Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 42020X1169

    VN-Reglement nr. 25 — Uniforme bepalingen voor de goedkeuring van al dan niet in voertuigstoelen ingebouwde hoofdsteunen [2020/1169]

    PUB/2019/190

    PB L 258 van 7.8.2020, p. 30–50 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2020/1169/oj

    7.8.2020   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 258/30


    Voor het internationaal publiekrecht hebben alleen de originele VN/ECE-teksten rechtsgevolgen. Voor de status en de datum van inwerkingtreding van dit reglement, zie de recentste versie van VN/ECE-statusdocument TRANS/WP.29/343 op: http://www.unece.org/trans/main/wp29/wp29wgs/wp29gen/wp29fdocstts.html

    VN-Reglement nr. 25 — Uniforme bepalingen voor de goedkeuring van al dan niet in voertuigstoelen ingebouwde hoofdsteunen [2020/1169]

    Bevat de volledige geldige tekst tot en met:

     

    Supplement 1 op wijzigingenreeks 04 — Datum van inwerkingtreding: 15 juni 2015

    INHOUD

    REGLEMENT

    1.

    Toepassingsgebied

    2.

    Definities

    3.

    Goedkeuringsaanvraag

    4.

    Opschriften

    5.

    Goedkeuring

    6.

    Algemene specificaties

    7.

    Tests

    8.

    Conformiteit van de productie

    9.

    Sancties bij non-conformiteit van de productie

    10.

    Wijziging en uitbreiding van de goedkeuring van een type hoofdsteun

    11.

    Instructies

    12.

    Definitieve stopzetting van de productie

    13.

    Overgangsbepalingen

    14.

    Naam en adres van de voor de uitvoering van de goedkeuringstests verantwoordelijke technische diensten en van de typegoedkeuringsinstanties

    BIJLAGEN

    Bijlage 1 —

    Mededeling betreffende de goedkeuring, de weigering, uitbreiding of intrekking van de goedkeuring of de definitieve stopzetting van de productie van een al dan niet in een stoel ingebouwd type hoofdsteun krachtens Reglement nr. 25

    Bijlage 2 —

    Opstelling van goedkeuringsmerken

    Bijlage 3 —

    Procedure voor het bepalen van het H-punt en de werkelijke romphoek voor zitplaatsen in motorvoertuigen

    Bijlage 4 —

    Bepaling van de hoogte en breedte van de hoofdsteun

    Bijlage 5 —

    Tijdens de tests getrokken lijnen en uitgevoerde metingen

    Bijlage 6 —

    Testprocedure voor het controleren van de energiedissipatie

    Bijlage 7 —

    Bepaling van de afstand “a” met betrekking tot openingen in hoofdsteunen

    1.   TOEPASSINGSGEBIED

    1.1.

    Dit reglement is van toepassing op hoofdsteunen die conform zijn met een van de in punt 2.2 gedefinieerde typen (1).

    1.1.1.

    Het is niet van toepassing op hoofdsteunen die kunnen worden aangebracht op klapstoelen en zij- of achterwaarts gerichte stoelen.

    1.1.2.

    Het is van toepassing op de rugleuning zelf indien deze zodanig is ontworpen dat ze ook als hoofdsteun fungeert, zoals gedefinieerd in punt 2.2.

    2.   DEFINITIES

    In dit reglement wordt verstaan onder:

    2.1.

    “voertuigtype”: een categorie motorvoertuigen die onderling niet verschillen op essentiële punten zoals:

    2.1.1.

    de contouren en binnenmaten van de carrosseriedelen die de passagiersruimte vormen;

    2.1.2.

    het type en de afmetingen van de stoelen;

    2.1.3.

    het type en de afmetingen van de hoofdsteunbevestiging en van de desbetreffende delen van de voertuigstructuur bij een direct aan de voertuigstructuur bevestigde hoofdsteun;

    2.2.

    “hoofdsteun”: een voorziening die ten doel heeft de achterwaartse verplaatsing van het hoofd van een volwassen inzittende ten opzichte van zijn bovenlichaam te beperken om bij een ongeval het risico van nekwervelletsels bij die inzittende te verkleinen;

    2.2.1.

    “geïntegreerde hoofdsteun”: een hoofdsteun die door het bovenste deel van de rugleuning wordt gevormd. Hoofdsteunen die aan de definities van de punten 2.2.2 en 2.2.3 beantwoorden, maar die alleen met gebruik van gereedschap of na de gedeeltelijke of volledige verwijdering van de stoelbekleding kunnen worden losgemaakt van de stoel of de voertuigstructuur, beantwoorden aan deze definitie;

    2.2.2.

    “verwijderbare hoofdsteun”: een hoofdsteun die bestaat uit een onderdeel dat van de stoel kan worden losgemaakt en zodanig is ontworpen dat het in de leuningstructuur kan worden geschoven en actief kan worden vastgezet;

    2.2.3.

    “afzonderlijke hoofdsteun”: een hoofdsteun die bestaat uit een onderdeel dat van de stoel gescheiden is en zodanig is ontworpen dat het in de voertuigstructuur kan worden geschoven en/of actief kan worden vastgezet;

    2.3.

    “stoeltype”: een categorie stoelen die niet verschillen op het gebied van afmetingen, frame of vulling; afwerking en kleur mogen verschillen;

    2.4.

    “type hoofdsteun”: een categorie hoofdsteunen die niet verschillen op het gebied van afmetingen, frame of vulling; afwerking, kleur en bekleding mogen verschillen;

    2.5.

    “referentiepunt” van de stoel (“H-punt”) (zie bijlage 3 bij dit reglement): de plaats, in een verticaal vlak in lengterichting ten opzichte van de stoel, van de theoretische rotatieas tussen het been en de romp van een menselijk lichaam dat wordt weergegeven door een dummy;

    2.6.

