This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32024R1111
Commission Implementing Regulation (EU) 2024/1111 of 10 April 2024 amending Regulation (EU) No 1178/2011, Implementing Regulation (EU) No 923/2012, Regulation (EU) No 965/2012 and Implementing Regulation (EU) 2017/373, as regards the establishment of requirements for the operation of manned aircraft with a vertical take-off and landing capability
Uitvoeringsverordening (EU) 2024/1111 van de Commissie van 10 april 2024 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1178/2011, Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012, Verordening (EU) nr. 965/2012 en Uitvoeringsverordening (EU) 2017/373, wat betreft de vaststelling van eisen voor vluchtuitvoeringen met bemande luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen
Uitvoeringsverordening (EU) 2024/1111 van de Commissie van 10 april 2024 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1178/2011, Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012, Verordening (EU) nr. 965/2012 en Uitvoeringsverordening (EU) 2017/373, wat betreft de vaststelling van eisen voor vluchtuitvoeringen met bemande luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen
C/2024/2268
PB L, 2024/1111, 23.5.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2024/1111/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force
Publicatieblad |
NL L-serie |
2024/1111 |
23.5.2024 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2024/1111 VAN DE COMMISSIE
van 10 april 2024
tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1178/2011, Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012, Verordening (EU) nr. 965/2012 en Uitvoeringsverordening (EU) 2017/373, wat betreft de vaststelling van eisen voor vluchtuitvoeringen met bemande luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2111/2005, (EG) nr. 1008/2008, (EU) nr. 996/2010, (EU) nr. 376/2014 en de Richtlijnen 2014/30/EU en 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 552/2004 en (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad (1), en met name artikel 23, lid 1, artikel 31, lid 1, en artikel 44, lid 1, punt a),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De afgelopen jaren zijn er nieuwe concepten voor luchtvervoer op basis van innovatieve technologieën ontstaan, zoals bemande luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen, die zich in uiteenlopende stadia van maturiteit bevinden. Gezien de technologische vooruitgang en de veranderende vervoersbehoeften kunnen in de komende jaren meer innovatieve concepten ontstaan. |
(2) |
Vluchtuitvoeringen met innovatieve luchtvaartuigontwerpen brengen unieke veiligheidsuitdagingen met zich mee omdat deze verticaal kunnen opstijgen en landen en in een dichtbevolkte stedelijke omgeving kunnen worden ingezet. Een specifiek, alomvattend regelgevingskader moet ervoor zorgen dat dergelijke vluchten veilig worden uitgevoerd en dat het risico voor passagiers, bemanning en mensen op de grond tot een minimum wordt beperkt. |
(3) |
Bemande luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen, zijn een nieuwe opkomende technologie en er moeten duidelijke procedures worden vastgesteld voor de certificering en goedkeuring van vluchtuitvoeringen met deze luchtvaartuigen, om ervoor te zorgen dat zij aan veiligheids- en prestatienormen voldoen. Een specifiek, alomvattend regelgevingskader moet voorzien in een duidelijk en transparant proces met betrekking tot certificerings- en goedkeuringsaspecten van vluchtuitvoeringen met dergelijke luchtvaartuigen, dat exploitanten de nodige zekerheid biedt en de ontwikkeling en commercialisering van deze luchtvaartuigen vergemakkelijkt. |
(4) |
Zowel commerciële als niet-commerciële vluchtuitvoeringen met luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen, brengen veiligheidsrisico’s met zich mee die voldoende moeten worden beperkt om de veiligheid van passagiers en bemanningsleden in de lucht en van mensen op de grond te waarborgen. De certificering van exploitanten van dergelijke luchtvaartuigen is derhalve een maatregel die kan helpen om bekende en potentiële veiligheidsrisico’s als gevolg van de exploitatie van deze nieuwe technologieën te beperken en een passende veiligheidscultuur tot stand te brengen. |
(5) |
Naarmate vluchten met bemande luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen vaker voorkomen, moet ervoor worden gezorgd dat deze veilig en efficiënt in het bestaande luchtruimsysteem worden geïntegreerd. Daarom moet worden voorzien in een specifiek, alomvattend regelgevingskader met duidelijke regels en procedures voor de integratie van dergelijke vluchtuitvoeringen in het luchtruim, zodat het risico op botsingen en andere veiligheidsincidenten tot een minimum kan worden beperkt. |
(6) |
Met het oog op de toekomstige integratie van bemande luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen in de vervoerssystemen van de lidstaten, is het passend hetzelfde regelgevingskader toe te passen dat vandaag beschikbaar is voor vluchtuitvoeringen met vleugelvliegtuigen en helikopters, met de nodige wijzigingen in het licht van de nieuwe luchtmobiliteitsconcepten van vluchtuitvoeringen met bemande luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen, prestatie- en exploitatiebeperkingen en specifieke risico’s. Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie (2), Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie (3), Verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie (4) en Uitvoeringsverordening (EU) 2017/373 van de Commissie (5) moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(7) |
Om ervoor te zorgen dat er voldoende gekwalificeerde piloten beschikbaar zijn tijdens de initiële fase van vluchtuitvoeringen met luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen, moeten houders van bewijzen van bevoegdheid als beroepspiloot voor vleugelvliegtuigen of helikopters de mogelijkheid krijgen om aan hun bewijs van bevoegdheid een typebevoegdverklaring toe te voegen voor bemande luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen, met inbegrip van bevoegdheden om met dergelijke luchtvaartuigen te vliegen volgens instrumentvliegvoorschriften, indien nodig. Als deze piloten ook houder zijn van certificaten van instructeur of examinator voor vleugelvliegtuigen of helikopters, moeten zij ook de mogelijkheid krijgen om aanvullende bevoegdheden als instructeur of examinator te verkrijgen voor dergelijke luchtvaartuigen. Verordening (EU) nr. 1178/2011 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(8) |
Verordening (EU) nr. 923/2012 moet eveneens worden gewijzigd, om te zorgen voor een veilig, ordelijk en efficiënt luchtverkeersbeheer van bemande luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen en om botsingen in de lucht te voorkomen. |
(9) |
Bovendien moet Verordening (EU) nr. 965/2012 dienovereenkomstig worden gewijzigd; er moet onder meer een nieuwe bijlage worden toegevoegd met gedetailleerde eisen voor vluchtuitvoeringen met bemande luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen. Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 965/2012 moet worden gewijzigd om er een nieuwe luchtvaartuigcategorie in op te nemen, waarbij de bestaande definities worden verduidelijkt. De bijlagen II en III moeten worden gewijzigd om het toepassingsgebied van de bestaande certificeringseisen voor commercieel luchtvervoer uit te breiden en in bijlage V moeten nieuwe bepalingen worden opgenomen die medische nooddiensten en reddingsoperaties mogelijk maken met bemande luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen. |
(10) |
Voorts moet het vervoer van gevaarlijke goederen door de lucht plaatsvinden overeenkomstig de internationale normen en aanbevolen praktijken in bijlage 18 bij het Verdrag van Chicago en de toepasselijke technische instructies. In de eisen voor vluchtuitvoeringen met bemande luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen, moet rekening worden gehouden met de meest recente technologische ontwikkelingen op het gebied van het ontwerp en de exploitatie van luchtvaartuigen, alsook met internationale beste praktijken en normen. Verordening (EU) nr. 965/2012 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(11) |
Om belanghebbenden voldoende tijd te geven om ervoor te zorgen dat het nieuwe regelgevingskader wordt nageleefd, moet deze verordening met ingang van 1 mei 2025 van toepassing zijn. |
(12) |
De eisen voor de exploitatie van bemande luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen, zijn ontwikkeld in overleg met relevante belanghebbenden, waaronder luchtvaartuigfabrikanten, exploitanten en regelgevende instanties, om ervoor te zorgen dat zij passend en doeltreffend zijn. |
(13) |
Het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart heeft ontwerpuitvoeringsvoorschriften opgesteld en ingediend als advies nr. 03/2023 (6), overeenkomstig artikel 75, lid 2, punten b) en c), en artikel 76, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1139. |
(14) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 127, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1139 opgerichte comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1178/2011
Verordening (EU) nr. 1178/2011 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 2 worden de volgende punten ingevoegd:
|
2) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: “Artikel 4 septies Typebevoegdverklaringen voor VCA 1. Kandidaten die houder zijn van een bewijs van bevoegdheid als beroepspiloot voor vleugelvliegtuigen (CPL(A)) of helikopters (CPL(H)) overeenkomstig bijlage I (deel-FCL) hebben het recht om een typebevoegdverklaring voor een VCA te krijgen en het recht om de bevoegdheden van een dergelijke typebevoegdverklaring uit te oefenen, op voorwaarde dat zij voldoen aan alle volgende voorwaarden:
2. Het theorie-examen wordt schriftelijk afgelegd en het aantal meerkeuzevragen hangt af van de complexiteit van het luchtvaartuig. 3. Opleidingen voor typebevoegdverklaring, vaardigheidstests en bekwaamheidsproeven voor in punt 1 gespecificeerde luchtvaartuigen moeten:
4. In afwijking van de bovenstaande leden krijgen aanvragers die houder zijn van een CPL(A) of een CPL(H) en die betrokken waren bij testvluchten voor een bepaald type VCA, een typebevoegdverklaring voor dat luchtvaartuig, op voorwaarde dat zij aan alle volgende voorwaarden voldoen:
5. De geldigheidsduur van overeenkomstig dit artikel afgegeven typebevoegdverklaringen bedraagt één jaar. Houders doen al het volgende:
6. Houders van een bewijs van bevoegdheid en een typebevoegdverklaring zoals gespecificeerd in lid 1 hebben het recht om met het relevante VCA te vliegen volgens instrumentvliegvoorschriften, op voorwaarde dat zij aan alle volgende voorwaarden voldoen:
7. Onverminderd FCL.900, punt b), van bijlage I (deel-FCL) krijgen kandidaten die houder zijn van een certificaat van instructeur overeenkomstig bijlage I (deel-FCL) met bevoegdheden om een opleiding te geven voor typebevoegdverklaringen voor vleugelvliegtuigen of helikopters, de bevoegdheid om een opleiding te geven voor de in lid 1 gespecificeerde typebevoegdverklaringen, op voorwaarde dat zij:
In afwijking van de punten b), c) en d) krijgen kandidaten die houder zijn van een TRI(A)-certificaat of een TRI(H)-certificaat en die een typebevoegdverklaring voor een VCA overeenkomstig lid 4 hebben gekregen, een uitbreiding van hun TRI-bevoegdheden tot dat type VCA. 8. Houders van de in lid 7 vermelde bevoegdheden als instructeur krijgen een hernieuwde afgifte of verlenging, naargelang het geval, van deze bevoegdheden wanneer zij voldoen aan de relevante eisen voor hernieuwde afgifte of verlenging van subdeel J van bijlage I (deel-FCL), voor zover van toepassing op het certificaat van instructeur waarvan zij houder zijn, en daarnaast een van de volgende doen:
9. Onverminderd FCL.1000, punt b), van bijlage I (deel-FCL), krijgen kandidaten die houder zijn van een certificaat van examinator overeenkomstig bijlage I (deel-FCL) met bevoegdheden om op te treden als examinator voor typebevoegdverklaringen voor vleugelvliegtuigen of helikopters, de bevoegdheid om vaardigheidstests en bekwaamheidsproeven af te nemen voor een in lid 1 gespecificeerd type VCA, op voorwaarde dat zij houder zijn van de bevoegdheden van instructeur overeenkomstig lid 7 voor het desbetreffende type VCA en voldoen aan alle onderstaande voorwaarden in het desbetreffende type VCA of een FSTD dat representatief is voor dat type:
10. Houders van de in lid 9 vermelde bevoegdheden als examinator krijgen een verlenging of hernieuwde afgifte, naargelang het geval, van deze bevoegdheden wanneer zij voldoen aan de relevante delen van FCL.1025 van bijlage I (deel-FCL), en daarnaast:
|
3) |
Bijlage I (deel-FCL) wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening. |
Artikel 2
Wijzigingen van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
de bijlage wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening. |
Artikel 3
Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 965/2012
Verordening (EU) nr. 965/2012 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 1 wordt het volgende lid 1 bis ingevoegd: “1 bis. In deze verordening worden gedetailleerde regels vastgesteld voor innovatieve luchtvervoersactiviteiten die overdag worden uitgevoerd overeenkomstig zichtvliegvoorschriften, met de grond in zicht, met éénpiloot-gecertificeerde bemande luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen, als bedoeld in artikel 2, lid 1, punt b), i) en ii), van Verordening (EU) 2018/1139.” |
2) |
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
|
5) |
Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 965/2012 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage III bij deze verordening. |
6) |
Bijlage II bij Verordening (EU) nr. 965/2012 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage IV bij deze verordening. |
7) |
Bijlage III bij Verordening (EU) nr. 965/2012 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage V bij deze verordening. |
8) |
Bijlage V bij Verordening (EU) nr. 965/2012 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage VI bij deze verordening. |
9) |
Bijlage IX bij Verordening (EU) nr. 965/2012 wordt toegevoegd zoals vastgesteld in VII bij deze verordening. |
Artikel 4
Wijzigingen van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/373
In ATS.TR.305, punt (a), van bijlage IV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/373 wordt het volgende punt (7 bis) ingevoegd:
“7 bis. |
informatie over onbemande luchtvaartuigen;”. |
Artikel 5
Inwerkingtreding en toepasselijkheid
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 mei 2025.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 10 april 2024.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 212 van 22.8.2018, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2018/1139/oj.
