Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 42012Y1219(01)

    Conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 27 november 2012 , over de participatie en sociale insluiting van jongeren, met nadruk op die met een migrantenachtergrond

    PB C 393 van 19.12.2012, p. 15–19 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    19.12.2012   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 393/15


    Conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 27 november 2012, over de participatie en sociale insluiting van jongeren, met nadruk op die met een migrantenachtergrond

    2012/C 393/05

    DE RAAD EN DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN DER LIDSTATEN, IN HET KADER VAN DE RAAD BIJEEN,

    HERINNEREND AAN DE POLITIEKE ACHTERGROND VAN DIT VRAAGSTUK, UITEENGEZET IN DE BIJLAGE, EN MET NAME AAN HET VOLGENDE:

    1.

    In artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) worden eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren, genoemd als belangrijkste waarden van de Europese Unie. Deze waarden hebben de lidstaten gemeen in een samenleving die gekenmerkt wordt door pluralisme, non-discriminatie, verdraagzaamheid, rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkheid van vrouwen en mannen (1).

    2.

    Artikel 165 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) bepaalt dat het optreden van de Europese Unie erop gericht is de deelneming van jongeren aan het democratisch leven in Europa aan te moedigen.

    3.

    In de resolutie over een nieuw kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken (2010-2018) (2) wordt het bevorderen van actief burgerschap en sociale inclusie van alle jongeren een van de algemene doelstellingen genoemd, en gelden participatie en sociale insluiting als twee van de acht actiegebieden. Beginselen die volgens de resolutie alle beleidsmaatregelen en activiteiten met betrekking tot jongeren moeten leiden, zijn onder meer dat jongeren als een maatschappelijke waarde worden beschouwd, en dat hun recht om deel te nemen aan de ontwikkeling van beleid dat hen betreft, gestalte krijgt in een permanente gestructureerde dialoog met jongeren en jongerenorganisaties.

    4.

    Europa 2020 stelt drie prioriteiten, die elkaar versterken en die gebaseerd zijn op slimme, duurzame en inclusieve groei. In het kader van het vlaggenschipinitiatief Europees Platform tegen armoede en sociale uitsluiting, wordt in het bijzonder gewezen op de noodzaak om de sociale en territoriale cohesie te versterken zodat iedereen kan delen in de groei en de werkgelegenheid, en mensen die met armoede en sociale uitsluiting te kampen hebben, een menswaardig bestaan kunnen opbouwen en actief kunnen deelnemen aan de samenleving. Jeugdzaken wordt tevens aangemerkt als een belangrijk gebied waarop het initiatief „Jongeren in beweging” ten doel heeft de resultaten in het formeel en niet-formeel onderwijs te verbeteren en jongeren gemakkelijker toegang tot de arbeidsmarkt te bieden;

    EN OPMERKEND DAT:

    5.

    deze conclusies betrekking hebben op alle jongeren, met nadruk op die met een migrantenachtergrond (3);

    REKENING HOUDEND MET HET VOLGENDE:

    6.

    actieve participatie van jongeren omvat alle terreinen die het leven van jongeren beïnvloeden, alsook actieve betrokkenheid bij het democratisch gebeuren;

    7.

    sociale insluiting van jongeren houdt toegang in tot diensten als gezondheidszorg, formeel onderwijs en non-formeel en informeel leren, informatie- en communicatietechnologie (ict), cultuur, huisvesting, sociale diensten en werkgelegenheid, ongeacht sekse, ras of etnische afstamming, godsdienst en levensovertuiging, handicap, leeftijd, en seksuele gerichtheid;

    8.

    raciale, etnische, culturele en godsdienstige verscheidenheid is een centraal kenmerk van de Europese Unie. Mobiliteit en migratie zijn een grote bron van diversiteit geweest; in 2011 woonden er in de EU 20,5 miljoen onderdanen van derde landen, die in de EU-context over het algemeen immigranten worden genoemd, en zij vertegenwoordigden ongeveer 4 % van de totale bevolking van de EU, en er waren 12,8 miljoen EU-burgers die in een andere lidstaat dan de hunne woonden, oftewel 2,5 % van de EU27-bevolking (4);

    9.

    de leeftijd van immigranten verschilt van lidstaat tot lidstaat. In 2011 was meer dan de helft tussen 20 en 34 jaar oud (5);

    10.

