EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51994IE0236

INITIATIEFADVIES VAN HET ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITE over de opheffing van de juridische belemmeringen voor het gebruik van de ecu

PB C 133 van 16.5.1994, p. 36–41 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

51994IE0236

INITIATIEFADVIES VAN HET ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITE over de opheffing van de juridische belemmeringen voor het gebruik van de ecu

Publicatieblad Nr. C 133 van 16/05/1994 blz. 0036


Advies over de opheffing van de juridische belemmeringen voor het gebruik van de ecu (94/C 133/12)

Het Economisch en Sociaal Comité heeft op 29 juni 1993 besloten, overeenkomstig de bepalingen van artikel 20, vierde alinea, Reglement van Orde, een advies op te stellen over de opheffing van de juridische belemmeringen voor het gebruik van de ecu.

De Afdeling voor economische, financiële en monetaire vraagstukken, die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 8 februari 1994 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Meyer-Horn.

Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 313e Zitting (vergadering van 23 februari 1994) het volgende advies uitgebracht, dat met algemene stemmen is goedgekeurd.

1. Inleiding

1.1. De Commissie heeft de Raad op 23 december 1992 een Witboek (1) over de opheffing van de juridische belemmeringen voor het gebruik van de ecu voorgelegd.

In dit Witboek dringt de Commissie er bij de lid-staten op aan, ervoor te zorgen dat de ecu de wettelijke hoedanigheid van vreemde valuta krijgt, en maatregelen te nemen ten aanzien van het gebruik van de ecu:

- in privaatrechtelijke contracten (b.v. betalingsclausules in ecu's);

- in rechterlijke uitspraken, op grond van het bestaande procesrecht;

- bij de organisatie en bedrijfsvoering van ondernemingen (b.v. vermelding van prijzen in ecu's, boekhouding in ecu's);

- in het douane- en belastingwezen (b.v. belastingbetaling in ecu's).

1.2. De Commissie pleit in haar Witboek dus niet zozeer voor een regeling van Gemeenschapswege, maar laat het aan de lid-staten over om - afhankelijk van hun specifieke rechtskader - de door hen geschikt geachte maatregelen te nemen die ervoor moeten zorgen dat niemand er als gevolg van wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van wordt weerhouden, de ecu te gebruiken (punt 40).

1.3. De Commissie herinnert er in haar Witboek aan dat:

- de Europese Raad zich ervoor heeft uitgesproken, het gebruik van de ecu op grotere schaal te bevorderen (Dublin, 25/26 juni 1990);

- het Europees Monetair Instituut tot taak heeft, het gebruik van de ecu te vergemakkelijken en toe te zien op de ontwikkeling van de ecu, met inbegrip van de goede werking van het ecu-verrekeningssysteem (art. 109 F, lid 2).

1.3.1. Gebruikmaking op grotere schaal van de ecu al tijdens de overgangsfase zou volgens de Commissie de invoering van de ecu als zelfstandige en enige munt in de Gemeenschap (art. 109 L, lid 4) in de derde fase vergemakkelijken.

1.3.2. De Commissie beschouwt de overgang naar één munt als een gecompliceerde zaak, waarvoor bijzondere voorbereidingen dienen te worden getroffen. Daarom moeten burger, bedrijfsleven en overheid de mogelijkheid krijgen, zonder daarbij gehinderd te worden door regelgeving, tevoren ervaring op te doen met het gebruik van de ecu (punt 74).

1.4. De Commissie heeft in haar Witboek de aard van de juridische belemmeringen voor het gebruik van de ecu beschreven en deze in een 78 bladzijden omvattende bijlage opgesomd. Het Witboek is gebaseerd op een enquête onder banken en ondernemingen alsmede op een eind 1991 afgesloten grote studie van diverse duizenden bladzijden (punt 16).