    “referentielijn”: een rechte lijn die, hetzij op een dummy met het gewicht en de afmetingen van een volwassen man van het 50e percentiel, hetzij op een dummy met identieke eigenschappen, door het been-bekkengewricht en het nek-borstkasgewricht loopt. Op de dummy in bijlage 3 bij dit reglement is de referentielijn voor de bepaling van het H-punt van de stoel de lijn die is aangegeven in figuur 1 van het aanhangsel van die bijlage;

    2.7.

    “hoofdlijn”: een rechte lijn die door het zwaartepunt van het hoofd en door het nek-borstkasgewricht loopt. Wanneer het hoofd in rust is, ligt de hoofdlijn in het verlengde van de referentielijn;

    2.8.

    “klapstoel”: een extra stoel voor occasioneel gebruik, die gewoonlijk dichtgeklapt is;

    2.9.

    “verstelsysteem”: een voorziening waarmee de stoel of een gedeelte ervan kan worden versteld om een stand te verkrijgen die aan het postuur van de inzittende is aangepast.

    Deze voorziening biedt met name de volgende mogelijkheden:

    2.9.1.

    verplaatsing in lengterichting;

    2.9.2.

    verstelling in de hoogte;

    2.9.3.

    inclinatie;

    2.10.

    “verplaatsingssysteem”: een voorziening waarmee een stoel of een deel ervan kan worden verplaatst of gedraaid zonder vaste tussenstand, om de toegang tot de ruimte achter de stoel te vergemakkelijken.

    3.   GOEDKEURINGSAANVRAAG

    3.1.

    De goedkeuringsaanvraag wordt door de houder van de handelsnaam of het handelsmerk van de stoel of de hoofdsteun dan wel door zijn daartoe gemachtigde vertegenwoordiger ingediend.

    3.2.

    De aanvraag gaat vergezeld van de hierna genoemde documenten in drievoud:

    3.2.1.

    een gedetailleerde beschrijving van de hoofdsteun, waarbij met name de aard van de vullingsmaterialen wordt vermeld en, in voorkomend geval, de positie en specificaties van de beugels en bevestigingsdelen voor de stoeltypen waarvoor goedkeuring van de hoofdsteun wordt aangevraagd;

    3.2.2.

    Bij een verwijderbare hoofdsteun (zie de definitie in punt 2.2.2):

    3.2.2.1.

    een gedetailleerde beschrijving van de stoeltypen waarvoor goedkeuring van de hoofdsteun wordt aangevraagd;

    3.2.2.2.

    identificatiegegevens van de voertuigtypen waarvoor de in punt 3.2.2.1 genoemde stoelen zijn bestemd;

    3.2.3.

    Bij een afzonderlijke hoofdsteun (zie de definitie in punt 2.2.3):

    3.2.3.1.

    een gedetailleerde beschrijving van de plaats waar de hoofdsteun op de structuur moet worden bevestigd;

    3.2.3.2.

    identificatiegegevens van het voertuigtype waarvoor de hoofdsteunen zijn bestemd;

    3.2.3.3.

    maattekeningen van de kenmerkende delen van de structuur en de hoofdsteun. Op deze tekeningen moet de plaats voor het goedkeuringsnummer ten opzichte van de cirkel van het goedkeuringsmerk zijn aangegeven;

    3.2.4.

    maattekeningen van de kenmerkende delen van de stoel en de hoofdsteun. Op deze tekeningen moet de plaats voor het goedkeuringsnummer ten opzichte van de cirkel van het goedkeuringsmerk zijn aangegeven.

    3.3.

    Bij de voor de uitvoering van de goedkeuringstests verantwoordelijke technische dienst wordt het volgende ingediend:

    3.3.1.

    Bij een geïntegreerde hoofdsteun (zie de definitie in punt 2.2.1), vier complete stoelen.

    3.3.2.

    Bij een verwijderbare hoofdsteun (zie de definitie in punt 2.2.2):

    3.3.2.1.

    twee stoelen van elk type waarvoor de hoofdsteun is bestemd;

    3.3.2.2.

    4 + 2N hoofdsteunen, waarbij N het aantal stoeltypen is waarop de hoofdsteun moet worden gemonteerd.

    3.3.3.

    Bij een afzonderlijke hoofdsteun (zie de definitie in punt 2.2.3), drie hoofdsteunen en het desbetreffende deel van de voertuigstructuur, dan wel een compleet voertuig.

    3.4.

    De voor de uitvoering van de goedkeuringstests verantwoordelijke technische dienst kan verzoeken:

    3.4.1.

    specifieke delen of specifieke monsters van de gebruikte materialen te bezorgen, en/of

    3.4.2.

    voertuigen van de in punt 3.2.2.2 genoemde typen te presenteren.

    4.   OPSCHRIFTEN

    4.1.

    Op de ter goedkeuring ingediende voorzieningen moet:

    4.1.1.

    duidelijk en onuitwisbaar de handelsnaam of het handelsmerk van de aanvrager zijn aangebracht;

    4.1.2.

    op een plaats die op de in punt 3.2.3.3 of 3.2.4 genoemde tekeningen is aangegeven, voldoende ruimte voor het goedkeuringsmerk zijn voorzien.

    4.2.

    Bij een geïntegreerde of verwijderbare hoofdsteun (zie de definities in de punten 2.2.1 en 2.2.2) mogen de in de punten 4.1.1 en 4.1.2 bedoelde opschriften worden aangebracht op een label dat is aangebracht op een plaats die op de in punt 3.2.4 genoemde tekeningen is aangegeven.

    5.   GOEDKEURING

    5.1.

    Als het type hoofdsteun waarvoor krachtens dit reglement goedkeuring wordt aangevraagd, aan de voorschriften van de punten 6 en 7 voldoet, wordt voor dat type hoofdsteun goedkeuring verleend.

