Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 41993X0517

    Resolutie van de Raad van de Europese Gemeenschappen en van de vertegenwoordigers van de regeringen der Lid- Staten, in het kader van de Raad bijeen, van 1 februari 1993 betreffende een beleidsplan en actieprogramma van de Gemeenschap inzake het milieu en duurzame ontwikkeling - Een beleidsplan en actieprogramma van de Europese Gemeenschap op het gebied van het milieu en duurzame ontwikkeling

    PB C 138 van 17.5.1993, p. 1–4 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

    Legal status of the document In force

    41993X0517

    Resolutie van de Raad van de Europese Gemeenschappen en van de vertegenwoordigers van de regeringen der Lid- Staten, in het kader van de Raad bijeen, van 1 februari 1993 betreffende een beleidsplan en actieprogramma van de Gemeenschap inzake het milieu en duurzame ontwikkeling

    Publicatieblad Nr. C 138 van 17/05/1993 blz. 0001 - 0004


    Resolutie van de Raad van de Europese Gemeenschappen en van de Vertegenwoordigers van de Regeringen der Lid-Staten, in het kader van de Raad bijeen, van 1 februari 1993 betreffende een beleidsplan en actieprogramma van de Gemeenschap inzake het milieu en duurzame ontwikkeling

    (93/C 138/01)

    DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN EN DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN DER LID-STATEN VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, IN HET KADER VAN DE RAAD BIJEEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,

    Gezien het ontwerp van de Commissie,

    Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2),

    Overwegende dat in het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, zoals gewijzigd bij de Europese Akte, uitdrukkelijk wordt voorzien in de totstandkoming en tenuitvoerlegging van een communautair milieubeleid; dat een van de hoofddoelstellingen van het Verdrag betreffende de Europese Unie, dat op 7 februari 1992 te Maastricht is ondertekend, bestaat in het bevorderen van een duurzame groei met inachtneming van het milieu en dat in dat Verdrag de doelstellingen en leidende beginselen van dat beleid worden aangegeven alsmede de factoren waarmee bij de voorbereiding ervan rekening moet worden gehouden;

    Overwegende dat het in de Verklaring van de Staatshoofden en Regeringsleiders, in het kader van de Europese Raad bijeen, van 26 juni 1990, onder andere wenselijk wordt geacht dat er een nieuw actieprogramma voor het milieu wordt opgesteld op basis van de beginselen van duurzame ontwikkeling, preventief en door voorzorg ingegeven optreden en gedeelde verantwoordelijkheid;

    Overwegende dat de Gemeenschap en haar Lid-Staten aanzienlijke ervaring hebben opgedaan in het ontwikkelen en uitvoeren van milieubeleid en -wetgeving en daarmee de bescherming van het milieu hebben vergroot;

    Overwegende dat de Conferentie van de Verenigde Naties over milieu en ontwikkeling (UNCED), die van 3 tot en met 14 juni 1992 in Rio de Janeiro werd gehouden, de Verklaring van Rio en Agenda 21 heeft aangenomen, die erop gericht zijn in de hele wereld tot duurzame ontwikkelingsmodellen te komen, alsook een Bossenverklaring; dat er belangrijke overeenkomsten over klimaatverandering en biologische verscheidenheid ter ondertekening zijn opengesteld en zijn ondertekend door de Gemeenschap en haar Lid-Staten, en dat de Gemeenschap en haar Lid-Staten ook Agenda 21 en de bovengenoemde verklaringen hebben ondertekend;

    Overwegende dat de Gemeenschap en haar Lid-Staten tijdens de Europese Raad op 27 juni 1992 in Lissabon hebben toegezegd de voornaamste tijdens de UNCED-Conferentie goedgekeurde maatregelen spoedig ten uitvoer te leggen;

    Overwegende dat de Europese Raad in zijn bijeenkomsten van 27 juni 1992 te Lissabon en van 16 oktober 1992 te Birmingham de Commissie en de Raad heeft verzocht, werk te maken van de implementatie van het subsidiariteitsbeginsel en dat de Europese Raad in zijn bijeenkomst van 11 en 12 december 1992 in Edinburgh beginselen, richtsnoeren en procedures heeft goedgekeurd voor de praktische toepassing daarvan; dat bepaalde aspecten van het beleid en de specifieke maatregelen die in het programma "Op weg naar duurzame ontwikkeling" (3), hierna "programma" te noemen, zijn opgenomen, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel zullen moeten worden uitgevoerd op andere niveaus dan die waarop de Europese Gemeenschappen bevoegdheden hebben;