2. Algemene opmerkingen

2.1. Ecu - Status als buitenlandse munteenheid

2.1.1. Het gebruik van de ecu laat zich niet alleen door het wegnemen van belemmeringen van juridische aard bevorderen. De ecu blijft tijdens de overgangsfase van de Economische en Monetaire Unie een mandvaluta waaraan nogal wat nadelen en risico's kleven. De Commissie wijst er zelf terecht op dat de ecu tijdens de overgangsfase niet altijd de beste transactievaluta is (punt 74). Een vertrouwenwekkende voorlichting van de bevolking over de huidige en toekomstige ecu lijkt dan ook zinvol (zie par. 2.3.2).

2.1.1.1. Opheffing van de juridische belemmeringen voor het gebruik van de ecu is echter een stap in de goede richting. Wil men namelijk over enkele jaren de ecu als enige valuta invoeren, dan kan men het gebruik van zijn voorloper, de ecu als mandvaluta, niet kort daarvoor nog eens belemmeren. Overeenkomstig artikel 109 L, lid 4, van het Verdrag betreffende de Europese Unie moet de ecu "spoedig" na het ingaan van de derde fase worden ingevoerd. De opheffing van juridische belemmeringen mag echter niet zo ver gaan dat de ecu al tijdens de overgangsperiode de status van wettig betaalmiddel wordt gegeven. Dat zou namelijk niet verenigbaar zijn met het feit dat de nationale centrale banken tot het ingaan van de derde fase zonder beperkingen zelfstandig blijven. Tijdens de overgangsperiode blijven de nationale centrale banken immers als enige bevoegd en verantwoordelijk voor de op het grondgebied van hun land geldende wettige betaalmiddelen.

2.1.1.2. Uitgangspunt voor het wegnemen van de juridische belemmeringen voor het gebruik van de ecu is volgens de Commissie terecht het feit dat de ecu in geen enkel land de hoedanigheid van wettig betaalmiddel heeft en als zodanig in omloop wordt gebracht (de in België en Ierland uitgegeven ecu-munten hebben weliswaar de hoedanigheid van wettig betaalmiddel gekregen, maar zijn in omvang zo beperkt dat het in feite munten zijn voor verzamelaars) (punt 18). In een aantal landen heeft de ecu de wettelijke hoedanigheid van buitenlandse munt gekregen: de jure (I, P, B, L, Gr, F, E) of de facto (DK, IRL, NL).

In Groot-Brittannië is met betrekking tot de ecu weliswaar geen bijzondere wettelijke regeling van kracht, maar mag deze wel als valuta worden gebruikt. In de Bondsrepubliek wordt de ecu uitsluitend als rekeneenheid beschouwd. De Bundesbank heeft evenwel medegedeeld (2) dat kredietinstellingen in de Bondsrepubliek ecu-rekeningen mogen voeren en ecu-leningen mogen verstrekken.

2.1.1.3. Indien de ecu in alle lid-staten officieel de status van vreemde munt zou worden toegekend, dan zouden daarmee tal van juridische belemmeringen voor het gebruik van de ecu wegvallen (punt 51). Deze opmerking van de Commissie is op zich juist. Het is evenwel de vraag of daarmee alleen al het gebruik van de ecu zal toenemen.

2.1.2. Gebruik van de ecu op grotere schaal tijdens de overgangsperiode veronderstelt dat niet alleen de juridische belemmeringen worden weggenomen. Het "aarzelende" gebruik van de ecu is namelijk vooral het gevolg van de kosten en het koersrisico bij het omwisselen van nationale valuta in ecu's en vice versa.

2.2. Wisselkoersrisico van de ecu

2.2.1. De economische belemmeringen voor het gebruik van de ecu kunnen niet met voorschriften worden weggenomen.

2.2.1.1. De risico's die aan het gebruik van de ecu - evenals aan het gebruik van andere valuta's - kleven, zijn voor het brede publiek zichtbaar geworden in de sinds augustus vorig jaar opgetreden veranderingen in de wisselkoersverhoudingen van de afzonderlijke valuta's ten opzichte van de ecu, in de beroering op de deviezenmarkten in het najaar van 1992 en de zomer van 1993, alsook in het besluit van de ministers van financiën en de presidenten van de centrale banken van 2 augustus 1993 om de bandbreedte voor de wisselkoersschommelingen binnen het EMS op in totaal 15 % boven en onder de spilkoers te brengen.

