Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51994AR0176

    Advies van het Comité van de Regio' s over het voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en van de Raad betreffende communautaire richtlijnen voor de ontwikkeling van een transeuropees vervoersnetwerk

    CdR 176/94

    PB C 210 van 14.8.1995, p. 34–37 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

    51994AR0176

    Advies van het Comité van de Regio' s over het voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en van de Raad betreffende communautaire richtlijnen voor de ontwikkeling van een transeuropees vervoersnetwerk CdR 176/94

    Publicatieblad Nr. C 210 van 14/08/1995 blz. 0034


    Advies over het voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en van de Raad betreffende communautaire richtlijnen voor de ontwikkeling van een transeuropees vervoersnetwerk (95/C 210/02)

    HET COMITE VAN DE REGIO'S:

    - gelet op de artikelen 129 B t/m 129 D van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap;

    - gelet op het Witboek van de Commissie over de toekomstige ontwikkeling van het gemeenschappelijk vervoersbeleid (COM(92) 494);

    - gelet op het Witboek van de Commissie over groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid (COM(93) 0700-C3-0509/93);

    - gelet op het Groenboek van de Commissie betreffende de invloed van het vervoer op het milieu (COM(92) 46);

    - gelet op het ROMERA-rapport van het Europees Parlement over het gemeenschappelijk beleid op het gebied van vervoersinfrastructuur (A3-161/91);

    - gelet op Richtlijn 91/440/EEG van de Raad van 29 juli 1991 betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de gemeenschap;

    - gelet op de Beschikkingen 93/628, 93/629 en 93/630/EEG van de Raad van 29 oktober 1993 betreffende respectievelijk een transeuropees netwerk voor gecombineerd vervoer, een transeuropees wegennet en een transeuropees waterwegennet;

    - gelet op het voorstel van de Commissie voor een verordening van de Raad betreffende financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van transeuropese netwerken (COM(94) 62 def.);

    - gelet op de voorstellen van de Commissie voor beschikkingen van de Raad betreffende de specifieke programma's ter uitvoering van het Vierde Kaderprogramma van de Europese Gemeenschap op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (1994-1998) (COM(94) 68);

    - gelet op Verordening (EEG) nr. 2083/93 van de Raad van 20 juli 1993 betreffende het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling;

    - gelet op het voorstel voor een verordening van de Raad ter uitvoering van de verordening tot oprichting van een cohesiefonds (COM(93) 699);

    - gelet op de conclusies van de van 14 t/m 16 maart 1994 op Kreta gehouden tweede Europese vervoersconferentie;

    - gelet op de conclusies van het voorzitterschap van de op 24 en 25 juni 1994 op Korfoe gehouden Europese Raad;

    heeft tijdens zijn 4e zitting op 27/28 september 1994 met grote meerderheid van stemmen het onderstaande advies goedgekeurd.

    HET COMITE VAN DE REGIO'S,

    - verwelkomt de onderhavige beschikking als bijdrage tot een Europees ontwikkelingsmodel waarin milieu, groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid in een gezonde en produktieve verhouding tot elkaar staan;

    - is van mening dat de ontwikkeling van een milieuvriendelijk transeuropees vervoersnet doorslaggevend is voor het verbeteren van het concurrentievermogen van de Europese economieën;

    - beschouwt de versnelde ontwikkeling van een transeuropees vervoersnetwerk als een mogelijkheid, een actief werkgelegenheidsbeleid te voeren en de technische vooruitgang te benutten om de levensomstandigheden te verbeteren en de belasting die het verkeer - met name in transitregio's - voor mens en natuur betekent, terug te dringen;

    - beklemtoont de noodzaak om alle voor elke vervoerstak specifieke richtlijnen in een alomvattend plan voor de ontwikkeling van een transeuropees vervoersnetwerk te integreren, waarbij de regionale lichamen in kwestie evenwel bij het besluitvormingsproces moeten worden betrokken;

    - acht het onder deze voorwaarde een goede zaak dat de beschikkingen van de Raad van 29 oktober 1993 over een transeuropees netwerk voor gecombineerd vervoer, een transeuropees wegennet en een transeuropees waterwegennet deel uitmaken van deze multimodale benadering;

    - deelt de mening dat alleen een gezamenlijk uitgewerkt concept het mogelijk maakt, de comparatieve voordelen van de afzonderlijke takken van vervoer te exploiteren en de interoperabiliteit te waarborgen, maar merkt op dat met name bij projecten die met overheidssubsidie worden gefinancierd, altijd voorrang moet worden verleend aan meer milieuvriendelijke projecten;

