Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32024R1111

    Uitvoeringsverordening (EU) 2024/1111 van de Commissie van 10 april 2024 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1178/2011, Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012, Verordening (EU) nr. 965/2012 en Uitvoeringsverordening (EU) 2017/373, wat betreft de vaststelling van eisen voor vluchtuitvoeringen met bemande luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen

    C/2024/2268

    PB L, 2024/1111, 23.5.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2024/1111/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2024/1111/oj

    European flag

    Publicatieblad
    van de Europese Unie

    NL

    L-serie


    2024/1111

    23.5.2024

    UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2024/1111 VAN DE COMMISSIE

    van 10 april 2024

    tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1178/2011, Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012, Verordening (EU) nr. 965/2012 en Uitvoeringsverordening (EU) 2017/373, wat betreft de vaststelling van eisen voor vluchtuitvoeringen met bemande luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2111/2005, (EG) nr. 1008/2008, (EU) nr. 996/2010, (EU) nr. 376/2014 en de Richtlijnen 2014/30/EU en 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 552/2004 en (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad (1), en met name artikel 23, lid 1, artikel 31, lid 1, en artikel 44, lid 1, punt a),

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    De afgelopen jaren zijn er nieuwe concepten voor luchtvervoer op basis van innovatieve technologieën ontstaan, zoals bemande luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen, die zich in uiteenlopende stadia van maturiteit bevinden. Gezien de technologische vooruitgang en de veranderende vervoersbehoeften kunnen in de komende jaren meer innovatieve concepten ontstaan.

    (2)

    Vluchtuitvoeringen met innovatieve luchtvaartuigontwerpen brengen unieke veiligheidsuitdagingen met zich mee omdat deze verticaal kunnen opstijgen en landen en in een dichtbevolkte stedelijke omgeving kunnen worden ingezet. Een specifiek, alomvattend regelgevingskader moet ervoor zorgen dat dergelijke vluchten veilig worden uitgevoerd en dat het risico voor passagiers, bemanning en mensen op de grond tot een minimum wordt beperkt.

    (3)

    Bemande luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen, zijn een nieuwe opkomende technologie en er moeten duidelijke procedures worden vastgesteld voor de certificering en goedkeuring van vluchtuitvoeringen met deze luchtvaartuigen, om ervoor te zorgen dat zij aan veiligheids- en prestatienormen voldoen. Een specifiek, alomvattend regelgevingskader moet voorzien in een duidelijk en transparant proces met betrekking tot certificerings- en goedkeuringsaspecten van vluchtuitvoeringen met dergelijke luchtvaartuigen, dat exploitanten de nodige zekerheid biedt en de ontwikkeling en commercialisering van deze luchtvaartuigen vergemakkelijkt.

    (4)

    Zowel commerciële als niet-commerciële vluchtuitvoeringen met luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen, brengen veiligheidsrisico’s met zich mee die voldoende moeten worden beperkt om de veiligheid van passagiers en bemanningsleden in de lucht en van mensen op de grond te waarborgen. De certificering van exploitanten van dergelijke luchtvaartuigen is derhalve een maatregel die kan helpen om bekende en potentiële veiligheidsrisico’s als gevolg van de exploitatie van deze nieuwe technologieën te beperken en een passende veiligheidscultuur tot stand te brengen.

    (5)

    Naarmate vluchten met bemande luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen vaker voorkomen, moet ervoor worden gezorgd dat deze veilig en efficiënt in het bestaande luchtruimsysteem worden geïntegreerd. Daarom moet worden voorzien in een specifiek, alomvattend regelgevingskader met duidelijke regels en procedures voor de integratie van dergelijke vluchtuitvoeringen in het luchtruim, zodat het risico op botsingen en andere veiligheidsincidenten tot een minimum kan worden beperkt.

    (6)

    Met het oog op de toekomstige integratie van bemande luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen in de vervoerssystemen van de lidstaten, is het passend hetzelfde regelgevingskader toe te passen dat vandaag beschikbaar is voor vluchtuitvoeringen met vleugelvliegtuigen en helikopters, met de nodige wijzigingen in het licht van de nieuwe luchtmobiliteitsconcepten van vluchtuitvoeringen met bemande luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen, prestatie- en exploitatiebeperkingen en specifieke risico’s. Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie (2), Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie (3), Verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie (4) en Uitvoeringsverordening (EU) 2017/373 van de Commissie (5) moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

    (7)

    Om ervoor te zorgen dat er voldoende gekwalificeerde piloten beschikbaar zijn tijdens de initiële fase van vluchtuitvoeringen met luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen, moeten houders van bewijzen van bevoegdheid als beroepspiloot voor vleugelvliegtuigen of helikopters de mogelijkheid krijgen om aan hun bewijs van bevoegdheid een typebevoegdverklaring toe te voegen voor bemande luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen, met inbegrip van bevoegdheden om met dergelijke luchtvaartuigen te vliegen volgens instrumentvliegvoorschriften, indien nodig. Als deze piloten ook houder zijn van certificaten van instructeur of examinator voor vleugelvliegtuigen of helikopters, moeten zij ook de mogelijkheid krijgen om aanvullende bevoegdheden als instructeur of examinator te verkrijgen voor dergelijke luchtvaartuigen. Verordening (EU) nr. 1178/2011 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

    (8)

    Verordening (EU) nr. 923/2012 moet eveneens worden gewijzigd, om te zorgen voor een veilig, ordelijk en efficiënt luchtverkeersbeheer van bemande luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen en om botsingen in de lucht te voorkomen.

    (9)

    Bovendien moet Verordening (EU) nr. 965/2012 dienovereenkomstig worden gewijzigd; er moet onder meer een nieuwe bijlage worden toegevoegd met gedetailleerde eisen voor vluchtuitvoeringen met bemande luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen. Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 965/2012 moet worden gewijzigd om er een nieuwe luchtvaartuigcategorie in op te nemen, waarbij de bestaande definities worden verduidelijkt. De bijlagen II en III moeten worden gewijzigd om het toepassingsgebied van de bestaande certificeringseisen voor commercieel luchtvervoer uit te breiden en in bijlage V moeten nieuwe bepalingen worden opgenomen die medische nooddiensten en reddingsoperaties mogelijk maken met bemande luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen.

    (10)

    Voorts moet het vervoer van gevaarlijke goederen door de lucht plaatsvinden overeenkomstig de internationale normen en aanbevolen praktijken in bijlage 18 bij het Verdrag van Chicago en de toepasselijke technische instructies. In de eisen voor vluchtuitvoeringen met bemande luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen, moet rekening worden gehouden met de meest recente technologische ontwikkelingen op het gebied van het ontwerp en de exploitatie van luchtvaartuigen, alsook met internationale beste praktijken en normen. Verordening (EU) nr. 965/2012 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

    (11)

    Om belanghebbenden voldoende tijd te geven om ervoor te zorgen dat het nieuwe regelgevingskader wordt nageleefd, moet deze verordening met ingang van 1 mei 2025 van toepassing zijn.

    (12)

    De eisen voor de exploitatie van bemande luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen, zijn ontwikkeld in overleg met relevante belanghebbenden, waaronder luchtvaartuigfabrikanten, exploitanten en regelgevende instanties, om ervoor te zorgen dat zij passend en doeltreffend zijn.

    (13)

    Het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart heeft ontwerpuitvoeringsvoorschriften opgesteld en ingediend als advies nr. 03/2023 (6), overeenkomstig artikel 75, lid 2, punten b) en c), en artikel 76, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1139.

    (14)

    De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 127, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1139 opgerichte comité,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1178/2011

    Verordening (EU) nr. 1178/2011 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    In artikel 2 worden de volgende punten ingevoegd:

    “8 bis.

    “hefschroefvliegtuig”: een door een motor aangedreven luchtvaartuig dat zwaarder is dan de lucht en dat hoofdzakelijk afhankelijk is van de hefkracht die wordt opgewekt door maximaal twee rotors om in de lucht te kunnen blijven;

    8 ter

    “VTOL-geschikt luchtvaartuig” (VCA): een door een motor aangedreven luchtvaartuig dat zwaarder is dan de lucht, met uitzondering van vleugelvliegtuigen of hefschroefvliegtuigen, en dat in staat is een verticale start en landing uit te voeren door middel van hef- en stuwkrachteenheden die zorgen voor hefkracht tijdens het opstijgen en landen;”.

    2)

    Het volgende artikel wordt ingevoegd:

    “Artikel 4 septies

    Typebevoegdverklaringen voor VCA

    1.   Kandidaten die houder zijn van een bewijs van bevoegdheid als beroepspiloot voor vleugelvliegtuigen (CPL(A)) of helikopters (CPL(H)) overeenkomstig bijlage I (deel-FCL) hebben het recht om een typebevoegdverklaring voor een VCA te krijgen en het recht om de bevoegdheden van een dergelijke typebevoegdverklaring uit te oefenen, op voorwaarde dat zij voldoen aan alle volgende voorwaarden:

    a)

    de voorwaarden die zijn gespecificeerd in de overeenkomstig bijlage I (deel 21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012 vastgestelde gegevens voor operationele geschiktheid;

    b)

    sectie 1 van subdeel H van bijlage I (deel-FCL) en de bepalingen van dit artikel.

    2.   Het theorie-examen wordt schriftelijk afgelegd en het aantal meerkeuzevragen hangt af van de complexiteit van het luchtvaartuig.

    3.   Opleidingen voor typebevoegdverklaring, vaardigheidstests en bekwaamheidsproeven voor in punt 1 gespecificeerde luchtvaartuigen moeten:

    a)

    voldoen aan de volgende eisen van aanhangsel 9 van bijlage I (deel-FCL):

    i)

    sectie A;

    ii)

    sectie B, C of D, naargelang het geval, en tenzij anders gespecificeerd is in de overeenkomstig bijlage I (deel 21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012 vastgestelde gegevens voor operationele geschiktheid, en

    b)

    aanvullende opleiding en tests omvatten om aanvragers in staat te stellen de bekwaamheid te verwerven om het desbetreffende VCA te exploiteren, onder de voorwaarden van en voor zover gespecificeerd in de overeenkomstig bijlage I (deel 21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012 vastgestelde gegevens voor operationele geschiktheid.

    4.   In afwijking van de bovenstaande leden krijgen aanvragers die houder zijn van een CPL(A) of een CPL(H) en die betrokken waren bij testvluchten voor een bepaald type VCA, een typebevoegdverklaring voor dat luchtvaartuig, op voorwaarde dat zij aan alle volgende voorwaarden voldoen:

    a)

    zij voldoen aan de vluchtvoorwaarden om op te treden als testpiloot in het desbetreffende type VCA, zoals vastgesteld overeenkomstig bijlage I (deel 21) van Verordening (EU) nr. 748/2012;

    b)

    zij hebben ofwel 50 vlieguren in totaal, ofwel 10 vlieguren als gezagvoerder voltooid tijdens testvluchten met het desbetreffende type VCA;

    c)

    zij voldoen aan de in lid 1, punt a), bedoelde voorwaarden.

    5.   De geldigheidsduur van overeenkomstig dit artikel afgegeven typebevoegdverklaringen bedraagt één jaar. Houders doen al het volgende:

    a)

    voor een hernieuwde afgifte van de typebevoegdverklaring:

    i)

    binnen de geldigheidsperiode van de bevoegdverklaring ten minste 2 uur vliegtijd voltooien als piloot van het relevante type VCA;

    ii)

    binnen de drie maanden onmiddellijk voorafgaand aan de vervaldatum van de bevoegdverklaring en in het relevante type VCA of een FSTD dat representatief is voor dat luchtvaartuig, slagen voor een bekwaamheidsproef in overeenstemming met lid 3, waarvan de duur mag worden meegeteld voor de in punt a), i), gespecificeerde vliegtijd. Indien kandidaten ervoor kiezen de bekwaamheidsproef vóór het begin van deze periode van drie maanden af te leggen, begint de nieuwe geldigheidsperiode vanaf de datum van de bekwaamheidsproef;

    b)

    voor een verlenging van de typebevoegdverklaring: voldoen aan FCL.740, punt b), van bijlage I (deel-FCL).

    6.   Houders van een bewijs van bevoegdheid en een typebevoegdverklaring zoals gespecificeerd in lid 1 hebben het recht om met het relevante VCA te vliegen volgens instrumentvliegvoorschriften, op voorwaarde dat zij aan alle volgende voorwaarden voldoen:

    a)

    zij zijn houder van een IR(A) of een IR(H), naargelang het geval;

    b)

    zij hebben in het desbetreffende type VCA de vaardigheidstest of bekwaamheidsproef afgelegd, naargelang het geval, overeenkomstig lid 3, met inbegrip van de voor instrumentvliegen relevante inhoud.

    7.   Onverminderd FCL.900, punt b), van bijlage I (deel-FCL) krijgen kandidaten die houder zijn van een certificaat van instructeur overeenkomstig bijlage I (deel-FCL) met bevoegdheden om een opleiding te geven voor typebevoegdverklaringen voor vleugelvliegtuigen of helikopters, de bevoegdheid om een opleiding te geven voor de in lid 1 gespecificeerde typebevoegdverklaringen, op voorwaarde dat zij:

    a)

    houder zijn van een typebevoegdverklaring overeenkomstig lid 1 voor het desbetreffende type VCA;

    b)

    tenzij anders bepaald in de overeenkomstig bijlage I (deel 21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012 vastgestelde gegevens voor operationele geschiktheid, binnen de twaalf maanden voorafgaand aan de aanvraag ten minste 30 routesectoren hebben voltooid, met inbegrip van starts en landingen, als gezagvoerder in het relevante type VCA, waarvan 15 routesectoren mogen worden voltooid in een FSTD dat representatief is voor dat type VCA;

    c)

    bij een ATO een theoretische en praktische opleiding hebben voltooid om de bevoegdheden van instructeur uit te breiden tot dat type VCA, met inbegrip van verplichte opleidingselementen zoals gespecificeerd in de gegevens betreffende operationele geschiktheid vastgesteld overeenkomstig bijlage I (deel 21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012;

    d)

    slagen voor de relevante secties van de beoordeling van vakbekwaamheid overeenkomstig FCL.935 van bijlage I (deel-FCL).

    In afwijking van de punten b), c) en d) krijgen kandidaten die houder zijn van een TRI(A)-certificaat of een TRI(H)-certificaat en die een typebevoegdverklaring voor een VCA overeenkomstig lid 4 hebben gekregen, een uitbreiding van hun TRI-bevoegdheden tot dat type VCA.

    8.   Houders van de in lid 7 vermelde bevoegdheden als instructeur krijgen een hernieuwde afgifte of verlenging, naargelang het geval, van deze bevoegdheden wanneer zij voldoen aan de relevante eisen voor hernieuwde afgifte of verlenging van subdeel J van bijlage I (deel-FCL), voor zover van toepassing op het certificaat van instructeur waarvan zij houder zijn, en daarnaast een van de volgende doen:

    a)

    bij een ATO een herhalingsopleiding voor instructeurs voltooien die gericht is op de in lid 7 bedoelde bevoegdheden;

    b)

    slagen voor de relevante secties van de beoordeling van de vakbekwaamheid overeenkomstig FCL.935 van bijlage I (deel-FCL) in het desbetreffende in lid 1 gespecificeerde type VCA of in een FSTD dat representatief is voor dat type.

    9.   Onverminderd FCL.1000, punt b), van bijlage I (deel-FCL), krijgen kandidaten die houder zijn van een certificaat van examinator overeenkomstig bijlage I (deel-FCL) met bevoegdheden om op te treden als examinator voor typebevoegdverklaringen voor vleugelvliegtuigen of helikopters, de bevoegdheid om vaardigheidstests en bekwaamheidsproeven af te nemen voor een in lid 1 gespecificeerd type VCA, op voorwaarde dat zij houder zijn van de bevoegdheden van instructeur overeenkomstig lid 7 voor het desbetreffende type VCA en voldoen aan alle onderstaande voorwaarden in het desbetreffende type VCA of een FSTD dat representatief is voor dat type:

    a)

    de certificering als examinator overeenkomstig FCL.1015 van bijlage I (deel-FCL) voltooien, met inbegrip van het uitvoeren van ten minste één vaardigheidstest of bekwaamheidsproef;

    b)

    slagen voor de relevante secties van de beoordeling van vakbekwaamheid overeenkomstig FCL.1020 van bijlage I (deel-FCL).

    10.   Houders van de in lid 9 vermelde bevoegdheden als examinator krijgen een verlenging of hernieuwde afgifte, naargelang het geval, van deze bevoegdheden wanneer zij voldoen aan de relevante delen van FCL.1025 van bijlage I (deel-FCL), en daarnaast:

    a)

    een herhalingscursus voor examinator voltooien overeenkomstig FCL.1025, punt b), 2), van bijlage I (deel-FCL), die gericht is op de bevoegdheden overeenkomstig lid 9, of

    b)

    slagen voor de relevante secties van de beoordeling van vakbekwaamheid overeenkomstig FCL.1020 van bijlage I (deel-FCL).slagen voor de relevante secties van de beoordeling van de vakbekwaamheid overeenkomstig FCL.1020 van bijlage I (deel-FCL) in het desbetreffende type VCA of in een FSTD dat representatief is voor dat type.”

    .

    3)

    Bijlage I (deel-FCL) wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

    Artikel 2

    Wijzigingen van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012

    Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    punt 85 wordt vervangen door:

    “85.

    “hefschroefvliegtuig”: een door een motor aangedreven luchtvaartuig dat zwaarder is dan de lucht en dat hoofdzakelijk afhankelijk is van de hefkracht die wordt opgewekt door maximaal twee rotors om in de lucht te kunnen blijven;”;

    b)

    de volgende punten worden ingevoegd:

    “85 bis.

    “helikopter”: een type hefschroefvliegtuig dat voornamelijk in de lucht blijft door de reacties van de lucht op maximaal twee door een motor aangedreven rotors op substantieel verticale assen;

    85 ter

    “VTOL-geschikt luchtvaartuig” (VCA): een door een motor aangedreven luchtvaartuig dat zwaarder is dan de lucht, met uitzondering van vleugelvliegtuigen of hefschroefvliegtuigen, en dat in staat is een verticale start en landing uit te voeren door middel van hef- en stuwkrachteenheden die zorgen voor hefkracht tijdens het opstijgen en landen;”;

    c)

    het volgende punt wordt ingevoegd:

    “94 bis.

    “minimumbrandstof”: een term die wordt gebruikt om een situatie te beschrijven waarin de brandstof-/energievoorraad van een luchtvaartuig van dien aard is dat de vlucht moet landen op een specifiek luchtvaartterrein en dat verdere vertraging niet kan worden geaccepteerd;”;

    2)

    de bijlage wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

    Artikel 3

    Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 965/2012

    Verordening (EU) nr. 965/2012 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    In artikel 1 wordt het volgende lid 1 bis ingevoegd:

    “1 bis.   In deze verordening worden gedetailleerde regels vastgesteld voor innovatieve luchtvervoersactiviteiten die overdag worden uitgevoerd overeenkomstig zichtvliegvoorschriften, met de grond in zicht, met éénpiloot-gecertificeerde bemande luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen, als bedoeld in artikel 2, lid 1, punt b), i) en ii), van Verordening (EU) 2018/1139.”

    .

    2)

    Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    punt 1 bis wordt vervangen door:

    “1 bis.

    “hefschroefvliegtuig”: een door een motor aangedreven luchtvaartuig dat zwaarder is dan de lucht en dat hoofdzakelijk afhankelijk is van de hefkracht die wordt opgewekt door maximaal twee rotors om in de lucht te kunnen blijven;”;

    b)

    het volgende punt wordt ingevoegd:

    “1 bis bis.

    “helikopter”: een type hefschroefvliegtuig dat voornamelijk in de lucht blijft door de reacties van de lucht op maximaal twee door een motor aangedreven rotors op substantieel verticale assen;”;

    c)

    de volgende punten worden ingevoegd:

    “12.

    “innovatieve luchtvervoersactiviteiten”: elke vluchtuitvoering met luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen (VTOL) in dichtbevolkte en niet-dichtbevolkte gebieden;

    13.

    “VTOL-geschikt luchtvaartuig” (VCA): een door een motor aangedreven luchtvaartuig dat zwaarder is dan lucht, met uitzondering van vleugelvliegtuigen of hefschroefvliegtuigen, en dat in staat is een verticale start en landing uit te voeren door middel van hef- en stuwkrachteenheden die zorgen voor hefkracht tijdens het opstijgen en landen;

    14.

    “VEMS-vlucht”: een vlucht met een VCA dat wordt geëxploiteerd met een VEMS-goedkeuring, waarbij onmiddellijk en snel vervoer essentieel is en die tot doel heeft:

    a)

    medische spoedhulp te vergemakkelijken door het vervoer van:

    i)

    medisch personeel;

    ii)

    medische benodigdheden (apparatuur, bloed, organen, geneesmiddelen);

    iii)

    zieken of gewonden en andere rechtstreeks betrokken personen,

    of

    b)

    elke handeling uit te voeren waarbij een persoon een dreigend of verwacht gezondheidsrisico als gevolg van zijn omgeving loopt en waarbij:

    i)

    deze persoon moet worden gered of bevoorraad, of

    ii)

    personen, dieren of uitrusting naar/van de VEMS-vluchtuitvoeringslocatie moeten worden vervoerd.”.

    3)

    Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    het volgende lid wordt ingevoegd:

    “1 ter.   Exploitanten mogen VCA alleen exploiteren in het kader van IAM-activiteiten zoals gespecificeerd in de bijlagen III en IX bij deze verordening.”

    ;

    b)

    aan lid 2 wordt het volgende punt toegevoegd:

    “h)

    VCA die worden gebruikt voor:

    i)

    het vervoer van gevaarlijke goederen;

    ii)

    VEMS.”;

    c)

    aan lid 5 wordt het volgende punt toegevoegd:

    “c)

    VCA overeenkomstig de in bijlage IX gespecificeerde eisen.”;

    d)

    aan lid 5 wordt de volgende tweede alinea toegevoegd:

    “In het geval van de punten a), b) en c), van de eerste alinea moeten de opleidingsorganisaties voldoen aan de eisen van bijlage VII (deel-ORA) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011 in plaats van bijlage III (deel-ORO) bij deze verordening. Opleiding voor VCA wordt uitsluitend verstrekt door erkende opleidingsorganisaties.”.

    4)

    Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    lid 1 wordt vervangen door:

    “1.   Commerciële luchtvervoersactiviteiten met vleugelvliegtuigen en helikopters zijn onderworpen aan de eisen van subdeel FTL van bijlage III.”

    ;

    b)

    het volgende lid wordt toegevoegd:

    “5.   Een exploitant van innovatieve luchtvervoersactiviteiten moet, wat vliegtijdbeperkingen betreft, voldoen aan de voorschriften van de nationale wetgeving van de lidstaat waar de exploitant zijn hoofdvestiging heeft of, indien de exploitant geen hoofdvestiging heeft, de plaats waar de exploitant is gevestigd of verblijft.”

    .

    5)

    Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 965/2012 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage III bij deze verordening.

    6)

    Bijlage II bij Verordening (EU) nr. 965/2012 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage IV bij deze verordening.

    7)

    Bijlage III bij Verordening (EU) nr. 965/2012 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage V bij deze verordening.

    8)

    Bijlage V bij Verordening (EU) nr. 965/2012 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage VI bij deze verordening.

    9)

    Bijlage IX bij Verordening (EU) nr. 965/2012 wordt toegevoegd zoals vastgesteld in VII bij deze verordening.

    Artikel 4

    Wijzigingen van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/373

    In ATS.TR.305, punt (a), van bijlage IV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/373 wordt het volgende punt (7 bis) ingevoegd:

    “7 bis.

    informatie over onbemande luchtvaartuigen;”.

    Artikel 5

    Inwerkingtreding en toepasselijkheid

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Zij is van toepassing met ingang van 1 mei 2025.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 10 april 2024.

    Voor de Commissie

    De voorzitter

    Ursula VON DER LEYEN


    (1)   PB L 212 van 22.8.2018, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2018/1139/oj.

    (2)  Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie van 3 november 2011 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 311 van 25.11.2011, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2011/1178/oj).

    (3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie van 26 september 2012 tot vaststelling van gemeenschappelijke luchtverkeersregels en operationele bepalingen betreffende luchtvaartnavigatiediensten en -procedures en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1035/2011 en Verordeningen (EG) nr. 1265/2007, (EG) nr. 1794/2006, (EG) nr. 730/2006, (EG) nr. 1033/2006 en (EU) nr. 255/2010 (PB L 281 van 13.10.2012, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2012/923/oj).

    (4)  Verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie van 5 oktober 2012 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 296 van 25.10.2012, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2012/965/oj).

    (5)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/373 van de Commissie van 1 maart 2017 tot vaststelling van de gemeenschappelijke eisen voor verleners van luchtverkeersbeheers-/luchtvaartnavigatiediensten en andere netwerkfuncties voor luchtverkeersbeheer en het toezicht daarop, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 482/2008, Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 1034/2011, (EU) nr. 1035/2011 en (EU) 2016/1377 en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 677/2011 (PB L 62 van 8.3.2017, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2017/373/oj).

    (6)  Advies nr. 03/2023 — Introduction of a regulatory framework for the operation of drones — Enabling innovative air mobility with MVCA, the initial airworthiness of UAS subject to certification, and the continuing airworthiness of those UAS operated in the “specific' category, EASA (Opinion No 03/2023).


    BIJLAGE I

    Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1178/2011 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    FCL.010 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    in de definitie van “vliegtijd” wordt de derde alinea over “luchtschepen” vervangen door:

    “voor luchtschepen betekent dit de totale tijd vanaf het moment waarop een luchtschip wordt losgelaten van de mast met het doel om op te stijgen tot het moment dat het luchtschip op het eind van de vlucht uiteindelijk tot stilstand komt en is bevestigd aan de mast;”;

    b)

    in de definitie van “vliegtijd” wordt een vierde alinea toegevoegd over “luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen”:

    “voor luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen (VCA) betekent dit de totale tijd tussen het moment waarop de hef- en stuwkrachteenheden worden ingeschakeld om op te stijgen tot het moment waarop het luchtvaartuig op het eind van de vlucht uiteindelijk tot stilstand komt en de hef- en stuwkrachteenheden worden uitgeschakeld.”;

    c)

    de definitie van “helikopter” wordt vervangen door:

    “Helikopter”: een type hefschroefvliegtuig dat voornamelijk in de lucht blijft door de reacties van de lucht op maximaal twee door een motor aangedreven rotors op substantieel verticale assen.”.

    2)

    In FCL.060 wordt de inleidende zin van punt b) vervangen door:

    “b)

    Vleugelvliegtuigen, helikopters, powered-lift luchtvaartuigen, luchtschepen en luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen (VCA).

    Een bestuurder mag geen luchtvaartuig besturen voor commercieel luchttransport of het vervoer van passagiers:”.