2.2.1.2. Het koersrisico van de ecu - evenals in het algemeen van de valuta's van de andere EU-landen - zal pas dan afnemen wanneer sprake is van meer convergentie van de macro-economische indicatoren. Tegen de achtergrond van de huidige recessie en omvangrijke werkloosheid is meer convergentie binnen afzienbare tijd alleen te bereiken indien de nodige politieke wil daartoe aanwezig is. Het Comité heeft hierop gewezen in zijn advies over het te voeren beleid tijdens de overgangsfase van de Economische en Monetaire Unie (3) en in dat verband expliciet op drie voorwaarden gewezen:

2.2.1.2.1. betere coördinatie van de economische politiek van de lid-staten in EG-verband;

2.2.1.2.2. intensief multilateraal toezicht op EG-niveau;

2.2.1.2.3. onderlinge afstemming van de convergentie- en herstelprogramma's.

2.2.2. Zolang nog niet aan de in par. 2.2.1.2 genoemde voorwaarden is voldaan, hoeft er niet op te worden gerekend dat de particuliere huishoudingen meer belangstelling voor het gebruik van de ecu aan de dag zullen leggen. De Commissie heeft er daarom goed aan gedaan om in deze situatie geen maatregelen voor te stellen om de toepassing van de ecu op geforceerde wijze te stimuleren. Dat zou namelijk tot misleiding en teleurstellingen kunnen leiden, wat afbreuk zou doen aan het aanzien van de ecu. Dergelijke teleurstellingen zouden ook een hypotheek leggen op de invoering, bij het ingaan van de derde fase van de Economische en Monetaire Unie, van een uniforme Europese munt, de ecu.

2.2.3. Het opruimen van de juridische belemmeringen voor het gebruik van de ecu zal daarom vooralsnog in eerste instantie de grensoverschrijdend opererende ondernemingen ten goede komen. Volgens het Witboek (punt 7) wordt de ecu in de internationale handel van de lid-staten tot nog toe slechts bij 1 à 2 % van de transacties gebruikt. Het volume uitstaande kredieten in ecu's bedroeg medio 1993 echter ca 200 miljard ecu, terwijl via de clearing dagelijks een bedrag van rond 50 miljard ecu in het ecu-betalingsverkeer wordt verrekend.

2.2.4. Van toenemende betekenis is echter het gebruik van de ecu voor verrekeningssystemen van internationale organisaties, zoals Eurocontrol voor de luchtverkeersbegeleiding, Amadeus voor het boeken van vliegtickets en hotels, alsook UIC voor interne verrekening tussen de Europese spoorwegmaatschappijen, die voor dat doel hun kilometertarief ieder jaar in ecu's vastleggen. Volgens de databank van D.-G. II-D/2 van de Commissie bedraagt b.v. de omzet van de verrekeningssystemen 2 150 miljoen ecu in het geval van Eurocontrol en 7 500 miljoen ecu in het geval van de UIC (4). Meer dan 35 % van de uitgaven in het kader van de EG-begroting (ca. 70 miljard ecu) werden in 1993 in ecu's afgewikkeld (in 1987 minder dan 6 %).

2.3. Voorlichting van de bevolking en vertrouwen in de ecu

2.3.1. Als aanvulling op het Witboek over de juridische belemmeringen voor het gebruik van de ecu adviseert het Comité, de Europese burger tijdens de sedert 1 januari jl. aangevangen overgangsperiode op adequate en begrijpelijke wijze over de Economische en Monetaire Unie te informeren (5). De burgers zouden, vooral in de vorm van folders en brochures, een antwoord moeten krijgen op vragen die met name verband houden met:

2.3.1.1. de consequenties van de Economische en Monetaire Unie voor het dagelijks leven van de particuliere huishoudingen;

2.3.1.2. de voordelen en risico's in verband met het gebruik van de ecu tijdens de overgangsperiode;

2.3.1.3. de praktische gevolgen van de vervanging van de nationale munt door een uniforme Europese munt tijdens de derde fase, in het bijzonder met betrekking tot de bankbiljetten- en muntencirculatie, de prijsaanduiding, het aanhouden van rekeningen bij banken, het emitteren en te gelde maken van effecten alsook de boekhouding.