(2) Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie van 3 november 2011 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 311 van 25.11.2011, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2011/1178/oj).
(3) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie van 26 september 2012 tot vaststelling van gemeenschappelijke luchtverkeersregels en operationele bepalingen betreffende luchtvaartnavigatiediensten en -procedures en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1035/2011 en Verordeningen (EG) nr. 1265/2007, (EG) nr. 1794/2006, (EG) nr. 730/2006, (EG) nr. 1033/2006 en (EU) nr. 255/2010 (PB L 281 van 13.10.2012, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2012/923/oj).
(4) Verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie van 5 oktober 2012 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 296 van 25.10.2012, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2012/965/oj).
(5) Uitvoeringsverordening (EU) 2017/373 van de Commissie van 1 maart 2017 tot vaststelling van de gemeenschappelijke eisen voor verleners van luchtverkeersbeheers-/luchtvaartnavigatiediensten en andere netwerkfuncties voor luchtverkeersbeheer en het toezicht daarop, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 482/2008, Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 1034/2011, (EU) nr. 1035/2011 en (EU) 2016/1377 en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 677/2011 (PB L 62 van 8.3.2017, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2017/373/oj).
(6) Advies nr. 03/2023 — Introduction of a regulatory framework for the operation of drones — Enabling innovative air mobility with MVCA, the initial airworthiness of UAS subject to certification, and the continuing airworthiness of those UAS operated in the “specific' category, EASA (Opinion No 03/2023).
BIJLAGE I
Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1178/2011 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
FCL.010 wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
In FCL.060 wordt de inleidende zin van punt b) vervangen door:
Een bestuurder mag geen luchtvaartuig besturen voor commercieel luchttransport of het vervoer van passagiers:”. |
BIJLAGE II
De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
SERA.2010, punt b), wordt vervangen door:
|
2) |
SERA.4005, punt a), 12), wordt vervangen door:
|
3) |
SERA.4015, punt b), wordt vervangen door:
|
4) |
SERA.8015, punt b), 4), wordt vervangen door:
|
5) |
SERA.8020, punt d), 1) en 2), worden vervangen door:
|
6) |
In SERA.9005 wordt het volgende punt 7 bis) ingevoegd:
|
7) |
SERA.11005, punt a ter), wordt vervangen door:
|
8) |
SERA.11012, punten a) en b), worden vervangen door:
|
9) |
SERA.11015 wordt als volgt gewijzigd:
|
BIJLAGE III
Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 965/2012 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
De titel van bijlage I wordt vervangen door: “Definities van termen die voorkomen in de bijlagen II-IX”. |
2) |
Punt 21 wordt vervangen door:
|
3) |
Punt 26 wordt vervangen door:
|
4) |
Punt 31 wordt vervangen door:
|
5) |
Punt 39 wordt vervangen door:
|
6) |
Punt 48 wordt vervangen door:
|
7) |
Punt 50 bis wordt vervangen door:
|
8) |
Punt 53 wordt vervangen door:
|
9) |
Punt 69, a), ii), wordt vervangen door:
|
10) |
Punt 70 wordt vervangen door:
|
11) |
Punt 71 wordt vervangen door:
|
12) |
Het volgende punt 71 bis wordt ingevoegd:
|
13) |
Punt 78 wordt vervangen door:
|
14) |
Punt 82, b), wordt vervangen door:
|
15) |
Punt 96 wordt vervangen door:
|
16) |
Punt 102 wordt vervangen door:
|
17) |
Punt 103 wordt vervangen door:
|
18) |
Punt 104 bis wordt vervangen door:
|
19) |
Punt 111 wordt vervangen door:
|
20) |
Punt 113 wordt vervangen door:
|
21) |
Punt 114 wordt vervangen door:
|
22) |
Punt 115 wordt vervangen door:
|
23) |
Punt 116 wordt vervangen door:
|
24) |
Punt 118 wordt vervangen door:
|
25) |
De volgende punten 130, 131, 132, 133, 134, 135, 136, 137, 138, 139, 140, 141, 142 en 143 worden toegevoegd:
|
BIJLAGE IV
Bijlage II (deel-ARO) bij Verordening (EU) nr. 965/2012 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
De titel van Sectie I van subdeel OPS “Vluchtuitvoering” wordt vervangen door: “ SECTIE I Certificering van exploitanten van commercieel luchtvervoer (CAT) en exploitanten van innovatieve luchtmobiliteit (IAM) ”. |
2) |
ARO.OPS.200, punt b), 1, wordt vervangen door:
|
3) |
Na ARO.OPS.220 wordt ARO.OPS.224 ingevoegd: “ ARO.OPS.224 Goedkeuring van brandstof-/energieplannen voor IAM-vluchtuitvoeringen
|
4) |
De titel van ARO.OPS.225 wordt vervangen door: “ ARO.OPS.225 Goedkeuring van brandstof-/energieplannen — vleugelvliegtuigen en helikopters ”. |
5) |
Aanhangsel I van bijlage II (deel-ARO) wordt vervangen door: “Aanhangsel I
|
6) |
Aanhangsel II van bijlage II (deel-ARO) wordt vervangen door: “Aanhangsel II
|
(1) Ander te specificeren type vervoer.
(2) Te vervangen door de naam van het land van de exploitant.
(3) Te vervangen door de identiteit van de uitgevende bevoegde autoriteit.
(4) In te vullen door de bevoegde autoriteit.
(5) In te vullen door de bevoegde autoriteit.
(6) Erkenningsreferentie, zoals afgegeven door de bevoegde autoriteit.
(7) Te vervangen door de geregistreerde naam van de exploitant.
(8) Handelsnaam van de exploitant, indien verschillend. Voeg “Dba” (“doing business as”) toe vóór de handelsnaam.
(9) De contactgegevens bevatten de telefoon- en faxnummers, met de landcode, en het eventuele e-mailadres waarop onverwijld contact kan worden opgenomen met het operationele management met betrekking tot kwesties die verband houden met vluchtuitvoeringen, luchtwaardigheid, bekwaamheid van de cockpit- en cabinebemanning, gevaarlijke goederen en andere passende kwesties.
(10) Adres van de hoofdvestiging van de exploitant.
(11) Telefoon- en faxgegevens van de hoofdvestiging van de exploitant, met inbegrip van de landcode. E-mailadres, indien beschikbaar.
(12) Invoeging van het gecontroleerde document, dat aan boord wordt meegenomen, waarin de contactgegevens zijn vermeld, met een verwijzing naar de bijbehorende alinea of bladzijde. Bijvoorbeeld: “Contactgegevens … zijn vermeld in het vluchthandboek, alg./basis, hoofdstuk 1, punt 1.1”; of “… zijn vermeld in de activiteitenspecificaties, blz. 1”; of “… zijn vermeld in een aanhangsel bij dit document”.
(13) Geregistreerde naam van de exploitant.
(14) Datum van afgifte van het AOC (dd-mm-jjjj).
(15) Functie, naam en handtekening van de vertegenwoordiger van de bevoegde autoriteit. Bovendien mag een officieel stempel op het AOC worden aangebracht.
(16) Telefoonnummer van de bevoegde autoriteit, met inbegrip van de landcode; E-mail: en fax, indien beschikbaar.
(17) Het nummer van het air operator certificate (AOC) invullen.
(18) Geregistreerde naam en handelsnaam (indien verschillend) van de exploitant invullen. Voeg “Dba” (“doing business as”) toe vóór de handelsnaam.
(19) Datum van afgifte van de activiteitenspecificaties (dd-mm-jjjj) en handtekening van de vertegenwoordiger van de bevoegde autoriteit.
(20) ICAO-aanduiding van het merk, model en (master)serienummer, indien er een serie is aangewezen, van het luchtvaartuig (bv. Boeing-737-3K2 of Boeing-777-232) of merk, model en serie van het luchtvaartuig dat verticaal kan opstijgen en landen, al naargelang van toepassing.
(21) De registratiekentekens zijn opgenomen in de activiteitenspecificaties of in het vluchthandboek. In het laatste geval moeten de desbetreffende activiteitenspecificaties verwijzen naar de bijbehorende bladzijde in het vluchthandboek. Indien niet alle specifieke erkenningen van toepassing zijn op het luchtvaartuigmodel mogen de registratiekentekens van het luchtvaartuig worden ingevoerd in de kolom “opmerkingen” bij de desbetreffende specifieke erkenning.
(22) Ander soort vervoer (bv. medische spoedhulp) nader te specificeren.
(23) Een lijst van de geografische gebieden waar de vluchten mogen worden uitgevoerd (met aanduiding van geografische coördinaten of specifieke routes, vluchtinformatieregio of nationale of regionale grenzen).
(24) Opsomming van toepasselijke speciale beperkingen (bijv. enkel VFR, enkel overdag e.d.).
(25) Vermeld in deze kolom de meest permissieve criteria voor iedere erkenning of het erkenningstype (met de betreffende criteria).
(26) Goedgekeurde minimale zichtbare baanlengte voor opstijgen invullen (in meter). Wanneer verschillende erkenningen worden afgegeven, mag één regel per erkenning worden gebruikt.
(27) Toepasselijke categorie precisienadering invullen: CAT II of CAT III. De minimale RVR invullen in meter en de DH in voet; Eén naderingscategorie per regel.
(28) Toepasselijke operationele credits: SA CAT I, SA CAT II, EFVS enz. De minimale RVR invullen in meter en de DH in voet; één regel per operationele credit.
(29) Het vakje “N.v.t.” mag alleen worden aangekruist als de maximale wolkenbasis voor het luchtvaartuig lager is dan FL290.
(30) ETOPS (Extended range operations) is op dit moment alleen van toepassing op tweemotorige vliegtuigen. Het vakje “N.v.t.” mag daarom worden aangekruist als het luchtvaartuigmodel meer of minder dan twee motoren heeft.
(31) De drempelafstand mag ook worden vermeld (in NM), evenals het motortype.
(32) PBN (Performance-based navigation): één regel per complexe PBN-specifieke goedkeuring (bijv. RNP AR APCH), met passende beperkingen vermeld in de kolommen “Specificaties” en/of “Opmerkingen”. Individuele goedkeuringen van specifieke RNP AR APCH-procedures kunnen worden opgenomen in de activiteitenspecificaties of in het vluchthandboek. In het laatste geval moeten de desbetreffende activiteitenspecificaties verwijzen naar de bijbehorende bladzijde in het vluchthandboek.
(33) Geef aan of de specifieke erkenning is beperkt tot bepaalde baaneinden en/of luchtvaartterreinen.
(34) Specifieke combinatie van casco of motor invullen.
(35) Erkenning voor de verstrekking van de opleiding en examinering die aanvragers van een cabinebemanningsattest moeten voltooien, zoals aangegeven in bijlage V (deel-CC) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011.
(36) Erkenning voor de afgifte van cabinebemanningsattesten, zoals gespecificeerd in bijlage V (deel-CC) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011.
(37) De lijst van EFB-toepassingen type B toevoegen, samen met de referentie van de EFB-hardware (voor draagbare EFB’s). De lijst staat in de activiteitenspecificaties of in het vluchthandboek. In het laatste geval moeten de desbetreffende activiteitenspecificaties verwijzen naar de bijbehorende bladzijde in het vluchthandboek.
(38) De erkenningsreferentie van de organisatie die verantwoordelijk is voor het beheer van de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig en een verwijzing naar de desbetreffende Verordening (bv. bijlage V quater (Deel-CAMO) bij Verordening (EU) nr. 1321/2014).
(39) Overige erkenningen of gegevens kunnen hier worden ingevuld. Gebruik één regel (of een blok met meerdere regels) per toestemming (bijv. korte landingen, steile nadering, beperkte vereiste landingsafstand, helikoptervluchten naar/van een gebied van algemeen belang, helikoptervluchten boven een vijandige omgeving buiten een agglomeratie, helikoptervluchten zonder capaciteit voor een veilige noodlanding, activiteiten met verhoogde dwarshellingshoeken, maximale afstand van een adequaat luchtvaartterrein voor tweemotorige vleugelvliegtuigen zonder ETOPS-erkenning).