    de negatieve effecten van de economische en financiële crisis op groei en werkgelegenheid treffen vooral kansarme jongeren. Met name heeft het percentage van de jeugdwerkloosheid in de Europese Unie het verontrustende niveau van meer dan 20 % bereikt, en stijgt het nog, bij jongeren in de leeftijdsgroep onder de 25 jaar. 21,1 % van de jongeren van 18-24 jaar loopt een armoederisico;

    11.

    de gebeurtenissen in het zuiden van het Middellandse Zeegebied sedert eind 2010 hebben aanzienlijke bewegingen van jonge migranten op gang gebracht, met rechtstreekse gevolgen voor de grenzen van de EU;

    12.

    het Europees Fonds voor de integratie van onderdanen van derde landen (EIF) streeft ernaar de Europese samenwerking te bevorderen teneinde vergelijkbare rechten, verantwoordelijkheden en kansen voor allen te verwezenlijken (6);

    OVERWEGENDE HETGEEN VOLGT:

    13.

    formeel onderwijs en niet-formeel en informeel leren zijn van cruciaal belang voor volledige integratie en sociale cohesie. Alle jongeren moeten gelijke toegang hebben tot onderwijs, beroepsopleiding en de arbeidsmarkt. Jongeren met een migrantenachtergrond die in het onderwijsstelsel van het gastland worden geïntegreerd, kunnen hun kennis, vaardigheden en competenties vergroten, waardoor zij veel gemakkelijker een baan kunnen vinden;

    14.

    niet-formeel en informeel leren ondersteunen het formeel onderwijs en kunnen de sociale en economische insluiting van jongeren bevorderen. In dit verband is het werk van jongerenorganisaties en jeugdwerkers door, met en voor jongeren, met name met die welke een migrantenachtergrond hebben, belangrijk;

    15.

    een groot aantal activiteiten in verband met niet-formeel en informeel leren wordt gesteund via financieringsprogramma's van de EU. Sommige programma's, zoals de programma's voor de jeugd, zijn aangepast aan de behoeften van jongeren, en zijn toegankelijk voor alle jongeren, ongeacht hun opleidingsniveau, achtergrond en keuzes;

    16.

    uit een toenemend aantal studies blijkt dat jonge vrouwen en mannen met een migrantenachtergrond grote nadelen blijven ondervinden in het onderwijs, op de arbeidsmarkt en bij de overgang van school naar werk, ondanks het feit dat een groot deel van deze groep personen in hun land van verblijf is gesocialiseerd of daar is geboren (7). Uit gegevens blijkt voorts dat jonge vrouwen met een migrantenachtergrond vaker getroffen worden door werkloosheid en sociale uitsluiting dan jonge mannen;

    17.

    een succesvolle integratie van migranten is van essentieel belang voor de welvaart van en het wederzijds begrip en de communicatie tussen niet alleen de individuele migranten en de plaatselijke samenleving, maar tevens van de EU als geheel, aangezien zij bijdraagt tot economische groei en culturele rijkdom;

    18.

    mobiele jonge EU-burgers en jongeren met een migrantenachtergrond de kans geven om hun potentieel inzake actieve participatie op lokaal, regionaal, nationaal en Europees niveau te ontplooien, is een essentiële factor om tot grotere sociale insluiting en een gezonde, duurzame en democratische werking en verdere ontwikkeling van de samenleving te komen;

    19.

    racisme, vreemdelingenhaat en andere vormen van onverdraagzaamheid blijven een groot punt van bezorgdheid in de EU, ook voor jongeren met een migrantenachtergrond. Alle maatregelen ten aanzien van jongeren, ook die met een migrantenachtergrond, moeten sporen met het Handvest van de grondrechten van de EU, met name met het bevorderen van non-discriminatie, de rechten van het kind en de bescherming van persoonsgegevens, en mogen niet leiden tot stigmatisering van een bepaalde groep;

    20.

    strategieën die gericht zijn op sociale insluiting zouden de participatie van jongeren met een migrantenachtergrond aan het democratisch, economisch, sociaal en cultureel leven moeten vergemakkelijken;

    STELLEN DE VOLGENDE PRIORITEITEN VAST VOOR HET VERSTERKEN VAN DE PARTICIPATIE EN DE SOCIALE INSLUITING VAN JONGEREN MET EEN MIGRANTENACHTERGROND:

    het is van vitaal belang dat volledige participatie en sociale insluiting van alle jongeren, vooral jongeren met een migrantenachtergrond, worden bevorderd, met name door:

    21.

    alle jongeren te betrekken bij de ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van alle beleidsmaatregelen die op hen betrekking hebben;

