Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51994AC0997

    ADVIES VAN HET ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITE over het "Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de kwaliteit van het zwemwater"

    PB C 393 van 31.12.1994, p. 5–7 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

    51994AC0997

    ADVIES VAN HET ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITE over het "Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de kwaliteit van het zwemwater"

    Publicatieblad Nr. C 393 van 31/12/1994 blz. 0005


    Advies over het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de kwaliteit van het zwemwater () (94/C 393/02)

    De Raad heeft op 14 juni 1994 besloten, overeenkomstig de bepalingen van artikel 130 S van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, het Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over het voornoemde voorstel.

    De Afdeling voor milieu, volksgezondheid en consumentenvraagstukken, die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 15 juli 1994 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Pearson.

    Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 318e Zitting (vergadering van 14 september 1994) het volgende advies uitgebracht, dat met algemene stemmen is goedgekeurd.

    1. Inleiding

    1.1. Het Commissievoorstel behelst een herziening van de oorspronkelijke Richtlijn 76/160/EEG, die al een aantal keer eerder is gewijzigd. De richtlijn moet worden toegepast in samenhang met verwante richtlijnen inzake milieubescherming en gezondheid en veiligheid. Met het oog op grotere toegankelijkheid en doorzichtigheid, heeft het onderhavige voorstel daarom de vorm van een gecodificeerde tekst, waarin rekening wordt gehouden met relevante technologische ontwikkelingen, zonder dat daarbij het toepassingsgebied van de oorspronkelijke richtlijn wordt veranderd.

    1.2. Met haar voorstel beoogt de Commissie :

    - de bescherming van het milieu en de volksgezondheid te handhaven en te verbeteren;

    - gebruik te maken van relevante technische ontwikkelingen en de regelgeving toe te spitsen op de belangrijkste parameters;

    - de toepassing van de richtlijn te vereenvoudigen om daarmee de financiële lasten voor de lid-staten te verlichten;

    - ervoor te zorgen dat de lid-staten maatregelen nemen, met dien verstande dat zij voldoende tijd moeten krijgen om de betrokken wateren in overeenstemming te brengen met de door de richtlijn voorgeschreven normen.

    2. Algemene opmerkingen

    2.1. Het Comité onderschrijft de uitgangspunten die in het Commissiedocument worden geschetst. Het plaatst evenwel een aantal kanttekeningen van praktische aard bij de voorstellen en het vraagt zich af of de beoogde doelstellingen hiermee op een doeltreffende manier worden bereikt.

    2.2. Met de nieuwe richtlijn wordt beoogd te profiteren van de in de afgelopen 15 jaar opgedane ervaring en gebruik te maken van de meest recente technologie. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat de door de huidige richtlijn verkregen beschermingsniveaus voldoen en dat alleen de parameters gewijzigd behoeven te worden.

    2.3. Bij het voorstel is rekening gehouden met de in het vijfde milieu-actieprogramma neergelegde doelstellingen voor de kwaliteit van oppervlaktewateren tot het jaar 2000. Het Comité betreurt evenwel dat het het voorstel voor de nieuwe richtlijn inzake de milieukwaliteit van water - alle soorten oppervlaktewater - niet tegelijkertijd heeft kunnen beoordelen. Immers, deze richtlijn schept een overkoepelend kader, waarin ook het onderhavige voorstel inzake zwemwater zal moeten passen.

    2.4. Het Comité heeft kennisgenomen van de definitie van "zwemwater" en het gaat ermee akkoord dat dit begrip zowel zoet water als zeewater omvat. Het is een goede zaak dat er onafhankelijk van het soort water gemeenschappelijke normen worden vastgesteld en dat deze normen zijn toegesneden op het specifieke gebruik van het water. Lid-staten beslissen zelf welke wateren als badzone worden aangewezen; momenteel bedraagt hun aantal 16 400. Het Comité is zich ervan bewust dat het moeilijk is bepaalde waterwegen - met name indien deze door de scheepvaart worden gebruikt - als officiële badzone aan te merken.

    Het Comité is verheugd dat de landen die binnenkort waarschijnlijk tot de Europese Unie toetreden, hebben aangegeven dat ze zich in de door de richtlijn voorgestelde parameters kunnen vinden.