BIJLAGE V
Bijlage III (deel-ORO) bij Verordening (EU) nr. 965/2012 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
ORO.GEN.005 wordt vervangen door: “ ORO.GEN.005 Toepassingsgebied In deze bijlage zijn de eisen vastgelegd die moeten worden nageleefd door luchtvaartexploitanten die de volgende activiteiten verrichten:
|
2) |
ORO.GEN.140, punt b), wordt vervangen door:
|
3) |
ORO.GEN.310 wordt vervangen door: “ ORO.GEN.310 Gebruik van in een AOC opgenomen vleugelvliegtuigen en helikopters voor niet-commerciële vluchtuitvoeringen en gespecialiseerde vluchtuitvoeringen
(*1) Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1018 van de Commissie van 29 juni 2015 tot vaststelling van een lijst waarbij voorvallen in de burgerluchtvaart die verplicht moeten worden gemeld overeenkomstig Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad, worden ingedeeld in categorieën (PB L 163 van 30.6.2015, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2015/1018/oj)”." |
4) |
ORO.AOC.100 wordt vervangen door: “ ORO.AOC.100 Aanvraag van een Air Operator Certificate (AOC)
(*2) Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap (PB L 293 van 31.10.2008, blz. 3, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2008/1008/oj)." (*3) Verordening (EU) 2015/640 van de Commissie van 23 april 2015 betreffende aanvullende luchtwaardigheidsspecificaties voor een bepaald soort vluchtuitvoering en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 965/2012 (PB L 106 van 24.4.2015, blz. 18, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2015/640/oj).”." |
5) |
ORO.AOC.125 wordt vervangen door: “ ORO.AOC.125 Niet-commerciële activiteiten van een AOC-houder met vleugelvliegtuigen of helikopters die in het AOC zijn opgenomen
|
6) |
ORO.MLR.100, punt b), wordt vervangen door:
|
7) |
ORO.MLR.101 wordt vervangen door: “ ORO.MLR.101 Vluchthandboek — structuur voor CAT- en IAM-vluchtuitvoeringen Uitgezonderd voor VFR-vluchten overdag met eenmotorige propellervliegtuigen met een MOPSC van 5 of minder of eenmotorige niet-complexe helikopters met een MOPSC van 5 of minder, die opstijgen en landen op hetzelfde luchtvaartterrein of dezelfde vluchtuitvoeringslocatie, dient de hoofdstructuur van het vluchthandboek er als volgt uit te zien:
|
8) |
ORO.MLR.115, punt a), wordt vervangen door:
|
9) |
ORO.FC.005 wordt vervangen door: “ ORO.FC.005 Toepassingsgebied In dit subdeel zijn voorschriften vastgelegd die de exploitant dient na te leven met betrekking tot de opleiding, ervaring en kwalificatie van de cockpitbemanning. Deze omvatten het volgende:
|
10) |
ORO.FC.105 wordt vervangen door: “ ORO.FC.105 Aanwijzing als gezagvoerder/commandant
|
11) |
ORO.FC.120, punt a), wordt vervangen door:
|
12) |
ORO.FC.140, punt d), wordt vervangen door:
|
13) |
ORO.FC.145, punt c), wordt vervangen door:
|
14) |
ORO.FC.146, punt e), wordt vervangen door:
|
15) |
In subdeel FC — Cockpitbemanning, wordt [Sectie 4] als volgt toegevoegd: “ SECTIE 4 Aanvullende eisen voor IAM-vluchtuitvoeringen met bemande luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen (VCA) ORO.FC.400 Samenstelling van de cockpitbemanning De minimale samenstelling van de cockpitbemanning voor IAM-vluchtuitvoeringen met bemande luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen (VCA), stemt overeen met die welke is gespecificeerd in het vluchthandboek, rekening houdend met het minimumaantal dat is vermeld in het vlieghandboek of in andere documenten die verband houden met het luchtwaardigheidscertificaat van het desbetreffende luchtvaartuig. ORO.FC.415 Initiële opleiding van de exploitant in boordpersoneelsbeheer (CRM)
ORO.FC.420 Conversieopleiding en -toetsing
ORO.FC.430 Periodieke opleiding en toetsing
ORO.FC.440 Vluchtuitvoeringen met meer dan één type of variant
|
16) |
ORO.TC.100 wordt vervangen door: “ ORO.TC.100 Toepassingsgebied In dit subdeel worden de eisen vastgesteld waaraan een luchtvervoersexploitant moet voldoen wanneer hij een luchtvaartuig exploiteert met technische bemanningsleden in het kader van commerciële medische noodvluchten met helikopters (HEMS), medische noodvluchten met VCA (VEMS), vluchtuitvoeringen met nachtzichtsystemen (NVIS) of helikoptertakeloperaties (HHO).”. |
17) |
ORO.TC.105, punt a), wordt vervangen door:
|
18) |
ORO.TC.110, punt d), wordt vervangen door:
|
19) |
ORO.TC.120, punt b), wordt vervangen door:
|
20) |
ORO.FTL.100 wordt vervangen door: “ ORO.FTL.100 Toepassingsgebied In dit subdeel zijn de vereisten vastgesteld waaraan een exploitant en zijn cockpit- en cabinebemanningsleden dienen te voldoen wat betreft vlieg- en diensttijdbeperkingen en rustverplichtingen voor bemanningsleden die zijn toegewezen aan commerciële luchtvervoersactiviteiten (CAT) met vleugelvliegtuigen.”. |
(*1) Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1018 van de Commissie van 29 juni 2015 tot vaststelling van een lijst waarbij voorvallen in de burgerluchtvaart die verplicht moeten worden gemeld overeenkomstig Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad, worden ingedeeld in categorieën (PB L 163 van 30.6.2015, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2015/1018/oj)”.
(*2) Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap (PB L 293 van 31.10.2008, blz. 3, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2008/1008/oj).
(*3) Verordening (EU) 2015/640 van de Commissie van 23 april 2015 betreffende aanvullende luchtwaardigheidsspecificaties voor een bepaald soort vluchtuitvoering en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 965/2012 (PB L 106 van 24.4.2015, blz. 18, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2015/640/oj).”.”
BIJLAGE VI
Bijlage V (deel-SPA) bij Verordening (EU) nr. 965/2012 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
SPA.GEN.100 wordt vervangen door: “ SPA.GEN.100 Bevoegde autoriteit
|
2) |
SPA.MNPS.100 wordt vervangen door: “ SPA.MNPS.100 MNPS-vluchtuitvoeringen Vleugelvliegtuigen en helikopters mogen alleen worden gebruikt in een aangewezen luchtruim met minimumprestatiespecificaties op het gebied van navigatie in overeenstemming met regionale aanvullende procedures waarin MNPS zijn vastgesteld, indien de bevoegde autoriteit de exploitant toestemming heeft verleend om dergelijke activiteiten uit te voeren.”. |
3) |
SPA.RVSM.100 wordt vervangen door: “ SPA.RVSM.100 RVSM-vluchtuitvoeringen Vleugelvliegtuigen en helikopters mogen alleen worden gebruikt in een aangewezen luchtruim waarin een verminderd verticaal separatieminimum van 300 m (1 000 ft) van toepassing is tussen vliegniveau (FL) 290 tot en met 410 indien de bevoegde autoriteit de exploitant toestemming heeft verleend om dergelijke activiteiten uit te voeren.”. |
4) |
SPA.LVO.100 wordt vervangen door: “ SPA.LVO.100 Slechtzichtvluchten en vluchtuitvoeringen met operationele credits Een exploitant van vleugelvliegtuigen of helikopters mag de volgende vluchtuitvoeringen alleen verrichten indien zij door de bevoegde autoriteit zijn goedgekeurd:
|
5) |
SPA.DG.100 wordt vervangen door: “ SPA.DG.100 Vervoer van gevaarlijke goederen Tenzij anders bepaald in bijlage IV (Deel-CAT), bijlage VI (Deel-NCC), bijlage VII (Deel-NCO), bijlage VIII (Deel-SPO) en bijlage IX (Deel-IAM) bij deze verordening mag de exploitant alleen gevaarlijke goederen door de lucht vervoeren indien hij is goedgekeurd door de bevoegde autoriteit.”. |
6) |
SPA.EFB.100, punt a), wordt vervangen door:
|
7) |
Het volgende [Subdeel O] wordt toegevoegd: “SUBDEEL O MEDISCHE NOODVLUCHTEN MET BEMANDE LUCHTVAARTUIGEN DIE VERTICAAL KUNNEN OPSTIJGEN EN LANDEN (VEMS) SPA.VEMS.100 Medische noodvluchten met bemande luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen (VEMS)
SPA.VEMS.110 Uitrustingseisen voor VEMS-vluchtuitvoeringen
SPA.VEMS.115 Communicatie Naast de eisen voor instrumenten en apparatuur die van toepassing zijn op VCA in bemande configuratie, moet het voor VEMS-vluchten gebruikte VCA beschikken over communicatieapparatuur waarmee tweewegscommunicatie tot stand kan worden gebracht met de organisatie waarvoor de VEMS-vlucht wordt uitgevoerd en waarmee, indien mogelijk, op de locatie van de vlucht kan worden gecommuniceerd met personeel van noodhulpdiensten op de grond. SPA.VEMS.120 Minima inzake zicht en afstand tot wolken De minima voor de dispatching en en-routefase van de VEMS-vlucht zijn die welke zijn vastgesteld overeenkomstig SERA.5001. Indien tijdens de en-routefase de weersomstandigheden onder de toepasselijke minima zakken:
“SPA.VEMS.125 Prestatievereisten voor VEMS-vluchtuitvoeringen VCA die voor VEMS-vluchtuitvoeringen worden gebruikt, worden geëxploiteerd overeenkomstig de in UAM.POL.VCA.100 vastgestelde toepasselijke prestatievereisten. SPA.VEMS.130 Vereisten inzake bemanning
SPA.VEMS.135 Briefing van medische passagiers en ander personeel
SPA.VEMS.140 Informatie, procedures en documentatie
SPA.VEMS.145 Faciliteiten op de VEMS-vluchtuitvoeringsbasis
SPA.VEMS.150 Tanken/leegpompen/batterij laden/batterij wisselen terwijl passagiers aan boord zijn of in- of uitstappen Procedures voor het bijtanken/leegpompen/laden of wisselen van de batterij met in- of uitgeschakelde hef- en stuweenheden mogen alleen worden uitgevoerd overeenkomstig UAM.OP.MVCA.200 of UAM.OP.MVCA.205, al naargelang van toepassing. SPA.VEMS.155 Systeem voor het traceren van luchtvaartuigen De IAM-exploitant zorgt voor het opzetten en onderhouden van een gemonitord systeem voor het traceren van luchtvaartuigen voor VEMS-vluchten tijdens de gehele duur van de VEMS-vlucht.”. |
BIJLAGE VII
De volgende bijlage IX wordt toegevoegd aan Verordening (EU) nr. 965/2012:
“BIJLAGE IX
VLUCHTUITVOERINGEN IN HET KADER VAN INNOVATIEVE LUCHTMOBILITEIT
(DEEL-IAM)
SUBDEEL A
ALGEMENE EISEN
IAM.GEN.050 Toepassingsgebied
Deze bijlage is van toepassing op IAM-vluchten met bemande luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen (VCA) overeenkomstig zichtvliegvoorschriften overdag.
IAM.GEN.055 Bevoegde autoriteit
De bevoegde autoriteit van de IAM-exploitant is de autoriteit die is aangewezen door de lidstaat waar die exploitant zijn hoofdvestiging of verblijfplaats heeft, of door het Agentschap overeenkomstig artikel 65 van Verordening (EU) 2018/1139.
SECTIE 1
Luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen (VCA)
IAM.GEN.VCA.050 Toepassingsgebied
Deze sectie bevat algemene eisen voor vluchtuitvoeringen met VCA.
IAM.GEN.VCA.100 Verantwoordelijkheden van de bemanning
a) |
Piloten en andere bemanningsleden zijn verantwoordelijk voor de goede uitvoering van hun taken die:
|
b) |
Piloten en andere bemanningsleden moeten voldoen aan al het volgende:
|
c) |
Piloten en andere bemanningsleden mogen geen taken uitvoeren in verband met de exploitatie van VCA als zij zich in een van de volgende situaties bevinden:
|
IAM.GEN.VCA.105 Verantwoordelijkheden van de gezagvoerder (PIC)
a) |
Behalve aan punt IAM.GEN.VCA.100 voldoet de PIC, zodra hij de commandofuncties op het toegewezen station op zich neemt en totdat hij de commandofuncties overdraagt of het toegewezen station aan het einde van de vlucht verlaat, ook aan al het volgende:
|
b) |
De gezagvoerder dient, in een noodsituatie waarbij onmiddellijk beslissen en handelen vereist is, alles te doen wat hij nodig acht onder die omstandigheden. Daarbij mag de gezagvoerder, in het belang van de veiligheid, afwijken van de regels, vluchtuitvoeringsprocedures en methoden. |
c) |
De gezagvoerder meldt zo snel mogelijk aan de passende eenheid voor luchtverkeersdiensten (ATS) alle tijdens de vlucht ervaren gevaarlijke weers- of vliegomstandigheden die de veiligheid van andere vluchtuitvoeringen met VCA in gevaar kunnen brengen. |
IAM.GEN.VCA.110 Autoriteit van de gezagvoerder
De IAM-exploitant treft alle redelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat alle personen die aan boord zijn van het VCA, gehoor geven aan alle rechtmatige bevelen die de gezagvoerder geeft om de veiligheid van het VCA en van de daarin vervoerde personen of eigendommen te waarborgen.
IAM.GEN.VCA.120 Gemeenschappelijke taal
De IAM-exploitant ziet erop toe dat alle bemanningsleden met elkaar kunnen communiceren in een gemeenschappelijke taal.
IAM.GEN.VCA.130 Inschakelen van de hef- en stuwkrachteenheden
De hef- en stuwkrachteenheden van het VCA mogen voor de vlucht alleen worden ingeschakeld door een gekwalificeerde piloot aan de bedieningsorganen van het VCA.
IAM.GEN.VCA.140 Draagbare elektronische apparaten (PED’s)
De IAM-exploitant mag niet toestaan dat iemand aan boord van een luchtvaartuig gebruik maakt van een PED dat de werking van de systemen en apparatuur van het VCA nadelig kan beïnvloeden en neemt alle redelijke maatregelen om dergelijk gebruik te voorkomen.