    Overwegende dat de in het programma omschreven strategie berust op de bevredigende integratie van het milieubeleid en andere relevante takken van beleid,

    ERKENNEN dat het door de Commissie ingediende programma ontworpen is als weergave van de doelstellingen en beginselen van duurzame ontwikkeling, preventief en door voorzorg ingegeven optreden en gedeelde verantwoordelijkheid, die zijn uiteengezet in de Verklaring van de Staatshoofden en Regeringsleiders van de Gemeenschap, in het kader van de Europese Raad bijeen, van 26 juni 1990, en in het Verdrag betreffende de Europese Unie, ondertekend te Maastricht op 7 februari 1992;

    ZIJN VAN MENING dat het programma, aangezien het een alomvattend kader en een strategische aanpak voor duurzame ontwikkeling biedt, een geschikt uitgangspunt vormt voor de uitvoering van Agenda 21 door de Gemeenschap en de Lid-Staten;

    CONSTATEREN dat vele van de huidige vormen van activiteit en ontwikkeling uit milieu-oogpunt niet duurzaam zijn en STEUNEN dan ook de algemene doelstelling dat menselijke activiteit en ontwikkeling geleidelijk aan gericht worden op duurzame vormen daarvan;

    ZIJN HET EROVER EENS dat voor de verwezenlijking van duurzame ontwikkeling ingrijpende veranderingen van de huidige ontwikkelings-, produktie-, consumptie- en gedragspatronen nodig zijn;

    VERKLAREN dat deze veranderingen betekenen dat de verantwoordelijkheid hiervoor op mondiaal, communautair, nationaal, regionaal, lokaal en zelfs individueel niveau moet worden gedeeld;

    ERKENNEN dat bij de uitvoering van het programma rekening zal worden gehouden met de diversiteit van de verschillende regio's van de Gemeenschap, en dat het in overeenstemming zal zijn met de doelstellingen waarmede een sterkere economische en sociale samenhang wordt nagestreefd en gericht zal zijn op een hoog niveau van milieubescherming;

    CONSTATEREN dat de conclusies van de Europese Raad van Birmingham op 16 oktober 1992 en van Edinburgh op 11 en 12 december 1992 een richtsnoer zullen zijn voor de werkzaamheden van de Gemeenschap in verband met het subsidiariteitsbeginsel;

    VERZOEKEN de Commissie ervoor te zorgen dat al haar voorstellen met betrekking tot het milieu volledig beantwoorden aan dat beginsel, en VERBINDEN ZICH ERTOE, bij elk van die voorstellen na te gaan of het subsidiariteitsbeginsel wordt gehonoreerd;

    ERKENNEN dat, krachtens het subsidiariteitsbeginsel en het uitgangspunt van gedeelde verantwoordelijkheid, de tenuitvoerlegging van bepaalde aspecten en specifieke maatregelen die in het programma worden genoemd, op andere niveaus dan het communautaire niveau zal plaatsvinden;

    CONSTATEREN dat de toepassing van het subsidiariteitsbeginsel geen stap terug op het gebied van het communautaire beleid en geen hinderpaal voor een doeltreffende toekomstige ontwikkeling van dat beleid zal betekenen;

    CONSTATEREN echter dat het beleid doeltreffender zal worden indien acties op het passende niveau worden ondernomen;

    Voor zover het gaat om milieu en ontwikkeling binnen de Europese Gemeenschappen:

    NEMEN KENNIS VAN het verslag over de toestand van het milieu dat de Commissie samen met het programma heeft gepubliceerd;

    CONSTATEREN dat de voorgaande actieprogramma's in het algemeen een positieve invloed hebben gehad op bepaalde milieuproblemen;

    CONSTATEREN dat het einde van de looptijd van het huidige milieu-actieprogramma samenvalt met de voltooiing van de interne markt, en CONSTATEREN dat de milieudimensie van de interne markt tijdens het vijfde actieprogramma dient te worden versterkt;

    ZIJN echter VAN MENING dat de huidige maatregelen niet voldoende lijken te zijn om het hoofd te kunnen bieden aan de zwaardere druk op het milieu die waarschijnlijk zal ontstaan ingevolge de huidige en de verwachte tendensen in de economische en maatschappelijke activiteiten binnen de Gemeenschap en de ontwikkelingen in de aangrenzende regio's, met name Midden- en Oost-Europa, en op internationaal niveau in ruimere zin;