2.3.2. Het Europese Monetair Instituut zou geraadpleegd moeten worden wanneer de Commissie de in par. 2.3.1 bedoelde voorlichting van de bevolking, in samenwerking met de bevoegde instanties van de lid-staten, gaat voorbereiden.

2.3.3. Het lijkt zaak dat het Europees Monetair Instituut (EMI) op de hoogte wordt gesteld van de maatregelen die de lid-staten willen nemen om de juridische belemmeringen voor het gebruik van de ecu weg te nemen. Dit geldt in het bijzonder voor het prudentiële toezicht op ecu-risico's van kredietinstellingen (zie par. 3.1.2).

2.3.4. De bevolking moet ook worden voorgelicht over de verschillende mogelijkheden voor het gebruik van de mandvaluta-ecu tijdens de overgangsperiode, met alle risico's (zie par. 2.2.2 en 3.1.7.3) maar ook alle voordelen van dien.

2.3.4.1. Tot de voordelen moet worden gerekend dat de mandvaluta-ecu overeenkomstig artikel 109 L, lid 4, op de aanvangsdatum van de derde fase in de verhouding van 1:1 wordt omgezet in een zelfstandige EG-munt, terwijl de omrekeningskoers van de afzonderlijke nationale valuta's tot het einde van de overgangsperiode onzeker blijft. Het is dus de bedoeling dat de ecu, die thans weliswaar nog maar een mandvaluta is, dan juridisch wordt omgezet in de ecu van de derde fase. Worden tijdens de overgangsperiode middelen in langer lopende, in ecu luidende obligaties (6) belegd, dan verzekert men er zich van dat rente en aflossing bij dergelijke effecten tijdens de derde fase geschieden in de toekomstige Europese ecu-munt, en wel in de verhouding 1:1 ten opzichte van de huidige ecu.

2.3.4.2. Een, zij het minder bekend, voordeel is ook dat de valutasamenstelling van de ecu-mand tijdens de tweede fase overeenkomstig artikel 9 G van het Verdrag van Maastricht wordt "bevroren". De bedragen aan nationale valuta's in de ecu veranderen dan ook niet meer. Wel kan, afhankelijk van de ontwikkeling van de wisselkoersen, het gewicht van de afzonderlijke valuta's (en daarmee ook hun procentuele aandeel in de valutamand) nog veranderen. Met andere woorden: in plaats van twee risico's - verandering van de samenstelling van de mand en verandering van de wisselkoersen - is er nu alleen nog maar het wisselkoersrisico. Voor de markten wordt het zodoende gemakkelijker gemaakt om ecu-tegoeden te creëren of van de hand te doen doordat zij - onveranderd blijvende - deelbedragen in de ecu-valutamand verwerven of juist van de hand doen (7).

2.3.4.3. Een verdere toepassing van de ecu als mandvaluta tijdens de overgangsperiode vloeit voort uit de verplichting voor de lid-staten, de aan de Structuurfondsen toekomende bijdragen ten laste van de begroting van de Gemeenschap in ecu's te betalen, en de definitieve toewijzingen uit deze fondsen eveneens weer in ecu's aan de ontvangers in de lid-staten door te geven. In verband met deze grotere, in ecu's luidende overdrachten nemen de behoefte aan ecu's en daarmee ook de verrekeningsmogelijkheden toe. Dit zou wellicht ook kunnen leiden tot een grotere belangstelling van de kant van de lid-staten om belastingbetaling in ecu's mogelijk te maken (zie par. 3.3.2 en 3.3.3).