IAM.GEN.VCA.141 Gebruik van electronic flight bags (EFB’s)
a) |
Wanneer aan boord van een luchtvaartuig een EFB wordt gebruikt, ziet de IAM-exploitant erop toe dat dit geen negatieve impact heeft op de prestaties van de systemen of uitrusting van het VCA of op het vermogen van de cockpitbemanning om het VCA te besturen. |
b) |
De IAM-exploitant gebruikt geen EFB-toepassing type B, tenzij die is goedgekeurd overeenkomstig subdeel M van bijlage V (Deel-SPA). |
IAM.GEN.VCA.145 Informatie over nood- en overlevingsuitrusting aan boord van VCA
De IAM-exploitant dient te allen tijde te beschikken over lijsten met informatie over de nood- en overlevingsuitrusting aan boord van al zijn VCA, welke onmiddellijk kunnen worden meegedeeld aan reddingscoördinatiecentra.
IAM.GEN.VCA.155 Vervoer van oorlogswapens en -munitie
De IAM-exploitant aanvaardt geen oorlogswapens of -munitie voor vervoer door de lucht in VCA.
IAM.GEN.VCA.160 Vervoer van sportwapens en -munitie
a) |
De IAM-exploitant aanvaardt geen sportwapens voor vervoer door de lucht in het VCA, tenzij:
|
IAM.GEN.VCA.165 Methode voor het vervoer van personen
De IAM-exploitant neemt alle redelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat niemand zich tijdens de vlucht van het VCA in een deel bevindt dat niet is ontworpen of aangewezen voor personen, behalve wanneer een persoon een actie onderneemt die noodzakelijk is voor de veiligheid van het VCA of van personen, dieren of goederen die in het VCA worden vervoerd.
IAM.GEN.VCA.170 Psychoactieve stoffen
a) |
De exploitant dient alle redelijke maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat niemand zich in een VCA begeeft of bevindt die zodanig onder invloed van psychoactieve stoffen verkeert dat de veiligheid van het VCA en de inzittenden waarschijnlijk in gevaar zal komen. |
b) |
De IAM-exploitant ontwikkelt en implementeert een objectief, transparant en niet-discriminerend beleid en een objectieve, transparante en niet-discriminerende procedure voor de preventie en opsporing van misbruik van psychoactieve stoffen door de piloten en andere veiligheidsgevoelige personeelsleden die onder de directe controle van de IAM-exploitant staan, om ervoor te zorgen dat de veiligheid van het VCA en de inzittenden niet in gevaar wordt gebracht. |
c) |
Indien piloten of andere veiligheidsgevoelige personeelsleden positief hebben getest op psychoactieve stoffen, stelt de IAM-exploitant zijn bevoegde autoriteit en de autoriteit die verantwoordelijk is voor de piloten en het desbetreffende personeel daarvan in kennis. |
IAM.GEN.VCA.175 In gevaar brengen van de veiligheid
a) |
De IAM-exploitant dient alle redelijke maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat niemand zodanig roekeloos, intentioneel of onachtzaam handelt of nalaat te handelen dat:
|
b) |
De IAM-exploitant zorgt ervoor dat piloten een psychologische beoordeling ondergaan alvorens te beginnen met vluchtuitvoeringen, teneinde:
|
IAM.GEN.VCA.176 Pilotenondersteuningsprogramma
a) |
De IAM-exploitant zorgt voor gemakkelijke toegang tot een proactief en niet-bestraffend ondersteuningsprogramma dat de piloten helpt bij het herkennen, bestrijden en overwinnen van problemen die hun vermogen kunnen aantasten om de aan hun vergunning verbonden rechten veilig uit te oefenen. |
b) |
Onverminderd het toepasselijke Unierecht inzake de bescherming van individuen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, is de bescherming van de vertrouwelijkheid van persoonsgegevens een voorwaarde voor een doeltreffend pilotenondersteuningsprogramma. |
IAM.GEN.VCA.185 Informatie die op de grond moet worden bewaard
a) |
De IAM-exploitant zorgt ervoor dat voor de duur van elke vlucht of reeks vluchten, informatie die relevant is voor de vlucht of reeks vluchten en passend is voor het type vluchtuitvoering:
|
b) |
De in punt a) bedoelde informatie omvat al het volgende:
|
IAM.GEN.VCA.190 Verstrekking van documentatie en gegevens
Binnen een redelijke termijn nadat hij daartoe verzocht is door een persoon die door een autoriteit is gemachtigd, verstrekt de PIC die persoon de documentatie die aan boord moet worden meegenomen, op papier of in digitaal formaat.
IAM.GEN.VCA.195 Bewaren, produceren, beschermen en gebruiken van recorderopnames
a) |
Na een ongeval, een ernstig incident of een voorval dat door de onderzoekende autoriteit is vastgesteld, bewaart de IAM-exploitant de oorspronkelijke geregistreerde gegevens van de recorder, die overeenkomstig subdeel D van deze bijlage in de VCA is meegenomen, gedurende een periode van 60 dagen of totdat de onderzoekende autoriteit anderszins opdracht geeft. |
b) |
De IAM-exploitant voert operationele controles en evaluaties van de opnames uit om de blijvende goede werking van de recorder te garanderen. |
c) |
De IAM-exploitant zorgt ervoor dat de opnames van vluchtparameters die op een recorder moeten worden geregistreerd, worden bewaard. Voor het testen en onderhouden van de recorder mag tot 1 uur van het oudste geregistreerde materiaal op het moment van de test worden gewist. |
d) |
De IAM-exploitant bewaart en actualiseert de documentatie die informatie bevat waarmee ruwe vluchtgegevens kunnen worden omgezet in parameters die in technische eenheden worden uitgedrukt. |
e) |
De IAM-exploitant stelt alle bewaard gebleven recorderopnames beschikbaar, indien dit door de bevoegde autoriteit is vastgesteld. |
f) |
Onverminderd Verordening (EU) nr. 996/2010 (*1) en Verordening (EU) 2016/679 (*2):
|
IAM.GEN.VCA.200 Vervoer van gevaarlijke goederen met een specifieke erkenning
a) |
Het vervoer van gevaarlijke goederen door de lucht geschiedt ten minste overeenkomstig bijlage 18 bij het Verdrag van Chicago en de toepasselijke technische instructies (TI). |
b) |
De IAM-exploitant wordt erkend voor het vervoer van gevaarlijke goederen door de lucht als vracht overeenkomstig subdeel G van bijlage V (deel-SPA). |
c) |
De IAM-exploitant stelt procedures op om te waarborgen dat alle redelijke maatregelen zijn getroffen om te voorkomen dat niet-gedeclareerde of verkeerd gedeclareerde gevaarlijke goederen onbedoeld aan boord worden vervoerd. |
d) |
De IAM-exploitant zorgt ervoor dat alle personeelsleden, met inbegrip van personeelsleden van derden, die betrokken zijn bij het aanvaarden, behandelen, laden en lossen van vracht op de hoogte worden gebracht van de operationele erkenning en beperkingen van de exploitant met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke goederen door de lucht, en de nodige informatie krijgen om hun verantwoordelijkheden uit te voeren, zoals vereist uit hoofde van de TI. |
e) |
De IAM-exploitant zorgt er, in overeenstemming met de TI, voor dat passagiers informatie krijgen over het vervoer van gevaarlijke goederen aan boord. |
f) |
De IAM-exploitant meldt, in overeenstemming met de TI, het volgende onverwijld aan de bevoegde autoriteit en de passende autoriteit van het land waar het zich heeft voorgedaan:
|
g) |
De IAM-exploitant zorgt ervoor dat kennisgevingen met informatie over het vervoer van gevaarlijke goederen worden verstrekt op ontvangstpunten van vracht, zoals voorgeschreven in de TI. |
IAM.GEN.VCA.205 Vervoer van gevaarlijke goederen zonder een specifieke erkenning
a) |
Het vervoer van gevaarlijke goederen door de lucht geschiedt ten minste overeenkomstig bijlage 18 bij het Verdrag van Chicago en de toepasselijke TI. |
b) |
Gevaarlijke goederen worden door exploitanten aan boord van het VCA vervoerd zonder de krachtens subdeel G van bijlage V (Deel-SPA) vereiste specifieke erkenning indien:
|
c) |
IAM-exploitanten die niet zijn erkend overeenkomstig subdeel G van bijlage V (Deel-SPA), moeten een opleidingsprogramma voor gevaarlijke goederen opstellen dat voldoet aan de eisen van bijlage 18 bij het Verdrag van Chicago en de toepasselijke TI. |
d) |
De IAM-exploitant zorgt ervoor dat passagiers overeenkomstig de TI informatie krijgen over het vervoer van gevaarlijke goederen. |
e) |
De IAM-exploitant stelt procedures op om te waarborgen dat alle redelijke maatregelen zijn getroffen om te voorkomen dat niet-gedeclareerde gevaarlijke goederen onbedoeld aan boord worden vervoerd. |
f) |
De IAM-exploitant meldt, overeenkomstig de TI, het volgende onverwijld aan de bevoegde autoriteit en de passende autoriteit van het land waar het zich heeft voorgedaan:
|
SECTIE 2
Bemande luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen (MVCA)
IAM.GEN.MVCA.050 Toepassingsgebied
In deze sectie zijn aanvullende eisen vastgesteld voor IAM-vluchtuitvoeringen met bemande luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen (MVCA).
IAM.GEN.MVCA.135 Toegang tot de cockpit
a) |
De IAM-exploitant ziet erop toe dat, behalve de voor de vlucht aangewezen piloot, niemand in de cockpit wordt toegelaten of vervoerd tenzij die persoon:
|
b) |
De gezagvoerder ziet erop toe dat:
|
c) |
De gezagvoerder neemt het uiteindelijke besluit over de toegang tot de cockpit van het VCA. |
IAM.GEN.MVCA.180 Documenten, handleidingen en informatie die aan boord van elke vlucht moeten worden meegenomen
a) |
De volgende documenten, handleidingen en informatie, op papier of in digitaal formaat, worden bij elke vlucht met een VCA meegenomen en moeten gemakkelijk toegankelijk zijn voor inspectiedoeleinden:
|
b) |
De op elke vlucht meegenomen documenten, handboeken en informatie moeten toegankelijk zijn voor bevoegde personen, en bruikbaar en betrouwbaar zijn. |
c) |
Onverminderd punt a) mag de vlucht bij verlies of diefstal van de in punt a), 2 tot en met 8, gespecificeerde documenten worden voortgezet tot de bestemming of een plaats waar vervangingsdocumenten kunnen worden verstrekt, is bereikt. |
IAM.GEN.MVCA.181 Documenten en informatie die niet aan boord mogen worden meegenomen
a) |
Onverminderd IAM.GEN.MVCA.180 mogen de volgende documenten en informatie voor IAM-vluchten volgens zichtvliegvoorschriften overdag, die binnen 24 uur opstijgen en landen op dezelfde vertiport of binnen een in het vluchthandboek vermeld plaatselijk gebied blijven, in de vertiport worden bewaard in plaats van op elke vlucht te worden meegenomen:
|
SUBDEEL B
VLUCHTUITVOERINGSPROCEDURES
SECTIE 1
Luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen
UAM.OP.VCA.050 Toepassingsgebied
In deze sectie zijn de eisen vastgesteld voor IAM-vluchtuitvoeringen met luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen (VCA).