    BIJLAGE II

    De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    SERA.2010, punt b), wordt vervangen door:

    “b)

    Acties voorafgaand aan de vlucht

    Alvorens een vlucht aan te vangen, zorgt de gezagvoerder van een luchtvaartuig ervoor dat hij vertrouwd is met alle beschikbare informatie die relevant is voor de geplande activiteit. Voor vluchten buiten de nabijheid van een luchtvaartterrein en voor alle IFR-vluchten moeten vóór de vlucht zorgvuldig de beschikbare actuele weersverslagen en verwachtingen worden bestudeerd, waarbij rekening dient te worden gehouden met de benodigde brandstof/energie en een alternatief vluchtverloop, indien de vlucht niet kan worden uitgevoerd zoals gepland.”.

    2)

    SERA.4005, punt a), 12), wordt vervangen door:

    “12)

    Brandstof-/energiebereik”.

    3)

    SERA.4015, punt b), wordt vervangen door:

    “b)

    Indien de vóór het vertrek ingediende informatie over het brandstof- of energiebereik of het totaal aantal personen aan boord niet correct is, vormt dit een significante wijziging van het vliegplan en dient dit als dusdanig te worden meegedeeld.”.

    4)

    SERA.8015, punt b), 4), wordt vervangen door:

    “4)

    Mogelijke klaring tijdens de vlucht. Indien vóór vertrek, op basis van het brandstof-/energiebereik en mits opnieuw klaring wordt gegeven tijdens de vlucht, wordt verwacht dat een besluit wordt genomen om naar een ander luchtvaartterrein van bestemming te vliegen, worden de desbetreffende luchtverkeersleidingseenheden daarvan in kennis gesteld door informatie over de gewijzigde route (indien bekend) en de gewijzigde bestemming op te nemen in het vliegplan.”.

    5)

    SERA.8020, punt d), 1) en 2), worden vervangen door:

    “d)

    Verslechtering van het weer tot onder de zichtweersomstandigheden. Als het duidelijk wordt dat een vlucht in zichtweersomstandigheden niet kan worden uitgevoerd overeenkomstig het geldende vliegplan, moet een VFR-vlucht die als gecontroleerde vlucht wordt uitgevoerd:

    1)

    een gewijzigde klaring aanvragen die het luchtvaartuig in staat stelt in zichtweersomstandigheden voort te vliegen naar het luchtvaartterrein van bestemming of een alternatief luchtvaartterrein of een alternatieve vluchtuitvoeringslocatie, of het luchtruim waarin een luchtverkeersleidingsklaring nodig is te verlaten, of

    2)

    indien geen klaring overeenkomstig punt 1) kan worden verkregen, blijven vliegen in zichtweersomstandigheden en de passende luchtverkeersleidingseenheid in kennis stellen van de actie die wordt ondernomen om het desbetreffende luchtruim te verlaten of te landen op het dichtstbijzijnde geschikte luchtvaartterrein of de dichtstbijzijnde geschikte vluchtuitvoeringslocatie, of”.

    6)

    In SERA.9005 wordt het volgende punt 7 bis) ingevoegd:

    “7 bis)

    informatie over onbemande luchtvaartuigen;”.

    7)

    SERA.11005, punt a ter), wordt vervangen door:

    “a ter)

    Als een wederrechtelijke daad tegen een luchtvaartuig wordt gepleegd, tracht de gezagvoerder zo snel mogelijk te landen op het dichtstbijzijnde geschikte luchtvaartterrein of de dichtstbijzijnde geschikte vluchtuitvoeringslocatie of op een door de bevoegde autoriteit specifiek daarvoor aangewezen luchtvaartterrein of vluchtuitvoeringslocatie, tenzij de omstandigheden aan boord van het luchtvaartuig anders bepalen.”.

    8)

    SERA.11012, punten a) en b), worden vervangen door:

    “a)

    Als een piloot melding maakt van een staat van minimumbrandstof/-energie, stelt de luchtverkeersleider de piloot zo snel mogelijk in kennis van verwachte vertragingen of van het feit dat geen vertragingen worden verwacht.

    b)

    Als het brandstof-/energieniveau van die aard is dat een noodsituatie moet worden uitgeroepen, dan moet de piloot, overeenkomstig SERA.14095, dat aangegeven aan de hand van het via radiotelefonie uitgezonden noodsignaal (MAYDAY), bij voorkeur drie keer uitgesproken, gevolgd door de aard van de noodsituatie (FUEL).”.

    9)

    SERA.11015 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    tabel S11-1, serie 3, wordt vervangen door:

    “3

    DAG of NACHT — Het neerlaten van het landingsgestel (indien mogelijk), het tonen van ononderbroken landingslichten, het overvliegen van de baan in gebruik of, als het onderschepte luchtvaartuig een helikopter of een luchtvaartuig dat verticaal kan opstijgen en landen is, het overvliegen van het landingsterrein voor helikopters/luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen. In het geval van helikopters/luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen, maakt de onderscheppende helikopter/het onderscheppende luchtvaartuig dat verticaal kan opstijgen en landen een landingsnadering en blijft zweven in de buurt van het landingsterrein.

    Land op dit luchtvaartterrein.

    DAG of NACHT — Het neerlaten van het landingsgestel (indien mogelijk), het tonen van ononderbroken landingslichten, terwijl het onderscheppende luchtvaartuig wordt gevolgd en wanneer na het overvliegen van de baan in gebruik of het landingsterrein voor helikopters/luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen, een landing veilig wordt geacht, doorgaan om te landen.

    Begrepen, ik volg de instructies.”

    b)

    tabel S11-2, serie 4, wordt vervangen door:

    “4

    DAG of NACHT — Het intrekken van het landingsgestel (indien mogelijk) en het knipperen met de landingslichten tijdens het vliegen over de baan in gebruik of het landingsterrein voor helikopters/luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen op een hoogte hoger dan 300 m (1 000 ft), doch lager dan 600 m (2 000 ft) (in het geval van een helikopter op een hoogte hoger dan 50 m (170 ft), doch lager dan 100 m (330 ft)) boven het luchtvaartterreinniveau, en doorgaan met het cirkelen boven de baan in gebruik of het landingsterrein voor helikopters/luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen. Indien het knipperen met de landingslichten onmogelijk is, dan met een ander beschikbaar licht knipperen.

    Het door u aangewezen luchtvaartterrein is ongeschikt.

    DAG of Nacht — Indien het gewenst is dat het onderschepte luchtvaartuig het onderscheppende luchtvaartuig naar een uitwijkhaven volgt, trekt het laatstgenoemde zijn landingsgestel in (indien mogelijk) en geeft de in serie 1 voorgeschreven signalen voor onderscheppende luchtvaartuigen.

    Besluit het onderscheppende luchtvaartuig het onderschepte luchtvaartuig vrij te laten, dan geeft het eerstgenoemde de in serie 2 voorgeschreven signalen voor onderscheppende luchtvaartuigen.

    Begrepen, volg mij.

    Begrepen, u kunt doorgaan.”

    c)

    Aanhangsel 1 “Signalen”, punt 4 “MARSHALLINGSEINEN”, wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    punt 4.1.1, b), wordt vervangen door:

    “b)

    voor helikopters/luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen: waar hij het beste zichtbaar is voor de piloot.”;

    2)

    in punt 4.1.2, 16 tot en met 20, worden de voetnoten 1 tot en met 3 vervangen door:

    “(1)

    Voor statisch zwevende helikopters/luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen.

    (2)

    Voor statisch zwevende helikopters/luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen.

    (3)

    Voor statisch zwevende helikopters/luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen.”;

    d)

    in aanhangsel 5 “Technische specificaties inzake waarnemingen vanuit luchtvaartuigen en meldingen via mondelinge communicatie” wordt deel A “RAPPORTERINGSINSTRUCTIES” als volgt gewijzigd:

     

    in punt 2 “GEDETAILLEERDE RAPPORTERINGSINSTRUCTIES” wordt [punt 8] van deel 2 vervangen door:

    “Punt 8 —

    BRANDSTOFVOORRAAD. Vermeld “ENDURANCE”, gevolgd door de vliegtijd die de brandstof-/energievoorraad toestaat in uren en minuten (4 cijfers).”.

    BIJLAGE III

    Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 965/2012 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    De titel van bijlage I wordt vervangen door:

    “Definities van termen die voorkomen in de bijlagen II-IX”.

    2)

    Punt 21 wordt vervangen door:

    “21.

    “Hindernisvrije verlengstrook”: een vastomlijnde rechthoekige zone op de grond of op het water onder controle van de bevoegde autoriteit, geselecteerd of gereedgemaakt als geschikte zone waarover een luchtvaartuig een gedeelte van zijn initiële stijgvlucht tot een bepaalde hoogte mag maken;”.

    3)

    Punt 26 wordt vervangen door:

    “26.

    “Brandstof/energie voor onvoorziene omstandigheden”: de brandstof/energie die is vereist ter compensatie van onvoorziene factoren die van invloed kunnen zijn op het brandstof-/energieverbruik tot het luchtvaartterrein of de vertiport van bestemming;”.

    4)

    Punt 31 wordt vervangen door:

    “31.

    “Kritieke vluchtstadia”:

    a)

    voor helikopters, het taxiën, de standvlucht, het opstijgen, de eindnadering, de afgebroken nadering, de landing, en elk ander vluchtstadium zoals bepaald door de gezagvoerder of de commandant;

    b)

    voor VCA, taxiën op de grond met passagiers met het oog op de vlucht of na het landen, luchttaxiën, statisch zweven, opstijgen, de eindnadering, de afgebroken nadering (doorstart), de landing en elke andere fase van de vlucht zoals bepaald door de gezagvoerder;”.

    5)

    Punt 39 wordt vervangen door:

    “39.

    “Afstand DR”: de horizontale afstand die de helikopter of het VCA heeft afgelegd vanaf het einde van de beschikbare startlengte;”.

    6)

    Punt 48 wordt vervangen door:

    “48.

    “Gebied voor eindnadering en opstijgen (Final approach and takeoff area, FATO)”: een vastomlijnd gebied voor vluchtuitvoeringen van helikopters of VCA waar het eindstadium van de nadering voor de standvlucht of het landen wordt volbracht, en waar wordt gestart met opstijgen; in het geval van helikopters van prestatieklasse 1 en VCA die vluchten uitvoeren in de categorie Uitgebreid of gelijkwaardig, omvat dit vastomlijnde gebied ook het beschikbare gebied voor een afgebroken start;”.

    7)

    Punt 50 bis wordt vervangen door:

    “50

    bis. “Vliegtijd”:

    a)

    voor vleugelvliegtuigen: de totale tijd vanaf het moment dat een vliegtuig voor het eerst beweegt om op te stijgen tot het moment waarop het uiteindelijk aan het einde van de vlucht tot stilstand komt;

    b)

    voor helikopters: de totale tijd vanaf het moment waarop de rotorbladen van een helikopter beginnen te draaien om op te stijgen tot het moment waarop de helikopter uiteindelijk tot stilstand komt aan het eind van de vlucht en de rotorbladen worden stilgezet;

    c)

    voor VCA: de totale tijd tussen het moment waarop de hef- en stuwkrachteenheden worden ingeschakeld om op te stijgen tot het moment waarop het luchtvaartuig op het eind van de vlucht uiteindelijk tot stilstand komt en de hef- en stuwkrachteenheden worden uitgeschakeld;”.

    8)

    Punt 53 wordt vervangen door:

    “53.

    “grondpersoneel voor nooddiensten”: al het grondpersoneel voor nooddiensten, zoals politie, brandweer enz., dat betrokken is bij medische noodvluchten met helikopters (HEMS) of luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen (VEMS), en wiens taken in enige mate relevant zijn voor de vluchtuitvoering;”.

    9)

    Punt 69, a), ii), wordt vervangen door:

    “ii)

    de inzittenden van de helikopter of het VCA niet adequaat kunnen worden beschermd tegen de elementen, of”.

    10)

    Punt 70 wordt vervangen door:

    “70.

    “Beslissingspunt voor landing”:

    a)

    voor helikopters: het punt dat wordt gebruikt om te bepalen vanaf waar de landing veilig kan worden voortgezet of een afgebroken landing kan worden ingezet indien op dit punt een motorstoring wordt ontdekt;

    b)

    voor VCA: het punt dat wordt gebruikt om bepalen vanaf waar de landing veilig kan worden voortgezet of een afgebroken landing kan worden ingezet, na een voor de prestaties kritieke storing (CFP);”.

    11)

    Punt 71 wordt vervangen door:

    “71.

    “Beschikbare landingsbaanlengte (Landing distance available, LDA)”:

    a)

    voor vleugelvliegtuigen (LDAA): de lengte van de baan welke door het land van het luchtvaartterrein beschikbaar en geschikt is verklaard voor de landing en uitloop van een landend vliegtuig;

    b)

    voor helikopters (LDAH), de lengte van het FATO plus elk extra gebied dat door het land van het luchtvaartterrein beschikbaar en geschikt is verklaard om het landingsmanoeuvre vanaf een bepaalde hoogte uit te voeren met een helikopter, en

    c)

    voor VCA (LDAV): de lengte van het FATO plus elk extra gebied dat door het land van het luchtvaartterrein beschikbaar en geschikt is verklaard om het landingsmanoeuvre vanaf een bepaalde hoogte uit te voeren met een VCA;”.

    12)

    Het volgende punt 71 bis wordt ingevoegd:

    “71

    bis. “vereiste landingsafstand (LDR)”:

    a)

    voor helikopters (LDRH): de horizontale afstand die vereist is om te landen en volledig tot stilstand te komen vanaf een punt op 15 m (50 ft) boven het landingsoppervlak, en

    b)

    voor VCA (LDRV): de horizontale afstand die vereist is om te landen en volledig tot stilstand te komen vanaf een punt op 15 m (50 ft) boven het landingsoppervlak;”.

    13)

    Punt 78 wordt vervangen door:

    “78.

    “Medische passagier”: een persoon met medische kwalificaties die wordt meegenomen in een helikopter tijdens een HEMS-vlucht of in een VCA tijdens een VEMS-vlucht, met inbegrip van maar niet beperkt tot artsen, verpleegkundigen en paramedisch personeel;”.

    14)

    Punt 82, b), wordt vervangen door:

    “b)

    de inzittenden van de helikopter of het VCA kunnen worden beschermd tegen de elementen, en”.

    15)

    Punt 96 wordt vervangen door:

    “96.

    “Gezagvoerder”: de piloot aan wie het gezag over het luchtvaartuig is toegewezen en die verantwoordelijk is voor de veilige uitvoering van de vlucht; in het kader van commercieel luchtvervoer met vleugelvliegtuigen en helikopters wordt de “gezagvoerder” de “commandant” genoemd;”.

    16)

    Punt 102 wordt vervangen door:

    “102.

    “Beschikbare afstand voor afgebroken start (Rejected take-off distance available, RTODA)”:

    a)

    voor helikopters (RTODAH): de lengte van het gebied voor eindnadering en opstijgen dat beschikbaar en geschikt is verklaard voor het voltooien van een afgebroken start door helikopters die worden geëxploiteerd in prestatieklasse 1, of

    b)

    voor VCA (RTODAV): de lengte van het gebied voor eindnadering en opstijgen dat beschikbaar en geschikt is verklaard voor VCA om een afgebroken start te voltooien in overeenstemming met de categorie waarin zij worden geëxploiteerd;”.

    17)

    Punt 103 wordt vervangen door:

    “103.

    “Vereiste afstand voor afgebroken start (Rejected take-off distance required, RTODR)”:

    a)

    voor helikopters (RTODRH): de vereiste horizontale afstand van het begin van het opstijgen tot het punt waarop de helikopter volledig tot stilstand komt ten gevolge van een motorstoring en afbreking van het opstijgen op het opstijgbeslissingspunt;

    b)

    voor VCA (RTODRV): de vereiste horizontale afstand van het begin van het opstijgen tot het punt waarop het VCA volledig tot stilstand komt door een afgebroken start te voltooien na een voor de prestaties kritieke storing (CFP) die wordt herkend op het opstijgbeslissingspunt”.

    18)

    Punt 104 bis wordt vervangen door:

    “104

    bis. “veilige landing”: in het kader van het brandstof-/energiebeleid of de brandstof-/energieplannen, een landing op een geschikt luchtvaartterrein, een geschikte vluchtuitvoeringslocatie of een geschikte vertiport of uitwijklocatie met minstens de eindreservebrandstof/-energie en in overeenstemming met de toepasselijke vluchtuitvoeringsprocedures en exploitatieminima voor luchtvaartterreinen;”.

    19)

    Punt 111 wordt vervangen door:

    “111.

    “Beslissingspunt voor starten (Take-off decision point, TDP)”:

    a)

    voor helikopters: het punt dat wordt gebruikt om de startprestatie te bepalen vanaf hetwelk een afgebroken start kan worden gemaakt of een start veilig kan worden voortgezet indien op dit punt een motorstoring wordt ontdekt;

    b)

    voor VCA: het eerste punt, gedefinieerd door de combinatie van snelheid en hoogte, vanaf hetwelk een voortgezette start mag worden uitgevoerd die voldoet aan de gecertificeerde minimumprestaties (CMP) na een voor de prestaties kritieke storing (CFP), en het laatste punt op de startbaan vanaf hetwelk een afgebroken start is gewaarborgd;”.

    20)

    Punt 113 wordt vervangen door:

    “113.

    “Beschikbare startafstand (TODA)”:

    a)

    voor helikopters (TODAH): de lengte van het gebied voor eindnadering en opstijgen plus, indien aanwezig, de lengte van de beschikbaar verklaarde helikopterverlengstrook die geschikt is voor het opstijgen van de helikopter;

    b)

    voor VCA (TODAV): de lengte van het gebied voor eindnadering en opstijgen plus, indien aanwezig, de lengte van de beschikbaar verklaarde verlengstrook die geschikt is voor het opstijgen van het VCA;”.

    21)

    Punt 114 wordt vervangen door:

    “114.

    “Vereiste startafstand (Take-off distance required, TODR)”:

    a)

    voor helikopters (TODRH), de vereiste horizontale afstand van het begin van de start tot het punt waarop de veilige startsnelheid (VTOSS), de geselecteerde hoogte en een positieve stijghoek worden bereikt, nadat op het beslissingspunt voor starten een storing van de kritieke motor is onderkend, waarbij de resterende motoren binnen goedgekeurde bedrijfsgrenzen functioneren;

    b)

    voor VCA (TODRV): de vereiste horizontale afstand van het begin van de start tot het punt waarop de veilige hindernisvrije hoogte en een positieve stijghoek worden bereikt, na een voor de prestaties kritieke storing (CFP) die onderkend is op het opstijgbeslissingspunt;”.

    22)

    Punt 115 wordt vervangen door:

    “115.

    “Startvliegpad”:

    a)

    de verticale en horizontale vliegbaan, met de kritieke motor buiten werking, vanaf een specifiek punt bij de start voor vleugelvliegtuigen tot 1 500 ft boven het oppervlak en voor helikopters tot 1 000 ft boven het oppervlak;

    b)

    voor VCA, het verticale en horizontale pad met een voor de prestaties kritieke storing (CFP), dat zich uitstrekt van het startpunt tot een punt waarop het VCA zich op een hoogte boven de starthoogte bevindt die verenigbaar is met het en-routeprofiel en niet hoger is dan 305 m (1 000 ft);”.

    23)

    Punt 116 wordt vervangen door:

    “116.

    “Startmassa”: de massa, met inbegrip van alle goederen en personen aan boord bij aanvang van de start voor helikopters of voor VCA, en tijdens de startaanloop voor vleugelvliegtuigen;”.

    24)

    Punt 118 wordt vervangen door:

    “118.

    “Lid van het technisch personeel”: een bemanningslid bij commercieel luchtvervoer, HEMS-vluchten, VEMS-vluchten, HHO-vluchten (helikoptertakeloperaties) of NVIS-vluchten (Night vision imaging system) dat niet tot de cockpit- of cabinebemanning behoort en dat door de exploitant werd aangesteld voor taken in het luchtvaartuig of op de grond ter ondersteuning van de piloot tijdens HEMS-, VEMS-, HHO- of NVIS-vluchten, die mogelijk de bediening vereisen van gespecialiseerde boordapparatuur;”.

    25)

    De volgende punten 130, 131, 132, 133, 134, 135, 136, 137, 138, 139, 140, 141, 142 en 143 worden toegevoegd:

    “130.

    “Grondbeweging”: de beweging van een luchtvaartuig in het bewegingsgebied van een luchtvaartterrein of een vertiport met behulp van externe apparatuur of accessoires die niet door het luchtvaartuig worden aangedreven;

    131.

    “Grondpersoneel”: andere dan cockpitbemanningsleden of technische bemanningsleden die belast zijn met taken in verband met de grondbewegingen van het VCA of enige andere aan luchtvaartuigen verleende grondbijstand, en die een opleiding hebben genoten in de relevante operationele en veiligheidsprocedures;

    132.

    “Categorie Uitgebreid”: een categorie voor de certificering van en vluchtuitvoering met VCA, volgens welke het luchtvaartuig voldoet aan de vereisten om de vlucht veilig voort te zetten en te landen na een voor de prestaties kritieke storing (CFP);

    133.

    “Gecertificeerde minimumprestatie (CMP)”: met betrekking tot VCA, de reeks prestatiegegevens die is verkregen door rekening te houden met het effect van afzonderlijke storingen en combinaties van storingen die niet uiterst onwaarschijnlijk zijn voor de nominale prestatieparameters;

    134.

    “Voortzetting van de veilige vlucht en landing (CSFL)”: met betrekking tot een VCA dat wordt geëxploiteerd in de categorie Uitgebreid, dat het luchtvaartuig in staat is om een gecontroleerde vlucht voort te zetten en te landen op een vertiport, eventueel met gebruikmaking van noodprocedures, zonder dat uitzonderlijke vaardigheden of kracht van de piloot vereist zijn;

    135.

    “Voor de prestaties kritieke storing (CFP)”: met betrekking tot VCA, een storing of een combinatie van storingen die leiden tot de maximale degradatie voor een bepaalde vluchtfase en prestatieparameter; de reeks voor de prestaties kritieke storingen wordt gebruikt om de gecertificeerde minimumprestatie (CMP) vast te stellen;

    136.

    “Beperkte vluchtuitvoering boven water”: een IAM-vluchtuitvoering met een VCA, die gedurende een beperkte vliegtijd boven water plaatsvindt;

    137.

    “Lid van het technisch VEMS-personeel”: een lid van het technisch personeel (TCM) dat voor een VEMS-vlucht is aangewezen om de piloot tijdens de vluchtuitvoering bij te staan en te zorgen voor alle personen die medische bijstand nodig hebben;

    138.

    “VEMS-vluchtuitvoeringsbasis”: een vertiport waar het VCA, de cockpitbemanning en VEMS-bemanningsleden stand-by zijn voor VEMS-vluchten;

    139.

    “VEMS-vluchtuitvoeringsgebied”: een exploitatiegebied dat door de gezagvoerder is geselecteerd voor VEMS-vluchtuitvoeringen, landingen en starts;

    140.

    “Vertiport”: een zone op het land of op het water of een structuur die wordt gebruikt of bedoeld is om te worden gebruikt voor landingen, starts en bewegingen van VCA;

    141.

    “Passende vertiport”: een vertiport waar het VCA mag worden geëxploiteerd, rekening houdend met de afmetingen, het gewicht en de naderings- en vertrekpaden van het luchtvaartuig, waar de voor de voorgenomen vluchtuitvoering benodigde diensten en faciliteiten worden geleverd en die beschikbaar is op het verwachte tijdstip van gebruik;

    142.

    “Veilige startsnelheid voor VTOL (VTOSS)”: de minimumsnelheid waarbij de klim moet worden bereikt met een voor de prestaties kritieke storing (CFP) die op het beslissingspunt voor starten is onderkend in het geval van een in de categorie Uitgebreid geëxploiteerd VCA;

    143.

    “Bemand VCA”: een VCA dat door ten minste één piloot aan boord wordt bestuurd;”.


    BIJLAGE IV

    Bijlage II (deel-ARO) bij Verordening (EU) nr. 965/2012 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    De titel van Sectie I van subdeel OPS “Vluchtuitvoering” wordt vervangen door:

    SECTIE I

    Certificering van exploitanten van commercieel luchtvervoer (CAT) en exploitanten van innovatieve luchtmobiliteit (IAM) ”.

    2)

    ARO.OPS.200, punt b), 1, wordt vervangen door:

    “1.

    de vluchtuitvoeringsspecificaties, zoals vastgesteld in aanhangsel II, voor commerciële luchtvervoersactiviteiten met vleugelvliegtuigen en helikopters en voor innovatieve luchtmobiliteit (IAM) met VCA, of”.

    3)

    Na ARO.OPS.220 wordt ARO.OPS.224 ingevoegd:

    ARO.OPS.224 Goedkeuring van brandstof-/energieplannen voor IAM-vluchtuitvoeringen

    a)

    De bevoegde autoriteit keurt het door een IAM-exploitant voorgestelde brandstof-/energieplan goed als die exploitant aantoont dat hij voldoet aan de eisen van UAM.OP.VCA.190, UAM.OP.VCA.191, UAM.OP.VCA.192 en UAM.OP.VCA.195 van bijlage IX.

    b)

    Bovendien moet de bevoegde autoriteit:

    1)

    beoordelen of het beheersysteem en het proces voor het beheer van veiligheidsrisico’s van de IAM-exploitant de uitvoering van het voorgestelde individuele brandstof-/energieplan kunnen ondersteunen, en

    2)

    een toezichtsplan opstellen om periodieke beoordelingen uit te voeren van het actuele brandstof-/energieplan van de IAM-exploitant om na te gaan of het plan voldoet aan de toepasselijke eisen, of te besluiten of de regeling moet worden gewijzigd of ingetrokken.”.

    4)

    De titel van ARO.OPS.225 wordt vervangen door:

    ARO.OPS.225 Goedkeuring van brandstof-/energieplannen — vleugelvliegtuigen en helikopters ”.

    5)

    Aanhangsel I van bijlage II (deel-ARO) wordt vervangen door:

    “Aanhangsel I

    AIR OPERATOR CERTIFICATE

    (Erkenningsregeling voor luchtvervoersexploitanten)

    Soorten vluchtuitvoeringen:

    Commercieel luchtvervoer (CAT) □ Passagiers; □ Vracht; □ Andere (1) : …

    Innovatieve luchtmobiliteit (IAM) □ Passagiers; □ Vracht; □ Andere (1) : …

     (4)

    Land van de exploitant (2)

     (5)

    Uitgevende autoriteit (3)

    AOC nr. (6) :

    Naam van de exploitant (7)

    Dba handelsnaam (8)

    Postadres van de exploitant (10) :

    Telefoon (11) :

    Fax

    E-mail:

    Operationele contactpunten: (9)

    Contactgegevens, waar onverwijld contact kan worden opgenomen met het operationele management, zijn opgenomen in … (12)

     

     

     

    □ Hierbij wordt gecertificeerd dat … (13) erkend is om commerciële luchtvervoersactiviteiten (CAT) uit te voeren, zoals gedefinieerd in de bijgevoegde vluchtuitvoeringsspecificaties, in overeenstemming met het vluchthandboek, bijlage V bij Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan.

    □ Hierbij wordt gecertificeerd dat … (13) erkend is om vluchtuitvoeringen op het gebied van innovatieve luchtmobiliteit (IAM) uit te voeren, zoals gedefinieerd in de bijgevoegde vluchtuitvoeringsspecificaties, in overeenstemming met het vluchthandboek, bijlage V bij Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan.

