijnbouwsector zou kunnen voortvloeien.

- Het Economisch en Sociaal Comité vindt dat de Commissie de gevolgen van de wijnbouw voor het milieu veel te negatief presenteert; de wijnbouw helpt immers bodemerosie en ontvolking van wijnbouwregio's te voorkomen, en de wijnboeren maken over het algemeen gebruik van milieuvriendelijke produktiemethodes.

- De Commissie is bij het vaststellen van nationale referentiehoeveelheden uitgegaan van een verwachte daling van het wijnverbruik van ca. 2 miljoen hectoliter per jaar. Het Economisch en Sociaal Comité is van mening dat er een tweede raming voor het jaar 2000 moet worden opgesteld, waarin rekening wordt gehouden met de gevolgen van maatregelen ter stimulering van de consumptie en vermindering van de belastingdruk.

- Verder vestigt het Economisch en Sociaal Comité de aandacht op de mogelijke gevolgen van de GATT-besluiten voor de Europese wijnmarkt : het opheffen van de bescherming aan de buitengrenzen door afschaffing van de referentieprijzen en de vermindering van de kwantitatieve beperkingen en invoerheffingen zal immers tot toename van de invoer leiden. Terwijl het wijnbouwareaal in Europa de afgelopen dertig jaar met ca. 1 miljoen ha is ingekrompen en nu minder dan 4 miljoen ha omvat, is het areaal in de overige wijnproducerende landen nauwelijks verminderd, en in sommige landen, zoals de Verenigde Staten, Marokko en Chili, zelfs uitgebreid of zijn de wijnstokken er door produktievere soorten vervangen (Oost-Europa). Daarom moet ook rekening worden gehouden met de ontwikkeling van het verbruik in derde landen.

- Het Economisch en Sociaal Comité spreekt zich krachtig uit tegen nationale referentiehoeveelheden, aangezien een dergelijke quotaregeling nieuwe spanningen tussen de wijnbouwregio's kan veroorzaken. Het interventiebeleid zou zonder de bureaucratische omweg van een EG-quotaregeling rechtstreeks op de producent van toepassing moeten zijn, zodat een op de afzet afgestemde produktie attractiever wordt gemaakt dan de produktie van overschotwijn. Het Comité beveelt aan, voor tafelwijn maximumopbrengsten per hectare vast te stellen.

2.4. Overige opmerkingen

2.4.1. De informatie waarop de Commissie zich heeft gebaseerd, is weinig nauwkeurig en in tegenspraak met de gegevens van het Internationaal Wijnbureau, met de resultaten van door Europese universiteiten uitgevoerde onderzoeken, waarin vraagtekens worden gezet bij de overschotcijfers en een veel optimistischer beeld wordt geschetst van de ontwikkeling van het verbruik, en met de gegevens die de Commissie oorspronkelijk zelf hanteerde.

Bovendien wordt de bewering dat er een algemene tendens tot rendementsverhoging is, ondergraven door (ten minste) één fout in het document van juli 1993, die tot dusver niet is gecorrigeerd.

Ten slotte zijn de kosten van de steun aan de wijnbouw (waarop alle voorstellen van de Commissie zijn gebaseerd) kunstmatig met 60 % verhoogd ten opzichte van de werkelijke uitgaven sinds het begrotingsjaar 1990.

2.4.2. Het voorstel inzake de herziening van de marktordening voor de wijnbouwsector heeft tot doel een evenwicht op de markt tot stand te brengen via maatregelen die uitsluitend het aanbod betreffen.

Commissie 2 van het Comité van de Regio's is van mening dat er een krachtiger marketingbeleid voor wijnbouwprodukten nodig is en dat hiervoor voldoende middelen ter beschikking moeten worden gesteld.