UAM.OP.VCA.101 Controle en instellingen van de hoogtemeter
a) |
De IAM-exploitant stelt vóór elk vertrek procedures vast voor de controle van de hoogtemeter. |
b) |
De IAM-exploitant stelt voor alle fasen van de vlucht procedures vast voor de instellingen van de hoogtemeter, rekening houdend met de procedures die zijn vastgesteld door de staat van de vertiport of, indien van toepassing, de staat van het luchtruim waarin wordt gevlogen. |
UAM.OP.VCA.125 Taxiën en grondbewegingen
a) |
De IAM-exploitant stelt standaard- en noodprocedures vast voor het taxiën van VCA (in de lucht en op de grond) en voor bewegingen van VCA op de grond, teneinde de veilige exploitatie van VCA in de vertiport of op de uitwijklocatie of VEMS-vluchtuitvoeringslocatie te waarborgen. De IAM-exploitant houdt met name rekening met het risico op een botsing tussen een taxiënd VCA of een VCA dat wordt verplaatst en een ander luchtvaartuig of andere voorwerpen, alsook met het risico op verwondingen voor grondpersoneel. De procedures van de IAM-exploitant worden gecoördineerd met de exploitant van de vertiport, de uitwijklocatie of de vluchtuitvoeringslocatie, naargelang het geval. |
b) |
Het taxiën van een VCA op het bewegingsgebied van een vertiport of op een uitwijklocatie of VEMS-vluchtuitvoeringslocatie gebeurt door:
|
c) |
De IAM-exploitant zorgt ervoor dat de grondbewegingen van een VCA op het bewegingsgebied van een vertiport of op een uitwijklocatie of VEMS-vluchtuitvoeringslocatie worden uitgevoerd door of onder toezicht staan van personeel dat een passende opleiding en passende instructies heeft gekregen. |
UAM.OP.VCA.130 Procedures ter beperking van geluidshinder
a) |
Bij de opstelling van vluchtuitvoeringsprocedures houdt de IAM-exploitant rekening met de noodzaak om het effect van geluid tot een minimum te beperken en met eventuele gepubliceerde procedures ter beperking van geluidshinder. |
b) |
De procedures van de IAM-exploitant moeten:
|
UAM.OP.VCA.135 Routes en vluchtuitvoeringsgebieden
a) |
De IAM-exploitant dient ervoor te zorgen dat vluchtuitvoeringen alleen plaatsvinden langs routes en in gebieden waarvoor het volgende geldt:
|
b) |
De IAM-exploitant dient ervoor te zorgen dat vluchtuitvoeringen plaatsvinden in overeenstemming met alle door de bevoegde autoriteit opgelegde beperkingen met betrekking tot de routes en vluchtuitvoeringsgebieden. |
UAM.OP.VCA.145 Vaststelling van minimumvlieghoogten
a) |
Voor alle te vliegen routesegmenten stelt de IAM-exploitant het volgende vast:
|
b) |
De methode voor het vaststellen van de minimumvlieghoogten dient te worden goedgekeurd door de bevoegde autoriteit. |
c) |
Als de minimumvlieghoogten die zijn vastgesteld door de IAM-exploitant en het land waar de vlucht plaatsvindt, verschillen, zijn de hogere waarden van toepassing. |
UAM.OP.VCA.190 Brandstof-/energieplan — algemeen
a) |
De IAM-exploitant dient een brandstof-/energieplan vast te stellen, toe te passen en in stand te houden dat beleid en procedures omvat voor:
|
b) |
Het brandstof-/energieplan moet:
|
c) |
Het brandstof-/energieplan wordt opgenomen in het vluchthandboek. |
d) |
Het brandstof-/energieplan en alle wijzigingen daarvan moeten vooraf worden goedgekeurd door de bevoegde autoriteit. |
UAM.OP.VCA.191 Brandstof-/energieplan — planning van brandstof/energie en herplanning van brandstof/energie tijdens de vlucht
De IAM-exploitant waarborgt dat:
a) |
het VCA een toereikende hoeveelheid bruikbare brandstof/energie en reserves aan boord heeft om de geplande vlucht en eventuele afwijkingen van de geplande vlucht veilig te kunnen uitvoeren; |
b) |
de geplande hoeveelheid bruikbare brandstof/energie voor de geplande vlucht is gebaseerd op alle volgende elementen:
|
c) |
de aan de vlucht voorafgaande berekening van de bruikbare brandstof/energie en reserves voor een vlucht het volgende omvat:
|
d) |
als een vlucht moet voortvliegen langs een andere route of naar een andere vertiport, uitwijklocatie of vluchtuitvoeringslocatie dan oorspronkelijk was gepland, de procedures voor herplanning tijdens de vlucht voor de berekening van de vereiste bruikbare brandstof/energie de procedures omvatten als bedoeld in punt b), 2, en punt c), 2 tot en met 6. |
UAM.OP.VCA.195 Brandstof-/energieplan — brandstof-/energiebeheer tijdens de vlucht
a) |
De IAM-exploitant dient beleid en procedures vast te stellen om ervoor te zorgen dat tijdens de vlucht brandstof-/energiecontroles en brandstof-/energiebeheer plaatsvinden. |
b) |
De PIC monitort de resterende hoeveelheid bruikbare brandstof/energie in het VCA om ervoor te zorgen dat deze wordt beschermd en niet minder is dan de brandstof/energie die nodig is om door te gaan naar de gekozen vertiport, uitwijklocatie of VEMS-vluchtuitvoeringslocatie van bestemming waar een veilige landing kan worden uitgevoerd. |
c) |
Wanneer een wijziging van de klaring om door te gaan naar een specifieke vertiport, uitwijklocatie of VEMS-vluchtuitvoeringslocatie waar de PIC voornemens was te landen, kan leiden tot een landing met minder dan de geplande eindreservebrandstof/-energie, stellen zij de luchtverkeersleiding (ATC) in kennis van een “minimale brandstof-/energietoestand” door melding te maken van “MINIMUM FUEL”. |
d) |
De PIC meldt een “brandstof-/energienoodtoestand” door “MAYDAY MAYDAY MAYDAY FUEL” uit te zenden als de bruikbare brandstof/energie die volgens de berekening beschikbaar is om te landen op de dichtstbijzijnde vertiport, uitwijklocatie of VEMS-vluchtuitvoeringslocatie waar een veilige landing kan worden uitgevoerd, minder is dan de geplande eindreservebrandstof/-energie. |
UAM.OP.VCA.210 Piloten op de hun toegewezen posten
a) |
Tijdens het opstijgen en landen moet de piloot zich op de hem toegewezen post bevinden. |
b) |
Tijdens alle andere vluchtfasen moet de dienstdoende piloot op de hem toegewezen post blijven, tenzij zijn afwezigheid noodzakelijk is voor de uitvoering van taken in verband met de vluchtuitvoering of voor fysiologische behoeften. Indien afwezigheid om bovengenoemde redenen noodzakelijk is, wordt de controle van het VCA overgedragen aan een andere voldoende gekwalificeerde piloot. |
c) |
De dienstdoende piloot moet waakzaam blijven tijdens alle vluchtfasen. Als de piloot een gebrek aan waakzaamheid constateert, worden passende tegenmaatregelen genomen. |
UAM.OP.VCA.245 Meteorologische omstandigheden
De IAM-exploitant zorgt ervoor dat het luchtvaartuig wordt geëxploiteerd binnen de meteorologische vluchtuitvoeringsbeperkingen waarvoor het is gecertificeerd, rekening houdend met actuele en voorspelde weersomstandigheden voor de gehele duur van de vlucht.
UAM.OP.VCA.250 IJs en andere verontreinigingen — procedures op de grond
a) |
De IAM-exploitant stelt procedures vast die moeten worden gevolgd wanneer ontijzing en ijsbestrijding op de grond en bijbehorende inspecties van het VCA nodig zijn om de veilige vluchtuitvoering te waarborgen. |
b) |
De PIC begint pas met de start als het VCA vrij is van alle afzettingen die de prestaties of controleerbaarheid negatief kunnen beïnvloeden, overeenkomstig zijn vlieghandboek. |
UAM.OP.VCA.255 IJs en andere verontreinigingen — vluchtprocedures
a) |
De IAM-exploitant stelt procedures vast voor vluchten bij verwachte of werkelijke ijsvorming. |
b) |
De PIC mag pas aan een vlucht beginnen of deze voortzetten bij verwachte of werkelijke ijsvorming wanneer het VCA is gecertificeerd en uitgerust om in dergelijke omstandigheden te vliegen. |
c) |
Als de werkelijke ijsvorming groter is dan de intensiteit van de ijsvorming waarvoor het luchtvaartuig is gecertificeerd, of als een luchtvaartuig dat niet gecertificeerd is om te vliegen in bekende ijsvormingsomstandigheden met ijsvorming te maken krijgt, moet de PIC de ijsvormingsomstandigheden onverwijld verlaten en, indien nodig, een noodsituatie melden aan de ATS. |
UAM.OP.VCA.260 Olielevering
Indien van toepassing mag de PIC pas aan een vlucht beginnen of deze voortzetten in geval van herplanning tijdens de vlucht wanneer hij zich ervan heeft vergewist dat het VCA ten minste de geplande hoeveelheid bruikbare olie aan boord heeft om de vlucht veilig te kunnen voltooien, rekening houdend met de verwachte vluchtomstandigheden.
UAM.OP.VCA.265 Opstijgomstandigheden
Vóór aanvang van het opstijgen dient de gezagvoerder zich te vergewissen van het volgende:
a) |
de meteorologische omstandigheden op de vertiport, de uitwijklocatie of de VEMS-vluchtuitvoeringslocatie en de toestand van het voor opstijgen te gebruiken oppervlak beletten de PIC niet veilig op te stijgen en te vertrekken, en |
b) |
de vastgestelde vluchtuitvoeringsminima voor de vertiport, de uitwijklocatie of het VEMS-exploitatiegebied, naargelang het geval, zijn nageleefd. |
UAM.OP.VCA.270 Minimumvlieghoogten
De PIC mag niet onder de gespecificeerde minimumvlieghoogten vliegen, behalve:
a) |
wanneer dit nodig is om op te stijgen of te landen, of |
b) |
wanneer er wordt gedaald overeenkomstig door de bevoegde autoriteit goedgekeurde procedures. |
UAM.OP.VCA.275 Gesimuleerde abnormale of noodsituaties tijdens de vlucht
Bij het vervoer van passagiers of vracht mag de PIC geen abnormale of noodsituaties simuleren die de toepassing van abnormale of noodprocedures vereisen.
UAM.OP.VCA.290 Nabijheidsdetectie
Wanneer de PIC of een naderingswaarschuwingssysteem vaststelt dat het VCA zich te dicht bij de grond en/of zich horizontaal ten opzichte van het VCA gesitueerde obstakels bevindt, neemt de PIC onmiddellijk corrigerende maatregelen om te zorgen voor veilige vliegomstandigheden.
UAM.OP.VCA.300 Omstandigheden bij nadering en landing
Vóór aanvang van de nadering dient de PIC zich te vergewissen van het volgende:
a) |
de meteorologische omstandigheden op de vertiport, de uitwijklocatie of de VEMS-vluchtuitvoeringslocatie mogen de PIC niet beletten een veilige nadering, landing of doorstart uit te voeren, rekening houdend met de prestatie-informatie in het vluchthandboek (OM), en |
b) |
de vastgestelde vluchtuitvoeringsminima van de vertiport, of de minima voor zicht en afstand tot wolken voor vluchten die worden uitgevoerd in overeenstemming met de VFR overdag, moeten in acht worden genomen. |
UAM.OP.VCA.315 Vlieguren — rapportering
De IAM-exploitant geeft het aantal uren dat tijdens het voorgaande kalenderjaar is gevlogen met iedere geëxploiteerde VCA door aan de bevoegde autoriteit.
SECTIE 2
Bemande luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen (MVCA)
UAM.OP.MVCA.050 Toepassingsgebied
In deze sectie zijn aanvullende eisen vastgesteld voor IAM-vluchtuitvoeringen met bemande luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen (MVCA).
UAM.OP.MVCA.100 Gebruik van luchtverkeersdiensten (ATS)
De IAM-exploitant waarborgt dat:
a) |
gebruik wordt gemaakt van luchtverkeersdiensten die passend zijn voor het luchtruim waarin de vlucht wordt uitgevoerd en voor de toepasselijke luchtverkeersregels, voor zover beschikbaar; |
b) |
operationele instructies tijdens de vlucht die een wijziging van het ATS-vliegplan inhouden, worden gecoördineerd met de passende ATS-eenheid alvorens zij worden verzonden naar het VCA; |
c) |
regelingen voor opsporings- en reddingsdiensten kunnen worden gehandhaafd wanneer het gebruik van luchtverkeersdiensten in het luchtruim waarin de vlucht wordt uitgevoerd, niet verplicht is voor VFR-vluchten overdag; |
d) |
voor vluchtuitvoeringen in luchtruim dat door de bevoegde autoriteit is aangewezen als U-spaceluchtruim en waarin geen luchtverkeersleidingsdiensten (ATC) worden verleend door een verlener van luchtvaartnavigatiediensten (ANSP), het VCA ervoor zorgt dat het voortdurend elektronisch zichtbaar is voor U-spacedienstverleners. |
UAM.OP.MVCA.107 Geschikte vertiport en geschikte uitwijklocatie
a) |
De IAM-exploitant gebruikt geschikte vertiports voor zijn normale vluchtuitvoeringen en, indien nodig, voor afwijkingen van de geplande route. |
b) |
Onverminderd punt a) mag de IAM-exploitant zo nodig en route gebruikmaken van een of meer geschikte uitwijklocaties om van de geplande route af te wijken. |
c) |
Een vertiport wordt als geschikt beschouwd als hij op het verwachte tijdstip van gebruik:
|
d) |
Een uitwijklocatie wordt als geschikt beschouwd als zij, op het verwachte tijdstip van gebruik:
|
UAM.OP.MVCA.111 Minima inzake zicht en afstand tot wolken — VFR-vluchten
a) |
De IAM-exploitant stelt minima inzake zicht en afstand tot wolken vast voor VFR-vluchten overdag. Deze minima mogen niet lager zijn dan die welke zijn gespecificeerd in SERA.5001 van de bijlage (Deel-SERA) bij Verordening (EU) nr. 923/2012 voor de luchtruimklasse waarin wordt gevlogen, behalve wanneer het toegestaan is om als een speciale VFR-vlucht te vliegen. |
b) |
Indien nodig kan de IAM-exploitant in het vluchthandboek aanvullende voorwaarden voor de toepasselijkheid van dergelijke minima specificeren, rekening houdend met factoren zoals radiodekking, terrein, aard van de locaties, vluchtomstandigheden en ATS-capaciteit. |
c) |
De vluchten worden uitgevoerd met het oppervlak in zicht. |
UAM.OP.MVCA.127 Opstijgen en landen — VFR-vluchten overdag
a) |
Bij het uitvoeren van een VFR-vlucht overdag mag de PIC niet opstijgen of landen op een vertiport of uitwijklocatie tenzij de gemelde weersomstandigheden op die vertiport of uitwijklocatie gelijk zijn aan of beter zijn dan die welke zijn gespecificeerd in SERA.5001 of SERA.5005 van de bijlage (Deel-SERA) bij Verordening (EU) nr. 923/2012 voor de luchtruimklasse waarin wordt gevlogen. |
b) |
Wanneer de gemelde weersomstandigheden slechter zijn dan die welke voor het opstijgen vereist zijn, mag alleen worden opgestegen als de PIC kan vaststellen dat het zicht en de afstand tot wolken langs het opstijggebied gelijk zijn aan of beter zijn dan het vereiste minimum. |
c) |
Wanneer er geen meldingen van weersomstandigheden beschikbaar zijn, mag alleen worden opgestegen als de PIC kan vaststellen dat het zicht en de afstand tot wolken langs het opstijggebied gelijk zijn aan of beter zijn dan het vereiste minimum. |
UAM.OP.MVCA.155 Vervoer van speciale categorieën passagiers (SCP’s)
a) |
SCP’s dienen aan boord te worden vervoerd onder omstandigheden waarin de veiligheid van het VCA en de inzittenden is gewaarborgd volgens de procedures die door de exploitant van het VCA zijn vastgesteld. |
b) |
SCP’s mogen geen stoel toegewezen krijgen of innemen die rechtstreeks toegang biedt tot nooduitgangen of waar hun aanwezigheid:
|
c) |
De PIC dient vooraf in kennis te worden gesteld wanneer SCP’s aan boord worden vervoerd. |
UAM.OP.MVCA.160 Opbergen van bagage en vracht
De IAM-exploitant stelt procedures vast om te garanderen dat:
a) |
alleen bagage die passend en veilig kan worden opgeborgen, wordt meegenomen in het passagierscompartiment, en |
b) |
alle bagage en vracht aan boord van het luchtvaartuig die letsel of schade kan veroorzaken of die bij verplaatsing gangpaden en uitgangen zou kunnen belemmeren, zodanig wordt opgeborgen dat verplaatsing wordt voorkomen. |
UAM.OP.MVCA.165 Passagierszitplaatsen
Met betrekking tot mogelijke noodevacuatie stelt de IAM-exploitant procedures voor passagierszitplaatsen vast om ervoor te zorgen dat de passagiers zitten waar zij bijstand kunnen verlenen aan de evacuatie en deze niet kunnen hinderen.