3. Opmerkingen over de voorstellen

3.1. De ecu als betaalmiddel, bij het afsluiten van hypotheken en in het procesrecht

3.1.1. Het Comité staat achter de aanbeveling van de Commissie dat alle lid-staten de ecu de wettelijke status van vreemde munt geven en er uitdrukkelijk voor zorgen (punt 49) dat:

3.1.1.1. het recht tot het sluiten van overeenkomsten in ecu's is gegarandeerd (punt 50);

3.1.1.2. in ecu's luidende waardepapieren mogen worden geëmitteerd en ecu-handelspapier van derde landen te gelde kan worden gemaakt (punt 27 en 52), alsook dat notering ter beurze van ecu-handelspapier mogelijk wordt (punt 33);

3.1.1.3. in ecu's luidende rekeningen voor zicht- en termijndeposito's mogen worden aangehouden, dat hierop rente mag worden ontvangen en dat het betalingsverkeer in ecu's mag worden afgewikkeld (punt 53).

3.1.2. Voorts lijkt het wenselijk om de regelgeving met betrekking tot het toezicht zodanig aan te passen dat in ecu's luidende risico's van kredietinstellingen en verzekeringsmaatschappijen niet achtergesteld worden ten opzichte van risico's die in andere vreemde valuta's zijn aangegaan (punt 54).

3.1.3. Tot slot zou in de voorschriften van de lid-staten met betrekking tot het gebruik van de ecu geen onderscheid meer moeten worden gemaakt tussen handelsbetrekkingen van ingezetenen en niet-ingezetenen, resp. binnen het land of grensoverschrijdend (punt 56).

3.1.4. Voorbeelden van de in par. 3.1.1 bedoelde opheffing van juridische belemmeringen voor het gebruik van de ecu zijn de Belgische wet van 12 juli 1991 (Belgisch Staatsblad van 9 augustus 1991), de Franse wet van 16 juli 1992 (Journal Officiel de la République Française van 18 juli 1992) en de Luxemburgse wet van 29 juli 1993.

3.1.4.1. Volgens bovengenoemde Belgische wet behoeven in openbare akten en overheidsdocumenten de bedragen - in afwijking van artikel 3 van de wet van 30 december 1885 - niet langer uitsluitend in Belgische franken te worden aangegeven, maar mag dat ook in ecu's of in één van de valuta's van de 24 lid-landen van de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) gebeuren.

3.1.4.2. De Franse wet heeft met name betrekking op het stimuleren van en de invoering van fiscale voordelen voor spaarregelingen voor aandelen (PEA). In artikel 14 van deze wet staat dat verplichtingen in ecu's mogen worden uitgedrukt. Vóór de inwerkingtreding van deze bepaling konden contracten tussen ingezetenen die een betaling in een vreemde valuta behelsden, beëindigd worden indien hieraan geen grensoverschrijdende transactie ten grondslag lag.

Deze wet veranderde niets aan het feit dat alleen de Franse frank wettig betaalmiddel bleef. De nieuwe wettelijk geregelde mogelijkheid veronderstelt bovendien dat hierover te voren overeenstemming tussen beide contractpartijen bereikt wordt. Uitgaande van deze voorwaarde kan het gebruik van de ecu voorts ook op het niveau van de overheid worden toegestaan, b.v. bij openbare aanbestedingen en belastingbetaling, alsook bij de emissie van staatsleningen [art. 37 van de Franse ontwerp-begrotingswet voor 1993 (punt 44)].

3.1.5. De in par. 3.1.4 genoemde Belgische en Franse wetten zijn stappen in de goede richting, maar bieden geen oplossing voor één probleem, namelijk het feit dat de wetgeving in een aantal lid-staten voorschrijft dat de betaling in bepaalde gevallen - in het bijzonder bij openbare verkopen en onroerend-goedtransacties - in contanten dient te geschieden (in bankbiljetten dus), en niet in giraal geld, namelijk door beschikking over tegoeden met behulp van een cheque of overschrijving. Aangezien de ecu in geen enkel land als bankbiljet in omloop is (zie par. 2.1.1.1), biedt de juridische gelijkstelling van de ecu aan een vreemde munt alleen dan de mogelijkheid om daadwerkelijk van de ecu gebruik te maken als betaling in giraal geld toegestaan is en over in ecu's luidende banktegoeden mag worden beschikt.