    - benadrukt de positieve effecten voor de economische groei en de integratie van Europa die de onderlinge koppeling van alle infrastructuurvoorzieningen en de gelijktijdige harmonisering van de vervoerstechnieken en van het verkeersmanagement zullen hebben, mits de voor de ruimtelijke ordening verantwoordelijke regionale lichamen medebeslissingsrecht hebben, zodat besluitvorming op het niveau van de burgers en transparantie gewaarborgd zijn;

    - wijst erop dat het milieubeleid krachtens artikel 130 R integrerend deel uitmaakt van het gemeenschapsbeleid, en dat dit beginsel met name in het vervoerbeleid - gezien de zware belasting van het milieu - steeds strikt moet worden toegepast;

    - roept de Raad op, ervoor te zorgen dat de gemeenschappelijke richtlijnen niet louter een verzameling zijn van nationale concepten op het gebied van vervoersnetwerken, maar dat de netwerken zowel tussen de lid-staten als tussen vervoerwijzen onderling, met de participatie van de regionale lichamen, met name in transitogebieden, degelijk op elkaar worden afgestemd;

    - eist dat in de beschikking het nodige wordt gezegd over de procedure voor de selectie van netwerken en prioritaire projecten en over controleprocedures, met het oog op de continuïteit van de planning; bij het vaststellen van doelstellingen en prioriteiten dient de eis dat deze macro-economisch gezien rendabel moeten zijn, uitdrukkelijk als selectiecriterium te worden genoemd.

    - verwacht dat bij de precisering van projecten van gemeenschappelijk belang ook zo snel mogelijk wordt bepaald hoe groot de financiële bijdrage van de Gemeenschap is;

    - dringt er nadrukkelijk op aan dat Commissie en Raad bij de goedkeuring van het onderhavige voorstel en in het verdere proces m.b.t. de besluitvorming en de vaststelling van prioriteiten rekening houden met de voorstellen en belangen van de regio's, deze tijdig toegang tot alle informatie verlenen en hun daarmee alle voorwaarden voor echte medezeggenschap bieden.

    I. Wat de algemene beginselen (Artt. 2-7) betreft

    1. wijst het Comité erop, dat het Verdrag de Gemeenschap niet machtigt, de lid-staten m.b.t. aanleg en uitbreiding van transeuropese netwerken wettelijke plichten op te leggen; het is er echter wel mee eens dat de lid-staten verplicht zijn, op nationaal niveau prioriteit te geven aan de tenuitvoerlegging van maatregelen die conform artikel 129 D, tweede alinea, zijn goedgekeurd, en dringt erop aan, de betrokken regionale en sub-regionale lichamen bij deze goedkeuring te betrekken en dat er in onderling overleg beslissingen worden genomen als zij volgens de wetten van de lid-staat voor de wetgeving op het gebied van de ruimtelijke ontwikkeling en ordening verantwoordelijk zijn;

    2. is het het met de Commissie eens, dat een sociaal aanvaardbare en milieuvriendelijke mobiliteit alleen kan worden verwezenlijkt door een intermodale aanpak, die evenwel door alle betrokkenen samen en dus ook door de regionale lichamen, tot stand moet worden gebracht;

    3. sluit het zich bij de doelstelling van de Commissie aan om momenteel moeilijk bereikbare regio's, met name insulaire en perifere regio's, alsook de EVA-landen, het Middellandse-Zeegebied en de Midden- en Oosteuropese landen, beter op het bestaande net aan te sluiten en daardoor bij te dragen tot het wegwerken van de ontwikkelingsachterstand in de perifere regio's;

    - onderstreept dat de behoeften en verwachtingen m.b.t. tot deze aspecten in de planning en de besluitvorming moeten worden meegenomen;

    4. is het het ermee eens dat ook het verkeersmanagementsysteem een onderdeel is van het transeuropees vervoersnetwerk in de zin van artikel 129 B en C van het EU-Verdrag, en beklemtoont dat met name het gebrek aan compatibiliteit een belangrijk obstakel vormt;

    5. wijst het erop dat de in het Vierde Kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling voor de vervoerssector uitgetrokken financiële middelen niet voldoende zijn om de vereiste fundamenten voor de ontwikkeling van het vervoersnetwerk te kunnen leggen; in dit kader moeten ook nauwkeurige studies van de intracommunautaire goederenbewegingen worden uitgevoerd;

    6. pleit het er eveneens met klem voor, bij de berekening van de kosten voor het gebruik van de infrastructuur voor de diverse vervoerwijzen, alle kosten, inclusief externe kosten (b.v. milieukosten), mee te nemen, zodat de milieuvriendelijke vervoerwijzen kunnen mee concurreren;

    7. wijst het erop dat de milieu-effecten niet pas mogen worden meegerekend naarmate het netwerk zich ontwikkelt, zoals de Commissie in punt 43 van de Toelichting - betreffende aanvullende maatregelen met het oog op de in artikel 2 uiteengezette doelstellingen - aangeeft, maar dat van meet af aan bij alle projecten en maatregelen ook moet worden gelet op de milieuvriendelijkheid ervan; alleen op die manier kan vooral in uit milieu-oogpunt kwetsbare gebieden, zoals b.v. de Alpen, een intact milieu als basis van het bestaan van de mensen - ook economisch gezien - worden veiliggesteld;