    ZIJN HET EROVER EENS dat verdergaande coherente en beter gecooerdineerde beleidsvormen en strategieën voor milieu en ontwikkeling waarbij alle lagen van de samenleving betrokken zijn, geboden zijn;

    BEPLEITEN, onder andere ter vermindering van het verkwistend verbruik van natuurlijke hulpbronnen en ter voorkoming van vervuiling, verdere uitwerking van het begrip levenscyclusbeheer van produkten en processen, met name in verband met afvalbeheer, het gebruik van schone of schonere technologie en het vervangen van bepaalde gevaarlijke processen en stoffen door minder gevaarlijke processen en stoffen op de meest rendabele wijze;

    STEUNEN de strategie waarbij op passende wijze langs gecooerdineerde en geïntegreerde weg verhoogde aandacht wordt geschonken aan bepaalde sleutelsectoren, onder andere door een intensivering van de dialoog met de voornaamste betrokkenen van de in het programma genoemde sectoren;

    ERKENNEN de noodzaak zich te bezinnen op een alomvattende communtaire strategie en een alomvattend communautair actieplan voor natuurbehoud en -bescherming, met name met betrekking tot biologische verscheidenheid en bossen;

    BEVESTIGEN andermaal dat het van cruciaal belang is dat milieu-overwegingen van meet af aan volledig in aanmerking worden genomen bij de ontwikkeling en uitvoering van het beleid in andere sectoren en dat er behoefte is aan adequate mechanismen in de Lid-Staten en bij de Raad en de Commissie om deze integratie, waarop de in het programma uiteengezette strategie gebaseerd is, te helpen verwezenlijken;

    VERZOEKEN de Commissie zich te beraden op eventuele initiatieven te dien einde, waaronder onderzoek naar de mogelijkheden voor onderstaande gebieden, en haar conclusies te zijner tijd te rapporteren:

    - nieuwe mechanismen bij de Commissie om de samenwerking tussen beleidsterreinen bij de ontwikkeling van voorstellen voor wetgeving te vergroten, met inbegrip van de organisatorische aspecten;

    - het opnemen, in periodieke voortgangsverslagen over de uitvoering van het programma en van Agenda 21, van specifieke evaluaties, per sector, van de bijdrage van andere beleidsterreinen tot de verwezenlijking van de milieudoelstellingen;

    - de opneming in nieuwe voorstellen voor wetgeving van een hoofdstuk over de waarschijnlijke implicaties voor het milieu;

    - de milieudimensie bij de verstrekking van communautaire middelen;

    VERBINDEN ZICH ERTOE, op nationaal niveau en op het niveau van de Raad in zijn verschillende samenstellingen, de invoering van vergelijkbare maatregelen ter verwezenlijking van dezelfde doelstellingen in overweging te nemen;

    ZIEN IN dat de betrokkenheid van alle lagen van de samenleving in een geest van gedeelde verantwoordelijkheid een verdieping en verruiming van de scala van instrumenten ter aanvulling van de normatieve wetgeving vereist, waarbij in voorkomend geval moet worden gedacht aan:

    - op het marktmechanisme gebaseerde en andere economische instrumenten;

    - onderzoek en ontwikkeling, voorlichting, educatie en opleiding;

    - mechanismen voor financiële ondersteuning;

    - op vrijwilligheid gebaseerde systemen;

    NEMEN KENNIS VAN de in het programma vermelde doelstellingen op lange en korte termijn, maatregelen en tijdschema's en zijn van mening dat deze een nuttige aanzet vormen voor de overgang naar duurzame ontwikkeling;

    ERKENNEN de bijdrage van het programma aan het streven naar de in het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap aangegeven doelstelling dat het milieubeleid van de Gemeenschap rekening moet houden met de voordelen en lasten die kunnen voortvloeien uit optreden, onderscheidenlijk niet-optreden; VERZOEKEN de Commissie om, na eventueel het nodige nader onderzoek te hebben verricht, passende voorstellen uit te werken;