    5.2.

    Aan elk goedgekeurd type wordt een goedkeuringsnummer toegekend. De eerste twee cijfers ervan (momenteel 03 voor wijzigingenreeks 03 die op 20 november 1989 in werking is getreden) geven de wijzigingenreeks aan met de recentste belangrijke technische wijzigingen van het reglement op de datum van goedkeuring. Dezelfde overeenkomstsluitende partij mag hetzelfde nummer niet aan een ander type hoofdsteun toekennen.

    5.3.

    Van de goedkeuring of de uitbreiding of weigering van de goedkeuring van een type hoofdsteun krachtens dit reglement wordt aan de partijen bij de Overeenkomst van 1958 die dit reglement toepassen, mededeling gedaan door middel van een formulier volgens het model in bijlage 1 bij dit reglement.

    5.4.

    Op elke al dan niet in een stoel ingebouwde hoofdsteun die in de punten 2.2.1, 2.2.2 en 2.2.3 is gedefinieerd en krachtens dit reglement is goedgekeurd, wordt een internationaal goedkeuringsmerk aangebracht dat bestaat uit:

    5.4.1.

    een cirkel met daarin de letter “E”, gevolgd door het nummer van het land dat de goedkeuring heeft verleend (2);

    5.4.2.

    het goedkeuringsnummer, en

    5.4.3.

    bij een in de rugleuning ingebouwde hoofdsteun, vóór het goedkeuringsnummer, het nummer van dit reglement, de letter “R” en een liggend streepje.

    5.5.

    Het goedkeuringsmerk wordt aangebracht in de in punt 4.1.2 genoemde ruimte.

    5.6.

    Het goedkeuringsmerk moet duidelijk leesbaar en onuitwisbaar zijn.

    5.7.

    In bijlage 2 bij dit reglement worden voorbeelden van de opstelling van goedkeuringsmerken gegeven.

    6.   ALGEMENE SPECIFICATIES

    6.1.

    De aanwezigheid van de hoofdsteun mag geen extra gevaar opleveren voor de inzittenden van het voertuig. In het bijzonder mag hij in geen enkele gebruiksstand gevaarlijke oneffenheden of scherpe randen vertonen die het risico of de ernst van verwondingen voor de inzittenden kunnen vergroten. Delen van de hoofdsteun die zich in de hieronder gedefinieerde impactzone bevinden, moeten energie kunnen absorberen op de manier die in bijlage 6 bij dit reglement is beschreven.

    6.1.1.

    De impactzone is lateraal begrensd door twee verticale langsvlakken, op 70 mm aan weerszijden van het spiegelvlak van de desbetreffende stoel.

    6.1.2.

    De impactzone is in de hoogte begrensd tot het hoofdsteungedeelte dat zich bevindt boven het vlak loodrecht op referentielijn R en op 635 mm afstand van het H-punt.

    6.1.3.

    In afwijking van bovenstaande bepalingen zijn de voorschriften inzake energieabsorptie niet van toepassing op de achterzijde van hoofdsteunen voor stoelen waarachter zich geen andere stoelen bevinden.

    6.2.

    De delen van de voor- en achterzijde van de hoofdsteun, met uitzondering van de delen van de achterzijde van hoofdsteunen bestemd voor stoelen waarachter zich geen andere zitplaatsen bevinden, die zich aan de buitenzijde van de hierboven gedefinieerde verticale langsvlakken bevinden, moeten zo zijn opgevuld dat het hoofd niet direct in contact kan komen met de onderdelen van de structuur die, in zones die door een bol met een diameter van 165 mm kunnen worden geraakt, een krommingsstraal van ten minste 5 mm moeten hebben.

    Deze onderdelen kunnen echter ook bevredigend worden geacht als ze de in bijlage 6 bij dit reglement beschreven energieabsorptietest doorstaan. Indien bovenstaande delen van de hoofdsteunen en de steunen ervan bekleed zijn met materiaal met een hardheid van minder dan 50 Shore A, zijn de voorschriften van dit punt, met uitzondering van de voorschriften die betrekking hebben op energieabsorptie als gedefinieerd in bijlage 6, alleen van toepassing op de stijve delen.

    6.3.

    De hoofdsteun wordt zodanig aan de stoel of, in voorkomend geval, de voertuigstructuur bevestigd dat geen stijve en gevaarlijke delen uit de bekleding van de hoofdsteun, de bevestiging van de hoofdsteun of de rugleuning steken ten gevolge van de druk die tijdens de test door het hoofd wordt uitgeoefend.

    6.4.

    De hoogte van de hoofdsteun, gemeten volgens de voorschriften van punt 7.2, moet aan de volgende specificaties voldoen:

    6.4.1.

    De hoogte van hoofdsteunen wordt gemeten zoals beschreven in punt 7.2.

    6.4.2.

    Voor niet in de hoogte verstelbare hoofdsteunen bedraagt de hoogte minstens 800 mm voor voorstoelen en minstens 750 mm voor andere stoelen.

    6.4.3.

    Voor in de hoogte verstelbare hoofdsteunen:

    6.4.3.1.

    bedraagt de hoogte minstens 800 mm voor voorstoelen en minstens 750 mm voor andere stoelen; deze waarde wordt verkregen in een stand tussen de hoogste en de laagste stand;

    6.4.3.2.

    mag de hoogte voor geen enkele gebruiksstand minder dan 750 mm bedragen;

    6.4.3.3.

    bij andere stoelen dan de voorstoelen mag het mogelijk zijn de hoofdsteun in een stand te plaatsen waarbij de hoogte minder dan 750 mm bedraagt, voor zover het voor de inzittende duidelijk is dat het niet de bedoeling is de hoofdsteun in deze stand te gebruiken;

    6.4.3.4.

    bij voorstoelen mogen de hoofdsteunen zich automatisch verplaatsen in een stand waarbij de hoogte minder dan 750 mm bedraagt wanneer de stoel niet bezet is, voor zover ze ook automatisch terugkeren naar de gebruiksstand wanneer iemand op de stoel plaatsneemt.