    8. vreest het dat bij gebrek aan precieze doelstellingen en prioriteiten in het onderhavige voorstel, bij de ontwikkeling van transeuropese netwerken niet voldoende met doelmatigheids- en milieu-eisen rekening zal worden gehouden, en dat de uitvoeringstermijnen ver overschreden zullen worden;

    9. dringt het erop aan, het verkeer meer van het wegennet naar milieuvriendelijke vervoerwijzen te verleggen, en acht het het daarom absoluut noodzakelijk, aan de ontwikkeling van de deelnetwerken voor bepaalde vervoerwijzen dienovereenkomstig verschillende prioriteiten toe te kennen;

    10. is het van mening, dat met name in de centrale regio's en concentratiegebieden van de Gemeenschap, die door het drukke transitoverkeer zwaar worden belast, aan projecten ter verwezenlijking van grensoverschrijdende spoorweg- en waterwegennetten die op een milieuvriendelijke wijze in de vervoersbehoeften voorzien, en aan projecten voor een combivervoernet voorrang moet worden gegeven, vóór projecten die op netwerken voor andere vervoertakken betrekking hebben;

    11. is het van mening, dat de bovengenoemde drie netwerken van fundamenteel belang zijn voor het multimodale personen- en goederenvervoer, en acht het het alleen mogelijk, op een uit milieu-oogpunt verantwoorde wijze in de behoefte aan vervoer te voorzien en een duurzame mobiliteit te garanderen, indien de bevordering van projecten die op die netwerken betrekking hebben, voorrang krijgt;

    12. is het ingenomen met het feit dat de door de Commissie voorgestelde 11 prioritaire projecten grotendeels met deze opvatting stroken, maar betreurt het, dat de keuze van deze projecten uitsluitend is bepaald door de Commissie en de in de Raad vertegenwoordigde regeringen, en dat noch het Europees Parlement, noch het Comité van de Regio's zich over die keuze hebben kunnen uitspreken;

    - betreurt het het dat de werkzaamheden van de Commissie inzake de richtlijnen, m.i.v. de netwerkschema's en de werkzaamheden van de op basis van het Witboek 'Groei, concurrentievermogen, werkgelegenheid' opgerichte groep van persoonlijke vertegenwoordigers van het staatshoofd en de regeringsleiders (Christophersen-groep), onvoldoende onderling gecooerdineerd zijn,

    - stelt het daarom voor dat de door de Europese Raad tijdens de vergadering van 24 en 25 juni 1994 op Korfoe vastgestelde vervoerprojecten met hoge prioriteit bij de omzetting van de onderhavige beschikking als "projecten van gemeenschappelijk belang" worden geclassificeerd en dat het Comité van de Regio's en het Europees Parlement daarover worden geraadpleegd;

    13. wenst het tijdig van tevoren geraadpleegd te worden indien (wat wenselijk is) nog meer prioritaire projecten worden gekozen en bij de beslissing in deze te worden betrokken;

    II. Wat de kenmerken van de deelnetwerken betreft (Artt. 8-23),

    14. ziet het Comité zich genoodzaakt, m.b.t. het wegennet het volgende op te merken :

    - het herhaalt zijn opvatting, dat het - met name uit urgente milieu-overwegingen - noodzakelijk is het wegvervoer terug te dringen en voorrang te geven aan het railvervoer en de binnenvaart, wil Europa op langere termijn leefbaar èn economisch aantrekkelijk blijven, te meer daar in een aantal ecologisch kwetsbare gebieden de grenzen van het draagvermogen reeds bereikt zijn;

    - het is er niettemin van overtuigd, dat zelfs indien het beleid van vermijding en verlegging van het autoverkeer een maximaal succes kent, dit toch nog altijd een hoog percentage van het totale verkeer zal blijven uitmaken, en dat daarom alles in het werk moet worden gesteld om de milieu-effecten van het autoverkeer tegen te gaan;

    - het vestigt er tegelijkertijd de aandacht op, dat daarbij de belangen van het vervoer tegen de doelstellingen van ruimtelijke ordening en landinrichting, milieu- en natuurbescherming en eventueel van stedebouw, in elk specifiek geval zorgvuldig moeten worden afgewogen en dat de regionale lichamen hierbij volledig moeten worden betrokken;

    - het acht het, gezien het feit dat met het transeuropese wegennet wordt beoogd ter wille van een betere ruimtelijke ordening de toegankelijkheid van perifere regio's te bevorderen, ook hier noodzakelijk, bij de planning van netwerken op een uitgebalanceerde wijze met regionale belangen rekening te houden en de betrokken regio's te raadplegen en via overleg tot een oplossing te komen;