2.4.3. Het vaststellen van ten dele door de lid-staten gefinancierde regionale programma's kan het marktevenwicht verstoren. De voorgestelde maatregelen zijn in tegenspraak met het streven naar extensivering in het kader van de herziening van het GLB, waarbij meer steun aan extensieve dan aan intensieve produktie wordt verleend. In het onderhavige voorstel worden de bij andere herzieningen van marktordeningen toegepaste regels omgedraaid en is het de extensieve sector die het bij de hervorming het zwaarst te verduren krijgt. Daardoor ontstaat het risico dat bedrijven zich meer op verhoging van de produktie gaan toeleggen en dat de wijnboeren zich met het oog op het behoud van hun inkomen genoodzaakt zien, intensieve teelttechnieken toe te passen, hetgeen tot een ernstige achteruitgang van de kwaliteit en tot het verlies van de cultuur en de identiteit van de traditionele wijnbouwgebieden kan leiden.

2.4.4. Zoals uit het discussiedocument van de Commissie van juli 1993 blijkt, is toevoeging van saccharose om wijnen kunstmatig te verrijken, een techniek die overschotten in de hand werkt. Toch bevat het uiteindelijk goedgekeurde voorstel niet alleen geen enkele maatregel ter beperking van deze methode, maar wordt deze techniek indirect zelfs gestimuleerd doordat de steun aan het gebruik van geconcentreerde druivemost komt te vervallen. Dit is duidelijk in tegenspraak met de definitie van wijn als "produkt dat uitsluitend is verkregen door gehele of gedeeltelijke alcoholische vergisting van verse (...) druiven of van druivemost" met inachtneming van de traditionele produktiemethodes. Het onderhavige voorstel werkt concurrentie in de hand als door de toevoeging van produkten die niet van druiven afkomstig zijn, kunstmatig een bepaald alcoholgehalte tot stand wordt gebracht.

2.4.5. De verordening is bedoeld om een evenwicht op de wijnbouwmarkt tot stand te brengen door de produktie aan de verwachte vraag aan te passen. Daartoe wordt voor iedere lid-staat een "nationale referentieproduktie" vastgesteld op basis van de gemiddelde produktie van de drie beste oogstjaren van de laatste vier oogstjaren (1989/1990 t/m 1992/1993).

2.4.6. De nationale referentiehoeveelheid voor iedere wijnproducerende lid-staat en voor ieder oogstjaar wordt op een volledig willekeurige wijze vastgesteld, waarbij de landen die door de jaren heen (niet tijdens de vier laatste oogstjaren) hun produktie op hetzelfde peil hebben gehouden of hebben ingekrompen, benadeeld worden. Ter illustratie hiervan is in bijlage I aangegeven hoeveel van het wijnbouwareaal in de periode 1988-1993 gerooid is.

2.4.7. Verder was in het eerste voorstel van de technische diensten van de Commissie sprake van een voor alle landen geldende lineaire verminderingscoëfficiënt van 0,7968 om de referentiehoeveelheid vast te stellen, terwijl de in het einddocument genoemde coëfficiënten niet lineair zijn, aangezien klaarblijkelijk rekening is gehouden met de verbruikscijfers in ieder land; dit is duidelijk in strijd met de communautaire benadering in andere sectoren, zoals melk en graanprodukten, waar landen die geen overschotten produceren, hun produktie hebben moeten verminderen overeenkomstig de door de Commissie vastgestelde referentiehoeveelheden, en niet aan de hand van het verbruik van deze produkten in het land zelf (bijlage II).

2.4.8. De mate waarin de afzonderlijke lid-staten hun produktie moeten verminderen, is vastgesteld op basis van de huidige totale produktie, zonder rekening te houden met de verschillen in opbrengst per hectare in ieder land. Aangezien deze opbrengst per hectare van land tot land sterk verschilt, weegt de beperking van het areaal in landen met een geringe produktie veel zwaarder dan in landen waar de produktie per eenheid drie à vijf keer hoger ligt.

2.4.9. Vanuit deze invalshoek moet ook de vermindering van het wijnbouwareaal worden beoordeeld die de afgelopen jaren in bepaalde regio's heeft plaatsgevonden d.m.v. produktiebeperkende maatregelen en maatregelen ter verbetering van de kwaliteit, zoals controle op de nieuwe aanplant, het aanplanten van nieuwe wijnstokrassen, rooimaatregelen, beperking van de opbrengst, verbod op irrigatie, controle op de opbrengst van verwerking, toepassing van oenologische methodes ter verbetering van de kwaliteit, enz.