    Datum van afgifte (14) :

    Naam en handtekening (15) :

    Titel:

    EASA-formulier 138 — Versie 3

    6)

    Aanhangsel II van bijlage II (deel-ARO) wordt vervangen door:

    “Aanhangsel II

    VLUCHTUITVOERINGSSPECIFICATIES

    (behoudens de goedgekeurde voorwaarden in het vluchthandboek)

    Contactgegevens van de uitgevende autoriteit

    Telefoon (16) : ___________________; Fax ___________________;

    E-mail: ___________________;

    AOC (17) :

    Naam van de exploitant (18) :

    Datum (19) :

    Handtekening:

     

    Dba handelsnaam

    Nr. vluchtuitvoeringsspecificaties:

    Luchtvaartuigmodel (20) :

    Registratiekentekens (21) :

    Soorten vluchtuitvoeringen:

    Commercieel luchtvervoer (CAT) □ Passagiers □ Vracht □ Andere (22) : _______________

    Innovatieve luchtmobiliteit (IAM) □ Passagiers □ Vracht □ Andere (22) : _______________

    Activiteitengebied (23) :

    Bijzondere beperkingen (24) :

    Specifieke erkenningen:

    Ja

    Nee

    Specificatie (25)

    Opmerkingen

    Gevaarlijke goederen

     

     

    Slechtzichtvluchten

     

     

     

     

    Start

    RVR (26) : … m

     

    Nadering en landing

    CAT (27) …. DA/H: …ft, RVR: …m

     

    Operationele credits

    CAT (28) …. DA/H: …ft, RVR: …m

     

    RVSM (29)

    □ n.v.t.

     

     

    ETOPS (30)

    □ n.v.t.

    Maximale uitwijktijd (31) :… minuten

     

    Complexe navigatiespecificaties voor PBN-activiteiten (32)

     

     (33)

    Minimumprestatiespecificaties op het gebied van navigatie

     

     

    Activiteiten met vleugelvliegtuigen met één turbinemotor bij nacht of in instrumentweersomstandigheden (SET-IMC)

     (34)

     

    Helikoptervluchten met NVIS

     

     

    Takeloperaties met een helikopter

     

     

    Medische noodhulpvluchten per helikopter

     

     

    Offshore-vluchtuitvoeringen met een helikopter

     

     

    Medische noodhulpvluchten met luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen (VEMS)

     

     

    Opleiding van de cabinebemanning (35)

     

     

    Afgifte van het cabinebemanningsattest (36)

     

     

    Gebruik van EFB-toepassingen van type B

     (37)

     

    Permanente luchtwaardigheid

     (38)

     

    Overige (39)

     

     

     

     

    EASA-formulier 139 — Versie 8


    (1)  Ander te specificeren type vervoer.

    (2)  Te vervangen door de naam van het land van de exploitant.

    (3)  Te vervangen door de identiteit van de uitgevende bevoegde autoriteit.

    (4)  In te vullen door de bevoegde autoriteit.

    (5)  In te vullen door de bevoegde autoriteit.

    (6)  Erkenningsreferentie, zoals afgegeven door de bevoegde autoriteit.

    (7)  Te vervangen door de geregistreerde naam van de exploitant.

    (8)  Handelsnaam van de exploitant, indien verschillend. Voeg “Dba” (“doing business as”) toe vóór de handelsnaam.

    (9)  De contactgegevens bevatten de telefoon- en faxnummers, met de landcode, en het eventuele e-mailadres waarop onverwijld contact kan worden opgenomen met het operationele management met betrekking tot kwesties die verband houden met vluchtuitvoeringen, luchtwaardigheid, bekwaamheid van de cockpit- en cabinebemanning, gevaarlijke goederen en andere passende kwesties.

    (10)  Adres van de hoofdvestiging van de exploitant.

    (11)  Telefoon- en faxgegevens van de hoofdvestiging van de exploitant, met inbegrip van de landcode. E-mailadres, indien beschikbaar.

    (12)  Invoeging van het gecontroleerde document, dat aan boord wordt meegenomen, waarin de contactgegevens zijn vermeld, met een verwijzing naar de bijbehorende alinea of bladzijde. Bijvoorbeeld: “Contactgegevens … zijn vermeld in het vluchthandboek, alg./basis, hoofdstuk 1, punt 1.1”; of “… zijn vermeld in de activiteitenspecificaties, blz. 1”; of “… zijn vermeld in een aanhangsel bij dit document”.

    (13)  Geregistreerde naam van de exploitant.

    (14)  Datum van afgifte van het AOC (dd-mm-jjjj).

    (15)  Functie, naam en handtekening van de vertegenwoordiger van de bevoegde autoriteit. Bovendien mag een officieel stempel op het AOC worden aangebracht.

    (16)  Telefoonnummer van de bevoegde autoriteit, met inbegrip van de landcode; E-mail: en fax, indien beschikbaar.

    (17)  Het nummer van het air operator certificate (AOC) invullen.

    (18)  Geregistreerde naam en handelsnaam (indien verschillend) van de exploitant invullen. Voeg “Dba” (“doing business as”) toe vóór de handelsnaam.

    (19)  Datum van afgifte van de activiteitenspecificaties (dd-mm-jjjj) en handtekening van de vertegenwoordiger van de bevoegde autoriteit.

    (20)  ICAO-aanduiding van het merk, model en (master)serienummer, indien er een serie is aangewezen, van het luchtvaartuig (bv. Boeing-737-3K2 of Boeing-777-232) of merk, model en serie van het luchtvaartuig dat verticaal kan opstijgen en landen, al naargelang van toepassing.

    (21)  De registratiekentekens zijn opgenomen in de activiteitenspecificaties of in het vluchthandboek. In het laatste geval moeten de desbetreffende activiteitenspecificaties verwijzen naar de bijbehorende bladzijde in het vluchthandboek. Indien niet alle specifieke erkenningen van toepassing zijn op het luchtvaartuigmodel mogen de registratiekentekens van het luchtvaartuig worden ingevoerd in de kolom “opmerkingen” bij de desbetreffende specifieke erkenning.

    (22)  Ander soort vervoer (bv. medische spoedhulp) nader te specificeren.

    (23)  Een lijst van de geografische gebieden waar de vluchten mogen worden uitgevoerd (met aanduiding van geografische coördinaten of specifieke routes, vluchtinformatieregio of nationale of regionale grenzen).

    (24)  Opsomming van toepasselijke speciale beperkingen (bijv. enkel VFR, enkel overdag e.d.).

    (25)  Vermeld in deze kolom de meest permissieve criteria voor iedere erkenning of het erkenningstype (met de betreffende criteria).

    (26)  Goedgekeurde minimale zichtbare baanlengte voor opstijgen invullen (in meter). Wanneer verschillende erkenningen worden afgegeven, mag één regel per erkenning worden gebruikt.

    (27)  Toepasselijke categorie precisienadering invullen: CAT II of CAT III. De minimale RVR invullen in meter en de DH in voet; Eén naderingscategorie per regel.

    (28)  Toepasselijke operationele credits: SA CAT I, SA CAT II, EFVS enz. De minimale RVR invullen in meter en de DH in voet; één regel per operationele credit.

    (29)  Het vakje “N.v.t.” mag alleen worden aangekruist als de maximale wolkenbasis voor het luchtvaartuig lager is dan FL290.

    (30)  ETOPS (Extended range operations) is op dit moment alleen van toepassing op tweemotorige vliegtuigen. Het vakje “N.v.t.” mag daarom worden aangekruist als het luchtvaartuigmodel meer of minder dan twee motoren heeft.

    (31)  De drempelafstand mag ook worden vermeld (in NM), evenals het motortype.

    (32)  PBN (Performance-based navigation): één regel per complexe PBN-specifieke goedkeuring (bijv. RNP AR APCH), met passende beperkingen vermeld in de kolommen “Specificaties” en/of “Opmerkingen”. Individuele goedkeuringen van specifieke RNP AR APCH-procedures kunnen worden opgenomen in de activiteitenspecificaties of in het vluchthandboek. In het laatste geval moeten de desbetreffende activiteitenspecificaties verwijzen naar de bijbehorende bladzijde in het vluchthandboek.

    (33)  Geef aan of de specifieke erkenning is beperkt tot bepaalde baaneinden en/of luchtvaartterreinen.

    (34)  Specifieke combinatie van casco of motor invullen.

    (35)  Erkenning voor de verstrekking van de opleiding en examinering die aanvragers van een cabinebemanningsattest moeten voltooien, zoals aangegeven in bijlage V (deel-CC) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011.

    (36)  Erkenning voor de afgifte van cabinebemanningsattesten, zoals gespecificeerd in bijlage V (deel-CC) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011.

    (37)  De lijst van EFB-toepassingen type B toevoegen, samen met de referentie van de EFB-hardware (voor draagbare EFB’s). De lijst staat in de activiteitenspecificaties of in het vluchthandboek. In het laatste geval moeten de desbetreffende activiteitenspecificaties verwijzen naar de bijbehorende bladzijde in het vluchthandboek.

    (38)  De erkenningsreferentie van de organisatie die verantwoordelijk is voor het beheer van de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig en een verwijzing naar de desbetreffende Verordening (bv. bijlage V quater (Deel-CAMO) bij Verordening (EU) nr. 1321/2014).

    (39)  Overige erkenningen of gegevens kunnen hier worden ingevuld. Gebruik één regel (of een blok met meerdere regels) per toestemming (bijv. korte landingen, steile nadering, beperkte vereiste landingsafstand, helikoptervluchten naar/van een gebied van algemeen belang, helikoptervluchten boven een vijandige omgeving buiten een agglomeratie, helikoptervluchten zonder capaciteit voor een veilige noodlanding, activiteiten met verhoogde dwarshellingshoeken, maximale afstand van een adequaat luchtvaartterrein voor tweemotorige vleugelvliegtuigen zonder ETOPS-erkenning).


    BIJLAGE V

    Bijlage III (deel-ORO) bij Verordening (EU) nr. 965/2012 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    ORO.GEN.005 wordt vervangen door:

    ORO.GEN.005 Toepassingsgebied

    In deze bijlage zijn de eisen vastgelegd die moeten worden nageleefd door luchtvaartexploitanten die de volgende activiteiten verrichten:

    a)

    commerciële luchtvervoersactiviteiten (CAT);

    b)

    commerciële gespecialiseerde vluchtuitvoeringen;

    c)

    niet-commerciële vluchtuitvoeringen met complexe motoraangedreven luchtvaartuigen;

    d)

    niet-commerciële gespecialiseerde vluchtuitvoeringen met complexe motoraangedreven luchtvaartuigen;

    e)

    vluchtuitvoeringen op het gebied van innovatieve luchtmobiliteit (IAM).”.

    2)

    ORO.GEN.140, punt b), wordt vervangen door:

    “b)

    De in punt a) vermelde toegang tot luchtvaartuigen omvat:

    i)

    voor CAT-vluchtuitvoeringen met vleugelvliegtuigen en helikopters, de mogelijkheid om tijdens vluchten aanwezig te zijn in het luchtvaartuig, tenzij de gezagvoerder om veiligheidsredenen de toegang tot de cockpit ontzegt overeenkomstig CAT.GEN.MPA.135;

    ii)

    voor IAM-vluchtuitvoeringen met VCA, de mogelijkheid om tijdens vluchten aanwezig te zijn in het luchtvaartuig, tenzij de gezagvoerder om veiligheidsredenen anders beslist overeenkomstig IAM.GEN.MVCA.135.”.

    3)

    ORO.GEN.310 wordt vervangen door:

    ORO.GEN.310 Gebruik van in een AOC opgenomen vleugelvliegtuigen en helikopters voor niet-commerciële vluchtuitvoeringen en gespecialiseerde vluchtuitvoeringen

    a)

    Vliegtuigen of helikopters die in het AOC van een exploitant zijn opgenomen, mogen daarin opgenomen blijven als zij worden geëxploiteerd in een van de volgende situaties:

    1)

    door de AOC-houder zelf, voor gespecialiseerde vluchtuitvoeringen overeenkomstig bijlage VIII (deel-SPO);

    2)

    door andere exploitanten, voor niet-commerciële vluchtuitvoeringen met motoraangedreven luchtvaartuigen of voor gespecialiseerde vluchtuitvoeringen die worden verricht overeenkomstig bijlage VI (deel-NCC), bijlage VII (deel-NCO) of bijlage VIII (deel-SPO), op voorwaarde dat het luchtvaartuig gedurende een ononderbroken periode van niet langer dan 30 dagen wordt gebruikt.

    b)

    Wanneer een vleugelvliegtuig of een helikopter wordt gebruikt overeenkomstig punt a), 2), stellen de AOC-houder die het vliegtuig of de helikopter ter beschikking stelt en de exploitant die het vliegtuig of de helikopter gebruikt, een procedure vast waarin:

    1)

    duidelijk wordt vermeld welke exploitant verantwoordelijk is voor de operationele controle van elke vlucht en wordt beschreven hoe de operationele controle tussen hen wordt overgedragen;

    2)

    de overdrachtsprocedure van het vleugelvliegtuig of de helikopter bij zijn terugkeer naar de AOC-houder wordt beschreven.

    Die procedure wordt opgenomen in het vluchthandboek van elke exploitant of in een overeenkomst tussen de AOC-houder en de exploitant die het vleugelvliegtuig of de helikopter gebruikt overeenkomstig punt a), 2. De AOC-houder stelt een model voor een dergelijke overeenkomst op. Punt ORO.GEN.220 is van toepassing op deze overeenkomsten.

    De AOC-houder en de exploitant die het vleugelvliegtuig of de helikopter gebruikt overeenkomstig punt a), 2, waarborgen dat de procedure wordt meegedeeld aan het betrokken personeel.

    c)

    De AOC-houder dient de in punt b) bedoelde procedure vooraf ter goedkeuring in bij de bevoegde autoriteit. De AOC-houder bereikt met de bevoegde autoriteit overeenstemming over de wijze waarop en de frequentie waarmee hij informatie verstrekt over de overdracht van operationele controle overeenkomstig ORO.GEN.130, punt c).

    d)

    De permanente luchtwaardigheid van de overeenkomstig punt a) gebruikte vleugelvliegtuigen of helikopters wordt beheerd door de organisatie die verantwoordelijk is voor de permanente luchtwaardigheid van de vleugelvliegtuigen of helikopters die zijn opgenomen in het AOC, in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 1321/2014.

    e)

    De AOC-houder die het vleugelvliegtuig of de helikopter overeenkomstig punt a) ter beschikking stelt:

    1)

    vermeldt in zijn vluchthandboek de registratiekentekens van het geleverde vleugelvliegtuig of de geleverde helikopter en het soort activiteiten dat met dat vleugelvliegtuig of die helikopter wordt uitgevoerd;

    2)

    blijft te allen tijde op de hoogte en houdt een lijst bij van elke exploitant die op een bepaald tijdstip de operationele controle over de het vleugelvliegtuig of de helikopter heeft, tot het vliegtuig of de helikopter aan de AOC-houder is teruggegeven;

    3)

    waarborgt dat de gevarenidentificatie, de risicobeoordeling en de risicobeperkende maatregelen betrekking hebben op alle met dat vleugelvliegtuig of die helikopter uitgevoerde activiteiten.

    f)

    Voor vluchtuitvoeringen krachtens bijlage VI (deel-NCC) en bijlage VIII (deel-SPO) waarborgt de exploitant die het vleugelvliegtuig of de helikopter gebruikt overeenkomstig punt a):

    1)

    dat elke vlucht die onder zijn operationele controle wordt uitgevoerd, wordt geregistreerd in het technisch journaal van het vleugelvliegtuig of de helikopter;

    2)

    dat de systemen of de configuratie van het vleugelvliegtuig of de helikopter niet worden gewijzigd;

    3)

    dat alle defecten en technische storingen die zich voordoen terwijl het vleugelvliegtuig of de helikopter onder zijn operationele controle staat, worden gerapporteerd aan de in punt d) bedoelde organisatie;

    4)

    dat de AOC-houder een kopie ontvangt van elk voorvalverslag met betrekking tot de met het vleugelvliegtuig of de helikopter uitgevoerde vluchten, ingevuld overeenkomstig Verordening (EU) nr. 376/2014 en Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1018 (*1) .

    (*1)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1018 van de Commissie van 29 juni 2015 tot vaststelling van een lijst waarbij voorvallen in de burgerluchtvaart die verplicht moeten worden gemeld overeenkomstig Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad, worden ingedeeld in categorieën (PB L 163 van 30.6.2015, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2015/1018/oj)”."

    4)

    ORO.AOC.100 wordt vervangen door:

    ORO.AOC.100 Aanvraag van een Air Operator Certificate (AOC)

    a)

    Onverminderd Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad (*2) dient de exploitant vóór aanvang van CAT-vluchtuitvoeringen met vleugelvliegtuigen of helikopters of IAM-vluchtuitvoeringen met VCA, een AOC aan te vragen bij en te krijgen van de bevoegde autoriteit.

    b)

    De exploitant moet de volgende informatie verstrekken aan de bevoegde autoriteit:

    1)

    officiële naam en bedrijfsnaam, adres en postadres van de aanvrager;

    2)

    een beschrijving van de voorgestelde activiteit, inclusief het (de) type(s) en het aantal geëxploiteerde luchtvaartuigen;

    3)

    een beschrijving van het gebruikte beheersysteem, inclusief organisatiestructuur;

    4)

    de naam van de verantwoordelijke beheerder;

    5)

    de namen van de benoemde personen op grond van ORO.AOC.135, punt a), met hun kwalificaties en ervaring;

    6)

    een kopie van het vluchthandboek dat vereist is op grond van ORO.MLR.100;

    7)

    een verklaring dat alle documenten die bij de bevoegde autoriteit zijn ingediend, zijn geverifieerd door de aanvrager en in overeenstemming met de toepasselijke eisen zijn bevonden.

    c)

    Aanvragers dienen aan de bevoegde autoriteit aan te tonen dat:

    1)

    de CAT-vluchtuitvoeringen met vleugelvliegtuigen en helikopters voldoen aan de essentiële eisen van bijlage V bij Verordening (EU) 2018/1139, de onderhavige bijlage (deel-ORO), bijlage IV (deel-CAT) en bijlage V (deel-SPA) bij deze verordening, en bijlage I (deel-26) bij Verordening (EU) 2015/640 (*3);

    1 bis)

    de IAM-vluchtuitvoeringen met VCA voldoen aan de essentiële eisen van bijlage V bij Verordening (EU) 2018/1139, deze bijlage III (deel-ORO), bijlage V (deel-SPA) en bijlage IX (deel-IAM) bij deze verordening, en bijlage I (deel-26) bij Verordening (EU) 2015/640;

    2)

    alle geëxploiteerde luchtvaartuigen een bewijs van luchtwaardigheid hebben gekregen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 748/2012 of het voorwerp uitmaken van een dry-lease-in-overeenkomst overeenkomstig ORO.AOC.110, punt d), en

    3)

    hun organisatie en beheer geschikt zijn voor en in verhouding staan tot de omvang en het toepassingsgebied van de geplande vluchtuitvoering.

    (*2)  Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap (PB L 293 van 31.10.2008, blz. 3, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2008/1008/oj)."

    (*3)  Verordening (EU) 2015/640 van de Commissie van 23 april 2015 betreffende aanvullende luchtwaardigheidsspecificaties voor een bepaald soort vluchtuitvoering en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 965/2012 (PB L 106 van 24.4.2015, blz. 18, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2015/640/oj).”."

    5)

    ORO.AOC.125 wordt vervangen door:

    ORO.AOC.125 Niet-commerciële activiteiten van een AOC-houder met vleugelvliegtuigen of helikopters die in het AOC zijn opgenomen

    a)

    De AOC-houder mag niet-commerciële vluchten uitvoeren overeenkomstig bijlage VI (deel-NCC) of bijlage VII (deel-NCO) met vleugelvliegtuigen of helikopters die zijn vermeld in de activiteitenspecificaties van zijn AOC of in het vluchthandboek, op voorwaarde dat de AOC-houder dergelijke vluchtuitvoeringen gedetailleerd beschrijft in het vluchthandboek, met inbegrip van:

    1)

    de vaststelling van de toepasselijke eisen;

    2)

    een beschrijving van de verschillen tussen de toegepaste operationele procedures bij het uitvoeren van commerciële luchtvervoersactiviteiten en niet-commerciële vluchtuitvoeringen;

    3)

    een methode waarmee wordt gewaarborgd dat al het personeel dat bij de vluchtuitvoeringen is betrokken, volledig bekend is met de bijbehorende procedures.

    b)

    Een AOC-houder leeft het volgende na:

    1)

    bijlage VIII (deel-SPO) bij de uitvoering van onderhoudscontrolevluchten met complexe motoraangedreven luchtvaartuigen;

    2)

    bijlage VII (deel-NCO) bij de uitvoering van onderhoudscontrolevluchten met andere dan complexe motoraangedreven luchtvaartuigen.

    c)

    Een AOC-houder die de in de punten a) en b) vermelde vluchten uitvoert, hoeft geen eigen verklaring overeenkomstig deze bijlage in te dienen.

    d)

    De AOC-houder specificeert het type vlucht, als vermeld in zijn vluchthandboek, in de documenten die betrekking hebben op de vlucht (vliegplan, ladingsstaat en andere relevante documenten).”.

    6)

    ORO.MLR.100, punt b), wordt vervangen door:

    “b)

    De inhoud van het vluchthandboek dient een weerspiegeling te zijn van de eisen in deze bijlage, bijlage IV (Deel-CAT), bijlage V (Deel-SPA), bijlage VI (Deel-NCC), bijlage VIII (Deel-SPO) en bijlage IX (Deel-IAM), voor zover van toepassing, en mag niet in strijd zijn met de voorwaarden in de vluchtuitvoeringsspecificaties bij het air operator certificate (AOC), de SPO-vergunning of de eigen verklaring en de lijst van specifieke goedkeuringen, naargelang van het geval.”.

    7)

    ORO.MLR.101 wordt vervangen door:

    ORO.MLR.101 Vluchthandboek — structuur voor CAT- en IAM-vluchtuitvoeringen

    Uitgezonderd voor VFR-vluchten overdag met eenmotorige propellervliegtuigen met een MOPSC van 5 of minder of eenmotorige niet-complexe helikopters met een MOPSC van 5 of minder, die opstijgen en landen op hetzelfde luchtvaartterrein of dezelfde vluchtuitvoeringslocatie, dient de hoofdstructuur van het vluchthandboek er als volgt uit te zien:

    a)

    Deel A: algemeen/basis, met alle operationele regels, instructies en procedures die geen betrekking hebben op een bepaald type;

    b)

    Deel B: bediening van het luchtvaartuig, met alle instructies en procedures die betrekking hebben op het desbetreffende type, waarbij rekening wordt gehouden met verschillen tussen typen/klassen, varianten of individuele luchtvaartuigen die door de exploitant worden gebruikt;

    c)

    Deel C: CAT-vluchtuitvoeringen met vleugelvliegtuigen en helikopters, met instructies en informatie inzake route/rol/gebied en luchtvaartterrein/exploitatiegebied, of IAM-vluchtuitvoeringen met VCA, met instructies en informatie over route/rol/gebied en vertiport/uitwijklocatie/vluchtuitvoeringslocatie;

    d)

    Deel D: opleiding, met alle opleidingsinstructies voor het personeel die nodig zijn om veilige vluchtuitvoeringen te garanderen.”.

    8)

    ORO.MLR.115, punt a), wordt vervangen door:

    “a)

    De volgende geregistreerde gegevens dienen ten minste vijf jaar te worden bewaard:

    1)

    voor CAT-exploitanten van vleugelvliegtuigen en helikopters en IAM-exploitanten van VCA, gegevens over de in ORO.GEN.200 bedoelde activiteiten;

    2)

    voor exploitanten met een eigen verklaring: een kopie van de eigen verklaring van de exploitant, gegevens over de verkregen goedkeuringen en het vluchthandboek;

    3)

    voor houders van een SPO-vergunning, in aanvulling op het bepaalde in punt a), 2: gegevens met betrekking tot de risicobeoordeling die is uitgevoerd overeenkomstig SPO.OP.230 en de daarmee samenhangende standaardvluchtuitvoeringsprocedures.”.

    9)

    ORO.FC.005 wordt vervangen door:

    ORO.FC.005 Toepassingsgebied

    In dit subdeel zijn voorschriften vastgelegd die de exploitant dient na te leven met betrekking tot de opleiding, ervaring en kwalificatie van de cockpitbemanning. Deze omvatten het volgende:

    a)

    SECTIE 1, waarin gemeenschappelijke eisen worden gespecificeerd.

    b)

    SECTIE 2, waarin aanvullende eisen worden gespecificeerd voor CAT-vluchtuitvoeringen met vleugelvliegtuigen en helikopters, met uitzondering van CAT-vluchtuitvoeringen met passagiers volgens VFR overdag, die beginnen en eindigen op hetzelfde luchtvaartterrein of dezelfde vluchtuitvoeringslocatie en binnen een door de bevoegde autoriteit bepaalde plaatselijke ruimte, met:

    1)

    eenmotorige propellervliegtuigen met een MCTOM van 5 700 kg of minder en een MOPSC van 5 of minder, of

    2)

    andere dan complexe motoraangedreven, eenmotorige helikopters met een MOPSC van ten hoogste 5.

    c)

    SECTIE 3, waarin aanvullende eisen worden gespecificeerd voor commerciële gespecialiseerde vluchtuitvoeringen en voor de in punt b), 1 en 2, bedoelde vluchtuitvoeringen.

    d)

    SECTIE 4, waarin aanvullende eisen worden gespecificeerd voor IAM-vluchtuitvoeringen met bemande luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen (VCA).”.

    10)

    ORO.FC.105 wordt vervangen door:

    ORO.FC.105 Aanwijzing als gezagvoerder/commandant

    a)

    In overeenstemming met punt 8.6 van bijlage V bij Verordening (EU) 2018/1139 wijst de exploitant onder de cockpitbemanning één piloot, die als gezagvoerder is gekwalificeerd overeenkomstig bijlage I (deel-FCL) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011, aan als gezagvoerder of, voor CAT-vluchtuitvoeringen met vleugelvliegtuigen en helikopters, als commandant.

    b)

    De exploitant wijst een cockpitbemanningslid alleen aan als gezagvoerder of commandant als al het volgende van toepassing is:

    1)

    het cockpitbemanningslid beschikt over het in het vluchthandboek gespecificeerde minimale ervaringsniveau;

    2)

    het cockpitbemanningslid beschikt over passende kennis van de te vliegen route of het gebied en van de te gebruiken luchtvaartterreinen, met inbegrip van uitwijkluchtvaartterreinen, vertiports, faciliteiten en te volgen procedures;

    3)

    voor vluchtuitvoeringen met meer dan één piloot, het cockpitbemanningslid heeft een gezagvoerderscursus van de exploitant voltooid voor de promotie van tweede piloot naar gezagvoerder/commandant.

    c)

    Voor zowel commerciële vluchtuitvoeringen met vleugelvliegtuigen en helikopters als IAM-vluchtuitvoeringen met VCA, moet de gezagvoerder of commandant of de piloot aan wie de vluchtuitvoering kan worden gedelegeerd, een basisopleiding hebben gekregen met betrekking tot de te vliegen route of het gebied, de te gebruiken luchtvaartterreinen, vertiports, uitwijklocaties, faciliteiten en te volgen procedures en moet hij die kennis als volgt onderhouden:

    1)

    de kennis van het luchtvaartterrein of de vertiport wordt onderhouden door binnen een periode van 12 kalendermaanden ten minste eenmaal een vluchtuitvoering op een luchtvaartterrein of een vertiport te verrichten;

    2)

    de kennis over een route, gebied of uitwijklocatie wordt onderhouden door ten minste één keer in een periode van 36 kalendermaanden een vluchtuitvoering op een route, in een gebied of op een uitwijklocatie te verrichten; daarnaast is een herhalingsopleiding met betrekking tot route- of gebiedskennis vereist als de piloot binnen die periode van 36 kalendermaanden gedurende twaalf maanden geen vluchtuitvoering op die route of in dat gebied heeft verricht.

    d)

    Onverminderd punt c) mag, voor VFR-vluchten overdag met vleugelvliegtuigen en helikopters van prestatieklassen B en C, vertrouwdmakingsopleiding met de routes en luchtvaartterreinen worden vervangen door vertrouwdmakingsopleiding met het gebied.”.