3.1.5.1. Het Europese Verdrag van 11 december 1967 inzake verplichtingen in vreemde valuta's maakt (in art. 5 van de bijlage) geen onderscheid tussen contant geld en giraal geld. In tal van landen laten de wet en de rechter evenwel het gebruik van giraal geld niet in dezelfde mate toe als dat van contant geld, tenzij zulks door de contractpartijen uitdrukkelijk is overeengekomen. Onder die omstandigheden kunnen in ecu's aangegane betalingsverplichtingen in sommige gevallen niet worden nagekomen en evenmin in rechte worden afgedwongen.

3.1.5.2. Opheffing van de juridische belemmeringen voor het gebruik van de ecu zou dan ook een welkome aanleiding voor de wetgever zijn om betaling in giraal geld en betaling in contanten algemeen gelijk te stellen. Het is immers nog altijd zo dat in sommige lid-staten betaling in contanten kan worden opgelegd wanneer de schuldeiser dat wenst of wanneer de contractpartijen daarover niets hebben geregeld. Dit lijkt in verband met het teruglopende gebruik van contanten en de voorschriften inzake de bestrijding van het witwassen van geld evenwel achterhaald.

3.1.6. T.a.v. de bepalingen betreffende het procesrecht zou ervoor moeten worden gezorgd dat in rechterlijke uitspraken betalingsverplichtingen, voor zover deze door de contractpartijen in ecu's zijn overeengekomen, in ecu's worden vastgelegd en dat de naleving ervan ook als zodanig kan worden afgedwongen. Dit laatste zou uitdrukkelijk mogelijk moeten worden gemaakt in de vorm van inpandgeving van tegoeden op ecu-rekeningen. De kosten in verband met eventuele omwisseling van ecu's in nationale munt zouden ten laste van de schuldenaar moeten komen. Deze omrekening zou dan moeten geschieden tegen de wisselkoers die gold op de dag van de rechterlijke uitspraak (zoals o.m. is voorzien in de artikelen 1018 en 1650 van het Belgische Gerechtelijk Wetboek).

3.1.7. Een verder terrein voor het gebruik van de ecu is de wettelijke mogelijkheid om in ecu's luidende hypotheken te mogen inschrijven en in ecu's luidende hypotheekleningen te mogen verstrekken. In de reeds genoemde Belgische wet van 12 juli 1991 wordt dit (in artikel 3) geregeld, alsook de modaliteiten voor de omrekening van ecu-hypotheken in nationale munt.

De wijzigingen die zich sedert het najaar van 1992 in de omrekeningskoers van de ecu ten opzichte van de nationale valuta's hebben voorgedaan, tonen evenwel aan dat in ecu's luidende hypotheken voor de schuldenaar aanzienlijke risico's met zich mee kunnen brengen wanneer de betreffende nationale valuta t.o.v. de ecu wordt gedevalueerd. De schuldenaars zouden bij de inschrijving van ecu-hypotheken en de toekenning van in ecu's luidende hypotheekleningen uitdrukkelijk op deze risico's attent moeten worden gemaakt.

3.1.7.1. In de afgelopen jaren worden in ecu's luidende hypotheekleningen en andere leningen aangeboden tegen een veel lagere rente dan bij soortgelijke leningen in nationale munt. Het feit dat sedert het najaar van 1992 een aantal valuta's ten opzichte van de ecu zijn gedeprecieerd, betekent dat de schuldenaar voor de nakoming van zijn verplichtingen (aflossing plus rente) in nationale valuta méér dan verwacht moet opbrengen. Het nadeel van deze door de depreciatie veroorzaakte extra belasting kan veel groter zijn dan het voordeel van de lagere rente, althans wanneer de schuldenaar geen inkomsten in ecu heeft en daarom voor zijn betalingen steeds eigen valuta moet omwisselen in ecu's.