2.4.10. Daarom mogen de criteria voor de vaststelling van verminderingscoëfficiënten niet uitsluitend gebaseerd zijn op marktelementen, maar moeten zij voornamelijk op andere sociale, economische en culturele factoren berusten.

2.4.11. De meest recente gegevens over de produktie en het areaal van iedere lid-staat met betrekking tot de oogstjaren 1989-1992 zijn opgenomen in bijlage III.

2.4.12. De termijn voor het doorvoeren van aanpassingen is uiterst kort, waardoor de pijnlijke consequenties van deze maatregelen nodeloos geaccentueerd zullen worden. De afzonderlijke lid-staten wordt echter niet de mogelijkheid geboden om de termijnen naar gelang van de sociaal-economische omstandigheden in de diverse regio's te verlengen ten einde deze impact wat te ondervangen.

2.4.13. In het voorstel wordt wel ingegaan op de milieuproblematiek, maar is geen sprake van een regeling m.b.t. flankerende maatregelen bij bedrijfsbeëindiging. Evenmin wordt rekening gehouden met de uitzonderlijke omstandigheden in bepaalde gebieden, b.v. sommige streken in Zuid-Europa, waar geen alternatieve teelten bestaan en waar bebossing in het gunstigste geval een oplossing voor milieuproblemen kan bieden, maar geen duurzaam inkomensalternatief voor de bevolking betekent. Daarom dienen de middelen van de structuurfondsen in de toekomst gerichter en efficiënter t.b.v. deze regio's te worden ingezet.

2.4.14. Het voorstel van de Commissie komt in de praktijk neer op vermindering van het wijnbouweareaal in de Gemeenschap als belangrijkste maatregel voor totstandbrenging van een marktevenwicht. Alhoewel deze maatregel vèrreikende consequenties zal hebben, wordt nauwelijks rekening gehouden met de economische en maatschappelijke gevolgen en de milieu-invloed ervan. Veel wijnbouwregio's in Zuid-Europa zullen hun bevolking bij gebrek aan alternatieven zien wegtrekken, waardoor het gevaar van erosie, woestijnvorming, verarming van de bevolking, ontvolking van het platteland en het ontstaan van zeer arme regio's toeneemt.

Bovendien getuigt het van weinig coherentie om een aanzienlijke verhoging van de rooipremie (7 000 ecu in de regio's waar een regionaal programma wordt uitgevoerd) te blijven voorstellen, terwijl het streefcijfer voor definitieve rooi van wijnbouwareaal in het voorstel van 11 mei 1994 sterk is teruggeschroefd en nu op het in de afgelopen vijf jaar d.m.v de huidige premie bereikte niveau ligt (60 000 ha per jaar).

2.4.15. Volgens het voorstel van de Commissie wordt de steun voor verplichte distillatie en voor bijprodukten van de wijnbereiding sterk beperkt, waardoor er slechts een zeer restrictieve conjuncturele distillatie zal zijn. Er komt een vast referentiesysteem dat geen verband houdt met de situatie en de ontwikkeling van de markt. Verder wordt geen rekening gehouden met de kwaliteitsverbetering die kan worden verkregen door uitbreiding van bijprodukten van de wijnbereiding, en wordt ook niet gesproken over andere maatregelen, zoals steun voor opslag, vrijwillige distillatie en steun voor de bereiding van most.

2.4.16. Tijdens de onderhandelingen die voorafgingen aan de ondertekening van de GATT-overeenkomsten ("Jumbo-Raad") zijn de Commissie en de Raad overeengekomen dat de sectoren waar nog hervormingen moeten plaatsvinden, aan dezelfde begrotingsregels worden onderworpen als de sectoren die al hervormingen hebben ondergaan; dit betekent dat hiervoor méér communautaire begrotingsmiddelen zijn uitgetrokken en de Europese Unie alle kosten ervan draagt, terwijl voor de wijnbouwsector juist het tegenovergestelde wordt voorgesteld.