    11)

    ORO.FC.120, punt a), wordt vervangen door:

    “a)

    Het cockpitbemanningslid dient de conversieopleiding van de exploitant te hebben gevolgd alvorens zonder toezicht lijnvluchten uit te voeren:

    1)

    bij de overstap naar een luchtvaartuig waarvoor een nieuwe type-/klassebevoegdverklaring vereist is;

    2)

    bij indiensttreding bij een exploitant.”.

    12)

    ORO.FC.140, punt d), wordt vervangen door:

    “d)

    Voor vluchtuitvoeringen met meer dan één type of variant van helikopter of VCA, welke voor het verrichten van voldoende vergelijkbare vluchtuitvoeringen wordt gebruikt, valideert elke lijntest, indien lijntesten worden afgewisseld tussen typen of varianten, opnieuw de lijntest voor de andere typen of varianten helikopters of VCA.”.

    13)

    ORO.FC.145, punt c), wordt vervangen door:

    “c)

    Voor zowel CAT-vluchtuitvoeringen met vleugelvliegtuigen en helikopters als IAM-vluchtuitvoeringen met VCA, moeten opleidings- en toetsingsprogramma’s, inclusief syllabi en de middelen om het programma uit te voeren, zoals individuele vluchtsimulatoren (FSTD’s) en andere opleidingshulpmiddelen, door de bevoegde autoriteit worden goedgekeurd.”.

    14)

    ORO.FC.146, punt e), wordt vervangen door:

    “e)

    Onverminderd punt b) mogen de opleiding in het luchtvaartuig/FSTD en de vaardigheidstest van de exploitant worden afgenomen door een voldoende gekwalificeerde commandant, of gezagvoerder voor IAM-vluchtuitvoeringen, die houder is van een FI/TRI/SFI-certificaat en door de exploitant is aangewezen voor een van de volgende vluchtuitvoeringen:

    1)

    commerciële luchtvervoersactiviteiten met helikopters die voldoen aan de criteria van ORO.FC.005, punt b), 2;

    2)

    commerciële luchtvervoersactiviteiten met andere dan complexe motoraangedreven helikopters overdag en op routes die worden gevlogen op basis van visuele oriëntatiepunten;

    3)

    commerciële luchtvervoersactiviteiten met vleugelvliegtuigen van prestatieklasse B die niet voldoen aan de criteria van ORO.FC.005, punt b), 1;

    4)

    IAM-vluchtuitvoeringen met VCA overdag en op routes die worden gevlogen op basis van visuele oriëntatiepunten.”.

    15)

    In subdeel FC — Cockpitbemanning, wordt [Sectie 4] als volgt toegevoegd:

    SECTIE 4

    Aanvullende eisen voor IAM-vluchtuitvoeringen met bemande luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen (VCA)

    ORO.FC.400 Samenstelling van de cockpitbemanning

    De minimale samenstelling van de cockpitbemanning voor IAM-vluchtuitvoeringen met bemande luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen (VCA), stemt overeen met die welke is gespecificeerd in het vluchthandboek, rekening houdend met het minimumaantal dat is vermeld in het vlieghandboek of in andere documenten die verband houden met het luchtwaardigheidscertificaat van het desbetreffende luchtvaartuig.

    ORO.FC.415 Initiële opleiding van de exploitant in boordpersoneelsbeheer (CRM)

    a)

    Het cockpitbemanningslid dient een CRM-basiscursus te voltooien alvorens zonder toezicht lijnvluchten uit te voeren.

    b)

    Deze CRM-basiscursus dient te worden gegeven door ten minste één passend gekwalificeerde CRM-opleider, die kan worden bijgestaan door deskundigen voor specifieke opleidingsgebieden.

    ORO.FC.420 Conversieopleiding en -toetsing

    a)

    CRM-opleiding dient te worden geïntegreerd in de conversieopleiding van de exploitant.

    b)

    Wanneer een conversiecursus van een IAM-exploitant van start gaat, mag het cockpitbemanningslid geen vluchten meer uitvoeren op een ander(e) type/klasse tot de cursus voltooid of beëindigd is.

    c)

    De hoeveelheid opleiding die het cockpitbemanningslid moet volgen voor de IAM-conversiecursus van de exploitant dient te worden bepaald in overeenstemming met de kwalificatie- en ervaringsnormen in het vluchthandboek. Hierbij wordt rekening gehouden met eerdere opleiding en ervaring van het cockpitbemanningslid.

    d)

    Het cockpitbemanningslid dient het volgende af te leggen:

    1)

    de IAM-vaardigheidstest van de exploitant en de opleiding en toetsing aangaande de nood- en veiligheidsuitrusting, vóór de start van lijnvluchten onder toezicht, en

    2)

    de lijntest na voltooiing van lijnvluchten onder toezicht.

    e)

    Als de IAM-exploitant door operationele omstandigheden, zoals de aanvraag van een nieuw AOC of de uitbreiding van de vloot met een nieuwe type luchtvaartuig, niet aan de eisen van punt d) kan voldoen, mag hij een specifieke conversiecursus ontwikkelen, die tijdelijk voor een beperkt aantal cockpitbemanningsleden wordt gebruikt.

    ORO.FC.430 Periodieke opleiding en toetsing

    a)

    Elk cockpitbemanningslid dient periodieke opleiding te volgen en toetsing te ondergaan die relevant zijn voor het type of de variant van VCA waarop hij actief is, en voor de bijbehorende apparatuur.

    b)

    Vaardigheidstest van de IAM-exploitant

    1)

    Elk cockpitbemanningslid dient de vaardigheidstests van de IAM-exploitant af te leggen als lid van een normale bemanning, om aan te tonen dat hij bekwaam is om normale, abnormale en noodprocedures toe te passen, met inbegrip van de relevante aspecten die verband houden met de in het vluchthandboek beschreven taken.

    2)

    Voorbehouden.

    3)

    De vaardigheidstest van de IAM-exploitant is zes kalendermaanden geldig.

    c)

    Lijntest

    Elk cockpitbemanningslid dient een lijntest af te leggen op het VCA. De lijntest is twaalf kalendermaanden geldig.

    d)

    Opleiding in het gebruik van nood- en veiligheidsuitrusting en toetsing daarvan

    Elk cockpitbemanningslid dient periodieke opleiding te volgen en toetsing te ondergaan met betrekking tot de plaats en het gebruik van alle nood- en veiligheidsuitrusting aan boord van het luchtvaartuig. De toets aangaande nood- en veiligheidsuitrusting is 12 kalendermaanden geldig.

    e)

    CRM-opleiding

    1)

    In alle passende fasen van de periodieke opleiding dienen CRM-opleidingselementen te worden opgenomen.

    2)

    Elk cockpitbemanningslid krijgt een specifieke modulaire CRM-opleiding. Alle belangrijke onderwerpen van de CRM-opleiding moeten worden behandeld in de vorm van modulaire opleidingssessies die zo gelijk mogelijk worden verdeeld over iedere periode van drie jaar.

    f)

    Elk cockpitbemanningslid krijgt ten minste iedere 12 kalendermaanden opleiding in de lucht en op de grond in een FSTD of een VCA of een combinatie van beide.

    ORO.FC.440 Vluchtuitvoeringen met meer dan één type of variant

    a)

    In de procedures of operationele beperkingen voor het verrichten van vluchtuitvoeringen met meer dan één type of variant, welke zijn vastgelegd in het vluchthandboek en zijn goedgekeurd door de bevoegde autoriteit, dient het volgende aan bod te komen:

    1)

    de vereiste minimumervaring van cockpitbemanningsleden;

    2)

    de vereiste minimumervaring voor een bepaald type of een bepaalde variant alvorens wordt begonnen met een opleiding en vluchtuitvoering met ander type of een andere variant;

    3)

    het proces waarbij cockpitbemanningspersoneel dat gekwalificeerd is voor één type of variant, opgeleid en gekwalificeerd wordt voor een ander type of een andere variant, en

    4)

    alle toepasselijke eisen inzake recente ervaring voor elk type of elke variant.

    b)

    Cockpitbemanningsleden mogen met niet meer dan drie types of groepen van luchtvaartuigen vluchten uitvoeren, met inbegrip van ten minste één VCA.”.

    16)

    ORO.TC.100 wordt vervangen door:

    ORO.TC.100 Toepassingsgebied

    In dit subdeel worden de eisen vastgesteld waaraan een luchtvervoersexploitant moet voldoen wanneer hij een luchtvaartuig exploiteert met technische bemanningsleden in het kader van commerciële medische noodvluchten met helikopters (HEMS), medische noodvluchten met VCA (VEMS), vluchtuitvoeringen met nachtzichtsystemen (NVIS) of helikoptertakeloperaties (HHO).”.

    17)

    ORO.TC.105, punt a), wordt vervangen door:

    “a)

    Technische bemanningsleden in commercieel luchtvervoer voor HEMS-, VEMS-, HHO- of NVIS-vluchten mogen alleen als zodanig werkzaam zijn als zij:

    1)

    minstens 18 jaar oud zijn;

    2)

    fysiek en mentaal geschikt zijn om hun taken veilig uit te voeren en zich veilig te kwijten van hun verantwoordelijkheden;

    3)

    alle toepasselijke opleiding die in dit subdeel is vereist, hebben voltooid voor de hun toegewezen taken;

    4)

    getoetst zijn en bekwaam zijn bevonden om alle taken die hen zijn toegewezen overeenkomstig de procedures in het vluchthandboek te vervullen.”.

    18)

    ORO.TC.110, punt d), wordt vervangen door:

    “d)

    De controles die volgen op de conversieopleiding van de exploitant en alle vereiste vertrouwdmakingsvluchten moeten plaatsvinden alvorens te worden ingezet als vereist lid van het technisch personeel bij HEMS-, VEMS-, HHO- of NVIS-vluchtuitvoeringen.”.

    19)

    ORO.TC.120, punt b), wordt vervangen door:

    “b)

    de conversieopleiding van de exploitant dient het volgende te omvatten:

    1)

    de plaats en het gebruik van alle aan boord van het luchtvaartuig aanwezige veiligheids- en overlevingsuitrusting;

    2)

    alle normale en noodprocedures;

    3)

    uitrusting aan boord voor de uitvoering van taken in het luchtvaartuig of op de grond ter ondersteuning van de piloot tijdens HEMS-, VEMS-, HHO- of NVIS-vluchten.”.

    20)

    ORO.FTL.100 wordt vervangen door:

    ORO.FTL.100 Toepassingsgebied

    In dit subdeel zijn de vereisten vastgesteld waaraan een exploitant en zijn cockpit- en cabinebemanningsleden dienen te voldoen wat betreft vlieg- en diensttijdbeperkingen en rustverplichtingen voor bemanningsleden die zijn toegewezen aan commerciële luchtvervoersactiviteiten (CAT) met vleugelvliegtuigen.”.


    (*1)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1018 van de Commissie van 29 juni 2015 tot vaststelling van een lijst waarbij voorvallen in de burgerluchtvaart die verplicht moeten worden gemeld overeenkomstig Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad, worden ingedeeld in categorieën (PB L 163 van 30.6.2015, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2015/1018/oj)”.

    (*2)  Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap (PB L 293 van 31.10.2008, blz. 3, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2008/1008/oj).

    (*3)  Verordening (EU) 2015/640 van de Commissie van 23 april 2015 betreffende aanvullende luchtwaardigheidsspecificaties voor een bepaald soort vluchtuitvoering en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 965/2012 (PB L 106 van 24.4.2015, blz. 18, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2015/640/oj).”.”


    BIJLAGE VI

    Bijlage V (deel-SPA) bij Verordening (EU) nr. 965/2012 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    SPA.GEN.100 wordt vervangen door:

    SPA.GEN.100 Bevoegde autoriteit

    a)

    De bevoegde autoriteit voor de afgifte van een specifieke goedkeuring is:

    1)

    voor commerciële exploitanten van vleugelvliegtuigen of helikopters: de autoriteit van de lidstaat waarin de exploitant zijn hoofdvestiging heeft;

    2)

    voor niet-commerciële exploitanten van vleugelvliegtuigen of helikopters: de autoriteit van de lidstaat waarin de exploitant zijn hoofdvestiging heeft, gevestigd is of verblijft;

    3)

    voor IAM-exploitanten van luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen (VCA): de autoriteit van de lidstaat waarin de exploitant zijn hoofdvestiging heeft of verblijft.

    b)

    Niettegenstaande punt a), 2, zijn voor niet-commerciële exploitanten die gebruikmaken van een vleugelvliegtuig dat of helikopter die in een derde land is geregistreerd, de toepasselijke voorschriften van deze bijlage voor de goedkeuring van de volgende vluchtuitvoeringen niet van toepassing indien deze goedkeuring is afgegeven door een derde land van registratie:

    1)

    vluchtuitvoeringen met prestatiegebaseerde navigatie (performance-based navigation, PBN);

    2)

    minimumprestatiespecificaties op het gebied van navigatie (minimum navigation performance specifications, MNPS);

    3)

    vluchtuitvoeringen in een deel van het luchtruim met verminderde verticale separatieminima (reduced vertical separation minima, RVSM);

    4.

    activiteiten bij slecht zicht (LVO’s).”.

    2)

    SPA.MNPS.100 wordt vervangen door:

    SPA.MNPS.100 MNPS-vluchtuitvoeringen

    Vleugelvliegtuigen en helikopters mogen alleen worden gebruikt in een aangewezen luchtruim met minimumprestatiespecificaties op het gebied van navigatie in overeenstemming met regionale aanvullende procedures waarin MNPS zijn vastgesteld, indien de bevoegde autoriteit de exploitant toestemming heeft verleend om dergelijke activiteiten uit te voeren.”.

    3)

    SPA.RVSM.100 wordt vervangen door:

    SPA.RVSM.100 RVSM-vluchtuitvoeringen

    Vleugelvliegtuigen en helikopters mogen alleen worden gebruikt in een aangewezen luchtruim waarin een verminderd verticaal separatieminimum van 300 m (1 000 ft) van toepassing is tussen vliegniveau (FL) 290 tot en met 410 indien de bevoegde autoriteit de exploitant toestemming heeft verleend om dergelijke activiteiten uit te voeren.”.

    4)

    SPA.LVO.100 wordt vervangen door:

    SPA.LVO.100 Slechtzichtvluchten en vluchtuitvoeringen met operationele credits

    Een exploitant van vleugelvliegtuigen of helikopters mag de volgende vluchtuitvoeringen alleen verrichten indien zij door de bevoegde autoriteit zijn goedgekeurd:

    a)

    starts met zichtomstandigheden van minder dan 400 m RVR;

    b)

    instrumentnaderingen onder slechtzichtomstandigheden, en

    c)

    vluchtuitvoeringen met operationele credits, met uitzondering van EFVS 200-vluchtuitvoeringen, waarvoor geen specifieke goedkeuring vereist is.”.

    5)

    SPA.DG.100 wordt vervangen door:

    SPA.DG.100 Vervoer van gevaarlijke goederen

    Tenzij anders bepaald in bijlage IV (Deel-CAT), bijlage VI (Deel-NCC), bijlage VII (Deel-NCO), bijlage VIII (Deel-SPO) en bijlage IX (Deel-IAM) bij deze verordening mag de exploitant alleen gevaarlijke goederen door de lucht vervoeren indien hij is goedgekeurd door de bevoegde autoriteit.”.

    6)

    SPA.EFB.100, punt a), wordt vervangen door:

    “a)

    Een exploitant van commercieel luchtvervoer met vleugelvliegtuigen of helikopters of een IAM-exploitant gebruikt alleen een EFB-toepassing van type B indien hij voor dat gebruik een goedkeuring van de bevoegde autoriteit heeft gekregen.”.

    7)

    Het volgende [Subdeel O] wordt toegevoegd:

    “SUBDEEL O

    MEDISCHE NOODVLUCHTEN MET BEMANDE LUCHTVAARTUIGEN DIE VERTICAAL KUNNEN OPSTIJGEN EN LANDEN (VEMS)

    SPA.VEMS.100 Medische noodvluchten met bemande luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen (VEMS)

    a)

    Een IAM-exploitant mag alleen medische noodvluchten uitvoeren met bemande luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen (VEMS) als de exploitant van de bevoegde autoriteit een goedkeuring heeft gekregen voor dergelijke vluchtuitvoeringen.

    b)

    Om deze goedkeuring van de bevoegde autoriteit te krijgen, moet de IAM-exploitant:

    1)

    houder zijn van een AOC overeenkomstig bijlage III (deel-ORO);

    2)

    vluchtuitvoeringen uitvoeren overeenkomstig de relevante eisen van bijlage IX (deel-IAM), en

    3)

    aan de bevoegde autoriteit aantonen dat de voorschriften van dit subdeel worden nageleefd.

    c)

    De IAM-exploitant gebruikt passende vertiports voor zijn VEMS-vluchtuitvoeringsbasis en ziekenhuislocaties, tenzij de bevoegde autoriteit toestemming heeft gegeven om een locatie van algemeen belang (PIS) op een ziekenhuislocatie te gebruiken.

    d)

    De IAM-exploitant mag geschikte vluchtuitvoeringslocaties gebruiken voor VEMS-missies of VEMS-opleidingsvluchten, rekening houdend met:

    1)

    de prestatie-eisen voor het luchtvaartuig die van toepassing zijn op het opstijgen en landen;

    2)

    kenmerken van de vluchtuitvoeringslocatie, met inbegrip van afmetingen, obstakels en staat van het oppervlak;

    3)

    de veilige scheiding tussen luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen (VCA) en mensen op de grond, en

    4)

    vereisten op het gebied van privacy, gegevensbescherming, aansprakelijkheid, verzekering, beveiliging en milieubescherming.

    SPA.VEMS.110 Uitrustingseisen voor VEMS-vluchtuitvoeringen

    a)

    De installatie van alle speciaal daarvoor bestemde medische apparatuur in een luchtvaartuig dat verticaal kan opstijgen en landen (VCA), evenals alle latere wijzigingen van die installatie, en indien van toepassing het gebruik ervan, dient te worden goedgekeurd in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 748/2012.

    b)

    Voor VFR-vluchten overdag over routes of gebieden waar aan de hand van visuele oriëntatiepunten wordt gevlogen, moet het VCA zijn uitgerust met instrumenten waarmee de eigen positie en obstakels op een bewegende kaart kunnen worden weergegeven. De kaart en hindernissengegevensbank(en) worden up-to-date gehouden.

    c)

    Voor VFR-vluchten overdag wordt het VCA uitgerust met een middel om de stand en de gestabiliseerde koers te meten en aan de piloot weer te geven, of met andere gelijkwaardige instrumenten om de desoriëntatie van de piloot te beperken in geval van verminderde visuele richtpunten.

    d)

    Elk VCA waarmee VEMS-missies worden uitgevoerd, wordt uitgerust met instrumenten met ADS-B-out-capaciteit.

    e)

    De krachtens punt f) vereiste instrumenten en apparatuur moeten worden gecertificeerd overeenkomstig de toepasselijke luchtwaardigheidsvoorschriften.

    f)

    De IAM-exploitant zorgt ervoor dat alle relevante informatie in de minimumuitrustingslijst (MEL) wordt gedocumenteerd.

    SPA.VEMS.115 Communicatie

    Naast de eisen voor instrumenten en apparatuur die van toepassing zijn op VCA in bemande configuratie, moet het voor VEMS-vluchten gebruikte VCA beschikken over communicatieapparatuur waarmee tweewegscommunicatie tot stand kan worden gebracht met de organisatie waarvoor de VEMS-vlucht wordt uitgevoerd en waarmee, indien mogelijk, op de locatie van de vlucht kan worden gecommuniceerd met personeel van noodhulpdiensten op de grond.

    SPA.VEMS.120 Minima inzake zicht en afstand tot wolken

    De minima voor de dispatching en en-routefase van de VEMS-vlucht zijn die welke zijn vastgesteld overeenkomstig SERA.5001. Indien tijdens de en-routefase de weersomstandigheden onder de toepasselijke minima zakken:

    a)

    moeten VCA die alleen voor VFR-vluchten overdag zijn gecertificeerd, zo snel mogelijk landen of terugkeren naar de VEMS-basis;

    b)

    voorbehouden.

    “SPA.VEMS.125 Prestatievereisten voor VEMS-vluchtuitvoeringen

    VCA die voor VEMS-vluchtuitvoeringen worden gebruikt, worden geëxploiteerd overeenkomstig de in UAM.POL.VCA.100 vastgestelde toepasselijke prestatievereisten.

    SPA.VEMS.130 Vereisten inzake bemanning

    a)

    Selectie. De IAM-exploitant stelt criteria vast voor de selectie van de leden van de cockpitbemanning voor VEMS-vluchtuitvoeringen, rekening houdend met de ervaring die zij eerder hebben opgedaan.

    b)

    Operationele opleiding. De bemanningsleden moeten de operationele opleiding met succes hebben voltooid overeenkomstig de in het vluchthandboek beschreven VEMS-procedures.

    c)

    Voorbehouden.

    d)

    Samenstelling van de bemanning

    1)

    Dagvluchten. Bij dispatch voor een VEMS-vlucht onder VFR-voorschriften overdag bestaat de bemanning uit minstens twee piloten of één piloot en één lid van het technisch VEMS-personeel.

    Na de landing op de VEMS-vluchtuitvoeringslocatie mogen daaropvolgende vluchten worden uitgevoerd door één piloot:

    i)

    als er behoefte is aan extra medische benodigdheden, bijtanken/opladen van de batterij of herpositionering, terwijl het lid van het technisch VEMS-personeel medische bijstand verleent op de grond, of

    ii)

    als het lid van het technisch VEMS-personeel medische bijstand verleent aan de patiënt tijdens de vlucht of tijdens het vervoer in een ander voertuig.

    2)

    Voorbehouden.

    3)

    De IAM-exploitant zorgt ervoor dat de continuïteit van het bemanningsconcept gedurende de gehele VEMS-missie wordt gehandhaafd.

    e)

    Opleiding en toetsing van cockpit- en technische bemanning

    1)

    De opleiding en toetsing worden uitgevoerd door voldoende gekwalificeerd personeel overeenkomstig een syllabus die in het vluchthandboek is opgenomen en door de bevoegde autoriteit is goedgekeurd.

    2)

    Bemanningsleden

    i)

    Alle relevante elementen van het bemanningsopleidingsprogramma moeten de kennis van de VEMS-werkomgeving en -uitrusting verbeteren, de coördinatie van de bemanning verbeteren en maatregelen omvatten om de risico’s in verband met een en-route transit naar slechtzichtomstandigheden, de selectie van VEMS-vluchtuitvoeringslocaties en naderings- en vertrekprofielen tot een minimum te beperken.

    ii)

    De in punt i) bedoelde maatregelen worden beoordeeld tijdens:

    A.

    bekwaamheidstests bij zichtweersomstandigheden overdag, en

    B.

    lijntests.

    iii)

    De VEMS-onderdelen van de in punt ii) bedoelde bekwaamheidstests en lijntests hebben een geldigheidsduur van respectievelijk 6 en 12 kalendermaanden.

    SPA.VEMS.135 Briefing van medische passagiers en ander personeel

    a)

    Medische passagiers. Voorafgaand aan een VEMS-vlucht of een reeks VEMS-vluchten dienen medische passagiers te worden gebrieft om ervoor te zorgen dat ze bekend zijn met de VEMS-werkomgeving en -uitrusting, de medische en noodapparatuur aan boord kunnen bedienen en kunnen deelnemen aan normale en noodprocedures voor het aan en van boord gaan.

    b)

    Personeel van noodhulpdiensten op de grond. Wanneer personeel van noodhulpdiensten op de grond wordt ingezet, neemt de IAM-exploitant alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat dit personeel vertrouwd is met de VEMS-werkomgeving en -apparatuur en met de risico’s die verbonden zijn aan grondactiviteiten op een VEMS-vluchtuitvoeringslocatie.

    c)

    Medische patiënten. Onverminderd UAM.OP.MVCA.170 van bijlage IX (deel-IAM) mag alleen een briefing worden gehouden als de medische toestand van de medische patiënt dit praktisch uitvoerbaar maakt.

    SPA.VEMS.140 Informatie, procedures en documentatie

    a)

    De IAM-exploitant moet de risico’s in verband met de VEMS-omgeving beoordelen en tot een minimum beperken in het kader van zijn risicoanalyse- en beheersproces. De IAM-exploitant beschrijft zijn risicobeperkende maatregelen, met inbegrip van de vluchtuitvoeringsprocedures, in het vluchthandboek.

    b)

    De IAM-exploitant zorgt ervoor dat de gezagvoerder (PIC) specifieke risico’s in verband met een bepaalde VEMS-vlucht beoordeelt.

    c)

    Relevante uittreksels uit het vluchthandboek worden ter beschikking gesteld van de organisatie waarvoor de VEMS-vlucht wordt uitgevoerd.

    SPA.VEMS.145 Faciliteiten op de VEMS-vluchtuitvoeringsbasis

    a)

    Indien bemanningsleden paraatheidsdiensten met een reactietijd van minder dan 45 minuten moeten verrichten, dient speciale geschikte accommodatie dicht bij elke VEMS-vluchtuitvoeringsbasis te worden ingericht.

    b)

    Op elke VEMS-vluchtuitvoeringsbasis dient de cockpitbemanning toegang te hebben tot faciliteiten waarmee zij actuele weersinformatie en weersverwachtingen kunnen verkrijgen, alsook passende faciliteiten om te communiceren met de betreffende eenheid van de luchtverkeersdiensten (ATS). Ook voor de planning van alle bijbehorende taken dienen toereikende faciliteiten aanwezig te zijn.

    SPA.VEMS.150 Tanken/leegpompen/batterij laden/batterij wisselen terwijl passagiers aan boord zijn of in- of uitstappen

    Procedures voor het bijtanken/leegpompen/laden of wisselen van de batterij met in- of uitgeschakelde hef- en stuweenheden mogen alleen worden uitgevoerd overeenkomstig UAM.OP.MVCA.200 of UAM.OP.MVCA.205, al naargelang van toepassing.