    22.

    de interculturele dialoog en het interculturele begrip te bevorderen; met name door mensen met een verschillende culturele achtergrond actief bij de samenleving te betrekken, en aldus discriminatie, racisme, vreemdelingenhaat en andere vormen van onverdraagzaamheid te bestrijden;

    23.

    de gelijkheid van jonge vrouwen en mannen te bevorderen, met name door gelijke toegang te bieden tot kwaliteitsonderwijs en -opleiding en een soepele overgang van school naar werk te faciliteren;

    24.

    te onderkennen dat niet-formeel en informeel leren een cruciale rol vervullen en dat het uiterst belangrijk is de leerresultaten daarvan te valideren;

    25.

    de rol te erkennen die jongerenorganisaties, inclusief de migrantenjongerenorganisaties, en andere delen van de civiele samenleving spelen bij het ondersteunen van de insluiting van jongeren;

    26.

    de lokale, regionale en nationale overheden actief te betrekken bij de uitvoering van beleidsmaatregelen op het gebied van sociale insluiting; en de samenwerking rond vraagstukken in verband met migratie, waaronder de ondersteuning van de participatie en sociale insluiting van jongeren, te versterken;

    27.

    het belang van het leren van de officiële taal of talen van het gastland, alsmede andere vreemde talen te erkennen;

    VERZOEKEN DE LIDSTATEN, BINNEN HET KADER VAN HUN RESPECTIEVE BEVOEGDHEDEN EN MET INACHTNEMING VAN HET SUBSIDIARITEITSBEGINSEL:

    28.

    bij de ontwikkeling van beleid en de verstrekking van diensten rekening te houden met de specifieke behoeften van jongeren met een migrantenachtergrond en de moeilijkheden die zij ondervinden; te voorzien in laagdrempelige diensten voor jongeren die met discriminatie, vreemdelingenhaat en racisme geconfronteerd werden of dreigen te worden; daarbij rekening te houden met het feit dat actief burgerschap van jongeren mede gebaseerd is op hun verantwoordelijkheden en op hun inzet voor actieve participatie in de samenleving;

    29.

    jeugd- en jongerenwerk en -beleid te bevorderen ter versterking van actieve participatie, sociale insluiting, solidariteit en interculturele dialoog tussen jongeren, dat tot aanvaarding van de toenemende diversiteit onder alle jongeren leidt; innovatieve methoden te ontwikkelen voor het verrichten van jeugdwerk op plekken waar jongeren samenkomen;

    30.

    de persoonlijke ontwikkeling en het persoonlijke welzijn van alle jongeren te bevorderen door te voorzien in arbeidsmogelijkheden voor jongeren, zodat zij hun potentieel ten volle kunnen benutten en actieve en geëngageerde burgers kunnen worden;

    31.

    de actieve betrokkenheid van jongeren met een migrantenachtergrond bij en hun actieve participatie in hun lokale gemeenschappen te ondersteunen, vooral met betrekking tot kansen inzake niet-formeel en informeel leren;

    32.

    de toegankelijkheid van het cultuur-, sport- en vrijetijdsaanbod te vergroten omdat dit belangrijke instrumenten zijn voor de sociale insluiting van jongeren met een migrantenachtergrond en mobiele jonge EU-burgers;

    33.

    onderwijs- en opleidingsstelsels te ontwikkelen en te zorgen voor leraren die over de nodige opleiding en competenties beschikken om tegemoet te komen aan de specifieke behoeften van de individuele lerenden, inclusief een betere leerondersteuning voor jongeren met een migrantenachtergrond;

    34.

    de meertaligheid van jonge mobiele EU-burgers en jongeren met een migrantenachtergrond te bevorderen en het aanleren van de officiële taal of talen van het land van verblijf te ondersteunen teneinde jongeren in staat te stellen kennis op te doen en volledig deel te nemen aan onderwijs en culturele en sociale activiteiten;

    35.

    samen te werken met jeugdwerkers en jongerenorganisaties, inclusief migrantenjongerenorganisaties, bij het ontwikkelen, bevorderen en ondersteunen van laagdrempelige leeractiviteiten in groepsverband teneinde wederzijdse eerbied, tolerantie en intercultureel begrip te stimuleren;

    36.

    sociale insluiting in de informatiemaatschappij te bevorderen door bijvoorbeeld de mediageletterdheid bij jongeren met een migrantenachtergrond te vergroten;

    37.