2.4.17. Tegen de achtergrond van de totstandbrenging van de Europese Unie is het niet mogelijk akkoord te gaan met een sectorale hervorming die gebaseerd is op maatregelen welke de confrontatie tussen Noord en Zuid versterken en de economische kloof accentueren, aangezien dit niet alleen een gevaarlijk precedent zou scheppen, maar vooral ook het convergentieproces van de lid-staten in de richting van de Europese Unie zou belemmeren.

3. Alternatieve voorstellen

3.1. Algemene opmerkingen

3.1.1. Zoals in het advies van het Economisch en Sociaal Comité reeds wordt gezegd, is het voorstel van de Commissie wellicht voorbarig, aangezien er geen grondig onderzoek is verricht naar de marktsituatie, noch naar de verwachte ontwikkeling in de komende jaren, met name wat het verbruik betreft. Dit zou ertoe kunnen leiden dat na een bijzonder pijnlijk hervormingsproces, waarbij 20 % van het areaal wordt opgeofferd, moet worden vastgesteld dat de schattingen te negatief waren en er in plaats van overschotten tekorten zijn.

3.1.2. Wanneer de situatie op de internationale wijnbouwmarkt onveranderd blijft of wanneer het wijnbouwareaal in de wereld zelfs toeneemt, is het voorstel schadelijk voor de positie van de Europese wijnbouwproducenten op de wereldmarkt en in het voordeel van derde landen waar de wijnbouw een duidelijke groei doormaakt, aangezien de vraag in sommige Europese regio's stijgt.

3.1.3. De beschrijving die in de Overwegingen van het Commissiedocument van de overschottensituatie wordt gegeven lijkt niet met harde cijfers te kunnen worden onderbouwd; dit blijkt uit een aantal onderzoeken van Europese universiteiten, waarin geschat wordt dat de werkelijke overschotten duidelijk onder de aangegeven cijfers liggen en minder dan 30 miljoen hectoliter bedragen.

3.1.4. Een andere reden waarom het voorstel te vroeg is gekomen, is de bijzondere situatie waarin de Europese Unie zich momenteel bevindt nu het aantal lid-staten binnen een jaar van 12 tot 16 zal toenemen. Aangezien het bij deze landen niet om wijnproducenten, maar om potentiële consumenten met bovendien een grote koopkracht gaat, zal de vraag ongetwijfeld toenemen, waardoor de overschotten zullen dalen. Een vergelijkbaar effect is te verwachten van de beëindiging van de Uruguay-ronde en de ondertekening van de GATT-overeenkomsten, die de internationale handelsbetrekkingen grondig zullen veranderen en de wereldhandel aanzienlijk zullen doen toenemen. Om de afzet van wijnbouwprodukten te bevorderen, moet de Unie daarom een echt handelsbeleid ontwikkelen en zich de middelen verschaffen om deze produkten concurrerender te maken.

3.2. Nationale referentiehoeveelheden

3.2.1. Een aantal Europese regio's is bijzonder benadeeld door de keuze van de referentiejaren, aangezien er in deze jaren een buitengewone droogte heerste en er in veel gevallen minder dan de helft van de gemiddelde hoeveelheid regen viel, met alle negatieve gevolgen van dien.

3.2.2. Net als bij de andere GMO's moeten bij de vaststelling van de nationale referentiehoeveelheden naast cijfers over verbruik en verwerking ook cijfers die uitsluitend betrekking hebben op de produktie zelf, zoals cijfers over de opbrengst, in aanmerking worden genomen.

3.2.3. De communautaire referentiehoeveelheid, die door de Commissie als streefcijfer voor het bereiken van het marktevenwicht in de wijnbouwsector wordt gebruikt, moet worden uitgedrukt in natuurlijk alcohol-volumegehalte, en niet in hectoliters.

3.2.4. Tegelijkertijd moet de invoering worden overwogen van een correctiefactor waarmee de referentiehoeveelheden naar gelang van de opbrengst per oppervlakte-eenheid worden gedifferentieerd, zodat de beperkende maatregelen van de diverse lid-staten geen ongelijkmatige resultaten opleveren.

3.2.5. De manier waarop de Commissie de referentiehoeveelheden wil vaststellen, staat lijnrecht tegenover de gebruikelijke methodes om de wijnoverschotten te reguleren, nl. via distillatie, waarbij voor grotere produktiviteit navenant zwaardere sancties gelden. Het lijkt niet logisch om grotere inspanningen te vergen van degenen die per oppervlakte-eenheid minder produceren.