    SPA.VEMS.155 Systeem voor het traceren van luchtvaartuigen

    De IAM-exploitant zorgt voor het opzetten en onderhouden van een gemonitord systeem voor het traceren van luchtvaartuigen voor VEMS-vluchten tijdens de gehele duur van de VEMS-vlucht.”.


    BIJLAGE VII

    De volgende bijlage IX wordt toegevoegd aan Verordening (EU) nr. 965/2012:

    “BIJLAGE IX

    VLUCHTUITVOERINGEN IN HET KADER VAN INNOVATIEVE LUCHTMOBILITEIT

    (DEEL-IAM)

    SUBDEEL A

    ALGEMENE EISEN

    IAM.GEN.050 Toepassingsgebied

    Deze bijlage is van toepassing op IAM-vluchten met bemande luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen (VCA) overeenkomstig zichtvliegvoorschriften overdag.

    IAM.GEN.055 Bevoegde autoriteit

    De bevoegde autoriteit van de IAM-exploitant is de autoriteit die is aangewezen door de lidstaat waar die exploitant zijn hoofdvestiging of verblijfplaats heeft, of door het Agentschap overeenkomstig artikel 65 van Verordening (EU) 2018/1139.

    SECTIE 1

    Luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen (VCA)

    IAM.GEN.VCA.050 Toepassingsgebied

    Deze sectie bevat algemene eisen voor vluchtuitvoeringen met VCA.

    IAM.GEN.VCA.100 Verantwoordelijkheden van de bemanning

    a)

    Piloten en andere bemanningsleden zijn verantwoordelijk voor de goede uitvoering van hun taken die:

    1)

    verband houden met de veiligheid van het VCA en de inzittenden, en

    2)

    gespecificeerd zijn in het vluchthandboek van de exploitant van het VCA.

    b)

    Piloten en andere bemanningsleden moeten voldoen aan al het volgende:

    1)

    indien nog niet gemeld, moeten zij alle fouten, gebreken, storingen of defecten die volgens hen van invloed kunnen zijn op de luchtwaardigheid of veilige exploitatie van het VCA, met inbegrip van noodsystemen, melden aan de gezagvoerder (PIC);

    2)

    indien nog niet gemeld, moeten zij alle incidenten die de veiligheid van de exploitatie van het VCA in gevaar hebben gebracht of hadden kunnen brengen, melden aan de gezagvoerder (PIC);

    3)

    zij moeten voldoen aan de relevante eisen van het programma voor voorvallenmelding van de exploitant;

    4)

    zij moeten alle toepasselijke beperkingen van vlieg- en diensttijden en alle rustverplichtingen die van toepassing zijn op hun activiteiten, naleven;

    5)

    zij mogen de recorders tijdens de vlucht niet deactiveren of uitschakelen, noch de opnames opzettelijk wissen.

    c)

    Piloten en andere bemanningsleden mogen geen taken uitvoeren in verband met de exploitatie van VCA als zij zich in een van de volgende situaties bevinden:

    1)

    wanneer zij onder invloed verkeren van psychoactieve middelen of wanneer zij onbekwaam zijn om hun werkzaamheden te verrichten wegens verwondingen, vermoeidheid, medicatie, ziekte of soortgelijke redenen;

    2)

    wanneer zij niet voldoen aan de toepasselijke medische voorschriften;

    3)

    wanneer zij twijfelen of zij in staat zijn de hun opgedragen taken te vervullen;

    4)

    wanneer zij weten of vermoeden dat zij aan vermoeidheid lijden als bedoeld in punt 7.5 van bijlage V bij Verordening (EU) 2018/1139 of zich anderszins zodanig ongeschikt voelen dat de veiligheid van de vlucht in gevaar kan komen.

    IAM.GEN.VCA.105 Verantwoordelijkheden van de gezagvoerder (PIC)

    a)

    Behalve aan punt IAM.GEN.VCA.100 voldoet de PIC, zodra hij de commandofuncties op het toegewezen station op zich neemt en totdat hij de commandofuncties overdraagt of het toegewezen station aan het einde van de vlucht verlaat, ook aan al het volgende:

    1)

    hij is verantwoordelijk voor de veiligheid van alle bemanningsleden, passagiers en vracht aan boord van het VCA;

    2)

    hij is verantwoordelijk voor de werking en veiligheid van het VCA wanneer de hef- en stuwkrachteenheden zijn ingeschakeld;

    3)

    hij is verantwoordelijk voor het beginnen, voortzetten, beëindigen of omleiden van een vlucht om veiligheidsredenen;

    4)

    hij heeft de bevoegdheid om alle bevelen te geven en alle passende maatregelen te nemen om de veiligheid van het VCA en van de personen en/of eigendommen die erin worden vervoerd, te waarborgen;

    5)

    hij zorgt ervoor dat alle passagiers ingelicht worden over de plaats van de nooduitgangen en de plaats en het gebruik van de relevante veiligheids- en noodvoorzieningen, voor zover van toepassing;

    6)

    hij ziet erop toe dat aan alle passagiers wordt meegedeeld wanneer en hoe zij tijdens de vlucht met het (de) cockpitbemanningslid (leden) moeten communiceren;

    7)

    hij zorgt ervoor dat alle vluchtuitvoeringsprocedures en checklists worden nageleefd overeenkomstig het vluchthandboek van de exploitant van het VCA;

    8)

    hij mag niet toestaan dat een bemanningslid werkzaamheden verricht tijdens kritieke fasen van de vlucht, behalve werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor de veilige uitvoering van de vlucht met het VCA;

    9)

    hij zorgt ervoor dat de recorders tijdens de vlucht niet worden gedeactiveerd of uitgeschakeld en dat de opnames niet opzettelijk worden gewist;

    10)

    hij beslist of een VCA dat gebreken vertoond, kan worden aanvaard overeenkomstig de configuratieafwijkingslijst (CDL) of de minimumuitrustingslijst (MEL) en het technisch logboek van het VCA;

    11)

    hij zorgt ervoor dat de aan de vlucht voorafgaande inspectie is uitgevoerd in overeenstemming met de toepasselijke voorschriften inzake permanente luchtwaardigheid;

    12)

    hij vergewist zich ervan dat de relevante nooduitrusting gemakkelijk toegankelijk blijft, zodat ze direct inzetbaar is;

    13)

    aan het einde van de vlucht registreert hij, in overeenstemming met de eisen van het registratiesysteem voor permanente luchtwaardigheid, de gebruiksgegevens en alle bekende of vermoede defecten van het VCA, teneinde de vliegveiligheid te kunnen blijven garanderen.

    b)

    De gezagvoerder dient, in een noodsituatie waarbij onmiddellijk beslissen en handelen vereist is, alles te doen wat hij nodig acht onder die omstandigheden. Daarbij mag de gezagvoerder, in het belang van de veiligheid, afwijken van de regels, vluchtuitvoeringsprocedures en methoden.

    c)

    De gezagvoerder meldt zo snel mogelijk aan de passende eenheid voor luchtverkeersdiensten (ATS) alle tijdens de vlucht ervaren gevaarlijke weers- of vliegomstandigheden die de veiligheid van andere vluchtuitvoeringen met VCA in gevaar kunnen brengen.

    IAM.GEN.VCA.110 Autoriteit van de gezagvoerder

    De IAM-exploitant treft alle redelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat alle personen die aan boord zijn van het VCA, gehoor geven aan alle rechtmatige bevelen die de gezagvoerder geeft om de veiligheid van het VCA en van de daarin vervoerde personen of eigendommen te waarborgen.

    IAM.GEN.VCA.120 Gemeenschappelijke taal

    De IAM-exploitant ziet erop toe dat alle bemanningsleden met elkaar kunnen communiceren in een gemeenschappelijke taal.

    IAM.GEN.VCA.130 Inschakelen van de hef- en stuwkrachteenheden

    De hef- en stuwkrachteenheden van het VCA mogen voor de vlucht alleen worden ingeschakeld door een gekwalificeerde piloot aan de bedieningsorganen van het VCA.

    IAM.GEN.VCA.140 Draagbare elektronische apparaten (PED’s)

    De IAM-exploitant mag niet toestaan dat iemand aan boord van een luchtvaartuig gebruik maakt van een PED dat de werking van de systemen en apparatuur van het VCA nadelig kan beïnvloeden en neemt alle redelijke maatregelen om dergelijk gebruik te voorkomen.

    IAM.GEN.VCA.141 Gebruik van electronic flight bags (EFB’s)

    a)

    Wanneer aan boord van een luchtvaartuig een EFB wordt gebruikt, ziet de IAM-exploitant erop toe dat dit geen negatieve impact heeft op de prestaties van de systemen of uitrusting van het VCA of op het vermogen van de cockpitbemanning om het VCA te besturen.

    b)

    De IAM-exploitant gebruikt geen EFB-toepassing type B, tenzij die is goedgekeurd overeenkomstig subdeel M van bijlage V (Deel-SPA).

    IAM.GEN.VCA.145 Informatie over nood- en overlevingsuitrusting aan boord van VCA

    De IAM-exploitant dient te allen tijde te beschikken over lijsten met informatie over de nood- en overlevingsuitrusting aan boord van al zijn VCA, welke onmiddellijk kunnen worden meegedeeld aan reddingscoördinatiecentra.

    IAM.GEN.VCA.155 Vervoer van oorlogswapens en -munitie

    De IAM-exploitant aanvaardt geen oorlogswapens of -munitie voor vervoer door de lucht in VCA.

    IAM.GEN.VCA.160 Vervoer van sportwapens en -munitie

    a)

    De IAM-exploitant aanvaardt geen sportwapens voor vervoer door de lucht in het VCA, tenzij:

    1)

    zij in het VCA kunnen worden opgeborgen op een plaats die tijdens de vlucht niet toegankelijk is voor passagiers, en

    2)

    de sportwapens worden ontladen en alle munitie gescheiden wordt vervoerd.

    IAM.GEN.VCA.165 Methode voor het vervoer van personen

    De IAM-exploitant neemt alle redelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat niemand zich tijdens de vlucht van het VCA in een deel bevindt dat niet is ontworpen of aangewezen voor personen, behalve wanneer een persoon een actie onderneemt die noodzakelijk is voor de veiligheid van het VCA of van personen, dieren of goederen die in het VCA worden vervoerd.

    IAM.GEN.VCA.170 Psychoactieve stoffen

    a)

    De exploitant dient alle redelijke maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat niemand zich in een VCA begeeft of bevindt die zodanig onder invloed van psychoactieve stoffen verkeert dat de veiligheid van het VCA en de inzittenden waarschijnlijk in gevaar zal komen.

    b)

    De IAM-exploitant ontwikkelt en implementeert een objectief, transparant en niet-discriminerend beleid en een objectieve, transparante en niet-discriminerende procedure voor de preventie en opsporing van misbruik van psychoactieve stoffen door de piloten en andere veiligheidsgevoelige personeelsleden die onder de directe controle van de IAM-exploitant staan, om ervoor te zorgen dat de veiligheid van het VCA en de inzittenden niet in gevaar wordt gebracht.

    c)

    Indien piloten of andere veiligheidsgevoelige personeelsleden positief hebben getest op psychoactieve stoffen, stelt de IAM-exploitant zijn bevoegde autoriteit en de autoriteit die verantwoordelijk is voor de piloten en het desbetreffende personeel daarvan in kennis.

    IAM.GEN.VCA.175 In gevaar brengen van de veiligheid

    a)

    De IAM-exploitant dient alle redelijke maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat niemand zodanig roekeloos, intentioneel of onachtzaam handelt of nalaat te handelen dat:

    1)

    de veiligheid van het VCA of de inzittenden in gevaar wordt gebracht, of

    2)

    het VCA personen of eigendommen in gevaar brengt of kan brengen.

    b)

    De IAM-exploitant zorgt ervoor dat piloten een psychologische beoordeling ondergaan alvorens te beginnen met vluchtuitvoeringen, teneinde:

    1)

    de psychologische eigenschappen en geschiktheid van de piloten voor hun werkomgeving te identificeren, en

    2)

    de kans te verminderen dat piloten de veilige vluchtuitvoering met het VCA negatief beïnvloeden.

    IAM.GEN.VCA.176 Pilotenondersteuningsprogramma

    a)

    De IAM-exploitant zorgt voor gemakkelijke toegang tot een proactief en niet-bestraffend ondersteuningsprogramma dat de piloten helpt bij het herkennen, bestrijden en overwinnen van problemen die hun vermogen kunnen aantasten om de aan hun vergunning verbonden rechten veilig uit te oefenen.

    b)

    Onverminderd het toepasselijke Unierecht inzake de bescherming van individuen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, is de bescherming van de vertrouwelijkheid van persoonsgegevens een voorwaarde voor een doeltreffend pilotenondersteuningsprogramma.

    IAM.GEN.VCA.185 Informatie die op de grond moet worden bewaard

    a)

    De IAM-exploitant zorgt ervoor dat voor de duur van elke vlucht of reeks vluchten, informatie die relevant is voor de vlucht of reeks vluchten en passend is voor het type vluchtuitvoering:

    1)

    op de grond wordt bewaard, en

    2)

    wordt bijgehouden totdat zij is gedupliceerd op de plaats waar ze wordt opgeslagen; of, indien dit in de praktijk niet uitvoerbaar is,

    3)

    wordt meegenomen in een brandbestendige houder in het VCA.

    b)

    De in punt a) bedoelde informatie omvat al het volgende:

    1)

    een kopie van het vluchtuitvoeringsplan;

    2)

    kopieën van het (de) relevante deel (delen) van de gegevens betreffende de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig;

    3)

    routespecifieke NOTAM-documentatie indien de IAM-exploitant hierin wijzigingen heeft aangebracht;

    4)

    massa- en zwaartepuntsdocumentatie;

    5)

    melding van speciale ladingen.

    IAM.GEN.VCA.190 Verstrekking van documentatie en gegevens

    Binnen een redelijke termijn nadat hij daartoe verzocht is door een persoon die door een autoriteit is gemachtigd, verstrekt de PIC die persoon de documentatie die aan boord moet worden meegenomen, op papier of in digitaal formaat.

    IAM.GEN.VCA.195 Bewaren, produceren, beschermen en gebruiken van recorderopnames

    a)

    Na een ongeval, een ernstig incident of een voorval dat door de onderzoekende autoriteit is vastgesteld, bewaart de IAM-exploitant de oorspronkelijke geregistreerde gegevens van de recorder, die overeenkomstig subdeel D van deze bijlage in de VCA is meegenomen, gedurende een periode van 60 dagen of totdat de onderzoekende autoriteit anderszins opdracht geeft.

    b)

    De IAM-exploitant voert operationele controles en evaluaties van de opnames uit om de blijvende goede werking van de recorder te garanderen.

    c)

    De IAM-exploitant zorgt ervoor dat de opnames van vluchtparameters die op een recorder moeten worden geregistreerd, worden bewaard. Voor het testen en onderhouden van de recorder mag tot 1 uur van het oudste geregistreerde materiaal op het moment van de test worden gewist.

    d)

    De IAM-exploitant bewaart en actualiseert de documentatie die informatie bevat waarmee ruwe vluchtgegevens kunnen worden omgezet in parameters die in technische eenheden worden uitgedrukt.

    e)

    De IAM-exploitant stelt alle bewaard gebleven recorderopnames beschikbaar, indien dit door de bevoegde autoriteit is vastgesteld.

    f)

    Onverminderd Verordening (EU) nr. 996/2010 (*1) en Verordening (EU) 2016/679 (*2):

    1)

    behalve om de goede werking van een recorder te waarborgen, mogen geluidsopnames alleen openbaar worden gemaakt of gebruikt wanneer alle volgende voorwaarden zijn vervuld:

    i)

    er bestaat een procedure voor de behandeling van dergelijke geluidsopnames en de transcriptie daarvan;

    ii)

    alle piloten en leden van het onderhoudspersoneel hebben vooraf toestemming gegeven;

    iii)

    dergelijke geluidsopnames worden alleen gebruikt voor de instandhouding of verbetering van de veiligheid;

    2)

    bij het inspecteren van de geluidsopnames van een recorder om de goede werking van die recorder te waarborgen, beschermt de IAM-exploitant de privacy van die geluidsopnames en ziet hij erop toe dat deze niet worden vrijgegeven of gebruikt voor andere doeleinden dan het waarborgen van de goede werking van de recorder;

    3)

    vluchtparameters die door een recorder zijn geregistreerd, worden niet gebruikt voor andere doeleinden dan het onderzoeken van een ongeval of incident dat verplicht moet worden gerapporteerd, tenzij die opnames aan een van de volgende voorwaarden voldoen:

    i)

    ze worden door de IAM-exploitant uitsluitend gebruikt voor luchtwaardigheids- of onderhoudsdoeleinden;

    ii)

    ze zijn niet-identificeerbaar gemaakt;

    iii)

    ze worden openbaar gemaakt volgens specifieke beveiligingsprocedures;

    4)

    behalve om de goede werking van een recorder te waarborgen, mogen beeldopnames van de cockpit alleen openbaar worden gemaakt of gebruikt wanneer alle volgende voorwaarden zijn vervuld:

    i)

    er bestaat een procedure voor de behandeling van dergelijke beeldopnames;

    ii)

    alle piloten en leden van het onderhoudspersoneel hebben vooraf toestemming gegeven;

    iii)

    dergelijke beeldopnames worden alleen gebruikt voor de instandhouding of verbetering van de veiligheid;

    5)

    beelden van de cockpit die zijn geregistreerd door een recorder worden, wanneer ze worden geïnspecteerd om de goede werking van die recorder te waarborgen:

    i)

    niet openbaar gemaakt of gebruikt voor andere doeleinden dan het waarborgen van de goede werking van de recorder;

    ii)

    als lichaamsdelen van piloten of passagiers waarschijnlijk zichtbaar zullen zijn op de beelden, dan garandeert de exploitant de privacy van die beelden.

    IAM.GEN.VCA.200 Vervoer van gevaarlijke goederen met een specifieke erkenning

    a)

    Het vervoer van gevaarlijke goederen door de lucht geschiedt ten minste overeenkomstig bijlage 18 bij het Verdrag van Chicago en de toepasselijke technische instructies (TI).

    b)

    De IAM-exploitant wordt erkend voor het vervoer van gevaarlijke goederen door de lucht als vracht overeenkomstig subdeel G van bijlage V (deel-SPA).

    c)

    De IAM-exploitant stelt procedures op om te waarborgen dat alle redelijke maatregelen zijn getroffen om te voorkomen dat niet-gedeclareerde of verkeerd gedeclareerde gevaarlijke goederen onbedoeld aan boord worden vervoerd.

    d)

    De IAM-exploitant zorgt ervoor dat alle personeelsleden, met inbegrip van personeelsleden van derden, die betrokken zijn bij het aanvaarden, behandelen, laden en lossen van vracht op de hoogte worden gebracht van de operationele erkenning en beperkingen van de exploitant met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke goederen door de lucht, en de nodige informatie krijgen om hun verantwoordelijkheden uit te voeren, zoals vereist uit hoofde van de TI.

    e)

    De IAM-exploitant zorgt er, in overeenstemming met de TI, voor dat passagiers informatie krijgen over het vervoer van gevaarlijke goederen aan boord.

    f)

    De IAM-exploitant meldt, in overeenstemming met de TI, het volgende onverwijld aan de bevoegde autoriteit en de passende autoriteit van het land waar het zich heeft voorgedaan:

    1)

    alle ongevallen of incidenten met gevaarlijke goederen;

    2)

    de ontdekking van niet-gedeclareerde of verkeerd gedeclareerde gevaarlijke goederen in vracht of post, of

    3)

    de ontdekking van gevaarlijke goederen die door passagiers of bemanningsleden, of in hun bagage, worden vervoerd, indien niet in overeenstemming met deel 8 van de TI.

    g)

    De IAM-exploitant zorgt ervoor dat kennisgevingen met informatie over het vervoer van gevaarlijke goederen worden verstrekt op ontvangstpunten van vracht, zoals voorgeschreven in de TI.

    IAM.GEN.VCA.205 Vervoer van gevaarlijke goederen zonder een specifieke erkenning

    a)

    Het vervoer van gevaarlijke goederen door de lucht geschiedt ten minste overeenkomstig bijlage 18 bij het Verdrag van Chicago en de toepasselijke TI.

    b)

    Gevaarlijke goederen worden door exploitanten aan boord van het VCA vervoerd zonder de krachtens subdeel G van bijlage V (Deel-SPA) vereiste specifieke erkenning indien:

    1)

    zij, overeenkomstig deel 1 van de TI, niet onder de TI vallen, of

    2)

    zij worden vervoerd door passagiers of bemanningsleden of in bagage, overeenkomstig deel 8 van de TI.

    c)

    IAM-exploitanten die niet zijn erkend overeenkomstig subdeel G van bijlage V (Deel-SPA), moeten een opleidingsprogramma voor gevaarlijke goederen opstellen dat voldoet aan de eisen van bijlage 18 bij het Verdrag van Chicago en de toepasselijke TI.

    d)

    De IAM-exploitant zorgt ervoor dat passagiers overeenkomstig de TI informatie krijgen over het vervoer van gevaarlijke goederen.

    e)

    De IAM-exploitant stelt procedures op om te waarborgen dat alle redelijke maatregelen zijn getroffen om te voorkomen dat niet-gedeclareerde gevaarlijke goederen onbedoeld aan boord worden vervoerd.

    f)

    De IAM-exploitant meldt, overeenkomstig de TI, het volgende onverwijld aan de bevoegde autoriteit en de passende autoriteit van het land waar het zich heeft voorgedaan:

    1)

    alle ongevallen of incidenten met gevaarlijke goederen;

    2)

    de ontdekking van niet-gedeclareerde gevaarlijke goederen in vracht of post, of

    3)

    de ontdekking van gevaarlijke goederen die door passagiers of bemanningsleden of in hun bagage worden vervoerd, indien niet in overeenstemming met deel 8 van de TI.

    SECTIE 2

    Bemande luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen (MVCA)

    IAM.GEN.MVCA.050 Toepassingsgebied

    In deze sectie zijn aanvullende eisen vastgesteld voor IAM-vluchtuitvoeringen met bemande luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen (MVCA).

    IAM.GEN.MVCA.135 Toegang tot de cockpit

    a)

    De IAM-exploitant ziet erop toe dat, behalve de voor de vlucht aangewezen piloot, niemand in de cockpit wordt toegelaten of vervoerd tenzij die persoon:

    1)

    tot de dienstdoende bemanning behoort;

    2)

    een vertegenwoordiger van de bevoegde autoriteit of de inspecterende autoriteit is, indien dit vereist is voor de uitvoering van hun officiële taken, of

    3)

    toegelaten is door en vervoerd wordt overeenkomstig het vluchthandboek van de exploitant.

    b)

    De gezagvoerder ziet erop toe dat:

    1)

    toegang tot de cockpit de aandacht niet afleidt of de uitvoering van de vlucht niet belemmert, en

    2)

    alle personen die in de cockpit worden vervoerd, op de hoogte worden gesteld van de geldende veiligheidsprocedures.

    c)

    De gezagvoerder neemt het uiteindelijke besluit over de toegang tot de cockpit van het VCA.

    IAM.GEN.MVCA.180 Documenten, handleidingen en informatie die aan boord van elke vlucht moeten worden meegenomen

    a)

    De volgende documenten, handleidingen en informatie, op papier of in digitaal formaat, worden bij elke vlucht met een VCA meegenomen en moeten gemakkelijk toegankelijk zijn voor inspectiedoeleinden:

    1)

    het vlieghandboek of (een) gelijkwaardig(e) document(en);

    2)

    het originele certificaat van registratie van het luchtvaartuig;

    3)

    het oorspronkelijke certificaat van luchtwaardigheid;

    4)

    het geluidscertificaat, inclusief een vertaling in het Engels indien die is verstrekt door de voor de afgifte van het geluidscertificaat verantwoordelijke autoriteit;

    5)

    een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van het air operator certificate (AOC), met inbegrip van een vertaling in het Engels indien het AOC in een andere taal is afgegeven;

    6)

    de vluchtuitvoeringsspecificaties die verband houden met het soort luchtvaartuig en die met het AOC zijn afgegeven, met inbegrip van een vertaling in het Engels indien de vluchtuitvoeringsspecificaties in een andere taal zijn afgegeven;

    7)

    de originele zendmachtiging van het luchtvaartuig, voor zover van toepassing;

    8)

    het certificaat (de certificaten) van de wettelijke aansprakelijkheidsverzekering;

    9)

    het journaal of gelijkwaardig document voor het luchtvaartuig;

    10)

    de gegevens betreffende de permanente luchtwaardigheid, voor zover van toepassing;

    11)

    nadere gegevens over het ingediende ATS-vliegplan, indien van toepassing;

    12)

    actuele en geschikte luchtvaartkaarten voor de route van de voorgestelde vlucht en alle routes waarnaar de vlucht, naar redelijke verwachting, kan worden omgeleid;

    13)

    procedures en informatie over visuele signalen voor gebruik door onderscheppende en onderschepte luchtvaartuigen;

    14)

    informatie over opsporings- en reddingsdiensten voor het gebied van de voorgenomen vlucht, die gemakkelijk toegankelijk moet zijn in het luchtvaartuig;

    15)

    de huidige delen van het vluchthandboek die relevant zijn voor de taken van de piloten, die gemakkelijk toegankelijk moeten zijn voor die piloten;

    16)

    de MEL;

    17)

    kennisgevingen aan luchtvarenden (NOTAM’s) en voorlichtingsdocumenten van de luchtvaartinlichtingendienst (AIS);

    18)

    relevante meteorologische informatie;

    19)

    vracht- en/of passagierslijsten;

    20)

    massa- en zwaartepuntsdocumentatie;

    21)

    het vluchtuitvoeringsplan, indien vereist;

    22)

    kennisgeving van speciale categorieën passagiers, indien van toepassing, en

    23)

    alle andere documentatie die betrekking heeft op de vlucht of vereist is door de landen die bij de vlucht zijn betrokken.

    b)

    De op elke vlucht meegenomen documenten, handboeken en informatie moeten toegankelijk zijn voor bevoegde personen, en bruikbaar en betrouwbaar zijn.

    c)

    Onverminderd punt a) mag de vlucht bij verlies of diefstal van de in punt a), 2 tot en met 8, gespecificeerde documenten worden voortgezet tot de bestemming of een plaats waar vervangingsdocumenten kunnen worden verstrekt, is bereikt.

    IAM.GEN.MVCA.181 Documenten en informatie die niet aan boord mogen worden meegenomen

    a)

    Onverminderd IAM.GEN.MVCA.180 mogen de volgende documenten en informatie voor IAM-vluchten volgens zichtvliegvoorschriften overdag, die binnen 24 uur opstijgen en landen op dezelfde vertiport of binnen een in het vluchthandboek vermeld plaatselijk gebied blijven, in de vertiport worden bewaard in plaats van op elke vlucht te worden meegenomen:

    1)

    geluidscertificaat;

    2)

    zendmachtiging van het luchtvaartuig;

    3)

    journaal of gelijkwaardig;

    4)

    gegevens over het beheer van de permanente luchtwaardigheid;

    5)

    kennisgevingen aan luchtvarenden (NOTAM’s) en voorlichtingsdocumenten van de luchtvaartinlichtingendienst (AIS);

    6)

    meteorologische informatie;

    7)

    kennisgeving van speciale categorieën passagiers, indien van toepassing, en

    8)

    massa- en zwaartepuntsdocumentatie.