    jonge mobiele EU-burgers en jongeren met een migrantenachtergrond te ondersteunen bij de overgang van onderwijs of opleiding naar werk en te zorgen voor gelijke toegang tot jongerengaranties voor alle jongeren overeenkomstig de nationale wetgeving en dienstverlening;

    38.

    de participatie van jonge mobiele EU-burgers en jongeren met een migrantenachtergrond in besluitvormingsstructuren te bevorderen en hun effectieve participatie in en bijdrage aan beleidsmaatregelen en programma's die op hen betrekking hebben te vergroten;

    39.

    de vorming van netwerken te ondersteunen en strategische partnerschappen te stimuleren tussen jongerenorganisaties, inclusief organisaties van migrantenjongeren, overheden op lokaal, regionaal en nationaal niveau en de particuliere sector, met het oog op het opzetten van door jongeren geleide projecten en evenementen waarbij diversiteit wordt erkend en insluiting wordt bevorderd;

    VERZOEKEN DE LIDSTATEN EN DE COMMISSIE, BINNEN HET KADER VAN HUN RESPECTIEVE BEVOEGDHEDEN EN MET INACHTNEMING VAN HET SUBSIDIARITEITSBEGINSEL:

    40.

    alle jongeren te betrekken bij de ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van alle beleidsmaatregelen die op hen betrekking hebben;

    41.

    de naar gender onderscheiden situatie van jonge vrouwen en mannen met een migrantenachtergrond te analyseren en maatregelen te ontwikkelen voor gelijke kansen en genderevenwicht;

    42.

    de belangrijke rol te onderkennen die de lokale samenleving speelt bij het helpen van jongeren met en migrantenachtergrond om hun kennis, vaardigheden en competenties uit te breiden door middel van formeel onderwijs en kansen inzake niet-formeel en informeel leren en ontwikkeling.

    43.

    optimaal gebruik te maken van het Europees Jaar van de burger 2013 om volledig te kunnen focussen op de mobiliteit en de volledige participatie van jonge mobiele EU-burgers in de Europese samenleving en jonge mobiele EU-burgers en jongeren met een migrantenachtergrond meer bewust te maken van hun rechten en verantwoordelijkheden teneinde de samenhang en het wederzijds begrip te vergroten;

    44.

    de sectordoorsnijdende samenwerking en synergie te bevorderen van de verschillende belanghebbenden die zich op nationaal, regionaal en Europees niveau met migratievraagstukken bezighouden;

    45.

    programma's en activiteiten te ondersteunen die de toegang tot banen vergemakkelijken en de inzetbaarheid van mobiele jonge EU-burgers en jongeren met een migrantenachtergrond verbeteren, door loopbaanbegeleiding en informatie over mogelijkheden inzake werkgelegenheid, onderwijs en opleiding;

    46.

    na te gaan of informatie- en adviseringsdiensten voor jongeren zich kunnen richten op jongeren met een migrantenachtergrond teneinde in een persoonlijk gesprek of online innoverende informatie en advisering op maat te verstrekken;

    47.

    de samenwerking aan te moedigen en te ondersteunen tussen jongerenorganisaties, inclusief migrantenjongerenorganisaties, en de media, om een onpartijdig beeld te schetsen van jongeren met een migrantenachtergrond en op die manier hun sociale inclusie te bevorderen;

    48.

    de aanneming toe te juichen van een voorstel voor een aanbeveling van de Raad betreffende de validering van niet-formeel en informeel leren en te erkennen dat met name jongerenorganisaties een essentiële rol spelen bij het verstrekken van mogelijkheden tot niet-formeel en informeel leren, die voor jongeren met een migrantenachtergrond van cruciaal belang zijn;

    49.

    te trachten ervoor te zorgen dat de uitvoering van de volgende generatie EU-programma's en andere instrumenten ten behoeve van jongeren toegankelijk zijn en toegesneden zijn op de behoeften van alle jongeren, en de ondersteuning en financiering van jongerenactiviteiten die gericht zijn op sociale insluiting en interculturele dialoog tussen jongeren uit EU- en niet-EU-landen op alle niveaus te versterken;

    VERZOEKEN DE COMMISSIE IN HET KADER VAN HAAR BEVOEGDHEDEN:

    50.

    goede praktijken inzake „sociale insluiting” van mobiele jonge EU-burgers en jongeren met een migrantenachtergrond te bevorderen, op basis van desbetreffende studies, zoals het beleidsverslag van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek over ict voor kansarme jongeren en de studie betreffende de „waarde van jeugdwerk”, waarbij verschillende jeugdwerkactiviteiten en de waarde daarvan voor jongeren in de EU in kaart zullen worden gebracht;

    51.

    te zorgen voor meer synergie tussen de betrokken beleidstakken, in het bijzonder de samenhang tussen de EU-strategie voor jongeren en de prioriteit „Inclusieve groei” van Europa 2020;

    52.

    verdere feiten en kennis te verzamelen over de thema's participatie en sociale insluiting van jongeren met een migrantenachtergrond en mobiele jonge EU-burgers.