UAM.OP.MVCA.170 Passagiersbriefing
De IAM-exploitant zorgt ervoor dat passagiers:
a) |
veiligheidsbriefings en veiligheidsdemonstraties krijgen op een wijze die de uitvoering van de toepasselijke procedures in noodgevallen vergemakkelijkt, en |
b) |
veiligheidsaanwijzingen krijgen waarop de werking van de nooduitrusting en nooduitgangen waarvan passagiers waarschijnlijk gebruik zouden kunnen maken, wordt uitgebeeld. |
UAM.OP.MVCA.175 Vluchtvoorbereiding
a) |
Voor elke geplande vlucht wordt een vluchtuitvoeringsplan (OFP) opgesteld, rekening houdend met het luchtruim waarin de vlucht zal worden uitgevoerd en de toepasselijke luchtverkeersregels, de prestaties van het luchtvaartuig, de exploitatiebeperkingen en de relevante verwachte omstandigheden langs de te vliegen route en op de te gebruiken vertiport of uitwijklocatie. |
b) |
De vlucht mag pas beginnen wanneer de PIC zich ervan heeft vergewist dat:
|
UAM.OP.MVCA.177 Indiening van een ATS-vliegplan
a) |
De IAM-exploitant dient een ATS-vliegplan in, zoals vereist door de toepasselijke luchtverkeersregels voor de luchtruimklasse(n) waarin de vlucht zal worden uitgevoerd. |
b) |
Als de indiening van een ATS-vliegplan niet vereist is op grond van de toepasselijke luchtverkeersregels voor de luchtruimklasse(n) waarin de vlucht zal worden uitgevoerd, zorgt de IAM-exploitant ervoor dat passende informatie wordt verstrekt aan de passende ATS-eenheid zodat waarschuwingsdiensten indien nodig kunnen worden geactiveerd. |
c) |
Als de indiening van een ATS-vliegplan vereist is, maar het niet mogelijk is een dergelijk plan in te dienen vanaf de locatie waar de vluchtuitvoering begint, wordt het ATS-vliegplan zo spoedig mogelijk na het opstijgen door de PIC of de IAM-exploitant doorgestuurd. |
UAM.OP.MVCA.192 Brandstof-/energieplan — selectie van vertiports en uitwijklocaties
a) |
De PIC selecteert en specificeert in het vluchtuitvoeringsplan en, indien vereist, in het ATS-vliegplan voor normale vluchtuitvoeringen, met inbegrip van opleiding, en met het oog op uitwijking:
|
b) |
Bij de selectie van vertiports en uitwijklocaties overeenkomstig punt a) gaat de PIC na of:
|
c) |
De PIC past bij de vliegplanning passende veiligheidsmarges toe om rekening te houden met een mogelijke verslechtering van de meteorologische omstandigheden op het geschatte tijdstip van landing ten opzichte van de beschikbare voorspelling. |
UAM.OP.MVCA.193 Opties voor veilig landen op de bestemming
De PIC verbindt zich ertoe te landen op een van de veilige landingsopties overeenkomstig UAM.OP.MVCA.192, wanneer uit de huidige beoordeling van de meteorologische omstandigheden, het verkeer en andere operationele omstandigheden blijkt dat een veilige landing kan worden uitgevoerd op de landingsplaats waartoe hij zich heeft verbonden, op het geschatte tijdstip van gebruik.
UAM.OP.MVCA.200 Bijtanken of leegpompen van VCA in bijzondere omstandigheden
a) |
Bijtanken of leegpompen in bijzondere omstandigheden mag alleen worden uitgevoerd als de IAM-exploitant:
|
b) |
Bijtanken of leegpompen in bijzondere omstandigheden is van toepassing op:
|
c) |
Voor tankprocedures met ingeschakelde hef- en stuwkrachteenheden en voor elke wijziging van die procedures, is voorafgaande goedkeuring van de bevoegde autoriteit vereist. |
UAM.OP.MVCA.205 Het laden of verwisselen van VCA-batterijen wanneer passagiers instappen, aan boord zijn of uitstappen
a) |
Het laden of verwisselen van VCA-batterijen wanneer passagiers instappen, aan boord zijn of uitstappen, mag alleen worden uitgevoerd als de IAM-exploitant:
|
UAM.OP.MVCA.216 Gebruik van headsets
a) |
Elke piloot die in dienst moet zijn op de hem toegewezen post draagt een headset met boommicrofoon of gelijkwaardig. De headset wordt gebruikt als het primaire apparaat voor mondelinge communicatie met ATS-eenheden. |
b) |
De positie van de boommicrofoon of gelijkwaardig in de cockpit moet het mogelijk maken deze te gebruiken voor tweewegsradiocommunicatie wanneer het VCA op eigen kracht taxiet en telkens wanneer de PIC dit nodig acht. |
UAM.OP.MVCA.220 Voorzieningen voor bijstand tijdens noodevacuaties
De IAM-exploitant stelt procedures vast om te garanderen dat vóór het taxiën, de grondbewegingen, het opstijgen en landen, en wanneer dit veilig en praktisch is, alle automatisch in werking tredende voorzieningen voor bijstand tijdens noodevacuaties in gebruiksklare toestand verkeren.
UAM.OP.MVCA.225 Zitplaatsen, veiligheidsgordels en bevestigingssystemen
a) Piloten
Tijdens het opstijgen en landen, en wanneer dit in het belang van de veiligheid door de PIC wordt besloten, dienen alle piloten op passende wijze te worden vastgemaakt met alle veiligheidsgordels en bevestigingssystemen die op hun stoel aanwezig zijn.
b) Passagiers
1) |
Vóór de start en de landing en tijdens het taxiën of grondbewegingen, en wanneer dit in het belang van de veiligheid noodzakelijk wordt geacht, dient de PIC zich ervan te vergewissen dat alle passagiers aan boord zich op een stoel bevinden met de veiligheidsgordel of het bevestigingssysteem naar behoren vastgemaakt. |
2) |
De IAM-exploitant dient voorzieningen te treffen voor de bezetting van vliegtuigstoelen door meerdere personen; dit is alleen voor specifieke stoelen toegestaan. Bij bezetting door meerdere personen dient de PIC zich ervan te vergewissen dat vliegtuigstoelen alleen worden gebruikt door één volwassene en één jong kind, waarbij dit laatste naar behoren wordt vastgemaakt door een aanvullende lusgordel of een ander bevestigingssysteem. |
UAM.OP.MVCA.230 Beveiliging van de passagiersruimte
a) |
De IAM-exploitant stelt procedures vast om ervoor te zorgen dat vóór het taxiën of grondbewegingen, het opstijgen en het landen, alle uitgangen en vluchtwegen vrij zijn. |
b) |
De PIC dient ervoor te zorgen dat vóór het opstijgen en landen, en wanneer dit noodzakelijk wordt geacht in het belang van de veiligheid, alle uitrusting en bagage naar behoren is opgeborgen en vastgemaakt. |
UAM.OP.MVCA.235 Reddingsvesten
De IAM-exploitant stelt procedures vast om ervoor te zorgen dat bij vluchtuitvoeringen met een VCA boven water, afdoende rekening wordt gehouden met de duur van de vlucht en de omstandigheden die zich tijdens de vlucht voordoen, wanneer wordt beslist of alle inzittenden van het luchtvaartuig reddingsvesten moeten dragen.
UAM.OP.MVCA.240 Roken aan boord
De PIC staat op geen enkel ogenblik toe dat aan boord wordt gerookt.
UAM.OP.MVCA.245 Meteorologische omstandigheden
a) |
De PIC:
|
UAM.OP.MVCA.285 Gebruik van aanvullende zuurstof
De PIC zorgt ervoor dat alle piloten die betrokken zijn bij essentiële taken voor de veilige vluchtuitvoering met het VCA voortdurend aanvullende zuurstof gebruiken wanneer de cockpitdrukhoogte gedurende meer dan 30 minuten 10 000 ft overschrijdt en telkens wanneer de cockpitdrukhoogte 13 000 ft overschrijdt.
UAM.OP.MVCA.295 Gebruik van een waarschuwingssysteem ter voorkoming van botsingen in de lucht (ACAS)
De IAM-exploitant stelt vluchtuitvoeringsprocedures en opleidingsprogramma’s op wanneer een ACAS geïnstalleerd en gebruiksklaar is, zodat de cockpitbemanning passend is opgeleid in het vermijden van botsingen en bekwaam is om ACAS II-apparatuur te gebruiken.
SUBDEEL C
PRESTATIES EN VLUCHTUITVOERINGSBEPERKINGEN VAN LUCHTVAARTUIGEN DIE VERTICAAL KUNNEN OPSTIJGEN EN LANDEN
UAM.POL.VCA.050 Toepassingsgebied
In dit subdeel zijn prestatievereisten en beperkingen vastgesteld voor IAM-vluchtuitvoeringen met luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen (VCA).
UAM.POL.VCA.100 Type vluchtuitvoering
VCA worden geëxploiteerd in overeenstemming met de toepasselijke prestatievereisten voor het beoogde type vluchtuitvoering.
UAM.POL.VCA.105 Prestatiegegevens van luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen (VCA)
VCA worden geëxploiteerd overeenkomstig de gecertificeerde prestatiegegevens en beperkingen in het vlieghandboek.