    6.4.4.

    Om voldoende ruimte te laten tussen de hoofdsteun en het binnenoppervlak van het dak, de ruiten of andere delen van de voertuigstructuur mogen de in de punten 6.4.2 en 6.4.3.1 vermelde afmetingen minder dan 800 mm bedragen bij voorstoelen en minder dan 750 mm bij andere stoelen; deze vrije ruimte mag echter niet meer dan 25 mm bedragen. Bij stoelen met verplaatsings- en/of verstelsystemen geldt dit voor alle zitplaatsen. In afwijking van punt 6.4.3.2 mogen deze stoelen geen enkele gebruiksstand hebben waarbij de hoogte minder dan 700 mm bedraagt.

    6.4.5.

    In afwijking van de in de punten 6.4.2 en 6.4.3.1 vermelde voorschriften inzake hoogte mag de hoogte van hoofdsteunen die voor centrale stoelen of zitplaatsen achter zijn ontworpen, niet minder dan 700 mm bedragen.

    6.5.

    Bij een in de hoogte verstelbare hoofdsteun mag de hoogte van de voorziening waar het hoofd tegen rust, gemeten zoals voorgeschreven in punt 7.2, niet minder dan 100 mm bedragen.

    6.6.

    Bij een niet in de hoogte verstelbare hoofdsteun mag de ruimte tussen de rugleuning en de hoofdsteun niet meer dan 60 mm bedragen.

    6.6.1.

    De afstand tussen de laagste stand van een in de hoogte verstelbare hoofdsteun en de bovenkant van de rugleuning mag niet meer dan 25 mm bedragen.

    6.6.2.

    Bij een niet in de hoogte verstelbare hoofdsteun moet het volgende gebied worden beschouwd:

    6.6.2.1.

    boven een vlak loodrecht op de referentielijn, op een afstand van 540 mm van het R-punt en

    6.6.2.2.

    tussen twee verticale langsvlakken, door een punt op een afstand van 85 mm aan weerszijden van de referentielijn.

    Dit gebied mag een of meer openingen omvatten die, ongeacht hun vorm, een afstand “a” van meer dan 60 mm vertonen, gemeten overeenkomstig punt 7.5, voor zover na de aanvullende test van punt 7.4.3.4 nog steeds aan de voorschriften van punt 7.4.3.6 wordt voldaan.

    6.6.3.

    Bij in de hoogte verstelbare hoofdsteunen mag het deel van de voorziening dat dienst doet als hoofdsteun een of meer openingen omvatten die, ongeacht hun vorm, een afstand “a” van meer dan 60 mm vertonen, gemeten overeenkomstig punt 7.5, voor zover na de aanvullende test van punt 7.4.3.4 nog steeds aan de voorschriften van punt 7.4.3.6 wordt voldaan.

    6.7.

    De hoofdsteun moet voldoende breed zijn om goede steun te bieden aan het hoofd van een persoon die normaal op de stoel plaatsneemt. In de breedte, zoals gedefinieerd in punt 7.3, bestrijkt de hoofdsteun een gebied van minstens 85 mm aan weerszijden van het spiegelvlak van de stoel waarvoor de hoofdsteun is bestemd; die afstand wordt gemeten zoals voorgeschreven in punt 7.3.

    6.8.

    De hoofdsteun en de bevestigingen ervan moeten van dien aard zijn dat de hoofdsteun een maximale achterwaartse verplaatsing van het hoofd van minder dan 102 mm toestaat, gemeten volgens de statische procedure van punt 7.4.

    6.9.

    De hoofdsteun en de bevestigingen ervan moeten sterk genoeg zijn om de in punt 7.4.3.7 voorgeschreven belasting te doorstaan zonder te bezwijken.

    6.10.

    Bij een verstelbare hoofdsteun moet het voor de gebruiker onmogelijk zijn om de maximaal voorgeschreven gebruikshoogte te overschrijden, tenzij hij dit bij het verstellen doelbewust doet.

    7.   TESTS

    7.1.

    Bepaling van het referentiepunt (H-punt) van de stoel waarin de hoofdsteun is ingebouwd

    Dit punt wordt bepaald volgens de voorschriften van bijlage 3 bij dit reglement.

    7.2.

    Bepaling van de hoogte van de hoofdsteun

    7.2.1.

    Alle lijnen worden getrokken in het spiegelvlak van de desbetreffende stoel; het snijpunt van dat vlak en de stoel bepaalt de contouren van de hoofdsteun en de rugleuning (zie bijlage 4, figuur 1, bij dit reglement).

    7.2.2.

    De dummy die overeenkomt met een volwassen man van het 50e percentiel of de dummy die in bijlage 3 bij dit reglement is afgebeeld, wordt in een normale houding op de stoel geplaatst. Indien de rugleuning verstelbaar is, wordt zij vergrendeld in een stand waarbij de referentielijn van de romp van de dummy 25° naar achteren helt of die hellingsgraad zo dicht mogelijk benadert.

    7.2.3.

    Voor de desbetreffende stoel wordt in het in punt 7.2.1 gespecificeerde vlak de projectie van de referentielijn van de in bijlage 3 afgebeelde dummy getrokken. De raaklijn S aan de bovenkant van de hoofdsteun wordt loodrecht op de referentielijn getrokken.

    7.2.4.

    De afstand “h” van het H-punt tot de raaklijn S geeft de hoogte weer die in acht moet worden genomen bij de toepassing van het voorschrift van punt 6.4.