3.1.7.2. Een ander, vaak veronachtzaamd nadeel van een in ecu's luidende hypotheek in eerste rang ontstaat wanneer de nationale valuta ten opzichte van de ecu wordt gedevalueerd. Omgerekend in nationale valuta kan namelijk de waarde van de in ecu's luidende hypotheek in eerste rang de marktwaarde van het object zo zeer benaderen dat geen ruimte meer over is voor een hypotheek in lagere rang.

3.1.7.3. De in par. 3.1.7.1 en 3.1.7.2 geschetste risico's van in ecu's luidende hypotheken en leningen zijn een voorbeeld van negatieve ervaringen die - met name de particuliere huishoudingen - met het gebruik van de ecu tijdens de overgangsfase kunnen opdoen. Reden te meer om de Commissie te sterken in haar voornemen om vóór de derde fase geen maatregelen voor een geforceerde stimulering van het gebruik van de ecu in privaatrechtelijke contracten voor te stellen (zie par. 2.2.2).

3.2. Maatschappelijk kapitaal, facturering en boekhouding in ecu's

3.2.1. Conform de in het Witboek naar voren gebrachte overwegingen zouden de lid-staten hun bedrijven de volgende mogelijkheden moeten bieden:

3.2.1.1. vorming, verhoging en verlaging van het aandelenkapitaal in ecu's (punt 19, 32, 63);

3.2.1.2. vaststelling en vermelding van prijzen in ecu's en dientengevolge - met instemming van de andere handelspartij - ook onmiddellijke facturering in ecu's (punt 29, 64);

3.2.1.3. volledige boekhouding, jaarrekeningen en balansen in ecu's (punt 34, 63).

3.2.2. De lid-staten kunnen zich er in eerste instantie toe beperken, de in par. 3.2.1 genoemde mogelijkheden alleen aan die ondernemingen te bieden die grensoverschrijdend opereren (punt 66). De in par. 3.2.1.1 genoemde mogelijkheid dient, wanneer deze eenmaal is toegestaan, steeds te worden gekoppeld aan de in par. 3.2.1.3 genoemde mogelijkheid; deze mag dan door de ondernemingen niet voor slechts één of twee boekjaren worden benut.

3.2.3. Van de in par. 3.2.1.2 genoemde mogelijkheid om prijzen ook in ecu's te mogen vermelden, maken tal van ondernemingen op eigen initiatief nu al gebruik, vooral in de detailhandel, bij postorderbedrijven, in het toerisme en in de horecasector. In ecu's luidende prijsvermelding maakt het vooral in grensgebieden, in toeristische centra en bij internationale hotelketens gemakkelijker om prijzen te vergelijken. Om bedrog te voorkomen, dient er echter op te worden toegezien dat:

3.2.3.1. de prijsvermeldingen in ecu's voortdurend worden aangepast aan de ontwikkeling van de wisselkoers;

3.2.3.2. de prijsvermeldingen in ecu's niet te royaal naar boven worden afgerond;

3.2.3.3. in ieder geval duidelijk zichtbaar wordt vermeld tegen welke omrekeningskoers de prijsvermelding in ecu's heeft plaatsgevonden.

3.2.4. Ondernemingen die hun jaarrekening en balans in ecu's (of in een andere valuta) publiceren, dienen ertoe te worden verplicht om de hieraan ten grondslag liggende ecu-omrekeningskoers in nationale valuta duidelijk zichtbaar te vermelden.

3.3. Douanerechten en belastingen in ecu's

3.3.1. De aan de EG-buitengrenzen geheven douanerechten vloeien onmiddellijk naar de in ecu's luidende begroting van de Gemeenschap. Het lijkt zinvol om het communautair douanewetboek zodanig aan te passen dat (punt 71) in de volgende mogelijkheden wordt voorzien:

3.3.1.1. de douanewaarde wordt ook in ecu's uitgedrukt;

3.3.1.2. op de douaneformulieren wordt ook een ecu-rubriek opgenomen;

3.3.1.3. de heffingen kunnen ook in ecu's worden voldaan.