    2.5. Tijdens de bijeenkomsten van de Europese Raad in Edinburgh (11-12 december 1992) en Brussel (10-11 december 1993) werd een lijst goedgekeurd van richtlijnen die aan herziening toe zijn. Ook de richtlijn betreffende de kwaliteit van het zwemwater behoorde daartoe. Bij de herziening is de juridische grondslag van deze richtlijn gewijzigd : terwijl deze oorspronkelijk op artikel 100 gebaseerd was, is nu - overeenkomstig het Verdrag van Maastricht - artikel 130 S, lid 1 als rechtsgrondslag gekozen. Dit heeft ingrijpende consequenties voor de te volgen stemprocedure, in die zin dat de herziene richtlijn nu met gekwalificeerde meerderheid van stemmen kan worden aangenomen, terwijl vroeger eenparigheid vereist was. In de ogen van het Comité is dit een goede zaak.

    2.6. Het Comité is het met de Commissie eens dat er met betrekking tot de belangrijkste microbiologische voorschriften geen verschillen mogen bestaan tussen de lid-staten. Anderzijds staat het lid-staten vrij om desgewenst op hun eigen grondgebied strengere beschermingsniveaus in acht te nemen.

    2.6.1. Zoals blijkt uit de bijlage bij de richtlijn, moet voor het in acht nemen van de I-waarden van de parameters inzake zicht en reuk het begrip "abnormaal" worden gedefinieerd. Het Comité is zich ervan bewust dat deze taak, in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel, aan de lid-staten wordt overgelaten.

    2.7. De onderhavige richtlijn stoelt op een "vernieuwde" wetenschappelijke basis, omdat op het terrein van de microbiologie grote vorderingen zijn gemaakt en analysemethoden zijn verbeterd. Dit laatste maakt dat met de resultaten van recent microbiologisch onderzoek nu ook daadwerkelijk rekening kan worden gehouden. Bovendien hebben nieuwe onderzoeksresultaten op het vlak van de epidemiologie het inzicht in voor de volksgezondheid relevante vervuilingsindicatoren vergroot. Als gevolg van al deze ontwikkelingen wordt voorgesteld de parameters voor microbiologische kwaliteit te veranderen.

    3. Bijzondere opmerkingen.

    3.1. Het Comité heeft kennisgenomen van het nieuwe Commissievoorstel inzake de controle op Salmonella. Het dringt erop aan dat de Commissie de in de richtlijn voorgestelde wijzigingen nader onderzoekt en vaststelt welke gevolgen zij hebben voor de volksgezondheid. Het Comité staat achter het voorstel om bevoegde instanties te verplichten na te gaan hoe verontreiniging door Salmonella ontstaat en vervuiling door de verantwoordelijke bronnen kan worden voorkomen. Het Comité is zich ervan bewust dat dit betekent dat in relevante omstandigheden op Salmonella zal moeten worden gecontroleerd.

    3.2. Een belangrijke door de Commissie voorgestelde wijziging betreft de invoering van een imperatieve I- waarde voor faecale streptokokken (). Over de effecten van deze voorgestelde verandering m.b.t. faecale streptokokken wordt vanuit de lid-staten maar weinig informatie verstrekt, en wèl voorhanden indicaties lopen sterk uiteen. Uit de beschikbare gegevens (die worden beoordeeld op basis van op communautair niveau niet-geharmoniseerde analysemethoden) blijkt dat de voorstellen in een aantal lid-staten een aanscherping van normen tot gevolg zouden hebben. Dit lijkt in tegenspraak met de bewering van de Commissie dat de voorgestelde wijzigingen niet tot stringentere normen zullen leiden. Om over deze kwestie duidelijkheid te scheppen, zijn aanvullende statistische gegevens nodig.

    3.3. Gesteld wordt dat de in de nieuwe richtlijn gedane voorstellen in vergelijking met bestaande richtlijnen slechts geringe kostenstijgingen met zich mee zullen brengen. Het staat buiten kijf dat de richtlijn betreffende de behandeling van stedelijk afvalwater positieve resultaten afwerpt, maar deze richtlijn bevat geen specifieke bepalingen inzake de microbiologische kwaliteit van lozingen (wel bevatten de bijlagen bij deze richtlijn bepalingen waarmee wordt beoogd te voldoen aan andere richtlijnen van de Raad). Het valt dan ook te verwachten dat de investeringen en uitgaven die nodig zijn om via aanvullende behandeling van afvalwater en het installeren van zuiveringsinstallaties te voldoen aan de voorgestelde parameters voor faecale streptokokken en enterovirussen, in een aantal lid-staten omvangrijk zullen zijn, met alle financiële gevolgen van dien voor de consument. Een meer kostenneutrale oplossing zou kunnen worden bereikt door voor faecale streptokokken een norm vast te stellen die in alle lid-staten overeenkomt met de bestaande standaard voor faecale colibacteriën. Uiteraard mag daarbij op geen enkele wijze afbreuk worden gedaan aan de bescherming van de volksgezondheid.