UAM.POL.VCA.110 Algemene prestatievereisten
a) |
De massa van het VCA:
|
b) |
De goedgekeurde prestatiegegevens die worden vermeld in het vlieghandboek moeten worden gebruikt om te bepalen of voldaan is aan de bepalingen van dit subdeel, zo nodig aangevuld met andere gegevens als bepaald in het desbetreffende voorschrift. De IAM-exploitant dient deze andere gegevens te specificeren in het vluchthandboek. Bij de toepassing van de in dit subdeel voorgeschreven factoren moeten alle operationele factoren die reeds in de prestatiegegevens in het vlieghandboek zijn opgenomen, in aanmerking worden genomen om dubbele toepassing van factoren te voorkomen. |
c) |
Voor het aantonen van de naleving van de voorschriften van dit subdeel moeten de volgende parameters in aanmerking worden genomen:
|
UAM.POL.VCA.115 Rekening houden met obstakels
Voor vluchtuitvoeringen van/naar eindnaderings- en opstijggebieden (FATO) moet de IAM-exploitant tijdens de aan de vlucht voorafgaande planning en met het oog op de berekening van de obstakelklaring:
a) |
rekening houden met een obstakel dat zich buiten het FATO bevindt, in het opstijgvliegpad of het vliegpad voor afgebroken nadering, als de zijdelingse afstand tot het dichtstbijzijnde punt op de grond onder het voorgenomen vliegpad niet meer bedraagt dan:
|
b) |
rekening houden met een obstakel dat zich in het backup-gebied of het gebied voor zijdelingse omschakeling bevindt, indien bij het opstijgen een backup-procedure of procedure voor zijdelingse omschakeling wordt gebruikt, als de zijdelingse afstand van het dichtstbijzijnde punt op de grond onder het voorgenomen vliegpad niet meer bedraagt dan:
|
c) |
geen rekening houden met obstakels die zich buiten het FATO in het opstijgvliegpad of het vliegpad voor afgebroken nadering bevinden als hun zijdelingse afstand tot het dichtstbijzijnde punt op de grond onder het voorgenomen vliegpad meer bedraagt dan:
|
UAM.POL.VCA.120 Opstijgen
a) |
De startmassa van het VCA mag niet groter zijn dan de maximale startmassa die in het vlieghandboek is gespecificeerd voor de te gebruiken gecertificeerde opstijgprocedure of -procedures. |
b) |
De IAM-exploitant houdt rekening met:
|
c) |
Daarnaast geldt voor VCA-vluchtuitvoeringen vanaf een FATO:
|
d) |
Bij starts waarbij gebruik wordt gemaakt van een back-up- of laterale omschakelingsprocedure, waarbij een CFP op of vóór het opstijgbeslissingspunt is erkend, moet met een voldoende marge boven alle obstakels in het backup- of laterale omschakelingsgebied worden gevlogen. |
UAM.POL.VCA.125 Opstijgvliegpad
a) |
Vanaf het einde van de vereiste startafstand voor VCA, nadat een CFP is erkend op of na het opstijgbeslissingspunt (TDP):
|
b) |
Bij aantonen van de naleving van punt a) worden de relevante parameters van UAM.POL.VCA.110, punt c), in aanmerking genomen op de vertiport, de uitwijklocatie of het vluchtuitvoeringsgebied van vertrek. |
UAM.POL.VCA.130 En-route
a) |
De massa van het VCA en het vliegpad op alle punten langs de route na een voor de prestaties kritieke storing (CFP), en rekening houdend met de voor de vlucht verwachte meteorologische omstandigheden, moet het volgende mogelijk maken:
|
b) |
Bij het aantonen van de naleving van punt a) geldt het volgende:
|
UAM.POL.VCA.135 Landen
a) |
De landingsmassa van het VCA op het geschatte tijdstip van landing mag niet groter zijn dan de in het vlieghandboek vermelde massa voor de te gebruiken gecertificeerde landingsprocedure. |
b) |
De IAM-exploitant houdt rekening met:
|
c) |
Indien een voor de prestaties kritieke storing wordt onderkend op enig punt op of vóór het landingsbeslissingspunt, is het mogelijk om ofwel te landen en te stoppen op de baan of op het FATO, ofwel een afgebroken landing uit te voeren met een verticale marge van 10,7 m (35 ft) boven alle obstakels in het vliegpad. |
d) |
Indien een CFP op enig moment op of na het landingsbeslissingspunt wordt onderkend, is het mogelijk om op de baan of het FATO te landen en te stoppen en alle obstakels in het naderingspad te ontwijken. |
UAM.POL.VCA.140 Massa en balans, en lading
a) |
Tijdens elke fase van de vluchtuitvoering dienen de lading, de massa en het zwaartepunt van het VCA binnen de grenzen te blijven die worden vermeld in het vlieghandboek, of in het vluchthandboek, indien hierin strengere beperkingen zijn vastgesteld. |
b) |
De IAM-exploitant dient van elk door hem geëxploiteerd luchtvaartuig de massa en het zwaartepunt te bepalen door het vóór indienstneming te wegen, en vervolgens telkens na vier jaar indien individuele VCA-massa’s worden gebruikt, en negen jaar indien vlootgemiddelden worden gebruikt. De gecumuleerde effecten van wijzigingen en reparaties op de massa en de balans van het luchtvaartuig moeten in aanmerking worden genomen en naar behoren worden gedocumenteerd. Het VCA wordt opnieuw gewogen indien het effect van wijzigingen op de massa en het zwaartepunt niet nauwkeurig gekend is. |
c) |
De weging gebeurt door de fabrikant van het luchtvaartuig of door een erkende onderhoudsorganisatie. |
d) |
De IAM-exploitant bepaalt de massa van alle operationele onderdelen en bemanningsleden (piloten en, indien van toepassing, technisch personeel), opgenomen in de droge VCA-vluchtuitvoeringsmassa, door weging of door gebruik te maken van standaardmassa’s. De invloed van hun plaats op het zwaartepunt van het luchtvaartuig dient te worden bepaald. |
e) |
De IAM-exploitant dient de massa van de verkeerslading, met inbegrip van eventuele ballast, te bepalen door middel van weging of door gebruik te maken van standaardmassa’s voor passagiers en, indien van toepassing, bagage. |
f) |
De IAM-exploitant kan standaardmassa’s gebruiken voor andere ladingelementen indien hij aan de bevoegde autoriteit aantoont dat deze producten dezelfde massa hebben of dat hun massa’s binnen gespecificeerde toleranties vallen. |
g) |
De IAM-exploitant bepaalt de massa van de brandstof en/of van de energieopslageenheid als volgt:
|
h) |
De IAM-exploitant dient ervoor te zorgen dat de lading van:
|
i) |
De IAM-exploitant dient zich te houden aan aanvullende structurele beperkingen, zoals de breuksterkte van de vloer, de maximaal toegestane belasting per strekkende meter, de maximale massa per vrachtruimte, en het maximale aantal zitplaatsen. |
j) |
De IAM-exploitant vermeldt in het vluchthandboek de beginselen en methoden die worden toegepast bij het laden en in het massa- en zwaartepuntssysteem, teneinde te voldoen aan de voorschriften van de punten a) tot en met i). Dat systeem bestrijkt alle soorten beoogde vluchtuitvoeringen van de exploitant. |
UAM.POL.VCA.145 Massa- en zwaartepuntsgegevens, en massa- en zwaartepuntsdocumentatie
a) |
Vóór aanvang van elke vlucht dient de IAM-exploitant massa- en zwaartepuntgegevens vast te stellen en dient hij massa- en zwaartepuntdocumentatie op te stellen waarin de lading en de verdeling daarvan worden vermeld. De massa- en zwaartepuntdocumentatie dient de PIC in staat te stellen om te bepalen of de lading en de verdeling daarvan binnen de massa- en zwaartepuntgrenzen van het luchtvaartuig liggen. De massa- en zwaartepuntdocumentatie dient de volgende informatie te bevatten:
Bovenstaande informatie dient beschikbaar te zijn in de vluchtplanningdocumenten of massa- en zwaartepuntsystemen. |
b) |
Wanneer massa- en zwaartepuntgegevens en massa- en zwaartepuntdocumentatie door een geautomatiseerd massa- en zwaartepuntsysteem worden gegenereerd, moet de exploitant:
|
c) |
De persoon die toezicht houdt op de belading van het luchtvaartuig dient door middel van zijn handtekening of gelijkwaardig te bevestigen dat de lading en de verdeling daarvan in overeenstemming zijn met de massa- en zwaartepuntdocumentatie die aan de PIC is overhandigd. De PIC bevestigt zijn aanvaarding door middel van een handgeschreven handtekening of gelijkwaardig. |
d) |
De IAM-exploitant stelt procedures vast voor last-minutewijzigingen van de lading om ervoor te zorgen dat:
|
SUBDEEL D
INSTRUMENTEN, GEGEVENS EN APPARATUUR
SECTIE 1
Luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen
UAM.IDE.VCA.050 Toepassingsgebied
In deze sectie zijn de eisen vastgesteld voor IAM-vluchtuitvoeringen met luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen (VCA).
UAM.IDE.VCA.100 Instrumenten en apparatuur
a) |
De instrumenten, gegevens en apparatuur die vereist zijn op grond van dit subdeel, alsook in het kader van de typecertificeringseisen en luchtruimvereisten, worden geïnstalleerd op of vervoerd in het VCA overeenkomstig de omstandigheden waarin de vluchtuitvoering zal plaatsvinden. De instrumenten en apparatuur die vereist zijn op grond van dit subdeel, de typecertificeringseisen en luchtruimvereisten, moeten worden goedgekeurd in overeenstemming met de toepasselijke luchtwaardigheidseisen, behalve voor de volgende punten:
|
b) |
Voor instrumenten en apparatuur die bij deze bijlage niet worden vereist en alle andere apparatuur die niet krachtens deze verordening is vereist, maar die wel op een vlucht wordt meegenomen, geldt het volgende:
|
c) |
Indien tijdens de vlucht apparatuur door de piloot moet worden gebruikt op de aan hem toegewezen post, moet deze zo worden geïnstalleerd dat ze vanaf die post gemakkelijk kan worden bediend. Wanneer één stuk apparatuur door meer dan één persoon moet worden gebruikt op de aan hen toegewezen stations, moet het zodanig worden geïnstalleerd dat het vanaf alle stations gemakkelijk kan worden bediend. |
d) |
De instrumenten die door de piloot worden gebruikt, moeten zodanig zijn opgesteld dat de piloot de aanwijzingen gemakkelijk vanaf zijn post kan zien en daarbij zo weinig mogelijk hoeft af te wijken van de houding en kijkrichting die hij normaal inneemt als hij voorwaarts langs het vliegpad kijkt. |
e) |
Alle vereiste nooduitrusting moet gemakkelijk bereikbaar zijn voor direct gebruik. |
UAM.IDE.VCA.105 Voor een vlucht vereiste minimumuitrusting
Een vlucht mag niet van start gaan als een van de voor de voorgenomen vlucht vereiste instrumenten, apparaten of functies van het luchtvaartuig onbruikbaar is of ontbreekt, tenzij:
a) |
het luchtvaartuig wordt geëxploiteerd in overeenstemming met de minimumuitrustingslijst (MEL) van de exploitant, of |
b) |
de exploitant door de bevoegde autoriteit is erkend om het luchtvaartuig te exploiteren binnen de beperkingen van de basisminimumuitrustingslijst (MMEL) overeenkomstig ORO.MLR.105, punt j), van bijlage III. |
SECTIE 2
Bemande luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen (MVCA)
UAM.IDE.MVCA.050 Toepassingsgebied
In deze sectie zijn aanvullende eisen vastgesteld voor IAM-vluchtuitvoeringen met bemande luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen (MVCA).
UAM.IDE.MVCA.115 Vluchtuitvoeringslichten
Een VCA waarmee overdag VFR-vluchten worden uitgevoerd, moet zijn uitgerust met antibotsingslichten.
UAM.IDE.MVCA.125 Vlieginstrumenten en bijbehorende apparatuur
a) |
Het VCA wordt uitgerust met de vlieginstrumenten en -apparatuur die zijn gespecificeerd in zijn typecertificaat voor VFR-vluchten overdag. |
b) |
Aanvullende vlieginstrumenten en -apparatuur worden geïnstalleerd op of meegenomen in het VCA naargelang de verwachte vluchtuitvoeringsomstandigheden en de werklast van de bemanning. |
UAM.IDE.MVCA.140 Meet- en weergaveapparatuur voor brandstof/energie
a) |
Het VCA wordt uitgerust met apparatuur om de resterende bruikbare hoeveelheid brandstof/energie tijdens de vlucht te meten en aan de piloot te tonen. |
b) |
Tijdens de vlucht wordt een conservatieve schatting van de hoeveelheid brandstof/energie die nodig is om het resterende deel van de vlucht te voltooien, aan de piloot getoond, tenzij anders bepaald in UAM.OP.VCA.195, punt a). |
UAM.IDE.MVCA.145 Apparatuur voor hoogtebepaling
a) |
Voor vluchten boven water wordt het VCA uitgerust met apparatuur om de hoogte van het luchtvaartuig ten opzichte van het wateroppervlak te bepalen; deze apparatuur moet een geluidswaarschuwing kunnen geven onder een vooraf ingestelde waarde en een visuele waarschuwing op een door de piloot selecteerbare hoogte, wanneer vluchten worden uitgevoerd:
|
UAM.IDE.MVCA.170 Intercomsysteem voor bemanningsleden
Voor vluchtuitvoeringen met meer dan één bemanningslid moet het VCA zijn uitgerust met een intercomsysteem, met inbegrip van headsets en microfoons, voor gebruik door alle bemanningsleden.
UAM.IDE.MVCA.180 Boordomroepsysteem (PAS)
Het VCA wordt uitgerust met een PAS, tenzij de IAM-exploitant kan aantonen dat de stem van de piloot tijdens de vlucht hoorbaar en begrijpelijk is op alle passagiersstoelen.