3.3. Programma's voor aanpassing van de wijnbouwsector

3.3.1. Opbrengstbeperkende maatregelen

3.3.1.1. De basismethode om de produktie zodanig te beperken dat de referentiehoeveelheid wordt bereikt, zou de beperking van de opbrengst per hectare moeten zijn. Bij beperking van de opbrengst kan, anders dan bij rooimaatregelen, rekening worden gehouden met de wijnbouwtraditie van bepaalde regio's en kunnen ongewenste effecten van beëindiging van de wijnbouwactiviteit worden voorkomen.

3.3.1.2. De produktie kan ook verminderd worden door druiven in het kader van de meerjarige regionale programma's onrijp te plukken en aldus buiten de oogst te houden. Dit maakt het mogelijk de produktie te reguleren, een eeuwenoud landschap in stand te houden en de schadelijke gevolgen van erosie te voorkomen.

3.3.1.3. Vermindering van de produktie moet recht geven op compensatie van de inkomens in de vorm van een premie per hectare wijnbouwareaal. Deze premie moet definitieve rooi stimuleren en even hoog zijn als het verlies van inkomsten uit de wijnbouw.

3.3.1.4. Het meten van de inkrimping van de produktie in opbrengst per hectare uitgedrukt in % vol en per hectoliter is aanvaardbaar, aangezien deze methode in de marktordening wordt gebruikt om de voor distillatie uit te keren bedragen te berekenen. Ook door het EOGFL verkochte distillatieprodukten worden in alcoholpercentages gemeten.

3.3.2. Vrijwillige beperking van het wijnbouwareaal

3.3.2.1. Rooimaatregelen moeten altijd een vrijwillig karakter hebben en moeten gepaard gaan met de toekenning van een premie op basis van een referentiebedrag per hectare, dat aan de hand van de gemiddelde nationale opbrengst wordt vastgesteld. Deze premie moet in één keer aan de wijnproducent worden uitgekeerd in het jaar dat de rooimaatregelen hebben plaatsgevonden, en de toekenning ervan mag niet leiden tot verlies van het recht op andere vormen van steun of vergoeding in het kader van de hervorming van het GLB, dan wel op de begeleidende maatregelen bij deze hervorming.

3.3.2.2. Het gemiddelde premiebedrag dient in alle regio's gelijk te zijn aan het huidige gemiddelde bedrag, aangezien het streefcijfer voor de rooi (definitieve rooi van 60 000 ha per jaar) enigszins onder het in de afgelopen vijf jaar geconstateerde, via de huidige premie bereikte niveau ligt (62 000 ha per jaar).

3.3.3. Termijn voor herbeplanting

3.3.3.1. De termijn waarin van het recht op herbeplanting gebruik kan worden gemaakt, zou moeten worden uitgebreid tot ten minste 15 jaar gerekend vanaf het moment waarop de oude wijnaanplant is gerooid, aangezien op deze manier wordt bijgedragen tot vermindering van de opbrengst en herstel van het marktevenwicht. Dit recht mag uitsluitend worden overgedragen aan een ander bedrijf in dezelfde wijnbouwregio om ongelijkheden tussen de regio's te voorkomen.

3.3.4. Oenologische procédés en behandelingen

3.3.4.1. Mengsels van wijnen :

Mengsels van rode en witte wijn in de juiste verhouding moeten in de GMO definitief, en dus niet bij wijze van uitzondering, worden toegestaan in landen waar deze methode van oudsher gebruikelijk is, op voorwaarde dat het aldus verkregen produkt voldoet aan de vereisten die voor rode tafelwijn gelden. Hierdoor zal de vraag naar witte wijn, waarvan in de meeste gevallen een overschot bestaat, gestimuleerd worden.

3.3.4.2. Kunstmatige verhoging van het natuurlijke alcoholgehalte :

Verrijking is een duidelijke stimulans voor produktieverhoging en veroorzaakt aldus een belangrijk marktverstorend effect, omdat het hierdoor mogelijk wordt kunstmatig en tegen lagere kosten een bepaald alcoholgehalte te bereiken.

