(2)

Het product waarvan de invoer aan registratie wordt onderworpen (“het betrokken product”), betreft titaandioxide, met de chemische formule TiO2, in alle vormen, als titaanoxiden of in pigmenten en preparaten op basis van titaandioxide, met een gehalte aan titaandioxide van ten minste 80 gewichtspercenten, berekend op de droge stof, met alle soorten deeltjesgroottes, ingedeeld onder de registratienummers van de Chemical Abstract Service (CAS RN) 12065-65-5 en 13463-67-7, van oorsprong uit de VRC.

(3)

Het betrokken product is momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 2823 00 00 en 3206 11 00 (Taric-codes 2823000010 en 2823000030).

(4)

De klager heeft in de klacht een verzoek ingediend om registratie op grond van artikel 14, lid 5, van de basisverordening en heeft het verzoek op 8 maart 2024, 3 april 2024 en 23 april 2024 met verdere argumenten herhaald. De klager verzocht om registratie van de invoer van het betrokken product, zodat vervolgens met ingang van de datum van registratie maatregelen ten aanzien van de betrokken producten kunnen worden toegepast. Verschillende belanghebbenden hebben opmerkingen ingediend tegen de registratie van de invoer, die in de desbetreffende punten hieronder worden beschreven en behandeld.

(5)

Overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisverordening kan de Commissie de douaneautoriteiten opdracht geven passende maatregelen te nemen om de invoer te registreren, zodat vervolgens, met ingang van de datum van registratie, op de betrokken producten maatregelen kunnen worden toegepast. Tot registratie van de invoer kan worden overgegaan naar aanleiding van een door de bedrijfstak van de Unie ingediend verzoek dat voldoende bewijsmateriaal bevat om een dergelijke maatregel te rechtvaardigen.

(6)

Volgens de klager is registratie gerechtvaardigd, aangezien aan de voorwaarden van artikel 10, lid 4, van de basisverordening is voldaan. Hij voerde met name aan dat het betrokken product na de inleiding van de procedure in toenemende hoeveelheden met dumping in de Unie werd ingevoerd, waardoor de bedrijfstak van de Unie aanzienlijke schade werd toegebracht en het corrigerende effect van mogelijke definitieve rechten werd ondermijnd.

(7)

De Commissie heeft het bewijsmateriaal waarover zij beschikt onderzocht in het licht van artikel 10, lid 4, van de basisverordening. Zij is nagegaan of de importeurs op de hoogte waren van de dumping of dat hadden moeten zijn gezien de omvang van de dumping en de gestelde of vastgestelde schade. Daarnaast heeft zij onderzocht of er sprake was van een aanzienlijke toename van invoer die, gezien het tijdstip waarop en de omvang waarin deze plaatsvond en andere omstandigheden, het corrigerende effect van het toe te passen definitieve antidumpingrecht ernstig dreigt te ondermijnen.

(8)

Verscheidene belanghebbenden voerden aan dat er geen bewijs van dumping was omdat de prijzen van de invoer van het betrokken product uit de VRC tijdens het onderzoektijdvak stegen.

(9)

Hoewel de prijzen van de invoer inderdaad één element van de analyse zijn, beschikt de Commissie in dit stadium over voldoende bewijsmateriaal dat het betrokken product uit de VRC met dumping wordt ingevoerd. De klager heeft met name bewijsmateriaal verstrekt over de normale waarde, die werd berekend op basis van de totale productiekosten, vermeerderd met een redelijk bedrag voor verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten en voor winst, gebaseerd op de keuze van Brazilië als representatief land.

(10)

Het bewijs van dumping is gebaseerd op een vergelijking van de aldus vastgestelde normale waarde met de prijs (af fabriek) van het betrokken product bij uitvoer naar de Unie. Algemeen genomen en gezien de hoogte van de vermeende dumpingmarges, die uiteenlopen van 42 % tot 66 %, wijst het bewijsmateriaal er in dit stadium in voldoende mate op dat de producenten-exporteurs zich schuldig maken aan dumping. De klacht bevatte ook voldoende bewijsmateriaal inzake de gestelde schade. Die gegevens waren te vinden in het bericht van inleiding van deze procedure, dat op 13 november 2023 is bekendgemaakt.