    - het steunt het voornemen, de verkeersstroom op de bestaande autowegen zo veilig en vlot mogelijk, en daardoor minder milieu-onvriendelijk te laten verlopen;

    - het spreekt zich daarom uit vóór het gebruik en de uitbreiding van moderne verkeersgeleidings- en informatiesystemen, zoals systemen ter beïnvloeding van het wegverkeer, cooerdinatie tussen meld- en regelcentrales en bevordering en verbetering van installaties voor verkeersinformatie in heel Europa;

    - het steunt de Commissie in haar stelling, dat de diverse telematicasystemen interoperabel moeten zijn,

    - het spreekt zich uit vóór integratie van het openbaar streekvervoer in de ontwikkeling van de telematicasystemen;

    - het dringt erop aan, zo spoedig mogelijk gemeenschappelijke randvoorwaarden op te stellen voor verkeersmanagement en telematica;

    15. bevestigt het Comité de grote betekenis die de Commissie aan het spoorwegnet hecht;

    - het bevestigt voorts dat het noodzakelijk is, het beheer van het spoorwegnet te scheiden van het aanbieden van railvervoerdiensten;

    - het wijst erop, dat capaciteitstekorten op veel plaatsen niet zozeer aan de spoorlijnen, als wel aan de spoorwegknooppunten liggen;

    - het is verheugd, dat de Commissie ook de technische harmonisering van spoorwegen en rollend materieel en van beheerssystemen wil bevorderen, en dringt aan op verdere ontwikkeling van de telematica voor toepassingen in andere vervoerstakken dan het wegvervoer;

    - het vestigt de aandacht op de aanzienlijke inspanningen die bepaalde lid-staten leveren om hun spoorbreedte aan te passen aan die van het Europese net, om nieuwe spoorlijnen aan te leggen en om de bestaande lijnen aan te passen;

    16. deelt het Comité de mening, dat de binnenvaart en de kustvaart goedkope, veilige en milieuvriendelijke vervoerwijzen zijn, waarvan de infrastructuur conform de behoefte uitgebreid en de efficiency verhoogd moet worden;

    - wenst het, dat de Commissie bij de verdere voorbereidingen voor een transeuropees vervoersnetwerk groot belang hecht aan de rol van zowel grotere als kleinere zee- en binnenhavens in de toekomstige Europese infrastructuur;

    17. dringt het erop aan, prioriteit te geven aan een beter gebruik van luchthavencapaciteiten, aan de verbetering van de bedrijfs- en algemene veiligheid op luchthavens en aan betere verbindingen tussen luchthavens en andere vervoersnetwerken van gemeenschappelijk belang;

    - het dringt er voorts op aan, ook hier te streven naar verlegging van verkeersstromen naar andere vervoerwijzen, met name naar de spoorwegen;

    - het beklemtoont, dat ook luchthavens in het gecombineerd vervoer moeten worden ingeschakeld en dus in de richtlijnen voor dit vervoer moeten worden opgenomen;

    18. wijst het erop, dat bij het gecombineerd vervoer duidelijker moet worden onderscheiden tussen spoor-, auto-en waterwegen; het vindt dat - in nauw overleg en samenwerking met het Comité van de Regio's - een grondige analyse van, en discussie over het combivervoersnetwerk nodig zijn om overlappingen te vermijden;

    - betreurt het dat de projecten die zijn vermeld in de in bijlage 1 en 2 vervatte richtplannen zeer onvolledig zijn en in sommige gevallen onduidelijk zijn beschreven. Deze bijlagen dienen volledig te worden herzien in overleg met de nationale en regionale planbureaus, mede i.v.m. de uitbreiding van de Europese Unie en de noodzaak om de bijlagen bij te werken.

    III.

    Wat de gemeenschappelijke bepalingen betreft (Artt. 24-29),

    19. steunt het Comité het streven van de Commissie om een multimodaal telematicasysteem tot stand te brengen waarbij van de moderne satelliettechnologie gebruik wordt gemaakt;

    20. verwelkomt het de intentie van de Commissie om bij het Comité van de Regio's verslag uit te brengen over de tenuitvoerlegging van de beschikking; het acht het absoluut noodzakelijk dit op gezette tijden te doen en verzoekt alle organen van de Gemeenschap de voorstellen van het Comité van de Regio's grondig te bestuderen en naar voor alle partijen aanvaardbare oplossingen te zoeken;

    draagt zijn voorzitter op, dit advies aan Raad, Commissie, Europees Parlement en Economisch en Sociaal Comité te doen toekomen.

    Brussel, 28 september 1994.

    De voorzitter

    van het Comité van de Regio's

    Jacques BLANC

    Top