    SUBDEEL B

    VLUCHTUITVOERINGSPROCEDURES

    SECTIE 1

    Luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen

    UAM.OP.VCA.050 Toepassingsgebied

    In deze sectie zijn de eisen vastgesteld voor IAM-vluchtuitvoeringen met luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen (VCA).

    UAM.OP.VCA.101 Controle en instellingen van de hoogtemeter

    a)

    De IAM-exploitant stelt vóór elk vertrek procedures vast voor de controle van de hoogtemeter.

    b)

    De IAM-exploitant stelt voor alle fasen van de vlucht procedures vast voor de instellingen van de hoogtemeter, rekening houdend met de procedures die zijn vastgesteld door de staat van de vertiport of, indien van toepassing, de staat van het luchtruim waarin wordt gevlogen.

    UAM.OP.VCA.125 Taxiën en grondbewegingen

    a)

    De IAM-exploitant stelt standaard- en noodprocedures vast voor het taxiën van VCA (in de lucht en op de grond) en voor bewegingen van VCA op de grond, teneinde de veilige exploitatie van VCA in de vertiport of op de uitwijklocatie of VEMS-vluchtuitvoeringslocatie te waarborgen. De IAM-exploitant houdt met name rekening met het risico op een botsing tussen een taxiënd VCA of een VCA dat wordt verplaatst en een ander luchtvaartuig of andere voorwerpen, alsook met het risico op verwondingen voor grondpersoneel. De procedures van de IAM-exploitant worden gecoördineerd met de exploitant van de vertiport, de uitwijklocatie of de vluchtuitvoeringslocatie, naargelang het geval.

    b)

    Het taxiën van een VCA op het bewegingsgebied van een vertiport of op een uitwijklocatie of VEMS-vluchtuitvoeringslocatie gebeurt door:

    1)

    een voldoende gekwalificeerde piloot, die zich aan de bedieningsinstrumenten van het VCA bevindt, of

    2)

    in het geval van taxiën op de grond zonder passagiers voor een ander doel dan opstijgen, een door de IAM-exploitant aangewezen persoon die zich aan de bedieningsinstrumenten van het VCA bevindt, nadat deze persoon een passende opleiding en passende instructies heeft gekregen.

    c)

    De IAM-exploitant zorgt ervoor dat de grondbewegingen van een VCA op het bewegingsgebied van een vertiport of op een uitwijklocatie of VEMS-vluchtuitvoeringslocatie worden uitgevoerd door of onder toezicht staan van personeel dat een passende opleiding en passende instructies heeft gekregen.

    UAM.OP.VCA.130 Procedures ter beperking van geluidshinder

    a)

    Bij de opstelling van vluchtuitvoeringsprocedures houdt de IAM-exploitant rekening met de noodzaak om het effect van geluid tot een minimum te beperken en met eventuele gepubliceerde procedures ter beperking van geluidshinder.

    b)

    De procedures van de IAM-exploitant moeten:

    1)

    waarborgen dat veiligheid voorrang heeft op de beperking van geluidshinder, en

    2)

    eenvoudig en veilig toepasbaar zijn zonder de werklast van de cockpitbemanning tijdens kritieke fasen van de vlucht significant te verhogen.

    UAM.OP.VCA.135 Routes en vluchtuitvoeringsgebieden

    a)

    De IAM-exploitant dient ervoor te zorgen dat vluchtuitvoeringen alleen plaatsvinden langs routes en in gebieden waarvoor het volgende geldt:

    1)

    er zijn in de ruimte gestationeerde faciliteiten, op de grond gestationeerde faciliteiten en diensten en meteorologische diensten beschikbaar die passend zijn voor de geplande vluchtuitvoering;

    2)

    er zijn passende vertiports, uitwijklocaties of VEMS-vluchtuitvoeringslocaties beschikbaar die het mogelijk maken een landing uit te voeren in het geval van een voor de prestaties kritieke storing (CFP) van het VCA;

    3)

    de prestaties van het VCA volstaan om te voldoen aan de eisen inzake minimumvlieghoogte;

    4)

    de uitrusting van het VCA voldoet aan de minimumeisen voor de geplande vluchtuitvoering, en

    5)

    er zijn passende kaarten en grafieken beschikbaar.

    b)

    De IAM-exploitant dient ervoor te zorgen dat vluchtuitvoeringen plaatsvinden in overeenstemming met alle door de bevoegde autoriteit opgelegde beperkingen met betrekking tot de routes en vluchtuitvoeringsgebieden.

    UAM.OP.VCA.145 Vaststelling van minimumvlieghoogten

    a)

    Voor alle te vliegen routesegmenten stelt de IAM-exploitant het volgende vast:

    1)

    minimumvlieghoogten die zorgen voor de vereiste verticale afstand tot het terrein en hindernissen, rekening houdend met de relevante eisen van subdeel C van deze bijlage en de minima die zijn vastgesteld door het land waar de vlucht plaatsvindt, en

    2)

    een methode voor de piloot om de in punt 1 bedoelde hoogten te bepalen.

    b)

    De methode voor het vaststellen van de minimumvlieghoogten dient te worden goedgekeurd door de bevoegde autoriteit.

    c)

    Als de minimumvlieghoogten die zijn vastgesteld door de IAM-exploitant en het land waar de vlucht plaatsvindt, verschillen, zijn de hogere waarden van toepassing.

    UAM.OP.VCA.190 Brandstof-/energieplan — algemeen

    a)

    De IAM-exploitant dient een brandstof-/energieplan vast te stellen, toe te passen en in stand te houden dat beleid en procedures omvat voor:

    1)

    de planning van brandstof/energie en herplanning van brandstof/energie tijdens de vlucht;

    2)

    de selectie van vertiports, uitwijklocaties of VEMS-vluchtuitvoeringslocaties, en

    3)

    het brandstof-/energiebeheer tijdens de vlucht.

    b)

    Het brandstof-/energieplan moet:

    1)

    geschikt zijn voor de beoogde vluchtuitvoering, en

    2)

    overeenstemmen met de capaciteit van de IAM-exploitant om de uitvoering ervan te ondersteunen.

    c)

    Het brandstof-/energieplan wordt opgenomen in het vluchthandboek.

    d)

    Het brandstof-/energieplan en alle wijzigingen daarvan moeten vooraf worden goedgekeurd door de bevoegde autoriteit.

    UAM.OP.VCA.191 Brandstof-/energieplan — planning van brandstof/energie en herplanning van brandstof/energie tijdens de vlucht

    De IAM-exploitant waarborgt dat:

    a)

    het VCA een toereikende hoeveelheid bruikbare brandstof/energie en reserves aan boord heeft om de geplande vlucht en eventuele afwijkingen van de geplande vlucht veilig te kunnen uitvoeren;

    b)

    de geplande hoeveelheid bruikbare brandstof/energie voor de geplande vlucht is gebaseerd op alle volgende elementen:

    1)

    in het vlieghandboek verstrekte brandstof-/energieverbruiksgegevens of actuele vliegtuigspecifieke gegevens die zijn afgeleid van een monitoringsysteem voor het brandstof-/energieverbruik;

    2)

    de omstandigheden waaronder de vlucht zal worden uitgevoerd, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:

    i)

    prestaties die vereist zijn voor de geplande vlucht naar de bestemming, met inbegrip van vertiports, uitwijklocaties of vluchtuitvoeringslocaties, geselecteerd langs de route;

    ii)

    de verwachte massa’s;

    iii)

    NOTAM’s;

    iv)

    de verwachte weersomstandigheden;

    v)

    de gevolgen van uitgestelde onderhoudsverrichtingen in overeenstemming met de MEL van de IAM-exploitant en/of van configuratieafwijkingen in overeenstemming met de configuratieafwijkingslijst (CDL) van de IAM-exploitant;

    vi)

    de verwachte vertrek- en aankomstroute en verwachte vertragingen;

    3)

    de efficiëntie en capaciteit van energieopslagvoorzieningen voor de geplande vluchtuitvoeringsomstandigheden, rekening houdend met de verslechtering van die energieopslagvoorzieningen, voor zover van toepassing;

    c)

    de aan de vlucht voorafgaande berekening van de bruikbare brandstof/energie en reserves voor een vlucht het volgende omvat:

    1)

    de taxibrandstof/-energie, die niet minder mag zijn dan de hoeveelheid die naar verwachting vóór het opstijgen zal worden gebruikt;

    2)

    de brandstof/energie voor de vlucht, zijnde de hoeveelheid brandstof/energie die nodig is om het luchtvaartuig in staat te stellen te vliegen vanaf het opstijgen, of vanaf het punt van de herplanning tijdens de vlucht, tot de landing op de vertiport van bestemming, de uitwijklocatie of de vluchtuitvoeringslocatie, rekening houdend met de bedrijfsomstandigheden van punt b), 2;

    3)

    de brandstof/energie voor onvoorziene omstandigheden, zijnde de brandstof/energie die vereist is ter compensatie van onvoorziene factoren die van invloed kunnen zijn op het brandstof-/energieverbruik tot de vertiport, de uitwijklocatie of de vluchtuitvoeringslocatie van bestemming;

    4)

    de eindreservebrandstof/energie, die wordt bepaald op basis van alle volgende elementen:

    i)

    een representatieve tijd in het vlieghandboek om een doorstart uit te voeren vanaf een landingsbeslissingspunt (LDP) en terug naar dat LDP, rekening houdend met de gecertificeerde minimumprestaties (CMP) van het VCA;

    ii)

    conservatieve omgevingsomstandigheden vanuit het oogpunt van brandstof-/energieverbruik;

    iii)

    een passende configuratie/snelheid om de doorstart- en naderingsprocedures uit te voeren;

    iv)

    een conservatief brandstof-/energieverbruik;

    5)

    aanvullende brandstof/energie, zijnde de hoeveelheid brandstof/energie om het VCA in staat te stellen een veilige landing uit te voeren op een vertiport, uitwijklocatie of vluchtuitvoeringslocatie, geselecteerd langs de route, rekening houdend met de CMP van het VCA op elk punt van de route; deze aanvullende brandstof/energie is alleen vereist als de hoeveelheid brandstof/energie die is berekend overeenkomstig punt c), 2 en 3, niet volstaat voor een dergelijk geval;

    6)

    extra brandstof/energie om rekening te houden met verwachte vertragingen of specifieke vluchtuitvoeringsbeperkingen, en

    7)

    discretionaire brandstof/energie, indien vereist door de PIC;

    d)

    als een vlucht moet voortvliegen langs een andere route of naar een andere vertiport, uitwijklocatie of vluchtuitvoeringslocatie dan oorspronkelijk was gepland, de procedures voor herplanning tijdens de vlucht voor de berekening van de vereiste bruikbare brandstof/energie de procedures omvatten als bedoeld in punt b), 2, en punt c), 2 tot en met 6.

    UAM.OP.VCA.195 Brandstof-/energieplan — brandstof-/energiebeheer tijdens de vlucht

    a)

    De IAM-exploitant dient beleid en procedures vast te stellen om ervoor te zorgen dat tijdens de vlucht brandstof-/energiecontroles en brandstof-/energiebeheer plaatsvinden.

    b)

    De PIC monitort de resterende hoeveelheid bruikbare brandstof/energie in het VCA om ervoor te zorgen dat deze wordt beschermd en niet minder is dan de brandstof/energie die nodig is om door te gaan naar de gekozen vertiport, uitwijklocatie of VEMS-vluchtuitvoeringslocatie van bestemming waar een veilige landing kan worden uitgevoerd.

    c)

    Wanneer een wijziging van de klaring om door te gaan naar een specifieke vertiport, uitwijklocatie of VEMS-vluchtuitvoeringslocatie waar de PIC voornemens was te landen, kan leiden tot een landing met minder dan de geplande eindreservebrandstof/-energie, stellen zij de luchtverkeersleiding (ATC) in kennis van een “minimale brandstof-/energietoestand” door melding te maken van “MINIMUM FUEL”.

    d)

    De PIC meldt een “brandstof-/energienoodtoestand” door “MAYDAY MAYDAY MAYDAY FUEL” uit te zenden als de bruikbare brandstof/energie die volgens de berekening beschikbaar is om te landen op de dichtstbijzijnde vertiport, uitwijklocatie of VEMS-vluchtuitvoeringslocatie waar een veilige landing kan worden uitgevoerd, minder is dan de geplande eindreservebrandstof/-energie.

    UAM.OP.VCA.210 Piloten op de hun toegewezen posten

    a)

    Tijdens het opstijgen en landen moet de piloot zich op de hem toegewezen post bevinden.

    b)

    Tijdens alle andere vluchtfasen moet de dienstdoende piloot op de hem toegewezen post blijven, tenzij zijn afwezigheid noodzakelijk is voor de uitvoering van taken in verband met de vluchtuitvoering of voor fysiologische behoeften. Indien afwezigheid om bovengenoemde redenen noodzakelijk is, wordt de controle van het VCA overgedragen aan een andere voldoende gekwalificeerde piloot.

    c)

    De dienstdoende piloot moet waakzaam blijven tijdens alle vluchtfasen. Als de piloot een gebrek aan waakzaamheid constateert, worden passende tegenmaatregelen genomen.

    UAM.OP.VCA.245 Meteorologische omstandigheden

    De IAM-exploitant zorgt ervoor dat het luchtvaartuig wordt geëxploiteerd binnen de meteorologische vluchtuitvoeringsbeperkingen waarvoor het is gecertificeerd, rekening houdend met actuele en voorspelde weersomstandigheden voor de gehele duur van de vlucht.

    UAM.OP.VCA.250 IJs en andere verontreinigingen — procedures op de grond

    a)

    De IAM-exploitant stelt procedures vast die moeten worden gevolgd wanneer ontijzing en ijsbestrijding op de grond en bijbehorende inspecties van het VCA nodig zijn om de veilige vluchtuitvoering te waarborgen.

    b)

    De PIC begint pas met de start als het VCA vrij is van alle afzettingen die de prestaties of controleerbaarheid negatief kunnen beïnvloeden, overeenkomstig zijn vlieghandboek.

    UAM.OP.VCA.255 IJs en andere verontreinigingen — vluchtprocedures

    a)

    De IAM-exploitant stelt procedures vast voor vluchten bij verwachte of werkelijke ijsvorming.

    b)

    De PIC mag pas aan een vlucht beginnen of deze voortzetten bij verwachte of werkelijke ijsvorming wanneer het VCA is gecertificeerd en uitgerust om in dergelijke omstandigheden te vliegen.

    c)

    Als de werkelijke ijsvorming groter is dan de intensiteit van de ijsvorming waarvoor het luchtvaartuig is gecertificeerd, of als een luchtvaartuig dat niet gecertificeerd is om te vliegen in bekende ijsvormingsomstandigheden met ijsvorming te maken krijgt, moet de PIC de ijsvormingsomstandigheden onverwijld verlaten en, indien nodig, een noodsituatie melden aan de ATS.

    UAM.OP.VCA.260 Olielevering

    Indien van toepassing mag de PIC pas aan een vlucht beginnen of deze voortzetten in geval van herplanning tijdens de vlucht wanneer hij zich ervan heeft vergewist dat het VCA ten minste de geplande hoeveelheid bruikbare olie aan boord heeft om de vlucht veilig te kunnen voltooien, rekening houdend met de verwachte vluchtomstandigheden.

    UAM.OP.VCA.265 Opstijgomstandigheden

    Vóór aanvang van het opstijgen dient de gezagvoerder zich te vergewissen van het volgende:

    a)

    de meteorologische omstandigheden op de vertiport, de uitwijklocatie of de VEMS-vluchtuitvoeringslocatie en de toestand van het voor opstijgen te gebruiken oppervlak beletten de PIC niet veilig op te stijgen en te vertrekken, en

    b)

    de vastgestelde vluchtuitvoeringsminima voor de vertiport, de uitwijklocatie of het VEMS-exploitatiegebied, naargelang het geval, zijn nageleefd.

    UAM.OP.VCA.270 Minimumvlieghoogten

    De PIC mag niet onder de gespecificeerde minimumvlieghoogten vliegen, behalve:

    a)

    wanneer dit nodig is om op te stijgen of te landen, of

    b)

    wanneer er wordt gedaald overeenkomstig door de bevoegde autoriteit goedgekeurde procedures.

    UAM.OP.VCA.275 Gesimuleerde abnormale of noodsituaties tijdens de vlucht

    Bij het vervoer van passagiers of vracht mag de PIC geen abnormale of noodsituaties simuleren die de toepassing van abnormale of noodprocedures vereisen.

    UAM.OP.VCA.290 Nabijheidsdetectie

    Wanneer de PIC of een naderingswaarschuwingssysteem vaststelt dat het VCA zich te dicht bij de grond en/of zich horizontaal ten opzichte van het VCA gesitueerde obstakels bevindt, neemt de PIC onmiddellijk corrigerende maatregelen om te zorgen voor veilige vliegomstandigheden.

    UAM.OP.VCA.300 Omstandigheden bij nadering en landing

    Vóór aanvang van de nadering dient de PIC zich te vergewissen van het volgende:

    a)

    de meteorologische omstandigheden op de vertiport, de uitwijklocatie of de VEMS-vluchtuitvoeringslocatie mogen de PIC niet beletten een veilige nadering, landing of doorstart uit te voeren, rekening houdend met de prestatie-informatie in het vluchthandboek (OM), en

    b)

    de vastgestelde vluchtuitvoeringsminima van de vertiport, of de minima voor zicht en afstand tot wolken voor vluchten die worden uitgevoerd in overeenstemming met de VFR overdag, moeten in acht worden genomen.

    UAM.OP.VCA.315 Vlieguren — rapportering

    De IAM-exploitant geeft het aantal uren dat tijdens het voorgaande kalenderjaar is gevlogen met iedere geëxploiteerde VCA door aan de bevoegde autoriteit.

    SECTIE 2

    Bemande luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen (MVCA)

    UAM.OP.MVCA.050 Toepassingsgebied

    In deze sectie zijn aanvullende eisen vastgesteld voor IAM-vluchtuitvoeringen met bemande luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen (MVCA).

    UAM.OP.MVCA.100 Gebruik van luchtverkeersdiensten (ATS)

    De IAM-exploitant waarborgt dat:

    a)

    gebruik wordt gemaakt van luchtverkeersdiensten die passend zijn voor het luchtruim waarin de vlucht wordt uitgevoerd en voor de toepasselijke luchtverkeersregels, voor zover beschikbaar;

    b)

    operationele instructies tijdens de vlucht die een wijziging van het ATS-vliegplan inhouden, worden gecoördineerd met de passende ATS-eenheid alvorens zij worden verzonden naar het VCA;

    c)

    regelingen voor opsporings- en reddingsdiensten kunnen worden gehandhaafd wanneer het gebruik van luchtverkeersdiensten in het luchtruim waarin de vlucht wordt uitgevoerd, niet verplicht is voor VFR-vluchten overdag;

    d)

    voor vluchtuitvoeringen in luchtruim dat door de bevoegde autoriteit is aangewezen als U-spaceluchtruim en waarin geen luchtverkeersleidingsdiensten (ATC) worden verleend door een verlener van luchtvaartnavigatiediensten (ANSP), het VCA ervoor zorgt dat het voortdurend elektronisch zichtbaar is voor U-spacedienstverleners.

    UAM.OP.MVCA.107 Geschikte vertiport en geschikte uitwijklocatie

    a)

    De IAM-exploitant gebruikt geschikte vertiports voor zijn normale vluchtuitvoeringen en, indien nodig, voor afwijkingen van de geplande route.

    b)

    Onverminderd punt a) mag de IAM-exploitant zo nodig en route gebruikmaken van een of meer geschikte uitwijklocaties om van de geplande route af te wijken.

    c)

    Een vertiport wordt als geschikt beschouwd als hij op het verwachte tijdstip van gebruik:

    1)

    verenigbaar is met de afmetingen en het gewicht van het VCA;

    2)

    verenigbaar is met de naderings- en vertrekpaden van het VCA;

    3)

    beschikt over reddings- en brandbestrijdingsdiensten (RFFS) en andere diensten en faciliteiten die nodig zijn voor de voorgenomen vluchtuitvoering, en

    4)

    beschikbaar is.

    d)

    Een uitwijklocatie wordt als geschikt beschouwd als zij, op het verwachte tijdstip van gebruik:

    1)

    kenmerken vertoont, met inbegrip van afmetingen, obstakels en oppervlaktegesteldheid, die verenigbaar zijn met het VCA en die het mogelijk maken te landen overeenkomstig een goedgekeurd landingsprofiel;

    2)

    kan worden bereikt binnen de CMP van het VCA, rekening houdend met windbeperkingen;

    3)

    een aanvaardbaar niveau van RFFS-bescherming heeft;

    4)

    vooraf onderzocht is, en

    5)

    beschikbaar is.

    UAM.OP.MVCA.111 Minima inzake zicht en afstand tot wolken — VFR-vluchten

    a)

    De IAM-exploitant stelt minima inzake zicht en afstand tot wolken vast voor VFR-vluchten overdag. Deze minima mogen niet lager zijn dan die welke zijn gespecificeerd in SERA.5001 van de bijlage (Deel-SERA) bij Verordening (EU) nr. 923/2012 voor de luchtruimklasse waarin wordt gevlogen, behalve wanneer het toegestaan is om als een speciale VFR-vlucht te vliegen.

    b)

    Indien nodig kan de IAM-exploitant in het vluchthandboek aanvullende voorwaarden voor de toepasselijkheid van dergelijke minima specificeren, rekening houdend met factoren zoals radiodekking, terrein, aard van de locaties, vluchtomstandigheden en ATS-capaciteit.

    c)

    De vluchten worden uitgevoerd met het oppervlak in zicht.

    UAM.OP.MVCA.127 Opstijgen en landen — VFR-vluchten overdag

    a)

    Bij het uitvoeren van een VFR-vlucht overdag mag de PIC niet opstijgen of landen op een vertiport of uitwijklocatie tenzij de gemelde weersomstandigheden op die vertiport of uitwijklocatie gelijk zijn aan of beter zijn dan die welke zijn gespecificeerd in SERA.5001 of SERA.5005 van de bijlage (Deel-SERA) bij Verordening (EU) nr. 923/2012 voor de luchtruimklasse waarin wordt gevlogen.

    b)

    Wanneer de gemelde weersomstandigheden slechter zijn dan die welke voor het opstijgen vereist zijn, mag alleen worden opgestegen als de PIC kan vaststellen dat het zicht en de afstand tot wolken langs het opstijggebied gelijk zijn aan of beter zijn dan het vereiste minimum.

    c)

    Wanneer er geen meldingen van weersomstandigheden beschikbaar zijn, mag alleen worden opgestegen als de PIC kan vaststellen dat het zicht en de afstand tot wolken langs het opstijggebied gelijk zijn aan of beter zijn dan het vereiste minimum.

    UAM.OP.MVCA.155 Vervoer van speciale categorieën passagiers (SCP’s)

    a)

    SCP’s dienen aan boord te worden vervoerd onder omstandigheden waarin de veiligheid van het VCA en de inzittenden is gewaarborgd volgens de procedures die door de exploitant van het VCA zijn vastgesteld.

    b)

    SCP’s mogen geen stoel toegewezen krijgen of innemen die rechtstreeks toegang biedt tot nooduitgangen of waar hun aanwezigheid:

    1)

    de bemanningsleden kan hinderen bij de uitvoering van hun taken;

    2)

    de toegang tot nooduitrusting kan belemmeren, of

    3)

    de noodevacuatie van passagiers kan belemmeren.

    c)

    De PIC dient vooraf in kennis te worden gesteld wanneer SCP’s aan boord worden vervoerd.

    UAM.OP.MVCA.160 Opbergen van bagage en vracht

    De IAM-exploitant stelt procedures vast om te garanderen dat:

    a)

    alleen bagage die passend en veilig kan worden opgeborgen, wordt meegenomen in het passagierscompartiment, en

    b)

    alle bagage en vracht aan boord van het luchtvaartuig die letsel of schade kan veroorzaken of die bij verplaatsing gangpaden en uitgangen zou kunnen belemmeren, zodanig wordt opgeborgen dat verplaatsing wordt voorkomen.

    UAM.OP.MVCA.165 Passagierszitplaatsen

    Met betrekking tot mogelijke noodevacuatie stelt de IAM-exploitant procedures voor passagierszitplaatsen vast om ervoor te zorgen dat de passagiers zitten waar zij bijstand kunnen verlenen aan de evacuatie en deze niet kunnen hinderen.

    UAM.OP.MVCA.170 Passagiersbriefing

    De IAM-exploitant zorgt ervoor dat passagiers:

    a)

    veiligheidsbriefings en veiligheidsdemonstraties krijgen op een wijze die de uitvoering van de toepasselijke procedures in noodgevallen vergemakkelijkt, en

    b)

    veiligheidsaanwijzingen krijgen waarop de werking van de nooduitrusting en nooduitgangen waarvan passagiers waarschijnlijk gebruik zouden kunnen maken, wordt uitgebeeld.

    UAM.OP.MVCA.175 Vluchtvoorbereiding

    a)

    Voor elke geplande vlucht wordt een vluchtuitvoeringsplan (OFP) opgesteld, rekening houdend met het luchtruim waarin de vlucht zal worden uitgevoerd en de toepasselijke luchtverkeersregels, de prestaties van het luchtvaartuig, de exploitatiebeperkingen en de relevante verwachte omstandigheden langs de te vliegen route en op de te gebruiken vertiport of uitwijklocatie.

    b)

    De vlucht mag pas beginnen wanneer de PIC zich ervan heeft vergewist dat:

    1)

    kan worden voldaan aan alle punten van punt 2, c), van bijlage V bij Verordening (EU) 2018/1139 betreffende de luchtwaardigheid en registratie van het luchtvaartuig, instrumenten en uitrusting, massa en locatie van het zwaartepunt, bagage en vracht en vluchtuitvoeringsbeperkingen van het luchtvaartuig;

    2)

    het luchtvaartuig niet wordt geëxploiteerd in strijd met de voorschriften van de configuratieafwijkingslijst (CDL);

    3)

    de voor de uitvoering van de vlucht voorgeschreven delen van het vluchthandboek aanwezig zijn;

    4)

    de documenten, aanvullende informatie en formulieren die volgens IAM.GEN.MVCA.110 beschikbaar moeten zijn, zich aan boord bevinden, tenzij zij overeenkomstig IAM.GEN.MVCA.115 op de grond mogen worden bewaard;

    5)

    actuele kaarten en bijbehorende documentatie of gelijkwaardige gegevens beschikbaar zijn voor de geplande vluchtuitvoering met het luchtvaartuig, met inbegrip van alle redelijkerwijs te verwachten afwijkingen;

    6)

    de in de ruimte gestationeerde faciliteiten en de op de grond gestationeerde faciliteiten en diensten die vereist zijn voor de geplande vlucht, aanwezig en toereikend zijn;

    7)

    de in het vluchthandboek gespecificeerde toepasselijke eisen met betrekking tot brandstof/energie, olie, zuurstof, minimumvlieghoogten, vluchtuitvoeringsminima voor de vertiport, zicht en afstand tot wolken voor VFR-vluchten overdag en de selectie van geschikte vertiports en uitwijklocaties voor de geplande vlucht kunnen worden nageleefd;

    8)

    Voorbehouden;

    9)

    kan worden voldaan aan eventuele aanvullende vluchtuitvoeringsbeperkingen;

    10)

    de lading juist verdeeld is en veilig is vastgemaakt;

    11)

    een ATS-vliegplan is goedgekeurd en een vliegklaring is verleend in overeenstemming met de toepasselijke luchtverkeersregels en de luchtruimklasse(n) waarin de vlucht zal worden uitgevoerd.