    3.4. Reeds in de huidige situatie geldt dat wanneer bacterieel vervuilde rivieren dichtbij badzones uitmonden, dit de naleving van de bestaande richtlijn in gevaar kan brengen. Door de in het Commissievoorstel vastgelegde invoering van een I-waarde voor faecale streptokokken zal de waterkwaliteit nog sterker worden bepaald door de instroom van zoet water uit rivieren, omdat streptokokken in water langer overleven dan andere bacteriën.

    3.5. Het Comité gaat akkoord met de in de nieuwe richtlijn vastgelegde verplichting tot het houden van toezicht op enterovirussen (). Het geeft echter de voorkeur aan de in de toelichting en de bijlage bij de richtlijn geschetste benadering om in plaats van de parameter enterovirussen de parameter bacteriofagen te gebruiken, omdat dat praktischer en goedkoper is. Ook de Commissie overweegt in de nabije toekomst op deze aanpak over te stappen.

    3.6. Het is uiteraard zaak dat zwemwater behoed blijft voor verontreiniging door vaste stoffen in afvalwater. Omdat verschillende sanitaire produkten echter biologisch niet-afbreekbare plastics bevatten, levert de verwezenlijking van deze eis in de praktijk een aantal moeilijkheden op. Om het afvalwater van zulke afvalstoffen te ontdoen, is het nodig dat de afvalwaterlozingen vanaf het vasteland nauwlettend worden gecontroleerd, en moet ook scherp worden gelet op de vervuiling die door stormen wordt veroorzaakt. In artikel 4 kolom 1, tabel 1 van bijlage 1 moet de Commissie echter expliciet duidelijk maken dat deze controle betrekking heeft op relevante lozingen en niet op het zwemwater zelf.

    3.7. In artikel 5.2 wordt voor wateren waarvan de kwaliteit nog boven het door de I-waarde vereiste niveau ligt, het begrip "uitstekende kwaliteit" geïntroduceerd. Het Comité vindt dit onverstandig, omdat hierdoor wordt gesuggereerd dat baders op grond van de I-waarden alléén nog niet van een bevredigende waterkwaliteit zijn verzekerd. Het begrip "uitstekende kwaliteit" kan beter buiten de richtlijn om worden gehanteerd.

    3.8. Het Comité is van mening dat wateren die op goede gronden als schoon te boek staan, een enorme recreatieve trekpleister vormen, voor de werkgelegenheid en uit economisch oogpunt essentieel zijn en ook met het oog op de volksgezondheid een belangrijke rol spelen. De voordelen die schoon water voor de toeristenindustrie oplevert, gaan de directe baten van grotere zwem-, zeil- en vaarmogelijkheden ver te boven. Het in artikel 5.4 vervatte voorstel, op grond waarvan baders worden geïnformeerd over de zwemwaterkwaliteit, is belangrijk en vernieuwend. Het verdient nadere overweging om bevoegde lokale autoriteiten deze informatie jaarlijks te laten publiceren.

    3.9. Het is duidelijk dat de in de artikelen 12 en 13 voorgeschreven termijnen niet haalbaar zijn. Vooral gelet op de in de richtlijn over de behandeling van stedelijk afvalwater vastgelegde termijnen (1998 en 2000) stelt het Comité voor, de lid-staten na goedkeuring van onderhavige richtlijn door de Raad drie jaar de tijd te geven.

    Brussel, 14 september 1994.

    De voorzitter

    van het Economisch en Sociaal Comité

    S. TIEMANN

    () PB nr. C 112 van 22. 4. 1994, blz. 3.

    () Streptokokken z+n bacteriën die een belangr+ke indicator vormen voor faecale verontreiniging.

    () Enterovirussen z+n micro-organismen die ziektes kunnen verwekken en voorkomen in faeces.

    Top