    7.3.

    Bepaling van de breedte van de hoofdsteun (zie bijlage 4, figuur 2, bij dit reglement).

    7.3.1.

    Het vlak S1, loodrecht op de referentielijn en op een afstand van 65 mm onder de in punt 7.2.3 gedefinieerde raaklijn S, definieert een door omtrek C begrensd deel van de hoofdsteun. In het vlak S1 wordt de richting aangegeven van de aan C rakende rechte lijnen die het snijpunt weergeven van de verticale vlakken (P en P”), parallel met het spiegelvlak van de desbetreffende stoel, en vlak S1.

    7.3.2.

    De afstand “L” tussen de vlakken P en P” in het vlak S1 is de breedte van de hoofdsteun waarmee rekening moet worden gehouden bij de toepassing van het voorschrift van punt 6.7.

    7.3.3.

    Zo nodig wordt de breedte van de hoofdsteun eveneens bepaald op een afstand van 635 mm boven het referentiepunt van de stoel; deze afstand wordt langs de referentielijn gemeten.

    7.4.

    Bepaling van de doeltreffendheid van de voorziening

    7.4.1.

    De doeltreffendheid van de hoofdsteun wordt gecontroleerd aan de hand van de hieronder beschreven statische test.

    7.4.2.

    Voorbereiding voor de test

    7.4.2.1.

    Een verstelbare hoofdsteun wordt in zijn hoogste stand geplaatst.

    7.4.2.2.

    Bij een bank waarvan het volledige frame (inclusief dat van de hoofdsteunen) of een deel ervan voor meer dan een zitplaats wordt gebruikt, worden alle zitplaatsen simultaan getest.

    7.4.2.3.

    Stoelen of rugleuningen die verstelbaar zijn ten opzichte van een hoofdsteun die aan de voertuigstructuur is bevestigd, worden in de stand geplaatst die de technische dienst het meest ongunstig acht.

    7.4.3.

    Test

    7.4.3.1.

    Alle lijnen worden getrokken in het verticale spiegelvlak van de desbetreffende stoel (zie bijlage 5 bij dit reglement).

    7.4.3.2.

    In het in punt 7.4.3.1 genoemde vlak wordt een projectie van de referentielijn R getrokken.

    7.4.3.3.

    De verplaatste referentielijn R1 wordt bepaald door op het deel dat de rug van de in bijlage 3 bij dit reglement vermelde dummy simuleert, een kracht met een achterwaarts moment van 37,3 daNm om het H-punt uit te oefenen.

    7.4.3.4.

    Met behulp van een hoofdvormige bol met een diameter van 165 mm wordt een kracht met een moment van 37,3 daNm om het H-punt uitgeoefend in een rechte hoek ten opzichte van de verplaatste referentielijn R1 en op een afstand van 65 mm onder de bovenkant van de hoofdsteun, waarbij de referentielijn in de verplaatste positie R1 wordt gehandhaafd zoals bepaald in punt 7.4.3.3.

    7.4.3.4.1.

    Als de hierboven voorgeschreven kracht niet op een afstand van 65 mm onder de bovenkant van de hoofdsteun kan worden uitgeoefend omdat de hoofdsteun op die plaats een opening vertoont, mag deze afstand worden verkleind zodat de as van de kracht door de middellijn loopt van het frameonderdeel dat zich het dichtst bij de opening bevindt.

    7.4.3.4.2.

    In de in de punten 6.6.2 en 6.6.3 vermelde gevallen wordt de test herhaald door, met behulp van een bol met een diameter van 165 mm, op elke opening een kracht met de volgende kenmerken uit te oefenen:

     

    door het zwaartepunt van het smalste deel van de opening, langs dwarsvlakken die evenwijdig zijn met de referentielijn, en met een moment van 37,3 daNm om het R-punt.

    7.4.3.5.

    Evenwijdig met de verplaatste referentielijn R1 wordt een raaklijn Y aan de hoofdvormige bol bepaald.

    7.4.3.6.

    De afstand X tussen raaklijn Y en de verplaatste referentielijn R1 wordt gemeten. Aan het voorschrift van punt 6.8 wordt geacht te zijn voldaan, indien de afstand X minder dan 102 mm bedraagt.

    7.4.3.7.

    In gevallen waarin de in punt 7.4.3.4 voorgeschreven kracht wordt uitgeoefend op een afstand van 65 mm of minder onder de bovenkant van de hoofdsteun, en alleen in die gevallen, wordt de kracht verhoogd tot 89 daN, tenzij de stoel of de rugleuning reeds eerder bezwijkt.

    7.5.

    Bepaling van de afstand “a” met betrekking tot openingen in hoofdsteunen (zie bijlage 7 bij dit reglement)

    7.5.1.

    Met behulp van een bol met een diameter van 165 mm wordt voor elke opening de afstand “a” vastgesteld aan de voorkant van de hoofdsteun.

    7.5.2.

    De bol wordt, zonder kracht uit te oefenen, met de opening in aanraking gebracht op het punt waarop de bol het verst in de opening kan binnendringen.

    7.5.3.

    “a” is de afstand tussen de twee raakpunten van de bol met de rand van de opening en wordt in aanmerking genomen voor de beoordeling van de bepalingen van de punten 6.6.2 en 6.6.3.

    8.   CONFORMITEIT VAN DE PRODUCTIE

    8.1.

    Elke hoofdsteun of stoel die voorzien is van een goedkeuringsmerk overeenkomstig bijlage 2, is conform met het goedgekeurde type hoofdsteun en voldoet aan de voorschriften van de punten 6 en 7.

    8.2.

    Om de conformiteit van de productie te controleren, wordt van in serie geproduceerde hoofdsteunen een voldoende aantal steekproeven genomen.

    8.3.