    UAM.OP.MVCA.177 Indiening van een ATS-vliegplan

    a)

    De IAM-exploitant dient een ATS-vliegplan in, zoals vereist door de toepasselijke luchtverkeersregels voor de luchtruimklasse(n) waarin de vlucht zal worden uitgevoerd.

    b)

    Als de indiening van een ATS-vliegplan niet vereist is op grond van de toepasselijke luchtverkeersregels voor de luchtruimklasse(n) waarin de vlucht zal worden uitgevoerd, zorgt de IAM-exploitant ervoor dat passende informatie wordt verstrekt aan de passende ATS-eenheid zodat waarschuwingsdiensten indien nodig kunnen worden geactiveerd.

    c)

    Als de indiening van een ATS-vliegplan vereist is, maar het niet mogelijk is een dergelijk plan in te dienen vanaf de locatie waar de vluchtuitvoering begint, wordt het ATS-vliegplan zo spoedig mogelijk na het opstijgen door de PIC of de IAM-exploitant doorgestuurd.

    UAM.OP.MVCA.192 Brandstof-/energieplan — selectie van vertiports en uitwijklocaties

    a)

    De PIC selecteert en specificeert in het vluchtuitvoeringsplan en, indien vereist, in het ATS-vliegplan voor normale vluchtuitvoeringen, met inbegrip van opleiding, en met het oog op uitwijking:

    1)

    ten minste twee veilige landingsmogelijkheden op de bestemming, die kunnen worden bereikt vanaf het landingsverbintenispunt, en

    2)

    een of meer vertiports of uitwijklocaties om een veilige landing te waarborgen indien op enig moment tijdens de vlucht een uitwijking nodig is in het kader van een CFP.

    b)

    Bij de selectie van vertiports en uitwijklocaties overeenkomstig punt a) gaat de PIC na of:

    1)

    de werkelijke en verwachte weersomstandigheden aangeven dat de omstandigheden op de geselecteerde vertiports en uitwijklocaties op het geschatte tijdstip van gebruik gelijk zullen zijn aan of beter zullen zijn dan de toepasselijke minima die zijn vastgesteld overeenkomstig UAM.OP.MVCA.111;

    2)

    het CMP van het VCA een veilige landing op de geselecteerde vertiports of uitwijklocaties mogelijk maakt;

    3)

    alle vereiste aanvullende operationele goedkeuringen zijn verkregen.

    c)

    De PIC past bij de vliegplanning passende veiligheidsmarges toe om rekening te houden met een mogelijke verslechtering van de meteorologische omstandigheden op het geschatte tijdstip van landing ten opzichte van de beschikbare voorspelling.

    UAM.OP.MVCA.193 Opties voor veilig landen op de bestemming

    De PIC verbindt zich ertoe te landen op een van de veilige landingsopties overeenkomstig UAM.OP.MVCA.192, wanneer uit de huidige beoordeling van de meteorologische omstandigheden, het verkeer en andere operationele omstandigheden blijkt dat een veilige landing kan worden uitgevoerd op de landingsplaats waartoe hij zich heeft verbonden, op het geschatte tijdstip van gebruik.

    UAM.OP.MVCA.200 Bijtanken of leegpompen van VCA in bijzondere omstandigheden

    a)

    Bijtanken of leegpompen in bijzondere omstandigheden mag alleen worden uitgevoerd als de IAM-exploitant:

    1)

    operationele standaardprocedures op basis van een risicobeoordeling heeft opgesteld, en

    2)

    een opleidingsprogramma heeft opgezet voor zijn personeel dat bij dergelijke vluchtuitvoeringen betrokken is.

    b)

    Bijtanken of leegpompen in bijzondere omstandigheden is van toepassing op:

    1)

    bijtanken met ingeschakelde hef- en stuwkrachteenheden;

    2)

    bijtanken/leegpompen terwijl er passagiers in- of uitstappen of aan boord zijn, en

    3)

    bijtanken/leegpompen met “wide-cut”-brandstof.

    c)

    Voor tankprocedures met ingeschakelde hef- en stuwkrachteenheden en voor elke wijziging van die procedures, is voorafgaande goedkeuring van de bevoegde autoriteit vereist.

    UAM.OP.MVCA.205 Het laden of verwisselen van VCA-batterijen wanneer passagiers instappen, aan boord zijn of uitstappen

    a)

    Het laden of verwisselen van VCA-batterijen wanneer passagiers instappen, aan boord zijn of uitstappen, mag alleen worden uitgevoerd als de IAM-exploitant:

    1)

    operationele standaardprocedures op basis van een risicobeoordeling heeft opgesteld, en

    2)

    een opleidingsprogramma heeft opgezet voor zijn personeel dat bij dergelijke vluchtuitvoeringen betrokken is.

    UAM.OP.MVCA.216 Gebruik van headsets

    a)

    Elke piloot die in dienst moet zijn op de hem toegewezen post draagt een headset met boommicrofoon of gelijkwaardig. De headset wordt gebruikt als het primaire apparaat voor mondelinge communicatie met ATS-eenheden.

    b)

    De positie van de boommicrofoon of gelijkwaardig in de cockpit moet het mogelijk maken deze te gebruiken voor tweewegsradiocommunicatie wanneer het VCA op eigen kracht taxiet en telkens wanneer de PIC dit nodig acht.

    UAM.OP.MVCA.220 Voorzieningen voor bijstand tijdens noodevacuaties

    De IAM-exploitant stelt procedures vast om te garanderen dat vóór het taxiën, de grondbewegingen, het opstijgen en landen, en wanneer dit veilig en praktisch is, alle automatisch in werking tredende voorzieningen voor bijstand tijdens noodevacuaties in gebruiksklare toestand verkeren.

    UAM.OP.MVCA.225 Zitplaatsen, veiligheidsgordels en bevestigingssystemen

    a)   Piloten

    Tijdens het opstijgen en landen, en wanneer dit in het belang van de veiligheid door de PIC wordt besloten, dienen alle piloten op passende wijze te worden vastgemaakt met alle veiligheidsgordels en bevestigingssystemen die op hun stoel aanwezig zijn.

    b)   Passagiers

    1)

    Vóór de start en de landing en tijdens het taxiën of grondbewegingen, en wanneer dit in het belang van de veiligheid noodzakelijk wordt geacht, dient de PIC zich ervan te vergewissen dat alle passagiers aan boord zich op een stoel bevinden met de veiligheidsgordel of het bevestigingssysteem naar behoren vastgemaakt.

    2)

    De IAM-exploitant dient voorzieningen te treffen voor de bezetting van vliegtuigstoelen door meerdere personen; dit is alleen voor specifieke stoelen toegestaan. Bij bezetting door meerdere personen dient de PIC zich ervan te vergewissen dat vliegtuigstoelen alleen worden gebruikt door één volwassene en één jong kind, waarbij dit laatste naar behoren wordt vastgemaakt door een aanvullende lusgordel of een ander bevestigingssysteem.

    UAM.OP.MVCA.230 Beveiliging van de passagiersruimte

    a)

    De IAM-exploitant stelt procedures vast om ervoor te zorgen dat vóór het taxiën of grondbewegingen, het opstijgen en het landen, alle uitgangen en vluchtwegen vrij zijn.

    b)

    De PIC dient ervoor te zorgen dat vóór het opstijgen en landen, en wanneer dit noodzakelijk wordt geacht in het belang van de veiligheid, alle uitrusting en bagage naar behoren is opgeborgen en vastgemaakt.

    UAM.OP.MVCA.235 Reddingsvesten

    De IAM-exploitant stelt procedures vast om ervoor te zorgen dat bij vluchtuitvoeringen met een VCA boven water, afdoende rekening wordt gehouden met de duur van de vlucht en de omstandigheden die zich tijdens de vlucht voordoen, wanneer wordt beslist of alle inzittenden van het luchtvaartuig reddingsvesten moeten dragen.

    UAM.OP.MVCA.240 Roken aan boord

    De PIC staat op geen enkel ogenblik toe dat aan boord wordt gerookt.

    UAM.OP.MVCA.245 Meteorologische omstandigheden

    a)

    De PIC:

    1)

    begint aan de vlucht, of

    2)

    indien van toepassing, vliegt verder dan het punt vanaf hetwelk een herzien ATS-vliegplan geldt in het geval van herplanning tijdens de vlucht;

    3)

    vliegt verder in de richting van de geplande vertiport van bestemming,

    alleen wanneer uit de huidige meteorologische rapporten of een combinatie van actuele rapporten en voorspellingen blijkt dat de verwachte meteorologische omstandigheden op de vertiport van vertrek, langs de te vliegen route en op de vertiport van bestemming, op het tijdstip van aankomst, gelijk zijn aan of beter zijn dan de planningsminima die zijn vastgesteld overeenkomstig UAM.OP.MVCA.111.

    UAM.OP.MVCA.285 Gebruik van aanvullende zuurstof

    De PIC zorgt ervoor dat alle piloten die betrokken zijn bij essentiële taken voor de veilige vluchtuitvoering met het VCA voortdurend aanvullende zuurstof gebruiken wanneer de cockpitdrukhoogte gedurende meer dan 30 minuten 10 000 ft overschrijdt en telkens wanneer de cockpitdrukhoogte 13 000 ft overschrijdt.

    UAM.OP.MVCA.295 Gebruik van een waarschuwingssysteem ter voorkoming van botsingen in de lucht (ACAS)

    De IAM-exploitant stelt vluchtuitvoeringsprocedures en opleidingsprogramma’s op wanneer een ACAS geïnstalleerd en gebruiksklaar is, zodat de cockpitbemanning passend is opgeleid in het vermijden van botsingen en bekwaam is om ACAS II-apparatuur te gebruiken.

    SUBDEEL C

    PRESTATIES EN VLUCHTUITVOERINGSBEPERKINGEN VAN LUCHTVAARTUIGEN DIE VERTICAAL KUNNEN OPSTIJGEN EN LANDEN

    UAM.POL.VCA.050 Toepassingsgebied

    In dit subdeel zijn prestatievereisten en beperkingen vastgesteld voor IAM-vluchtuitvoeringen met luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen (VCA).

    UAM.POL.VCA.100 Type vluchtuitvoering

    VCA worden geëxploiteerd in overeenstemming met de toepasselijke prestatievereisten voor het beoogde type vluchtuitvoering.

    UAM.POL.VCA.105 Prestatiegegevens van luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen (VCA)

    VCA worden geëxploiteerd overeenkomstig de gecertificeerde prestatiegegevens en beperkingen in het vlieghandboek.

    UAM.POL.VCA.110 Algemene prestatievereisten

    a)

    De massa van het VCA:

    1)

    aan het begin van het opstijgen, of

    2)

    bij herplanning tijdens de vlucht, op het punt vanaf hetwelk het herziene vliegplan geldt,

    mag niet groter zijn dan de massa waarbij aan de eisen van dit subdeel kan worden voldaan voor de uit te voeren vlucht, rekening houdend met de verwachte afname van de massa tijdens de vlucht en met brandstoflozing, voor zover van toepassing.

    b)

    De goedgekeurde prestatiegegevens die worden vermeld in het vlieghandboek moeten worden gebruikt om te bepalen of voldaan is aan de bepalingen van dit subdeel, zo nodig aangevuld met andere gegevens als bepaald in het desbetreffende voorschrift. De IAM-exploitant dient deze andere gegevens te specificeren in het vluchthandboek. Bij de toepassing van de in dit subdeel voorgeschreven factoren moeten alle operationele factoren die reeds in de prestatiegegevens in het vlieghandboek zijn opgenomen, in aanmerking worden genomen om dubbele toepassing van factoren te voorkomen.

    c)

    Voor het aantonen van de naleving van de voorschriften van dit subdeel moeten de volgende parameters in aanmerking worden genomen:

    1)

    de massa van het VCA;

    2)

    de configuratie van het VCA;

    3)

    de omgevingsomstandigheden, in het bijzonder:

    i)

    de luchtdichtheidshoogte;

    ii)

    de wind:

    A.

    tenzij anders bepaald in punt C, mag voor het opstijgen, het opstijgvliegpad en de landing de correctie voor de wind niet meer bedragen dan 50 % van een gemelde constante tegenwindcomponent van 5 kt of meer;

    B.

    wanneer opstijgen en landen met een staartwindcomponent is toegestaan in het vlieghandboek, en in alle gevallen voor het opstijgvliegpad, mag de correctie voor staartwind niet minder bedragen dan 150 % van elke gerapporteerde windcomponent;

    C.

    wanneer precieze windmetingsapparatuur de nauwkeurige meting van de windsnelheid boven een start- en landingspunt mogelijk maakt, mag de IAM-exploitant rekening houden met windcomponenten van meer dan 50 %, mits hij aan de bevoegde autoriteit aantoont dat de nabijheid van het FATO en verbeteringen van de nauwkeurigheid van de windmetingsapparatuur een gelijkwaardig niveau van veiligheid bieden;

    4)

    de vluchtuitvoeringstechnieken, en

    5)

    het gebruik van elk systeem dat een negatief effect heeft op de prestaties van het VCA.

    UAM.POL.VCA.115 Rekening houden met obstakels

    Voor vluchtuitvoeringen van/naar eindnaderings- en opstijggebieden (FATO) moet de IAM-exploitant tijdens de aan de vlucht voorafgaande planning en met het oog op de berekening van de obstakelklaring:

    a)

    rekening houden met een obstakel dat zich buiten het FATO bevindt, in het opstijgvliegpad of het vliegpad voor afgebroken nadering, als de zijdelingse afstand tot het dichtstbijzijnde punt op de grond onder het voorgenomen vliegpad niet meer bedraagt dan:

    1)

    voor vluchten die worden uitgevoerd in overeenstemming met VFR:

    i)

    “0,75 × D”;

    ii)

    plus “0,25 × D”, of “3 m” als deze waarde groter is;

    iii)

    vermeerderd met

    A.

    0,10 × afstand DR voor VFR-vluchten overdag, of

    B.

    Voorbehouden;

    b)

    rekening houden met een obstakel dat zich in het backup-gebied of het gebied voor zijdelingse omschakeling bevindt, indien bij het opstijgen een backup-procedure of procedure voor zijdelingse omschakeling wordt gebruikt, als de zijdelingse afstand van het dichtstbijzijnde punt op de grond onder het voorgenomen vliegpad niet meer bedraagt dan:

    1)

    “0,75 × D”;

    2)

    plus “0,25 × D”, of “3 m” als deze waarde groter is;

    3)

    vermeerderd met

    i)

    0,10 × afstand DR voor VFR-vluchten overdag, of

    ii)

    voorbehouden;

    c)

    geen rekening houden met obstakels die zich buiten het FATO in het opstijgvliegpad of het vliegpad voor afgebroken nadering bevinden als hun zijdelingse afstand tot het dichtstbijzijnde punt op de grond onder het voorgenomen vliegpad meer bedraagt dan:

    1)

    3 × D voor VFR-vluchten overdag, indien het is gewaarborgd dat nauwkeurige navigatie kan worden bereikt door te verwijzen naar geschikte visuele richtpunten tijdens de klim;

    2)

    Voorbehouden.

    UAM.POL.VCA.120 Opstijgen

    a)

    De startmassa van het VCA mag niet groter zijn dan de maximale startmassa die in het vlieghandboek is gespecificeerd voor de te gebruiken gecertificeerde opstijgprocedure of -procedures.

    b)

    De IAM-exploitant houdt rekening met:

    1)

    de relevante parameters van UAM.POL.VCA.110, punt c), en

    2)

    de overeenkomstig UAM.POL.VCA.115 geïdentificeerde obstakels.

    c)

    Daarnaast geldt voor VCA-vluchtuitvoeringen vanaf een FATO:

    1)

    de startmassa moet zodanig zijn dat:

    i)

    het mogelijk is het opstijgen en landen op het FATO af te wijzen indien een CFP is erkend op of vóór het opstijgbeslissingspunt (TDP);

    ii)

    de vereiste afstand voor afgebroken start (RTODRV) niet groter is dan de beschikbare afstand voor afgebroken start (RTODAV), en

    iii)

    de vereiste startafstand niet groter is dan de beschikbare startafstand, tenzij het VCA met een CFP die op of vóór het opstijgbeslissingspunt is erkend, bij voortzetting van de start, tot het einde van de vereiste startafstand minstens 10,7 m (35 ft) boven alle obstakels kan blijven.

    2)

    Het deel van de start tot en met het opstijgbeslissingspunt moet worden uitgevoerd met het oppervlak in zicht, zodat een afgebroken start veilig kan worden uitgevoerd.

    d)

    Bij starts waarbij gebruik wordt gemaakt van een back-up- of laterale omschakelingsprocedure, waarbij een CFP op of vóór het opstijgbeslissingspunt is erkend, moet met een voldoende marge boven alle obstakels in het backup- of laterale omschakelingsgebied worden gevlogen.

    UAM.POL.VCA.125 Opstijgvliegpad

    a)

    Vanaf het einde van de vereiste startafstand voor VCA, nadat een CFP is erkend op of na het opstijgbeslissingspunt (TDP):

    1)

    dient de startmassa zodanig te zijn dat het opstijgvliegpad voor VFR-vluchten overdag een verticale afstand garandeert van ten minste 10,7 m (35 ft) boven obstakels op de stijgbaan;

    2)

    moet bij een verandering van richting van meer dan 15° rekening worden gehouden met het vermogen om de stijghoek te handhaven om te voldoen aan de eisen inzake afstand tot obstakels overeenkomstig het vlieghandboek; deze verandering van richting mag niet worden ingezet voordat een hoogte van 61 m (200 ft) boven het startoppervlak is bereikt, tenzij zij deel uitmaakt van een goedgekeurde startprocedure in het vlieghandboek.

    b)

    Bij aantonen van de naleving van punt a) worden de relevante parameters van UAM.POL.VCA.110, punt c), in aanmerking genomen op de vertiport, de uitwijklocatie of het vluchtuitvoeringsgebied van vertrek.

    UAM.POL.VCA.130 En-route

    a)

    De massa van het VCA en het vliegpad op alle punten langs de route na een voor de prestaties kritieke storing (CFP), en rekening houdend met de voor de vlucht verwachte meteorologische omstandigheden, moet het volgende mogelijk maken:

    1)

    Voorbehouden.

    2)

    Voorbehouden.

    3)

    De massa van het VCA moet vluchtuitvoeringen mogelijk maken op of boven het minimumniveau dat is vastgesteld overeenkomstig SERA.5005, punt f), van de bijlage (Deel-SERA) bij Verordening (EU) nr. 923/2012 en een daling van de kruishoogte naar het landingsbeslissingspunt (LDP) boven de vertiport, uitwijklocatie of vluchtuitvoeringslocatie waar de landing kan worden uitgevoerd overeenkomstig UAM.POL.VCA.135.

    b)

    Bij het aantonen van de naleving van punt a) geldt het volgende:

    1)

    de CFP wordt geacht voor te vallen op het meest kritieke punt langs de route;

    2)

    de effecten van wind op het vliegpad worden in aanmerking genomen;

    3)

    brandstoflozing, indien van toepassing, wordt alleen uitgevoerd in een mate die verenigbaar is met het bereiken van de vertiport, de uitwijklocatie of de vluchtuitvoeringslocatie met de vereiste brandstof-/energiereserves en met gebruikmaking van een veilige procedure, en

    4)

    brandstoflozing wordt, indien van toepassing, niet gepland onder de 300 m (1 000 ft) boven het terrein.

    UAM.POL.VCA.135 Landen

    a)

    De landingsmassa van het VCA op het geschatte tijdstip van landing mag niet groter zijn dan de in het vlieghandboek vermelde massa voor de te gebruiken gecertificeerde landingsprocedure.

    b)

    De IAM-exploitant houdt rekening met:

    1)

    de relevante parameters van UAM.POL.VCA.110, punt c), en

    2)

    de overeenkomstig UAM.POL.VCA.115 geïdentificeerde obstakels.

    c)

    Indien een voor de prestaties kritieke storing wordt onderkend op enig punt op of vóór het landingsbeslissingspunt, is het mogelijk om ofwel te landen en te stoppen op de baan of op het FATO, ofwel een afgebroken landing uit te voeren met een verticale marge van 10,7 m (35 ft) boven alle obstakels in het vliegpad.

    d)

    Indien een CFP op enig moment op of na het landingsbeslissingspunt wordt onderkend, is het mogelijk om op de baan of het FATO te landen en te stoppen en alle obstakels in het naderingspad te ontwijken.

    UAM.POL.VCA.140 Massa en balans, en lading

    a)

    Tijdens elke fase van de vluchtuitvoering dienen de lading, de massa en het zwaartepunt van het VCA binnen de grenzen te blijven die worden vermeld in het vlieghandboek, of in het vluchthandboek, indien hierin strengere beperkingen zijn vastgesteld.

    b)

    De IAM-exploitant dient van elk door hem geëxploiteerd luchtvaartuig de massa en het zwaartepunt te bepalen door het vóór indienstneming te wegen, en vervolgens telkens na vier jaar indien individuele VCA-massa’s worden gebruikt, en negen jaar indien vlootgemiddelden worden gebruikt. De gecumuleerde effecten van wijzigingen en reparaties op de massa en de balans van het luchtvaartuig moeten in aanmerking worden genomen en naar behoren worden gedocumenteerd. Het VCA wordt opnieuw gewogen indien het effect van wijzigingen op de massa en het zwaartepunt niet nauwkeurig gekend is.

    c)

    De weging gebeurt door de fabrikant van het luchtvaartuig of door een erkende onderhoudsorganisatie.

    d)

    De IAM-exploitant bepaalt de massa van alle operationele onderdelen en bemanningsleden (piloten en, indien van toepassing, technisch personeel), opgenomen in de droge VCA-vluchtuitvoeringsmassa, door weging of door gebruik te maken van standaardmassa’s. De invloed van hun plaats op het zwaartepunt van het luchtvaartuig dient te worden bepaald.

    e)

    De IAM-exploitant dient de massa van de verkeerslading, met inbegrip van eventuele ballast, te bepalen door middel van weging of door gebruik te maken van standaardmassa’s voor passagiers en, indien van toepassing, bagage.

    f)

    De IAM-exploitant kan standaardmassa’s gebruiken voor andere ladingelementen indien hij aan de bevoegde autoriteit aantoont dat deze producten dezelfde massa hebben of dat hun massa’s binnen gespecificeerde toleranties vallen.

    g)

    De IAM-exploitant bepaalt de massa van de brandstof en/of van de energieopslageenheid als volgt:

    1)

    voor de brandstof, aan de hand van de werkelijke dichtheid of, indien niet bekend, de dichtheid die is berekend volgens een in het vluchthandboek (OM) gespecificeerde methode;

    2)

    voor de energieopslageenheid, door weging of door gebruik te maken van standaardmassa’s zoals gespecificeerd in het vluchthandboek.

    h)

    De IAM-exploitant dient ervoor te zorgen dat de lading van:

    1)

    het VCA onder toezicht van gekwalificeerd personeel wordt uitgevoerd, en

    2)

    de verkeerslading in overeenstemming is met de gegevens die voor het berekenen van de massa en de balans van het luchtvaartuig zijn gebruikt.

    i)

    De IAM-exploitant dient zich te houden aan aanvullende structurele beperkingen, zoals de breuksterkte van de vloer, de maximaal toegestane belasting per strekkende meter, de maximale massa per vrachtruimte, en het maximale aantal zitplaatsen.

    j)

    De IAM-exploitant vermeldt in het vluchthandboek de beginselen en methoden die worden toegepast bij het laden en in het massa- en zwaartepuntssysteem, teneinde te voldoen aan de voorschriften van de punten a) tot en met i). Dat systeem bestrijkt alle soorten beoogde vluchtuitvoeringen van de exploitant.

    UAM.POL.VCA.145 Massa- en zwaartepuntsgegevens, en massa- en zwaartepuntsdocumentatie

    a)

    Vóór aanvang van elke vlucht dient de IAM-exploitant massa- en zwaartepuntgegevens vast te stellen en dient hij massa- en zwaartepuntdocumentatie op te stellen waarin de lading en de verdeling daarvan worden vermeld. De massa- en zwaartepuntdocumentatie dient de PIC in staat te stellen om te bepalen of de lading en de verdeling daarvan binnen de massa- en zwaartepuntgrenzen van het luchtvaartuig liggen. De massa- en zwaartepuntdocumentatie dient de volgende informatie te bevatten:

    1)

    de registratie en het type van het VCA;

    2)

    de identificatie, het nummer en de datum van de vlucht;

    3)

    de volledige naam van de PIC;

    4)

    de volledige naam van de persoon die de documentatie heeft opgesteld;

    5)

    de droge massa en het bijbehorende zwaartepunt van het luchtvaartuig;

    6)

    de massa van de brandstof of energieopslageenheid bij het opstijgen en de massa van de brandstof voor de vlucht;

    7)

    de massa van andere verbruiksgoederen dan brandstof, indien van toepassing;

    8)

    de componenten van de verkeerslading, met inbegrip van passagiers, bagage, vracht en ballast;

    9)

    de startmassa, de landingsmassa en de massa zonder brandstof;

    10)

    de van toepassing zijnde zwaartepuntlocaties van het luchtvaartuig. en

    11)

    de grenswaarden van de massa en zwaartepuntlocatie.

    Bovenstaande informatie dient beschikbaar te zijn in de vluchtplanningdocumenten of massa- en zwaartepuntsystemen.

    b)

    Wanneer massa- en zwaartepuntgegevens en massa- en zwaartepuntdocumentatie door een geautomatiseerd massa- en zwaartepuntsysteem worden gegenereerd, moet de exploitant:

    1)

    de integriteit van de outputgegevens verifiëren om zich ervan te vergewissen dat de gegevens binnen de drempelwaarden van het vlieghandboek vallen, en

    2)

    de instructies en procedures voor het gebruik daarvan in zijn vluchthandboek (OM) specificeren.

    c)

    De persoon die toezicht houdt op de belading van het luchtvaartuig dient door middel van zijn handtekening of gelijkwaardig te bevestigen dat de lading en de verdeling daarvan in overeenstemming zijn met de massa- en zwaartepuntdocumentatie die aan de PIC is overhandigd. De PIC bevestigt zijn aanvaarding door middel van een handgeschreven handtekening of gelijkwaardig.

    d)

    De IAM-exploitant stelt procedures vast voor last-minutewijzigingen van de lading om ervoor te zorgen dat:

    1)

    alle last-minutewijzigingen na de voltooiing van de massa- en zwaartepuntdocumentatie worden gemeld aan de PIC en worden opgetekend in de vluchtplanningdocumenten die de massa- en zwaartepuntdocumentatie bevatten;

    2)

    de toegestane maximale last-minutewijziging in het aantal passagiers of de ruimbagage wordt gespecificeerd, en

    3)

    nieuwe massa- en zwaartepuntdocumentatie wordt opgesteld indien het maximumaantal passagiers wordt overschreden.