UAM.IDE.MVCA.185 Cockpitgeluidsrecorder (CVR)
a) |
Een VCA met een gecertificeerde maximale startmassa van meer dan 5 700 kg wordt uitgerust met een cockpitgeluidsrecorder. |
b) |
Met deze cockpitgeluidsrecorder kunnen minstens de opnames van de voorgaande 2 uur worden bewaard. |
c) |
De cockpitgeluidsrecorder registreert, met verwijzing naar een tijdschaal, op andere middelen dan magneetband of magnetische draad:
|
d) |
Al naargelang de beschikbaarheid van elektrisch vermogen beginnen de opnames van de cockpitgeluidsrecorder zo vroeg mogelijk tijdens de cockpitcontroles aan het begin van de vlucht, voordat het VCA zich op eigen kracht kan voortbewegen, tot de cockpitcontroles onmiddellijk nadat de hef- en stuwkrachteenheden aan het einde van de vlucht zijn uitgeschakeld. In elk geval begint de cockpitgeluidsrecorder automatisch met opnemen voordat het luchtvaartuig zich op eigen kracht voortbeweegt en blijft hij opnemen tot de vlucht is beëindigd. |
e) |
De PIC beschikt over een functie om opnames van de cockpitgeluidsrecorder zodanig te wijzigen dat opnames die vóór de toepassing van die functie zijn gemaakt, niet kunnen worden opgevraagd met normale terugspeel- of kopieertechnieken. |
f) |
Indien de cockpitgeluidsrecorder niet afwerpbaar is, moet hij voorzien zijn van een inrichting die minstens 90 dagen onder water kan uitzenden, zodat hij onder water kan worden gelokaliseerd. Indien de cockpitgeluidsrecorder afwerpbaar is, moet hij voorzien zijn van een automatische plaatsaanduidende noodzender (ELT). |
UAM.IDE.MVCA.190 Vluchtgegevensrecorder (FDR)
a) |
Een VCA met een gecertificeerde maximale startmassa van meer dan 5 700 kg wordt uitgerust met een vluchtgegevensrecorder die gegevens digitaal opneemt en opslaat en waarvoor een methode bestaat om die gegevens gemakkelijk uit het opslagmedium op te vragen. |
b) |
De vluchtgegevensrecorder registreert de parameters die nodig zijn om het vliegpad, de snelheid, de stand, het vermogen van de motor(en), de werking, de configuratie en alle parameters die tijdens de typecertificering van het VCA zijn vastgesteld, nauwkeurig te bepalen en moet in staat zijn om minstens de tijdens de voorgaande 25 uur geregistreerde gegevens te bewaren. |
c) |
De gegevens worden verkregen uit bronnen in het VCA die nauwkeurige correlatie met de aan de piloot of piloten getoonde informatie mogelijk maken. |
d) |
Uiterlijk op het ogenblik waarop het VCA in staat is zich op eigen kracht voort te bewegen, begint de vluchtgegevensrecorder met de automatische registratie van de gegevens; hij stopt automatisch nadat de hef- en stuwkrachteenheden aan het einde van de vlucht zijn uitgeschakeld. |
e) |
Als de vluchtgegevensrecorder niet afwerpbaar is, moet hij voorzien zijn van een inrichting die minstens 90 dagen onder water kan uitzenden, zodat de vluchtgegevensrecorder onder water kan worden gelokaliseerd. Indien de vluchtgegevensrecorder afwerpbaar is, moet hij voorzien zijn van een automatische plaatsaanduidende noodzender (ELT). |
UAM.IDE.MVCA.191 Vluchtrecorder
a) |
Een VCA met een gecertificeerde maximale startmassa van hoogstens 5 700 kg wordt uitgerust met een vluchtrecorder. |
b) |
Aan de hand van vluchtgegevens en/of beelden registreert de vluchtrecorder informatie die volstaat om het vliegpad en de snelheid van het luchtvaartuig te registreren, alsook:
|
c) |
De vluchtrecorder moet de vluchtgegevens en/of beelden, alsook de geluidsopnames, van de voorgaande 5 uur kunnen bewaren. |
d) |
De vluchtrecorder begint automatisch op te nemen voordat het VCA in staat is zich op eigen kracht voort te bewegen en stopt automatisch nadat de hef- en stuwkrachteenheden aan het einde van de vlucht zijn uitgeschakeld. |
e) |
Als de vluchtrecorder beelden of geluid van de cockpit opneemt, beschikt de PIC over een functie om beeld- en geluidsopnames zodanig te wijzigen dat opnames die vóór de toepassing van die functie zijn gemaakt, niet kunnen worden opgevraagd met normale terugspeel- of kopieertechnieken. |
f) |
Als alternatief voor de punten b) en c) kunnen sommige vluchtgegevens, beelden of audio op afstand worden verzonden en opgenomen indien dit is goedgekeurd in het kader van de typecertificering van het luchtvaartuig. |
UAM.IDE.MVCA.200 Gecombineerde vluchtgegevens- en cockpitgeluidsrecorder
Aan de voorschriften met betrekking tot de cockpitgeluidsrecorder en de vluchtgegevensrecorder kan worden voldaan door één gecombineerde recorder mee te nemen.
UAM.IDE.MVCA.205 Zitplaatsen, veiligheidsgordels, bevestigingssystemen en kinderbevestigingssystemen (CRD’s)
a) |
Het VCA moet worden uitgerust met:
|
b) |
Een schoudergordel moet:
|
UAM.IDE.MVCA.210 “FASTEN SEAT BELT”- en “NO SMOKING”-tekens
Het VCA is uitgerust met een middel om aan alle personen aan boord aan te geven dat de veiligheidsgordels moeten worden vastgemaakt en dat roken op geen enkel ogenblik is toegestaan.
UAM.IDE.MVCA.220 Verbandtrommels
a) |
Het VCA wordt uitgerust met ten minste één verbandtrommel. |
b) |
De verbandtrommels moeten:
|
UAM.IDE.MVCA.240 Aanvullende zuurstof — luchtvaartuigen zonder drukcabine
VCA zonder drukcabine die vluchten op drukhoogten boven 10 000 ft uitvoeren, worden uitgerust met apparatuur voor aanvullende zuurstof die in staat is om zuurstof op te slaan en toe te dienen overeenkomstig de volgende tabel:
Tabel
Minimumeisen met betrekking tot aanvullende zuurstof in luchtvaartuigen zonder drukcabine
Voorraad voor: |
Duur van de vlucht en cabinedrukhoogte |
persoon/personen die het luchtvaartuig besturen |
Voor de volledige duur van de vlucht bij drukhoogten boven 13 000 ft en voor elke periode van meer dan 30 minuten bij drukhoogten tussen 10 000 ft en 13 000 ft. |
100 % van de passagiers (1) |
Voor de volledige duur van de vlucht bij drukhoogten boven 13 000 ft. |
10 % van de passagiers (1) |
Voor de volledige vliegduur na 30 minuten bij drukhoogten tussen 10 000 ft en 13 000 ft. |
UAM.IDE.MVCA.250 Handbrandblussers
a) |
Het VCA moet zijn uitgerust met ten minste één handbrandblusser in de cockpit, die gemakkelijk toegankelijk moet zijn voor gebruik. |
b) |
Indien de handbrandblusser in de cockpit niet gemakkelijk toegankelijk is voor de passagiers, moet zich ten minste één handbrandblusser in het passagierscompartiment bevinden. |
c) |
Het type en de hoeveelheid blusmiddel voor de vereiste handbrandblussers moeten geschikt zijn voor het soort brand dat kan optreden in het compartiment waarvoor de handbrandblusser bestemd is en voor het minimaliseren van het risico op vorming van giftige gasconcentraties in personencompartimenten. |
UAM.IDE.MVCA.260 Markering van openhakplaatsen
Indien bepaalde delen van de romp van het VCA zijn gemarkeerd als geschikt om in geval van nood open te worden gehakt door reddingsploegen, zijn deze delen gemarkeerd als in de onderstaande figuur.
UAM.IDE.MVCA.275 Noodverlichting en -markering
Het VCA moet zijn uitgerust met:
a) |
een noodverlichtingssysteem dat onafhankelijk is van de normale stroomvoorziening van het VCA, om de evacuatie van passagiers uit het luchtvaartuig te vergemakkelijken, en |
b) |
markering van de nooduitgangen en plaatsbepalingsborden die zichtbaar zijn bij daglicht, in het donker en in een met rook gevulde cabine. |
UAM.IDE.MVCA.280 Plaatsaanduidende noodzenders (ELT’s)
Het VCA wordt uitgerust met ten minste één goedgekeurde automatische ELT of, bij wijze van alternatief, met een ander goedgekeurd automatisch volgsysteem voor luchtvaartuigen in combinatie met een plaatsaanduidend baken waarmee hulpdiensten kunnen worden gewaarschuwd, de plaats van het ongeval kunnen bereiken en overlevenden nauwkeurig kunnen lokaliseren.
UAM.IDE.MVCA.300 Vluchten boven water
a) |
Een VCA dat passagiers vervoert, wordt gecertificeerd:
|
b) |
Een VCA dat geen passagiers vervoert, moet worden gecertificeerd:
|
c) |
Een VCA dat op het water wordt geëxploiteerd, moet niet alleen aan de punt a) of b) bedoelde criteria voldoen, maar ook worden gecertificeerd voor activiteiten op het water. |
d) |
Een VCA dat op drijvende oppervlakken wordt geëxploiteerd, moet niet alleen aan de punt a) of b) bedoelde criteria voldoen, maar ook worden gecertificeerd voor activiteiten op drijvende oppervlakken. |
e) |
Het VCA moet over een automatische plaatsaanduidende noodzender (ELT(S)) beschikken die blijft drijven en automatisch kan worden geactiveerd voor vluchten boven water, behalve voor beperkte vluchtuitvoeringen boven water. |
UAM.IDE.MVCA.305 Reddingsvesten en andere uitrusting
a) |
Behalve als gespecificeerd in punt c) voor vluchten boven water, zoals gedefinieerd in UAM.IDE.MVCA.300, moet het VCA ten minste zijn uitgerust met een reddingsvest voor elke persoon aan boord, opgeborgen op een plaats die gemakkelijk bereikbaar is vanaf de zit- of ligplaats van de persoon voor wiens gebruik het is bestemd, en waarbij het bevestigingssysteem is vastgemaakt. Indien het niet mogelijk is de reddingsvesten gemakkelijk toegankelijk te maken met het bevestigingssysteem vastgemaakt, moet elke persoon een reddingsvest dragen of, indien die persoon jonger is dan 24 maanden, een gelijkwaardig drijfmiddel. |
b) |
Alle reddingsvesten of gelijkwaardige individuele drijfmiddelen worden voorzien van elektrische verlichting om personen in het water gemakkelijker te kunnen opsporen. |
c) |
Voor vluchten boven vijandige zee op een afstand van het land die overeenkomt met meer dan 10 minuten vliegtijd bij normale kruissnelheid, ter ondersteuning van activiteiten in verband met niet-hernieuwbare en hernieuwbare energiebronnen en steun aan vaartuigen, moet:
|
UAM.IDE.MVCA.310 Reddingsvlotten
a) |
Het VCA moet zijn uitgerust met een of meer reddingsvlotten voor vluchten boven water in een vijandig zeegebied op een afstand van het land die overeenkomt met meer dan 10 minuten vliegtijd bij normale kruissnelheid, of moet ten minste één reddingsvlot meenemen dat gebruiksklaar is opgeborgen voor noodgevallen tijdens vluchten boven water in een niet-vijandig zeegebied op een afstand van het land die overeenkomt met meer dan 10 minuten vliegtijd bij normale kruissnelheid. De reddingsvlotten moeten, afzonderlijk of samen, voldoende capaciteit hebben om plaats te bieden aan alle personen aan boord van het VCA. |
b) |
Alle vereiste reddingsvlotten moeten gereed zijn voor gebruik in noodgevallen. |
c) |
Elk vereist reddingsvlot moet over ten minste één ELT(S) beschikken. |
d) |
Elk vereist reddingsvlot moet bruikbaar zijn in de zeeomstandigheden waarin de landings-, drijf- en trimkenmerken van het VCA voor noodlandingen op het water zijn geëvalueerd met het oog op certificering. |
e) |
Elk vereist reddingsvlot moet levensreddende uitrusting bevatten, met inbegrip van middelen om in leven te blijven, als passend voor de uit te voeren vlucht. |
UAM.IDE.MVCA.311 Overlevingsuitrusting
a) |
Een VCA dat wordt geëxploiteerd boven gebieden waar opsporing en redding bijzonder moeilijk zouden zijn, wordt uitgerust met:
|
UAM.IDE.MVCA.315 Apparatuur voor activiteiten op het water
a) |
Een VCA dat gecertificeerd is voor activiteiten op het water, wordt uitgerust met:
|
UAM.IDE.MVCA.325 Headsets
Het VCA wordt uitgerust met een headset met boommicrofoon of gelijkwaardig en een zendknop op de bedieningsinstrumenten voor elke piloot van het VCA, op het hem toegewezen station.
UAM.IDE.MVCA.330 Radiocommunicatieapparatuur
a) |
Het VCA wordt uitgerust met ten minste één radiocommunicatiesysteem dat verbonden is met de primaire stroomvoorziening van het luchtvaartuig en met zoveel meer radiocommunicatiesystemen als nodig is voor het type vluchtuitvoering en de luchtruimklasse(n) waarin de vluchtuitvoering zal plaatsvinden. |
b) |
De radiocommunicatieapparatuur moet de cockpitbemanning onder normale vluchtuitvoeringsomstandigheden in staat stellen om:
|
c) |
De radiocommunicatieapparatuur moet communicatie mogelijk maken op de 121,5 MHz-noodfrequentie voor de luchtvaart. |
UAM.IDE.MVCA.345 Navigatieapparatuur
a) |
Het VCA wordt uitgerust met navigatieapparatuur voor VFR-vluchten overdag en in overeenstemming met de toepasselijke luchtruimvereisten. |
b) |
Het VCA wordt uitgerust met toereikende navigatieapparatuur om ervoor te zorgen dat bij het uitvallen van één onderdeel van de apparatuur tijdens om het even welke fase van de vlucht, de resterende apparatuur veilige navigatie overeenkomstig het vliegplan mogelijk maakt. |
UAM.IDE.MVCA.350 Transponders
Indien vereist voor de luchtruimklasse waarin wordt gevlogen, wordt het VCA voor VFR-vluchten overdag uitgerust met een SSR-transponder (secundaire surveillanceradar) met alle vereiste capaciteiten.
UAM.IDE.MVCA.355 Beheer van luchtvaartgegevensbanken
a) |
De IAM-exploitant moet:
|
(*1) Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 inzake onderzoek en preventie van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart en tot intrekking van richtlijn 94/56/EG (PB L 295 van 12.11.2010, blz. 35).
(*2) Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
(1) De percentages passagiers in deze tabel hebben betrekking op alle passagiers die aan boord worden vervoerd, met inbegrip van personen die minder dan 24 maanden oud zijn.
ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2024/1111/oj
ISSN 1977-0758 (electronic edition)