(11)

Met de bekendmaking van het bericht van inleiding in het Publicatieblad van de Europese Unie werden de importeurs van de dumping op de hoogte gebracht of hadden zij ten minste daarvan op de hoogte moeten zijn. Het bericht van inleiding is een openbaar document dat voor alle belanghebbenden, met name importeurs, toegankelijk is. Bovendien hebben de importeurs, als belanghebbenden bij het onderzoek, toegang tot de niet-vertrouwelijke versie van de klacht. Daarom is de Commissie van oordeel dat de importeurs op dat tijdstip van de beweerde dumpingpraktijken, de omvang daarvan en de gestelde schade op de hoogte waren of hadden moeten zijn.

(12)

In zijn verzoek om registratie van 8 maart 2024 voerde de klager aan dat er na de opening van het onderzoek sprake was van een aanzienlijke toename van de invoer op basis van door de algemene douaneadministratie van China (“GCAC”) gerapporteerde uitvoergegevens naar de EU. Deze gegevens waren slechts beschikbaar tot december 2023. In de daaropvolgende opmerkingen van 3 april 2024 heeft de klager deze cijfers aangevuld met uitvoergegevens voor januari 2024, die ook door de GCAC werden gepubliceerd, en uitvoergegevens voor februari 2024 van IHS en S&P Global. Uit die gegevens bleek inderdaad een toename van de invoer in de periode van drie maanden na de opening van dit onderzoek (december 2023-februari 2024) ten opzichte van dezelfde periode een jaar eerder, alsook een geleidelijke stijging van maand tot maand, met een lichte daling in februari 2024 ten opzichte van januari 2024.

(13)

Andere partijen hebben opmerkingen ingediend waarin de invoergegevens van verschillende perioden werden vergeleken om aan te tonen dat er geen werkelijke toename van de invoer is. Evenzo voerden sommige van deze partijen aan dat de maandelijkse stijging van de invoer in de drie maanden na de opening van het onderzoek ten opzichte van voorgaande maanden te wijten was aan de gebruikelijke seizoensgebondenheid van de vraag naar TiO2 en niet kon worden geïnterpreteerd als een aanzienlijke toename van de invoer om registratie te rechtvaardigen.

(14)

De Commissie heeft haar eigen beoordeling uitgevoerd op basis van volledige en geactualiseerde gegevens die beschikbaar zijn in de Comext-databank (Eurostat).

(15)

Op basis van de beschikbare gegevens heeft de Commissie het niveau van de invoer in de eerste drie volledige maanden na de opening van het onderzoek (december 2023 tot en met februari 2024) vergeleken met de overeenkomstige invoervolumes in dezelfde periode in het onderzoektijdvak.

(16)

De gegevens van Eurostat bieden een volledige analyse van de ontwikkeling van de invoer van het betrokken product in de Unie. De invoer uit de VRC heeft zich als volgt ontwikkeld:

Invoer uit de VRC — december t/m februari (op jaarbasis)

(17)

In dit stadium van het onderzoek en op basis van het beschikbare bewijsmateriaal merkte de Commissie op dat de vraag in de Unie naar TiO2 in de loop van het jaar enigszins seizoensgebonden kan zijn. Hoewel de gemiddelde maandelijkse invoer in de eerste drie volledige maanden na de opening van het onderzoek een daling van 6 % vertoonde ten opzichte van de gemiddelde maandelijkse invoer voor het gehele onderzoektijdvak, was de Commissie van oordeel dat de methode in de tabel hierboven, waarbij de periode van drie maanden na de opening van de zaak vergeleken wordt met dezelfde periode in het onderzoektijdvak, in ieder geval geschikter is om een toename van de invoer te beoordelen.

(18)

Tot slot heeft de Commissie de argumenten om beroep te doen op Chinese uitvoerstatistieken om een toename van de invoer vast te stellen als beschouwd als niet ter zake dienend, aangezien de Commissie de invoergegevens van Eurostat kon gebruiken om de ontwikkeling van de invoer van het betrokken product in de Unie te analyseren.

(19)

Op basis van het bovenstaande was de Commissie van oordeel dat de cijfers in de tabel een aanzienlijke toename van de invoer aantonen.

(20)

De Commissie beschikt over voldoende aanwijzingen waaruit blijkt dat door een verdere stijging van de invoer uit de VRC bij verder dalende prijzen bijkomende schade zou worden veroorzaakt.