    SUBDEEL D

    INSTRUMENTEN, GEGEVENS EN APPARATUUR

    SECTIE 1

    Luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen

    UAM.IDE.VCA.050 Toepassingsgebied

    In deze sectie zijn de eisen vastgesteld voor IAM-vluchtuitvoeringen met luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen (VCA).

    UAM.IDE.VCA.100 Instrumenten en apparatuur

    a)

    De instrumenten, gegevens en apparatuur die vereist zijn op grond van dit subdeel, alsook in het kader van de typecertificeringseisen en luchtruimvereisten, worden geïnstalleerd op of vervoerd in het VCA overeenkomstig de omstandigheden waarin de vluchtuitvoering zal plaatsvinden.

    De instrumenten en apparatuur die vereist zijn op grond van dit subdeel, de typecertificeringseisen en luchtruimvereisten, moeten worden goedgekeurd in overeenstemming met de toepasselijke luchtwaardigheidseisen, behalve voor de volgende punten:

    1)

    verbandtrommels;

    2)

    overlevings- en noodsignaalapparatuur;

    3)

    zeeankers en uitrusting voor het aanmeren, en

    4)

    bevestigingssystemen voor kinderen.

    b)

    Voor instrumenten en apparatuur die bij deze bijlage niet worden vereist en alle andere apparatuur die niet krachtens deze verordening is vereist, maar die wel op een vlucht wordt meegenomen, geldt het volgende:

    1)

    de door deze instrumenten, apparatuur of toebehoren verstrekte informatie mag door de piloot niet worden gebruikt om te voldoen aan bijlage II en punt 2.1 van bijlage IX bij Verordening (EU) 2018/1139 of aan de punten UAM.IDE.MVCA.330, UAM.IDE.MVCA.335 en UAM.IDE.MVCA.345 van deze bijlage, en

    2)

    de instrumenten en apparatuur mogen geen invloed hebben op de luchtwaardigheid van het luchtvaartuig, zelfs niet bij uitval of storingen.

    c)

    Indien tijdens de vlucht apparatuur door de piloot moet worden gebruikt op de aan hem toegewezen post, moet deze zo worden geïnstalleerd dat ze vanaf die post gemakkelijk kan worden bediend. Wanneer één stuk apparatuur door meer dan één persoon moet worden gebruikt op de aan hen toegewezen stations, moet het zodanig worden geïnstalleerd dat het vanaf alle stations gemakkelijk kan worden bediend.

    d)

    De instrumenten die door de piloot worden gebruikt, moeten zodanig zijn opgesteld dat de piloot de aanwijzingen gemakkelijk vanaf zijn post kan zien en daarbij zo weinig mogelijk hoeft af te wijken van de houding en kijkrichting die hij normaal inneemt als hij voorwaarts langs het vliegpad kijkt.

    e)

    Alle vereiste nooduitrusting moet gemakkelijk bereikbaar zijn voor direct gebruik.

    UAM.IDE.VCA.105 Voor een vlucht vereiste minimumuitrusting

    Een vlucht mag niet van start gaan als een van de voor de voorgenomen vlucht vereiste instrumenten, apparaten of functies van het luchtvaartuig onbruikbaar is of ontbreekt, tenzij:

    a)

    het luchtvaartuig wordt geëxploiteerd in overeenstemming met de minimumuitrustingslijst (MEL) van de exploitant, of

    b)

    de exploitant door de bevoegde autoriteit is erkend om het luchtvaartuig te exploiteren binnen de beperkingen van de basisminimumuitrustingslijst (MMEL) overeenkomstig ORO.MLR.105, punt j), van bijlage III.

    SECTIE 2

    Bemande luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen (MVCA)

    UAM.IDE.MVCA.050 Toepassingsgebied

    In deze sectie zijn aanvullende eisen vastgesteld voor IAM-vluchtuitvoeringen met bemande luchtvaartuigen die verticaal kunnen opstijgen en landen (MVCA).

    UAM.IDE.MVCA.115 Vluchtuitvoeringslichten

    Een VCA waarmee overdag VFR-vluchten worden uitgevoerd, moet zijn uitgerust met antibotsingslichten.

    UAM.IDE.MVCA.125 Vlieginstrumenten en bijbehorende apparatuur

    a)

    Het VCA wordt uitgerust met de vlieginstrumenten en -apparatuur die zijn gespecificeerd in zijn typecertificaat voor VFR-vluchten overdag.

    b)

    Aanvullende vlieginstrumenten en -apparatuur worden geïnstalleerd op of meegenomen in het VCA naargelang de verwachte vluchtuitvoeringsomstandigheden en de werklast van de bemanning.

    UAM.IDE.MVCA.140 Meet- en weergaveapparatuur voor brandstof/energie

    a)

    Het VCA wordt uitgerust met apparatuur om de resterende bruikbare hoeveelheid brandstof/energie tijdens de vlucht te meten en aan de piloot te tonen.

    b)

    Tijdens de vlucht wordt een conservatieve schatting van de hoeveelheid brandstof/energie die nodig is om het resterende deel van de vlucht te voltooien, aan de piloot getoond, tenzij anders bepaald in UAM.OP.VCA.195, punt a).

    UAM.IDE.MVCA.145 Apparatuur voor hoogtebepaling

    a)

    Voor vluchten boven water wordt het VCA uitgerust met apparatuur om de hoogte van het luchtvaartuig ten opzichte van het wateroppervlak te bepalen; deze apparatuur moet een geluidswaarschuwing kunnen geven onder een vooraf ingestelde waarde en een visuele waarschuwing op een door de piloot selecteerbare hoogte, wanneer vluchten worden uitgevoerd:

    1)

    op een afstand van het land die overeenkomt met meer dan 3 minuten vliegtijd bij normale kruissnelheid;

    2)

    Voorbehouden.

    3)

    Voorbehouden.

    4)

    zonder dat er land in zicht is.

    UAM.IDE.MVCA.170 Intercomsysteem voor bemanningsleden

    Voor vluchtuitvoeringen met meer dan één bemanningslid moet het VCA zijn uitgerust met een intercomsysteem, met inbegrip van headsets en microfoons, voor gebruik door alle bemanningsleden.

    UAM.IDE.MVCA.180 Boordomroepsysteem (PAS)

    Het VCA wordt uitgerust met een PAS, tenzij de IAM-exploitant kan aantonen dat de stem van de piloot tijdens de vlucht hoorbaar en begrijpelijk is op alle passagiersstoelen.

    UAM.IDE.MVCA.185 Cockpitgeluidsrecorder (CVR)

    a)

    Een VCA met een gecertificeerde maximale startmassa van meer dan 5 700 kg wordt uitgerust met een cockpitgeluidsrecorder.

    b)

    Met deze cockpitgeluidsrecorder kunnen minstens de opnames van de voorgaande 2 uur worden bewaard.

    c)

    De cockpitgeluidsrecorder registreert, met verwijzing naar een tijdschaal, op andere middelen dan magneetband of magnetische draad:

    1)

    de mondelinge radioberichten die in de cockpit worden verzonden of ontvangen;

    2)

    de mondelinge communicatie tussen leden van de bemanning via het intercomsysteem en het boordomroepsysteem, indien geïnstalleerd;

    3)

    de auditieve omgeving van de cockpit, met inbegrip van de geluidssignalen die van de microfoon van de cockpitbemanning worden ontvangen;

    4)

    de stem- of geluidssignalen ter identificatie van navigatie- of naderingshulpmiddelen die in een koptelefoon of luidspreker worden geïntroduceerd.

    d)

    Al naargelang de beschikbaarheid van elektrisch vermogen beginnen de opnames van de cockpitgeluidsrecorder zo vroeg mogelijk tijdens de cockpitcontroles aan het begin van de vlucht, voordat het VCA zich op eigen kracht kan voortbewegen, tot de cockpitcontroles onmiddellijk nadat de hef- en stuwkrachteenheden aan het einde van de vlucht zijn uitgeschakeld. In elk geval begint de cockpitgeluidsrecorder automatisch met opnemen voordat het luchtvaartuig zich op eigen kracht voortbeweegt en blijft hij opnemen tot de vlucht is beëindigd.

    e)

    De PIC beschikt over een functie om opnames van de cockpitgeluidsrecorder zodanig te wijzigen dat opnames die vóór de toepassing van die functie zijn gemaakt, niet kunnen worden opgevraagd met normale terugspeel- of kopieertechnieken.

    f)

    Indien de cockpitgeluidsrecorder niet afwerpbaar is, moet hij voorzien zijn van een inrichting die minstens 90 dagen onder water kan uitzenden, zodat hij onder water kan worden gelokaliseerd. Indien de cockpitgeluidsrecorder afwerpbaar is, moet hij voorzien zijn van een automatische plaatsaanduidende noodzender (ELT).

    UAM.IDE.MVCA.190 Vluchtgegevensrecorder (FDR)

    a)

    Een VCA met een gecertificeerde maximale startmassa van meer dan 5 700 kg wordt uitgerust met een vluchtgegevensrecorder die gegevens digitaal opneemt en opslaat en waarvoor een methode bestaat om die gegevens gemakkelijk uit het opslagmedium op te vragen.

    b)

    De vluchtgegevensrecorder registreert de parameters die nodig zijn om het vliegpad, de snelheid, de stand, het vermogen van de motor(en), de werking, de configuratie en alle parameters die tijdens de typecertificering van het VCA zijn vastgesteld, nauwkeurig te bepalen en moet in staat zijn om minstens de tijdens de voorgaande 25 uur geregistreerde gegevens te bewaren.

    c)

    De gegevens worden verkregen uit bronnen in het VCA die nauwkeurige correlatie met de aan de piloot of piloten getoonde informatie mogelijk maken.

    d)

    Uiterlijk op het ogenblik waarop het VCA in staat is zich op eigen kracht voort te bewegen, begint de vluchtgegevensrecorder met de automatische registratie van de gegevens; hij stopt automatisch nadat de hef- en stuwkrachteenheden aan het einde van de vlucht zijn uitgeschakeld.

    e)

    Als de vluchtgegevensrecorder niet afwerpbaar is, moet hij voorzien zijn van een inrichting die minstens 90 dagen onder water kan uitzenden, zodat de vluchtgegevensrecorder onder water kan worden gelokaliseerd. Indien de vluchtgegevensrecorder afwerpbaar is, moet hij voorzien zijn van een automatische plaatsaanduidende noodzender (ELT).

    UAM.IDE.MVCA.191 Vluchtrecorder

    a)

    Een VCA met een gecertificeerde maximale startmassa van hoogstens 5 700 kg wordt uitgerust met een vluchtrecorder.

    b)

    Aan de hand van vluchtgegevens en/of beelden registreert de vluchtrecorder informatie die volstaat om het vliegpad en de snelheid van het luchtvaartuig te registreren, alsook:

    1)

    geluid uit de cockpit bij vluchtuitvoeringen met meer dan één piloot en VEMS-vluchtuitvoeringen, of

    2)

    radiocommunicatie met eenheden voor luchtverkeersdiensten (ATS), indien van toepassing.

    c)

    De vluchtrecorder moet de vluchtgegevens en/of beelden, alsook de geluidsopnames, van de voorgaande 5 uur kunnen bewaren.

    d)

    De vluchtrecorder begint automatisch op te nemen voordat het VCA in staat is zich op eigen kracht voort te bewegen en stopt automatisch nadat de hef- en stuwkrachteenheden aan het einde van de vlucht zijn uitgeschakeld.

    e)

    Als de vluchtrecorder beelden of geluid van de cockpit opneemt, beschikt de PIC over een functie om beeld- en geluidsopnames zodanig te wijzigen dat opnames die vóór de toepassing van die functie zijn gemaakt, niet kunnen worden opgevraagd met normale terugspeel- of kopieertechnieken.

    f)

    Als alternatief voor de punten b) en c) kunnen sommige vluchtgegevens, beelden of audio op afstand worden verzonden en opgenomen indien dit is goedgekeurd in het kader van de typecertificering van het luchtvaartuig.

    UAM.IDE.MVCA.200 Gecombineerde vluchtgegevens- en cockpitgeluidsrecorder

    Aan de voorschriften met betrekking tot de cockpitgeluidsrecorder en de vluchtgegevensrecorder kan worden voldaan door één gecombineerde recorder mee te nemen.

    UAM.IDE.MVCA.205 Zitplaatsen, veiligheidsgordels, bevestigingssystemen en kinderbevestigingssystemen (CRD’s)

    a)

    Het VCA moet worden uitgerust met:

    1)

    een zit- of ligplaats voor elke persoon aan boord van 24 maanden of ouder;

    2)

    een veiligheidsgordel met schoudergordel voor gebruik op elke passagierszitplaats en veiligheidsgordels op elke ligplaats;

    3)

    een kinderbevestigingssysteem (CRD) voor elke persoon aan boord die jonger is dan 24 maanden, en

    4)

    een vierpuntsgordel, bestaande uit twee schoudergordels, op elke pilotenstoel.

    b)

    Een schoudergordel moet:

    1)

    één ontgrendelingsmechanisme hebben, en

    2)

    op de pilotenstoel, voorzien zijn van een inrichting die het bovenlichaam van de inzittende automatisch tegenhoudt in geval van snelle vertraging.

    UAM.IDE.MVCA.210 “FASTEN SEAT BELT”- en “NO SMOKING”-tekens

    Het VCA is uitgerust met een middel om aan alle personen aan boord aan te geven dat de veiligheidsgordels moeten worden vastgemaakt en dat roken op geen enkel ogenblik is toegestaan.

    UAM.IDE.MVCA.220 Verbandtrommels

    a)

    Het VCA wordt uitgerust met ten minste één verbandtrommel.

    b)

    De verbandtrommels moeten:

    1)

    gemakkelijk bereikbaar zijn voor gebruik;

    2)

    na gebruik worden aangevuld.

    UAM.IDE.MVCA.240 Aanvullende zuurstof — luchtvaartuigen zonder drukcabine

    VCA zonder drukcabine die vluchten op drukhoogten boven 10 000 ft uitvoeren, worden uitgerust met apparatuur voor aanvullende zuurstof die in staat is om zuurstof op te slaan en toe te dienen overeenkomstig de volgende tabel:

    Tabel

    Minimumeisen met betrekking tot aanvullende zuurstof in luchtvaartuigen zonder drukcabine

    Voorraad voor:

    Duur van de vlucht en cabinedrukhoogte

    persoon/personen die het luchtvaartuig besturen

    Voor de volledige duur van de vlucht bij drukhoogten boven 13 000  ft en voor elke periode van meer dan 30 minuten bij drukhoogten tussen 10 000  ft en 13 000  ft.

    100 % van de passagiers (1)

    Voor de volledige duur van de vlucht bij drukhoogten boven 13 000  ft.

    10 % van de passagiers (1)

    Voor de volledige vliegduur na 30 minuten bij drukhoogten tussen 10 000  ft en 13 000  ft.

    UAM.IDE.MVCA.250 Handbrandblussers

    a)

    Het VCA moet zijn uitgerust met ten minste één handbrandblusser in de cockpit, die gemakkelijk toegankelijk moet zijn voor gebruik.

    b)

    Indien de handbrandblusser in de cockpit niet gemakkelijk toegankelijk is voor de passagiers, moet zich ten minste één handbrandblusser in het passagierscompartiment bevinden.

    c)

    Het type en de hoeveelheid blusmiddel voor de vereiste handbrandblussers moeten geschikt zijn voor het soort brand dat kan optreden in het compartiment waarvoor de handbrandblusser bestemd is en voor het minimaliseren van het risico op vorming van giftige gasconcentraties in personencompartimenten.

    UAM.IDE.MVCA.260 Markering van openhakplaatsen

    Indien bepaalde delen van de romp van het VCA zijn gemarkeerd als geschikt om in geval van nood open te worden gehakt door reddingsploegen, zijn deze delen gemarkeerd als in de onderstaande figuur.

    Image 1

    UAM.IDE.MVCA.275 Noodverlichting en -markering

    Het VCA moet zijn uitgerust met:

    a)

    een noodverlichtingssysteem dat onafhankelijk is van de normale stroomvoorziening van het VCA, om de evacuatie van passagiers uit het luchtvaartuig te vergemakkelijken, en

    b)

    markering van de nooduitgangen en plaatsbepalingsborden die zichtbaar zijn bij daglicht, in het donker en in een met rook gevulde cabine.

    UAM.IDE.MVCA.280 Plaatsaanduidende noodzenders (ELT’s)

    Het VCA wordt uitgerust met ten minste één goedgekeurde automatische ELT of, bij wijze van alternatief, met een ander goedgekeurd automatisch volgsysteem voor luchtvaartuigen in combinatie met een plaatsaanduidend baken waarmee hulpdiensten kunnen worden gewaarschuwd, de plaats van het ongeval kunnen bereiken en overlevenden nauwkeurig kunnen lokaliseren.

    UAM.IDE.MVCA.300 Vluchten boven water

    a)

    Een VCA dat passagiers vervoert, wordt gecertificeerd:

    1)

    voor noodlandingen op het water wanneer vluchten worden uitgevoerd boven een vijandige zee op een afstand van het land die overeenkomt met meer dan 10 minuten vliegtijd bij normale kruissnelheid;

    2)

    voor noodlandingen op het water of nooddrijfsystemen, wanneer deze worden uitgevoerd boven een niet-vijandige zee op een afstand van het land die overeenkomt met meer dan 10 minuten vliegtijd bij normale kruissnelheid;

    3)

    voor beperkte vluchtuitvoeringen boven water, indien deze niet voldoen aan de criteria van punt a), 1 of 2, en wanneer een of meer van de volgende voorwaarden van toepassing zijn:

    i)

    de totale vliegtijd boven water bedraagt meer dan 3 minuten;

    ii)

    het landen of opstijgen vindt plaats boven water.

    b)

    Een VCA dat geen passagiers vervoert, moet worden gecertificeerd:

    1)

    voor noodlandingen op het water of op drijvende oppervlakken, wanneer vluchten worden uitgevoerd boven water op een afstand van het land die overeenkomt met meer dan 10 minuten vliegtijd bij normale kruissnelheid;

    2)

    voor beperkte vluchtuitvoeringen boven water, indien deze niet voldoen aan de criteria van punt b), 1, en wanneer een of meer van de volgende voorwaarden van toepassing zijn:

    i)

    de totale vliegtijd boven water bedraagt meer dan 3 minuten;

    ii)

    het landen of opstijgen vindt plaats boven water.

    c)

    Een VCA dat op het water wordt geëxploiteerd, moet niet alleen aan de punt a) of b) bedoelde criteria voldoen, maar ook worden gecertificeerd voor activiteiten op het water.

    d)

    Een VCA dat op drijvende oppervlakken wordt geëxploiteerd, moet niet alleen aan de punt a) of b) bedoelde criteria voldoen, maar ook worden gecertificeerd voor activiteiten op drijvende oppervlakken.

    e)

    Het VCA moet over een automatische plaatsaanduidende noodzender (ELT(S)) beschikken die blijft drijven en automatisch kan worden geactiveerd voor vluchten boven water, behalve voor beperkte vluchtuitvoeringen boven water.

    UAM.IDE.MVCA.305 Reddingsvesten en andere uitrusting

    a)

    Behalve als gespecificeerd in punt c) voor vluchten boven water, zoals gedefinieerd in UAM.IDE.MVCA.300, moet het VCA ten minste zijn uitgerust met een reddingsvest voor elke persoon aan boord, opgeborgen op een plaats die gemakkelijk bereikbaar is vanaf de zit- of ligplaats van de persoon voor wiens gebruik het is bestemd, en waarbij het bevestigingssysteem is vastgemaakt. Indien het niet mogelijk is de reddingsvesten gemakkelijk toegankelijk te maken met het bevestigingssysteem vastgemaakt, moet elke persoon een reddingsvest dragen of, indien die persoon jonger is dan 24 maanden, een gelijkwaardig drijfmiddel.

    b)

    Alle reddingsvesten of gelijkwaardige individuele drijfmiddelen worden voorzien van elektrische verlichting om personen in het water gemakkelijker te kunnen opsporen.

    c)

    Voor vluchten boven vijandige zee op een afstand van het land die overeenkomt met meer dan 10 minuten vliegtijd bij normale kruissnelheid, ter ondersteuning van activiteiten in verband met niet-hernieuwbare en hernieuwbare energiebronnen en steun aan vaartuigen, moet:

    1)

    elke persoon aan boord tijdens de volledige vluchtuitvoering een reddingsvest dragen, tenzij geïntegreerde overlevingspakken worden gedragen die voldoen aan de gecombineerde eis van het overlevingspak en het reddingsvest;

    2)

    elke persoon aan boord een overlevingspak ragen dat passend is voor de watertemperatuur en de geschatte reddingstijd; het isolatieniveau moet voldoende zijn voor de heersende omstandigheden en mag niet buitensporig zijn;

    3)

    elke persoon aan boord een noodademhalingssysteem (EBS) meenemen en instructies krijgen met betrekking tot het gebruik ervan.

    UAM.IDE.MVCA.310 Reddingsvlotten

    a)

    Het VCA moet zijn uitgerust met een of meer reddingsvlotten voor vluchten boven water in een vijandig zeegebied op een afstand van het land die overeenkomt met meer dan 10 minuten vliegtijd bij normale kruissnelheid, of moet ten minste één reddingsvlot meenemen dat gebruiksklaar is opgeborgen voor noodgevallen tijdens vluchten boven water in een niet-vijandig zeegebied op een afstand van het land die overeenkomt met meer dan 10 minuten vliegtijd bij normale kruissnelheid. De reddingsvlotten moeten, afzonderlijk of samen, voldoende capaciteit hebben om plaats te bieden aan alle personen aan boord van het VCA.

    b)

    Alle vereiste reddingsvlotten moeten gereed zijn voor gebruik in noodgevallen.

    c)

    Elk vereist reddingsvlot moet over ten minste één ELT(S) beschikken.

    d)

    Elk vereist reddingsvlot moet bruikbaar zijn in de zeeomstandigheden waarin de landings-, drijf- en trimkenmerken van het VCA voor noodlandingen op het water zijn geëvalueerd met het oog op certificering.

    e)

    Elk vereist reddingsvlot moet levensreddende uitrusting bevatten, met inbegrip van middelen om in leven te blijven, als passend voor de uit te voeren vlucht.

    UAM.IDE.MVCA.311 Overlevingsuitrusting

    a)

    Een VCA dat wordt geëxploiteerd boven gebieden waar opsporing en redding bijzonder moeilijk zouden zijn, wordt uitgerust met:

    1)

    signaleringsuitrusting waarmee noodsignalen kunnen worden gegeven;

    2)

    ten minste één ELT(S), en

    3)

    extra overlevingsuitrusting voor de te vliegen route, rekening houdend met het aantal personen aan boord.

    UAM.IDE.MVCA.315 Apparatuur voor activiteiten op het water

    a)

    Een VCA dat gecertificeerd is voor activiteiten op het water, wordt uitgerust met:

    1)

    een zeeanker en andere uitrusting die nodig is om het aanmeren, verankeren of manoeuvreren van het VCA op het water te vergemakkelijken, aangepast aan de grootte, het gewicht en de manoeuvreereigenschappen van het VCA, en

    2)

    apparatuur om de geluidssignalen te kunnen produceren die zijn voorgeschreven in de Internationale Bepalingen ter Voorkoming van Aanvaringen op Zee, indien van toepassing.

    UAM.IDE.MVCA.325 Headsets

    Het VCA wordt uitgerust met een headset met boommicrofoon of gelijkwaardig en een zendknop op de bedieningsinstrumenten voor elke piloot van het VCA, op het hem toegewezen station.

    UAM.IDE.MVCA.330 Radiocommunicatieapparatuur

    a)

    Het VCA wordt uitgerust met ten minste één radiocommunicatiesysteem dat verbonden is met de primaire stroomvoorziening van het luchtvaartuig en met zoveel meer radiocommunicatiesystemen als nodig is voor het type vluchtuitvoering en de luchtruimklasse(n) waarin de vluchtuitvoering zal plaatsvinden.

    b)

    De radiocommunicatieapparatuur moet de cockpitbemanning onder normale vluchtuitvoeringsomstandigheden in staat stellen om:

    1)

    te communiceren met geschikte grondstations vanaf elk punt op de route, met inbegrip van omleidingen;

    2)

    te communiceren met geschikte ATC-stations vanaf elk punt binnen het gecontroleerde luchtruim waarin de vluchten volgens de planning zullen worden uitgevoerd, en

    3)

    meteorologische informatie te ontvangen.

    c)

    De radiocommunicatieapparatuur moet communicatie mogelijk maken op de 121,5 MHz-noodfrequentie voor de luchtvaart.

    UAM.IDE.MVCA.345 Navigatieapparatuur

    a)

    Het VCA wordt uitgerust met navigatieapparatuur voor VFR-vluchten overdag en in overeenstemming met de toepasselijke luchtruimvereisten.

    b)

    Het VCA wordt uitgerust met toereikende navigatieapparatuur om ervoor te zorgen dat bij het uitvallen van één onderdeel van de apparatuur tijdens om het even welke fase van de vlucht, de resterende apparatuur veilige navigatie overeenkomstig het vliegplan mogelijk maakt.

    UAM.IDE.MVCA.350 Transponders

    Indien vereist voor de luchtruimklasse waarin wordt gevlogen, wordt het VCA voor VFR-vluchten overdag uitgerust met een SSR-transponder (secundaire surveillanceradar) met alle vereiste capaciteiten.

    UAM.IDE.MVCA.355 Beheer van luchtvaartgegevensbanken

    a)

    De IAM-exploitant moet:

    1)

    ervoor zorgen dat de luchtvaartgegevensbanken die voor gecertificeerde toepassingen van luchtvaartuigsystemen moeten worden gebruikt, voldoen aan de eisen inzake gegevenskwaliteit die passend zijn voor het beoogde gebruik van de gegevens;

    2)

    ervoor zorgen dat de actuele en ongewijzigde luchtvaartgegevensbanken tijdig worden bijgewerkt en verspreid onder alle luchtvaartuigen die ze nodig hebben;

    3)

    de aanbieder van de gegevensbank in kennis stellen van gevallen van onjuiste, inconsistente of ontbrekende gegevens waarvan redelijkerwijs kan worden verwacht dat zij een gevaar voor de vlucht vormen, onverminderd eventuele andere vereisten inzake melding van voorvallen zoals gedefinieerd in Verordening (EU) nr. 376/2014. In dergelijke gevallen stelt de IAM-exploitant alle betrokken personeelsleden in kennis en zorgt hij ervoor dat de desbetreffende gegevens niet worden gebruikt.

    ”.

    (*1)  Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 inzake onderzoek en preventie van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart en tot intrekking van richtlijn 94/56/EG (PB L 295 van 12.11.2010, blz. 35).

    (*2)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

    (1)  De percentages passagiers in deze tabel hebben betrekking op alle passagiers die aan boord worden vervoerd, met inbegrip van personen die minder dan 24 maanden oud zijn.


    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2024/1111/oj

    ISSN 1977-0758 (electronic edition)


    Top