    Voor de tests worden te koop aangeboden of voor de verkoop bestemde hoofdsteunen gebruikt.

    8.4.

    De hoofdsteunen waarvan wordt gecontroleerd of ze conform zijn met het goedgekeurde type, worden onderworpen aan de in punt 7 beschreven test.

    9.   SANCTIES BIJ NON-CONFORMITEIT VAN DE PRODUCTIE

    9.1.

    Goedgekeurde hoofdsteunen

    De krachtens dit reglement verleende goedkeuring voor een type hoofdsteun kan worden ingetrokken indien hoofdsteunen met de in punt 5.4 genoemde kenmerken de steekproeven niet doorstaan of niet conform zijn met het goedgekeurde type.

    9.2.

    Indien een overeenkomstsluitende partij die dit reglement toepast een eerder door haar verleende goedkeuring intrekt, stelt zij de andere overeenkomstsluitende partijen die dit reglement toepassen, daarvan onmiddellijk in kennis door middel van een mededelingenformulier volgens het model in bijlage 1 bij dit reglement.

    10.   WIJZIGING EN UITBREIDING VAN DE GOEDKEURING VAN EEN TYPE HOOFDSTEUN

    10.1.

    Elke wijziging van het type hoofdsteun wordt meegedeeld aan de typegoedkeuringsinstantie die het type hoofdsteun heeft goedgekeurd. Die instantie kan dan:

    10.1.1.

    oordelen dat de wijzigingen waarschijnlijk geen noemenswaardig nadelig effect zullen hebben en dat de hoofdsteun in ieder geval nog steeds aan de voorschriften voldoet, of

    10.1.2.

    de voor de uitvoering van de tests verantwoordelijke technische dienst om een aanvullend testrapport verzoeken.

    10.2.

    De overeenkomstsluitende partijen die dit reglement toepassen, worden volgens de procedure van punt 5.3 in kennis gesteld van de bevestiging of weigering van de goedkeuring, met vermelding van de wijzigingen.

    10.3.

    De bevoegde instantie die de goedkeuring uitbreidt, kent aan die uitbreiding een volgnummer toe en stelt de andere partijen bij de Overeenkomst van 1958 die dit reglement toepassen, daarvan in kennis door middel van een mededelingenformulier volgens het model in bijlage 1 bij dit reglement.

    11.   INSTRUCTIES

    De fabrikant verstrekt voor elk model dat conform is met een goedgekeurd type hoofdsteun, gegevens over de typen en kenmerken van de stoelen waarvoor de hoofdsteun is goedgekeurd. Bij een verstelbare hoofdsteun moeten de verstel- en/of ontgrendelingswijze duidelijk in deze instructies worden vermeld.

    12.   DEFINITIEVE STOPZETTING VAN DE PRODUCTIE

    Indien de houder van de goedkeuring de productie van een krachtens dit reglement goedgekeurde hoofdsteun definitief stopzet, stelt hij de instantie die de goedkeuring heeft verleend daarvan in kennis. Zodra deze instantie de kennisgeving heeft ontvangen, stelt zij de andere partijen bij de Overeenkomst van 1958 die dit reglement toepassen, daarvan in kennis door middel van een mededelingenformulier volgens het model in bijlage 1 bij dit reglement.

    13.   OVERGANGSBEPALINGEN

    13.1.

    Vanaf de officiële datum van inwerkingtreding van wijzigingenreeks 04 mag een overeenkomstsluitende partij die dit reglement toepast, niet weigeren ECE-goedkeuringen te verlenen krachtens dit reglement, zoals gewijzigd bij wijzigingenreeks 04.

    13.2.

    Vanaf 24 maanden na de datum van inwerkingtreding van wijzigingenreeks 04 verlenen overeenkomstsluitende partijen die dit reglement toepassen, alleen ECE-goedkeuring als het goed te keuren voertuigtype voldoet aan de voorschriften van dit reglement, zoals gewijzigd bij wijzigingenreeks 04.

    13.3.

    Vanaf 48 maanden na de datum van inwerkingtreding van wijzigingenreeks 04 zijn bestaande goedkeuringen die krachtens dit reglement zijn verleend, niet meer geldig, behalve bij voertuigtypen die voldoen aan de voorschriften van dit reglement, zoals gewijzigd bij wijzigingenreeks 04.

    14.   NAAM EN ADRES VAN DE VOOR DE UITVOERING VAN DE GOEDKEURINGSTESTS VERANTWOORDELIJKE TECHNISCHE DIENSTEN EN VAN DE TYPEGOEDKEURINGSINSTANTIES

    De partijen bij de Overeenkomst van 1958 die dit reglement toepassen, delen het secretariaat van de Verenigde Naties de naam en het adres mee van de technische diensten die voor de uitvoering van de goedkeuringstests verantwoordelijk zijn en van de typegoedkeuringsinstanties die de goedkeuring verlenen en waaraan de in andere landen afgegeven certificaten betreffende de goedkeuring en de uitbreiding, weigering of intrekking van de goedkeuring moeten worden toegezonden.


    (1)  De hoofdsteunen die aan de bepalingen van Reglement nr. 17 voldoen, hoeven niet aan de bepalingen van dit reglement te voldoen. Stoelen van voertuigen van categorie M2 met een maximummassa van 3 500 kg en stoelen van voertuigen van categorie M3 waarvoor krachtens Reglement nr. 80 typegoedkeuring is verleend, hoeven niet aan de bepalingen van dit reglement te voldoen.