In traditionele wijnbouwregio's waarin het minimum alcoholgehalte als gevolg van weersomstandigheden niet gehaald kan worden, zou het tekort aan alcohol moeten worden aangevuld via natuurlijke verrijking met geconcentreerde most. Zo kan het alcoholoverschot worden gebruikt om het alcoholtekort van de sector te compenseren. Het prijsverschil tussen saccharose en geconcentreerde most moet worden weggewerkt via een steunregeling voor geconcentreerde most, die moet gelden totdat de markt in evenwicht is.

Alleen al de vervanging van saccharose door gerectificeerde geconcentreerde most kan er volgens het Internationaal Wijnbureau toe leiden dat 20 miljoen hectoliter wijn, d.w.z. het grootste deel van het communautaire overschot, van de markt verdwijnt.

3.3.5. Interventies en andere maatregelen ter sanering van de markt

3.3.5.1. Gezien de aard van de overschotten en het feit dat zij in communautair verband ontstaan, moet het wegwerken ervan door alle lid-staten gesteund worden. Vaststelling van de te distilleren hoeveelheid moet gebeuren via een globaal communautair quotum, dat verdeeld wordt aan de hand van de opbrengst per bedrijf en de inkomsten van de landbouwers. Daar alle wijn op de interne markt terechtkomt (grondbeginsel van het Unieverdrag), is een regionale aanpak ongewenst. Hierdoor zouden spanningen tussen de verschillende wijnbouwregio's ontstaan.

3.3.5.2. Verplichte en vrijwillige distillatie moet onder normale omstandigheden gehandhaafd blijven zolang andere maatregelen om de markt in evenwicht te brengen niet het gewenste effect sorteren. De te distilleren hoeveelheid bijprodukten van de wijnbereiding zou niet meer dan 15 % mogen bedragen; dit zou voor alle soorten wijn moeten gelden. Hierdoor zullen de overschotten afnemen en zal de produktkwaliteit verbeteren.

3.3.5.3. Er moet de nodige steun worden verleend om ervoor te zorgen dat de vraag naar voor consumptie bestemde alcoholische dranken op basis van wijn, momenteel ongeveer 15 miljoen hectoliter, op hetzelfde peil blijft. Zo kan deze subsector blijven concurreren.

3.3.5.4. De verplichte distillatie moet gelden voor alle wijnen, dus zowel tafelwijnen als V.Q.P.R.D.'s. Er moet echter wel worden voorzien in de mogelijkheid, de V.Q.P.R.D.'s vrij te stellen van quota en te vervangen door tafelwijn. M.b.t. bijprodukten uit bepaalde eilandgebieden kan een hoeveelheid uit de markt worden genomen die overeenkomt met de voor verplichte distillatie bestemde hoeveelheid wijn.

3.3.5.5. Vrijwillige distillatie moet beschouwd worden als een aanvulling op de verplichte distillatie. Daarom moet er een hogere premie voor worden uitgekeerd zodat vrijwillig distilleren aantrekkelijker wordt.

3.3.5.6. Conjuncturele distillatie is zinloos als ter aanvulling van verplichte distillatie een vrijwillige distillatieregeling wordt vastgesteld.

3.3.5.7. Wat de sanctieregeling betreft : strafmaatregelen dienen in juiste verhouding te staan tot de opbrengst per bedrijf.

3.3.6. De alcoholmarkt

3.3.6.1. De markt van gedistilleerde dranken voor consumptiedoeleinden (brandewijn, likeurwijnen, enz.) garandeert volgens officiële gegevens een afzet van minstens 15 miljoen hectoliter.

3.3.6.2. Deze hoeveelheid dient buiten het overschotcijfer te blijven, omdat zij deel uitmaakt van een subsector met specifieke eigenschappen, waarvoor speciale beheersmaatregelen dienen te gelden. Door deze maatregelen zou niet alleen de markt voor gedistilleerde alcohol moeten worden versterkt, maar zou het ook mogelijk moeten worden gedistilleerde alcohol te gebruiken daar waar momenteel met name industriële alcohol, die van minder goede kwaliteit is, wordt gebruikt.