3.3.2. Het valt te verwachten dat vele multinationaal opererende ondernemingen gebruik zullen maken van de in par. 3.2.1.3 genoemde mogelijkheid om hun boekhouding en jaarrekeningen in ecu's te laten luiden. Het zou derhalve logisch zijn indien bij deze ondernemingen voor de berekening van de belastinggrondslag tevens zou worden uitgegaan van de ecu en indien de belasting ook in ecu's zou kunnen worden voldaan. Anders zou de verschuldigde belasting de enige post in de boekhouding zijn die, naast alle andere, in ecu's luidende ontvangsten en uitgaven, nog in nationale valuta wordt vermeld. Aangezien de belastingbetaling in ecu's in dit geval beperkt zou blijven tot een rechtstreekse betrekking tussen onderneming en staat, zou dit niet veronderstellen dat de ecu algemeen wettig betaalmiddel wordt dat moet worden aangenomen.

3.3.3. In Frankrijk en in Nederland bestaat nu al de mogelijkheid om belastingen in ecu's te voldoen. Van deze mogelijkheid kan ook gebruik worden gemaakt door particuliere huishoudingen die inkomsten in ecu's hebben. In eerste instantie is betaling van belasting in ecu's echter alleen interessant voor ondernemingen die meer inkomsten dan uitgaven in ecu's hebben. Dit is vooral interessant wanneer de omrekeningsverhouding van de ecu ten opzichte van de nationale valuta in de loop van het boekjaar een verslechtering te zien heeft gegeven, waardoor de ecu-voorraad van het bedrijf, indien de belasting niet in ecu's zou worden voldaan, met een koersverlies in de boeken zou moeten worden opgenomen.

3.3.4. Belastingbetaling in ecu's kan ook voor de overheid interessant worden, nl. wanneer zij in verband met het in ecu's luidende betalingsverkeer met de EG behoefte heeft aan een bepaalde hoeveelheid ecu's (zie par. 2.3.4.3).

3.4. De ecu binnen de regelgeving van de EG

3.4.1. Het lijkt zinvol om in de EG-regelgeving systematisch en uitdrukkelijk aan de ecu te refereren.

3.4.2. Dit geldt vooral voor de momenteel in behandeling of nog in voorbereiding zijnde voorstellen voor richtlijnen, verordeningen en besluiten op het gebied van het verzekeringsbedrijf, het kredietwezen, effectenbeurzen en het vennootschapsrecht, in het bijzonder m.b.t. het statuut voor een Europese vennootschap, een Europese coöperatie, een Europese onderlinge maatschappij alsook het Europees Economisch Samenwerkingsverband (EESV) (punt 76).

3.4.3. Het gebruik van de ecu zou ook in de sector overheidsopdrachten moeten worden voorzien, voor zover hiervoor althans EG-voorschriften bestaan (punt 39).

Gedaan te Brussel, 23 februari 1994.

De Voorzitter

van het Economischen Sociaal Comité

Susanne TIEMANN

(1) Doc. SEC(92) 2472 def.

(2) B.v. 1002/90, Duitse Staatscourant van 5 januari 1990.

(3) Zie "Analyse van het tijdens de overgangsfase van de EMU te voeren EG-beleid", PB nr. C 34 van 2. 2. 1994.

(4) Zie European Economy, Supplement A, nr. 4/93.

(5) PB nr. C 34 van 2. 2. 1994, par. 1.6.1.

(6) Alleen de Europese Investeringsbank had eind 1992 in ecu's luidende obligaties uitgegeven tot een bedrag van in totaal 14,3 miljard ecu.

(7) Zie bijlage met de veranderingen in de samenstelling van de ecu-valutamand (gegevens van D.-G. II D/2 "Ecu" van de Commissie).

Top