    (2)  De nummers van de partijen bij de Overeenkomst van 1958 zijn opgenomen in bijlage 3 bij de geconsolideerde resolutie betreffende de constructie van voertuigen (R.E.3), document ECE/TRANS/WP.29/78/Rev. 6 — http://www.unece.org/trans/main/wp29/wp29wgs/wp29gen/wp29resolutions.html


    BIJLAGE 1

    Mededeling

    (maximumformaat: A4 (210 × 297 mm))

    Image 1

     (1)

    Afgegeven door: Naam van de instantie:


    betreffende de: (2)

    goedkeuring

    uitbreiding van de goedkeuring

    weigering van de goedkeuring

    intrekking van de goedkeuring

    definitieve stopzetting van de productie

    van een al dan niet in een stoel ingebouwd type hoofdsteun krachtens Reglement nr. 25

    Goedkeuring nr. …

    Uitbreiding nr. …

    1.   

    Handelsnaam of -merk: …

    2.   

    Naam van de fabrikant: …

    3.   

    Eventueel naam van de vertegenwoordiger van de fabrikant: …

    4.   

    Adres: …

    5.   

    Ter goedkeuring aangeboden op: …

    6.   

    Technische dienst die de tests uitvoert: …

    7.   

    Korte beschrijving van de hoofdsteun (3) 3: …

    8.   

    Type en kenmerken van de stoelen waarvoor de hoofdsteun is bestemd of waarin hij wordt ingebouwd: …

    9.   

    Voertuigtypen waarvoor de stoelen waarvoor de hoofdsteun is ontworpen, zijn bestemd: …

    10.   

    Datum van het door de technische dienst afgegeven rapport: …

    11.   

    Nummer van het door de technische dienst afgegeven rapport: …

    12.   

    Goedkeuring verleend/geweigerd/uitgebreid/ingetrokken (2): …

    13.   

    Plaats: …

    14.   

    Datum: …

    15.   

    Handtekening: …

    16.   

    De lijst van documenten die zijn ingediend bij de typegoedkeuringsinstantie die de goedkeuring heeft verleend, is als bijlage bij deze mededeling gevoegd en is op verzoek verkrijgbaar.


    (1)  Doorhalen wat niet van toepassing is.

    (2)  Doorhalen wat niet van toepassing is.

    (3)  Bij geïntegreerde of verwijderbare hoofdsteunen (zie de definities in de punten 2.2.1 en 2.2.2 van dit reglement) hoeft dit punt niet te worden ingevuld indien alle vereiste kenmerken en gegevens worden vermeld onder punt 8.


    BIJLAGE 2

    Opstelling van goedkeuringsmerken (*)

    Goedkeuringsmerk voor een geïntegreerde of verwijderbare hoofdsteun (zie de definities in de punten 2.2.1 en 2.2.2 van dit reglement).

    Image 2

    Bovenstaand goedkeuringsmerk, aangebracht op een of meer geïntegreerde of verwijderbare hoofdsteunen, geeft aan dat het type hoofdsteun in Nederland (E 4) krachtens Reglement nr. 25 is goedgekeurd onder nummer 032439. De eerste twee cijfers van het goedkeuringsnummer geven aan dat de goedkeuring is verleend overeenkomstig de voorschriften van Reglement nr. 25, wijzigingenreeks 03.

    Goedkeuringsmerk voor een afzonderlijke hoofdsteun (zie de definitie in punt 2.2.3 van dit reglement).

    Image 3

    Bovenstaand goedkeuringsmerk, aangebracht op een hoofdsteun, geeft aan dat de hoofdsteun in kwestie is goedgekeurd en dat het een afzonderlijke hoofdsteun is die in Nederland is goedgekeurd (E4) onder nummer 032439. De eerste twee cijfers van het goedkeuringsnummer geven aan dat de goedkeuring is verleend volgens de voorschriften van Reglement nr. 25, wijzigingenreeks 03.


    (*)  Het goedkeuringsnummer moet dicht bij de cirkel en boven of onder, dan wel links of rechts van de letter E worden geplaatst.


    BIJLAGE 3

    Procedure voor het bepalen van het H-punt en de werkelijke romphoek voor zitplaatsen in motorvoertuigen (1)

    Bijlage 3 — Aanhangsel 1

    Beschrijving van de driedimensionale H-puntmachine (3-D H-machine) ((1))

     

    Bijlage 3 — Aanhangsel 2

    Driedimensionaal referentiesysteem ((1))

     

    Bijlage 3 — Aanhangsel 3

    Referentiegegevens voor de zitplaatsen ((1))

     


    (1)  Deze procedure wordt beschreven in bijlage 1 bij de Geconsolideerde resolutie betreffende de constructie van voertuigen (R.E.3), document ECE/TRANS/WP.29/78/Rev.6.

    ((1))  De 3-D H-puntmachine is beschreven in bijlage 1, aanhangsel 1, bij de Geconsolideerde resolutie betreffende de constructie van voertuigen (R.E.3), document ECE/TRANS/WP.29/78/Rev.6.

    ((1))  Zoals beschreven in bijlage 1, aanhangsel 2, bij de Geconsolideerde resolutie betreffende de constructie van voertuigen (R.E.3), document TRANS/WP.29/78/Rev.6.

    ((1))  Zoals beschreven in bijlage 1, aanhangsel 3, bij de Geconsolideerde resolutie betreffende de constructie van voertuigen (R.E.3), document ECE/TRANS/WP.29/78/Rev.6.


    BIJLAGE 4

    Bepaling van de hoogte en breedte van de hoofdsteun

    Image 4

    Image 5


    BIJLAGE 5

    Tijdens de tests getrokken lijnen en uitgevoerde metingen

    Image 6

    ______________Schets van de oorspronkelijke stand

    - - - - - - - - - - - - -Schets van de stand onder belasting

    r: referentielijn

    r1: verplaatste referentielijn

    Moment van F ten opzichte van r: 37,3 daNm.