    CONSTATEREN dat duurzaamheid van activiteit en ontwikkeling een doelstelling is die niet binnen de looptijd van dit programma zal worden verwezenlijkt en dat er derhalve ook na het jaar 2000 waarschijnlijk nog meer en nog verdergaande maatregelen nodig zullen zijn om het milieu in een gezonde toestand aan de volgende generatie te kunnen doorgeven, ten einde de volksgezondheid en het maatschappelijk en economisch welzijn op een hoog niveau te handhaven;

    CONSTATEREN eveneens dat, hoewel vele van de maatregelen en acties zijn opgenomen in een tijdschema dat loopt tot het jaar 2000 en zelfs daarna, het de bedoeling is het programma vóór eind 1995 te evalueren; VERZOEKEN ondertussen het in het programma genoemde Comité voor toezicht op het milieubeleid, zodra dat is ingesteld, de toepassing van het programma kritisch te volgen op basis van geregelde verslagen van de Commissie waarin de in het kader van het programma geboekte vooruitgang wordt gerecapituleerd; als onderdeel van dat proces van kritisch volgen moet ook aandacht worden geschonken aan het verband tussen handel en milieu;

    DOEN EEN BEROEP OP de Commissie om in haar evaluaties van het programma bijzondere aandacht te schenken aan elke eventueel noodzakelijke herziening van de doelstellingen en prioriteiten, na passend overleg met in het bijzonder de Lid-Staten;

    ZIJN VAN MENING dat, met het oog op een doeltreffender uitvoering van de maatregelen van de Gemeenschap, de procedures voor samenwerking tussen de Commissie en de Lid-Staten verder moeten worden verbeterd;

    BEKLEMTONEN het belang van de daadwerkelijke toepassing en naleving van de communautaire wetgeving in alle Lid-Staten; benadrukken dat zowel in het voorbereidingsstadium als bij de vaststelling van de wetgeving de nodige aandacht moet worden geschonken aan de kwaliteit van de wetteksten, in het bijzonder wat betreft de mogelijkheid de teksten in de praktijk ten uitvoer te leggen en te doen naleven; en verbinden zich ertoe het jaarverslag van de Commissie over de stand van toepassing en naleving van de communautaire wetgeving in de Lid-Staten in de Raad te bespreken;

    NEMEN ER NOTA VAN dat de Lid-Staten weliswaar voor de toepassing en naleving van door de Raad vastgestelde maatregelen verantwoordelijk zijn, maar dat de Commissie de aangewezen instantie blijft om op die toepassing en naleving toe te zien, en DOEN EEN BEROEP OP de Commissie om de indiening te overwegen van voorstellen om de werking van de met naleving belaste instanties in de Lid-Staten te helpen verbeteren en om de verbreiding van de beste werkwijze te stimuleren;

    BENADRUKKEN dat het dringend noodzakelijk is dat het Europees Milieuagentschap zo spoedig mogelijk zijn werkzaamheden begint;

    NEMEN KENNIS VAN het in het programma vervatte voorstel voor de instelling van een Adviesforum en een Comité voor toezicht op het milieubeleid alsmede een netwerk van de met de naleving belaste agentschappen van de Lid-Staten; BEGROETEN het beginsel van een ruimer en systematischer overleg met de betrokken instanties;

    Voor zover het gaat om milieu en ontwikkeling in de ruimere internationale context:

    VERZEKEREN dat de Gemeenschap en de Lid-Staten een positieve bijdrage zullen leveren aan de uitvoering van effectieve strategieën om problemen als klimaatverandering, ontbossing, verwoestijning, afbraak van de ozonlaag en teloorgang van biologische verscheidenheid aan te pakken en zo spoedig mogelijk de verbintenissen na te komen die zij bij de bekrachtiging van relevante internationale Verdragen ter zake hebben onderschreven;

    VERBINDEN ZICH ERTOE een positieve rol te spelen bij de opstelling van programma's voor duurzame ontwikkeling, ook in de ontwikkelingslanden en in de landen van Centraal- en Oost-Europa in het kader van de samenwerkings- en associatieovereenkomsten van de Gemeenschap;

    CONSTATEREN dat vele van de interne maatregelen van de Gemeenschap in het programma zijn bedoeld om verspilling bij het gebruik van hulpbronnen te beperken en zodoende zullen bijdragen tot een efficiënter beheer van hulpbronnen op internationaal niveau in ruimere zin;

    BEVESTIGEN andermaal zich te zullen inzetten voor de uitvoering van het tijdens de Europese Raad van Lissabon overeengekomen acht-puntenplan voor de follow-up van UNCED. Het behoort met name tot de taken van de Gemeenschap en haar Lid-Staten om:

    - de basis te leggen voor de ratificatie van de Overeenkomsten betreffende klimaatverandering en biologische verscheidenheid, zodat die eind 1993 kan plaatsvinden, en vóór dit tijdstip daartoe de nationale strategieën uit te werken;

    - de Verklaring van Rio, Agenda 21 en de Bossenverklaring zo spoedig mogelijk te integreren in passende beleidsmaatregelen van de Gemeenschap en haar Lid-Staten;

    - te streven naar een kritisch volgen van de tenuitvoerlegging van de bossenprincipes, onder auspiciën van de Commissie Duurzame Ontwikkeling (CDO), en te streven naar de opstelling van een mogelijk bossenverdrag;

    - een positieve bijdrage te leveren aan de onderhandelingen over een toekomstige overeenkomst betreffende verwoestijning;

    - de verbintenis gestand te doen om de bijstand aan ontwikkelingslanden op het gebied van duurzame ontwikkeling te intensiveren en meer financiële middelen voor Agenda 21 vrij te maken door te bepalen welke financiële steun aan de ontwikkelingslanden moet worden verleend, inclusief aanzienlijke nieuwe en aanvullende middelen;

    in dit verband concrete vorm te geven aan de door de Europese Gemeenschap en haar Lid-Staten in Rio gedane toezegging om 3 miljard ecu ter beschikking te stellen als eerste bijdrage voor een snelle en effectieve implementatie van Agenda 21, waarbij voorrang wordt gegeven aan de overdracht van technologie, de totstandbrenging van institutionele structuren en de bestrijding van armoede;

    te streven naar aanvulling en herstructurering van de Mondiale Milieufaciliteit, zodat deze het permanent financieel mechanisme kan worden voor nieuwe wereldwijde milieu-overeenkomsten, inzonderheid die met betrekking tot klimaatverandering en biologische verscheidenheid;

    aandacht te blijven schenken aan een "Earth increment" voor milieudoeleinden ten behoeve van de Internationale Ontwikkelingsassociatie (IDA);

    CONSTATEREN dat de uitvoering van het programma een aanzienlijke bijdrage zal vormen tot de follow-up van Agenda 21 door de Europese Gemeenschap en haar Lid-Staten;

    ACHTEN het belangrijk dat de NGO's en andere belangrijke groepen meer worden betrokken bij de follow-up van UNCED in de Lid-Staten en in het kader van de Commissie Duurzame Ontwikkeling (CDO);

    ACHTEN het van belang dat de CDO wordt ingesteld en dat de Gemeenschap ten volle deelneemt aan de werkzaamheden van de CDO overeenkomstig de door de Raad op 23 november 1992 goedgekeurde conclusies, en CONSTATEREN dat de Gemeenschap en de Lid-Staten periodiek voortgangsverslagen over de tenuitvoerlegging van Agenda 21 aan de CDO zullen voorleggen;

    en, in het licht van het voorgaande,

    ONDERSCHRIJVEN de noodzaak van een beleidsplan en actieprogramma in verband met het milieu, dat ertoe strekt de weg te effenen voor duurzame ontwikkeling;

    HECHTEN hun goedkeuring aan de algemene benadering en strategie die zijn vervat in het door de Commissie ingediende programma "Op weg naar duurzame ontwikkeling";

    VERZOEKEN de Commissie met passende voorstellen te komen om uitvoering te geven aan het programma wat betreft de daarin genoemde communautaire maatregelen;

    VERBINDEN ZICH ERTOE met bekwame spoed beslissingen te nemen over door de Commissie ingediende voorstellen, rekening houdend met de desbetreffende in het programma aangegeven indicatieve doelstellingen op lange en korte termijn en tijdschema's, die in de context van die voorstellen besproken zullen worden;

    DOEN EEN BEROEP OP alle communautaire Instellingen, Lid-Staten, bedrijven en burgers hun deel van de verantwoordelijkheid voor de bescherming van het milieu ten behoeve van deze en komende generaties op zich te nemen en hun volledige medewerking te verlenen aan de uitvoering van dit programma.

    (1) Advies uitgebracht op 17 november 1992 (nog niet bekendgemaakt in het Publikatieblad).

    (2) PB nr. C 287 van 4. 11. 1992, blz. 27.

    (3) Zie bladzijde 5 van dit Publikatieblad.

    Top