(21)

Zoals vastgesteld in de overwegingen 16 tot en met 19, is er voldoende bewijs voor een aanzienlijke toename van de invoer van het betrokken product. Bovendien bevatte de klacht voldoende bewijsmateriaal voor de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade. Tijdens de in de klacht opgenomen beoordelingsperiode daalden alle belangrijke schade-indicatoren. De winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie daalde van een gezonde winstgevendheid van +10,2 % naar een verlies van –3,1 %, terwijl de verkoopvolumes, de bezettingsgraad, het marktaandeel en de kasstroom allemaal afnamen. Volgens het bewijsmateriaal waarover de Commissie beschikt, kan een dergelijke toename van de invoer derhalve het corrigerende effect van mogelijke rechten aanzienlijk ondermijnen en de bedrijfstak van de Unie verder schaden.

(22)

Bovendien is er bewijs van een dalende trend in de invoerprijzen van het betrokken product na de opening van het onderzoek. Uit een vergelijking van de gemiddelde invoerprijs in de drie maanden na de opening van de zaak (2,14 EUR/kg) met de gemiddelde invoerprijs in dezelfde periode in het onderzoektijdvak (2,37 EUR/kg) bleek dat de gemiddelde prijs van de invoer uit de VRC in de Unie met 10 % daalde.

(23)

Een van de partijen voerde aan dat de invoer uit de VRC het corrigerende effect van het recht niet kon ondermijnen, omdat de Chinese prijzen elke maand na de opening van de zaak stegen. Uit de gegevens van Eurostat blijkt inderdaad dat de invoerprijzen van TiO2 zijn gestegen van 2,11 EUR/kg in december 2023 tot 2,17 EUR/kg in februari 2024, of een stijging van iets minder dan 3 %. Zoals vermeld in bovenstaande overweging, was er echter sprake van een daling van de gemiddelde invoerprijs in de drie maanden na de opening van de zaak echter met 10 % ten opzichte van dezelfde periode in het onderzoektijdvak. Bijgevolg werd het argument afgewezen.

(24)

Bovendien werd in de klacht uitgegaan van een analyse van marktgegevens van derden, die voorspelde dat de Chinese TiO2-productiecapaciteit in 2023 [4,9-5,1] miljoen ton zal bedragen, wat meer dan het dubbele is van het Chinese binnenlandse verbruik en [70-80] % van het totale wereldwijde verbruik. De Commissie beschikt in dit stadium dus over voldoende bewijs van overcapaciteit in de VRC.

(25)

De verdere toename van de invoer na de opening van de zaak zal, gezien het tijdstip, de omvang en de lage prijs van deze invoer en andere omstandigheden (zoals de overcapaciteit in de VRC) de corrigerende werking van een definitief recht waarschijnlijk ernstig ondermijnen.

(26)

De Commissie heeft derhalve geconcludeerd dat het passend is om de invoer van het betrokken product overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisverordening aan registratie te onderwerpen.

(27)

Alle belanghebbenden wordt verzocht hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en bewijsmateriaal in te dienen. De Commissie kan belanghebbenden horen, mits zij daar schriftelijk om verzoeken en kunnen aantonen dat er bijzondere redenen zijn om hen te horen.

(28)

Overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisverordening moet de invoer van het betrokken product worden geregistreerd zodat, indien het onderzoek leidt tot de instelling van antidumpingrechten, deze rechten overeenkomstig de geldende wettelijke bepalingen met terugwerkende kracht op de geregistreerde invoer kunnen worden geheven indien aan de vereiste voorwaarden is voldaan.

(29)

Eventuele toekomstig verschuldigde rechten zullen voortvloeien uit de bevindingen van het antidumpingonderzoek.

(30)

Volgens de beweringen in de klacht waarin om de opening van een antidumpingonderzoek wordt verzocht, wordt voor het betrokken product de gemiddelde dumpingmarge op 42 tot 66 % en de gemiddelde schademarge op 31 % geraamd. De hoogte van de mogelijke toekomstige rechten kan normaliter worden geraamd op het niveau van de op basis van de klacht geraamde schademarge, te weten 31 % ad valorem op de cif-waarde bij invoer van het betrokken product. Indien de Commissie echter vaststelt dat aan de voorwaarden van artikel 7, lid 2 bis, en artikel 7, lid 2 ter, van de basisverordening voldaan is, namelijk dat de dumpingmarge kan worden gezien als een goede afspiegeling van de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade, kan het bedrag aan mogelijk toekomstig verschuldigde rechten overeenkomstig artikel 9, lid 4, van de basisverordening worden vastgesteld op het niveau van de dumpingmarge van 66 %.

(31)

Persoonsgegevens die in het kader van deze registratie worden verzameld, zullen worden behandeld in overeenstemming met Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (2),