    (1)  Artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

    (2)  PB C 311 van 19.12.2009, blz. 1.

    (3)  In deze conclusies verwijst de term „jongeren met een migrantenachtergrond” naar jongeren die legaal in de EU verblijven en onderdaan zijn van een derde land, ongeacht waar zij geboren zijn, alsmede jongeren die onderdaan van de gastlidstaat geworden zijn, maar wier ouders buiten de EU geboren zijn. De term „mobiele jonge EU-burgers” verwijst naar alle EU-burgers die verblijven in een EU-land waar zij zelf of hun ouders niet geboren zijn en die derhalve hun recht van vrij verkeer en verblijf uit hoofde van het verdrag uitoefenen. Er is een duidelijk onderscheid tussen de wetgevingskaders die van toepassing zijn op onderdanen van derde landen en op EU-burgers die hun recht van vrij verkeer uitoefenen. Alle maatregelen betreffende integratie zijn van toepassing op onderdanen van derde landen, terwijl inclusie en actieve participatie in de plaatselijke samenleving zowel betrekking hebben op mobiele jonge EU-burgers als op jongeren met een migrantenachtergrond.

    (4)  Eurostat, Statistics in focus, 31/2012.

    (5)  Bron Eurostat (migr_pop2ctz).

    (6)  Beschikking 2007/435/EG van de Raad van 25 juni 2007 tot oprichting van het Europees Fonds voor de integratie van onderdanen van derde landen voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma Solidariteit en beheer van de migratiestromen (PB L 168 van 28.6.2007, blz. 18).

    (7)  De studie van het FRA over migranten, minderheden en werkgelegenheid (2011).


    BIJLAGE

    Politieke achtergrond

    1.

    Resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen van 28 juni 2001 met het oog op het stimuleren van het initiatief, de ondernemingszin en de creativiteit van jongeren: van uitsluiting naar empowerment (1).

    2.

    Resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 22 mei 2008, over de participatie van kansarme jongeren (2).

    3.

    Conclusies van de Raad van 26 november 2009 over het onderwijs aan kinderen met een migrantenachtergrond (3).

    4.

    Resolutie van de Raad van 27 november 2009 over een nieuw kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken (4).

    5.

    Conclusies van de Raad van 18 november 2010 over de rol van sport als bron en motor van actieve sociale insluiting (5).

    6.

    Resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over jeugdwerk (6).

    7.

    Resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over actieve insluiting van jongeren: bestrijding van werkloosheid en armoede (7).

    8.

    Conclusies van de Raad over Bestrijding van armoede onder kinderen en bevordering van het welzijn van kinderen — aangenomen op 17 juni 2011 (8).

    9.

    Conclusies van de Raad van 28 november 2011 over taalvaardigheden ter bevordering van de mobiliteit (9).

    10.

    Conclusies van de Raad over de Europese agenda voor de integratie van onderdanen van derde landen, aangenomen door de Raad JBZ in december 2011 (10).

    11.

    Mededeling van de Commissie over de Europese agenda voor de integratie van onderdanen van derde landen (11).

    12.

    Europa 2020 — Een Europese strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei (12).


    (1)  PB C 196 van 12.7.2001, blz. 2.

    (2)  PB C 141 van 7.6.2008, blz. 1.

    (3)  PB C 301 van 11.12.2009, blz. 5.

    (4)  PB C 311 van 19.12.2009, blz. 1.

    (5)  PB C 326 van 3.12.2010, blz. 5.

    (6)  PB C 327 van 4.12.2010, blz. 1.

    (7)  PB C 137 van 27.5.2010, blz. 1.

    (8)  Doc. 11844/11.

    (9)  PB C 372 van 20.12.2011, blz. 27.

    (10)  Doc. 18296/11.

    (11)  COM(2011) 455 final.

    (12)  COM(2010) 2020 final.


    Top