3.3.6.3. De vraag naar gedistilleerde alcohol zou daarmee stijgen. Momenteel wordt er vrijwel uitsluitend gedistilleerd in het kader van de verplichte distillatie. Door genoemde stijging zal ook de vraag naar most en wijn op de vrije markt toenemen, hetgeen de wijnbouwsector uitermate ten goede zou komen.

3.3.7. Financiering

3.3.7.1. In overeenstemming met het beginsel van financiële solidariteit en de GATT-akkoorden moet de financiering van alle interventiemaatregelen volledig ten laste van het Gemeenschapsbudget komen.

3.3.7.2. Nationale steun mag niet worden toegestaan, omdat dit tot concurrentiedistorsies zou leiden.

4. Conclusies

Preambules: Het Comité van de Regio's respecteert de traditionele wijnbouwgebieden in alle lid-staten van de Gemeenschap. Wijnbouw maakt deel uit van de cultuur van een regio en is ingebed in het sociaal-economische en politieke leven van de regio.

Het Comité dringt erop aan dat het wijnbouwbeleid beter wordt afgestemd op de specifieke kenmerken van de diverse wijnbouwgebieden en gecooerdineerd wordt met het regionale structuurbeleid en de begeleidende maatregelen van de hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid.

a) Voordat er voorstellen worden ingediend moet uitvoerig gekeken worden naar het evenwicht tussen bestedingen en beschikbare middelen en naar het effect dat de op handen zijnde uitbreiding van de Europese Unie en de afbraak van de douanetarieven in het kader van de GATT op de sector kan hebben. De Unie moet in dit verband alle mogelijkheden onderzoeken om de wijnbouw concurrerender te maken.

b) Rooiing van wijngaarden als verplichte maatregel moet worden verworpen, omdat dit ernstige nadelige gevolgen zou hebben voor samenleving, milieu, economie en landschap in de gehele Europese Unie.

c) In de plaats daarvan zouden de volgende maatregelen moeten worden toegepast :

- tijdelijke rooi,

- vervanging van de wijnstokken door kwalitatief betere soorten,

- invoering van een algemeen programma waarmee het instrument van de verwerking van wijn op regionaal en multisectoraal niveau aan de nieuwe economische context wordt aangepast.

d) De nationale referentiehoeveelheden moeten berekend worden aan de hand van een reductiecoëfficiënt waarin niet alleen rekening wordt gehouden met marktcriteria, maar ook met sociale, economische en culturele factoren en met de opbrengsten per oppervlakte-eenheid.

e) Indien produktieregulering nodig is, moet worden uitgegaan van maximale hectare-opbrengsten, berekend op basis van de gemiddelde opbrengst in de Europese Unie. Hierbij moet rekening worden gehouden met bijzondere omstandigheden in probleemgebieden en minder produktieve regio's en moet een premie voor opbrengstverlies per bebouwd areaal worden vastgesteld.

f) Verrijking zou moeten gebeuren door gerectificeerde, geconcentreerde druivemost toe te voegen, zodat de eigenschappen van de verkregen wijn identiek blijven. De steun voor de produktie van gerectificeerde most mag niet afnemen, maar moet op hetzelfde peil blijven.

g) Totdat een produktie-evenwicht is bereikt, moeten er in de geest van het GLB distillatiemaatregelen worden genomen die niet tot inkomensverlies mogen leiden. Er moet evenwel ook worden voorzien in de mogelijkheid om in het kader van regionale programma's voor de aanpassing van de wijnbouw maatregelen te treffen voor de tijdelijke opslag van een deel van de oogst, ten einde de beschikbare hoeveelheden te kunnen reguleren en voor een aanpassing van het aanbod aan de vraag te kunnen zorgen.

h) De bijprodukten van de wijnbereiding mogen voor alle lid-staten niet meer dan 15 % van de totale produktie uitmaken. Dit dient voor alle soorten wijn te gelden, zowel tafelwijnen als V.Q.P.R.D.'s.