    BIJLAGE 6

    Testprocedure voor het controleren van de energiedissipatie

    1.   Installatie, testapparatuur, registratieapparatuur en testprocedure

    1.1.   Installatie

    De met een energiedissiperend materiaal beklede hoofdsteun wordt gemonteerd en getest op de stoel of op het deel van de voertuigstructuur waarin hij wordt geïnstalleerd. Het structuuronderdeel wordt stevig op de testbank bevestigd zodat het bij de impact op zijn plaats blijft en de basis waarop het rust moet ongeveer horizontaal zijn, tenzij er bijzondere specificaties zijn waarvoor redenen worden aangevoerd. Bij een verstelbare rugleuning moet deze met bouten worden vastgezet in de in punt 7.2.2 van dit reglement beschreven stand.

    De hoofdsteun wordt op de rugleuning gemonteerd zoals in het voertuig. Afzonderlijke hoofdsteunen moeten worden bevestigd aan het deel van de voertuigstructuur waaraan ze normaal worden bevestigd.

    Indien de hoofdsteun verstelbaar is, wordt hij met de verstelsystemen in de meest ongunstige stand geplaatst.

    1.2.   Testapparatuur

    1.2.1.

    De apparatuur bestaat uit een slinger met een gelagerd scharnierpunt (kogellagers) en een gereduceerde massa (*) van 6,8 kg in het slagmiddelpunt van de slinger. Het onderste uiteinde van de slinger bestaat uit een stijf hoofdvormig botslichaam met een diameter van 165 mm, waarvan het middelpunt samenvalt met het slagmiddelpunt van de slinger.

    1.2.2.

    Het hoofdvormige botslichaam wordt uitgerust met twee versnellingsmeters en een snelheidsmeter, die waarden in de richting van de botsing kunnen meten.

    1.3.   Registratieapparatuur

    Met de registratieapparatuur moet de volgende meetnauwkeurigheid kunnen worden bereikt:

    1.3.1.

    Versnelling:

     

    nauwkeurigheid = ± 5 % van de werkelijke waarde;

     

    frequentieklasse van de meetketting: CFC 600 overeenkomstig de kenmerken van ISO-norm 6487 (1987);

     

    dwarsgevoeligheid: ≤ 5 % van de laagste schaalwaarde.

    1.3.2.

    Snelheid:

     

    nauwkeurigheid = ±2,5 % van de werkelijke waarde;

     

    gevoeligheid = 0,5 km/h.

    1.3.3.

    Tijdopname:

     

    met de instrumenten moet de handeling kunnen worden geregistreerd tijdens de gehele duur en de afgelezen waarden moeten tot op een duizendste van een seconde nauwkeurig zijn;

     

    het begin van de botsing op het moment van het eerste contact van de hoofdvormige bol met het te testen voorwerp moet zijn aangeduid op de registraties die bij de analyse van de test worden gebruikt.

    1.4.   Testprocedure

    1.4.1.

    Met de hoofdsteun geïnstalleerd en ingesteld zoals aangegeven in punt 1.1 worden de botsingen uitgevoerd op punten die door het laboratorium zijn geselecteerd in het in punt 6.1 van dit reglement gedefinieerde gebied en eventueel buiten het in punt 6.2 van dit reglement gedefinieerde gebied op oppervlakken met een krommingsstraal van minder dan 5 mm.

    1.4.1.1.

    De richting van de botsing tegen de achterkant van de hoofdsteun, van achter naar voor, bevindt zich in een langsvlak, in een hoek van 45° ten opzichte van de verticale as.

    1.4.1.2.

    De richting van de botsing tegen de voorkant van de hoofdsteun, van voor naar achter, is horizontaal en bevindt zich in een langsvlak.

    1.4.1.3.

    De voorste en achterste zones worden begrensd door het horizontale raakvlak aan de bovenkant van de hoofdsteun, zoals bepaald in punt 7.2 van dit reglement.

    1.4.2.

    Het hoofdvormige botslichaam raakt het te testen voorwerp met een snelheid van 24,1 km/h; deze snelheid wordt bereikt met de voortstuwingsenergie van de voorziening zelf of met behulp van een aanvullende voortstuwingsvoorziening.

    2.   Resultaten

    Bij tests die volgens bovenstaande procedure worden uitgevoerd, mag de vertraging van het hoofdvormige botslichaam niet langer dan 3 milliseconden meer dan 80 g bedragen. Als vertragingwaarde geldt het gemiddelde van de op de twee versnellingsmeters afgelezen waarden.

    3.   Gelijkwaardige procedures

    3.1.

    Gelijkwaardige procedures zijn toegestaan op voorwaarde dat de in punt 2 vereiste resultaten kunnen worden verkregen; met name mogen onderdelen van de testapparatuur anders georiënteerd zijn zolang de relatieve hoeken tussen de hoofdsteun en de botsrichting worden nageleefd.

    3.2.

    De persoon die een andere dan de in punt 1 voorgeschreven testprocedure gebruikt, is verantwoordelijk voor het aantonen van de gelijkwaardigheid ervan.

    (*)  De verhouding tussen de gereduceerde massa “mr”, van de slinger en de totale massa “m” van de slinger op een afstand “a” van het slagmiddelpunt en de draaias en op een afstand “l” van het zwaartepunt en de draaias wordt uitgedrukt door de formule mr = m (l/a).


    BIJLAGE 7

    Bepaling van de afstand “a” met betrekking tot openingen in hoofdsteunen

    (zie de punten 6.6.2 en 6.6.3 van dit reglement)

    Image 7

    Opmerking:

    de doorsnede A-A moet worden gemaakt op het punt van de opening waar de bol, zonder enige kracht uit te oefenen, het verst kan binnendringen.

    Image 8

    Opmerking:

    de doorsnede A-A moet worden gemaakt op het punt van de opening waar de bol, zonder enige kracht uit te oefenen, het verst kan binnendringen.

    Top