i) Bij alle steun en compensatie die de Europese Unie aan de producenten verleent, moet worden uitgegaan van de hectare-opbrengst per bedrijf, berekend per % vol en per hectoliter.

j) De financieringsmaatregelen ter regulering van de sector moeten net als in andere sectoren volledig betaald worden door het EOGFL-Garantie, waarbij het beginsel van financiële solidariteit in acht moet worden genomen. De door het Europees Parlement voor de wijnbouwsector vastgestelde begrotingsmiddelen moeten ook werkelijk worden gebruikt, en wel in ongeveer dezelfde mate als het totale budget van het EOGFL-Garantie, d.w.z. gemiddeld 3 % meer of minder dan de ramingen. De omvang van de EOGFL-uitgaven voor de wijnbouwsector moet geleidelijk worden opgetrokken tot de bijdrage die de wijnbouw qua omzet, werkgelegenheid en deviezen tot de landbouweconomie levert.

k) De markt voor gedistilleerde dranken voor consumptiedoeleinden moet gezien worden als een subsector die een echte afzetmarkt voor wijnbouwprodukten vormt. Er zouden maatregelen moeten worden genomen om de bevoorrading van deze markt, los van de overschotten van de wijnbouwproduktie, te garanderen.

l) Het beleid van de lid-staten inzake accijnzen op wijnen dient te worden geharmoniseerd. De belastingdruk moet worden verminderd en er moeten nog andere maatregelen worden genomen om een gematigde consumptie van wijn te stimuleren. Daarbij kan worden geattendeerd op de gastronomische en culturele waarden van wijn en op de gunstige effecten ervan op de gezondheid.

m) Oprichting van sectorale en producentenorganisaties is van fundamenteel belang voor het bereiken van een evenwicht in de sector.

n) Het vrijwillig uit produktie nemen van wijnbouwareaal dient voor 100 % te worden gecompenseerd door uitkering van een premie in het jaar van rooiing; hiermee mag de landbouwer evenwel niet het recht op allerlei soorten steun in het kader van de hervorming van het GLB verspelen. Het premiebedrag dient gerelateerd te zijn aan het in het onderhavige voorstel genoemde streefcijfer voor definitieve rooi van wijnbouwareaal, en moet dus t.o.v. het huidige bedrag onveranderd blijven.

o) Hervorming van de GMO voor de wijnbouw mag niet ten koste gaan van de regio's met de grootste ontwikkelingsachterstand.

p) De bestaande indeling in zeven wijnbouwzones dient te worden gehandhaafd, zodat via gedifferentieerde regelingen rekening kan worden gehouden met de uiteenlopende natuurlijke produktieomstandigheden.

q) Hybride wijnstokrassen moeten worden toegelaten voor de produktie van V.Q.P.R.D.-wijnen.

r) Het wijnbouwkadaster wordt als de onmisbare basis beschouwd voor het uitoefenen van de nodige controle op de marktordening in de wijnbouwsector. Uitbreiding van dit systeem op dure geografische referentiegrondslagen wordt ongewenst geacht.

Er zijn overigens niet voldoende maatregelen genomen om dit kadaster voortdurend bij te werken.

De groep van gespecialiseerde controleurs van de Gemeenschap moet voldoende personeel krijgen en paritair worden samengesteld uit vertegenwoordigers van de nationale overheidsdiensten en van de Commissie, zodat het de haar in Verordening (EEG) nr. 2048/89 opgedragen taken kan vervullen.

Commissie 2 van het Comité van de Regio's verzoekt de Raad te onderzoeken in hoeverre de wijnmarktordening in haar geheel, en de produktievoorschriften en de boekhoudings- en meldingsplicht in het bijzonder, vereenvoudigd kunnen worden.

Brussel, 15 november 1994.

De voorzitter

van het Comité van de Regio's

Jacques BLANC

() Doc. COM(91) 100 def. en doc. COM(91) 258 def.

() Doc. COM(93) 380 def.

() Doc. COM(94) 117 def.

() Doc. EP(206) 935 def. Rapporteur : de heer Sierra Bardaji.

() Doc. CES 231/94. Rapporteur : de heer Kienle.

BIJLAGE I

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE II

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE III

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE IV

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Top