This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32024R0873
Commission Delegated Regulation (EU) 2024/873 of 30 January 2024 amending Delegated Regulation (EU) 2019/331 as regards transitional Union-wide rules for harmonised free allocation of emission allowances
Gedelegeerde Verordening (EU) 2024/873 van de Commissie van 30 januari 2024 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 wat betreft een voor de hele Unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten
Gedelegeerde Verordening (EU) 2024/873 van de Commissie van 30 januari 2024 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 wat betreft een voor de hele Unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten
C/2024/441
PB L, 2024/873, 4.4.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_del/2024/873/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force
Publicatieblad |
NL L-serie |
2024/873 |
4.4.2024 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2024/873 VAN DE COMMISSIE
van 30 januari 2024
tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 wat betreft een voor de hele Unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (1), en met name artikel 10 bis, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Richtlijn 2003/87/EG is herzien en gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2023/959 van het Europees Parlement en de Raad (2) om deze in overeenstemming te brengen met Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad (3) waarbij een doelstelling van ten minste 55 % netto-emissiereducties tegen 2030 ten opzichte van 1990 is vastgesteld. De herziening van Richtlijn 2003/87/EG heeft ook betrekking op de kosteloze toewijzing van emissierechten en vereist dat Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 van de Commissie (4) wordt gewijzigd. |
(2) |
Bij Richtlijn (EU) 2023/959 worden verplichtingen ingevoerd voor de monitoring en rapportage van emissies van exploitanten van installaties voor de verbranding van stedelijk afval. Aangezien die installaties geen emissierechten hoeven in te leveren overeenkomstig artikel 12 van die richtlijn, is het passend om voor kosteloze toewijzing geen rekening te houden met warmte die door die installaties aan andere installaties wordt geleverd als vallend onder het emissiehandelssysteem van de EU (EU-ETS). |
(3) |
Om de elektrificatie van industriële processen te stimuleren als een belangrijke technologie om de emissies van dergelijke processen aanzienlijk te verminderen en om te zorgen voor een gelijke behandeling van processen die onder productbenchmarks en de warmte- en brandstofbenchmarks vallen, moet meetbare en niet-meetbare warmte uit elektriciteit in beginsel in aanmerking komen voor kosteloze toewijzing in het kader van de warmte- en brandstofbenchmarks. |
(4) |
In zaak C-271/20 (5) heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat chemische energie die in de grondstof is opgeslagen en tijdens het verbrandingsproces als warmte wordt afgegeven, voor de kosteloze toewijzing als brandstof moet worden behandeld. Aangezien dergelijke verbrandingsprocessen andere emissies dan broeikasgassen afgeven, is het passend om de tijdens dergelijke verbrandingsprocessen vrijkomende warmte uitdrukkelijk uit te sluiten van kosteloze toewijzing in het kader van de brandstofbenchmark om de milieu-integriteit te waarborgen, met name met het oog op de uitstoot van zwaveloxiden tijdens dergelijke verbrandingsprocessen. Daarom moet het gebruik van de brandstofbenchmark worden beperkt tot verbrandingsprocessen waarbij het hoofddoel de opwekking van niet-meetbare warmte is. |
(5) |
Artikel 10 bis van Richtlijn 2003/87/EG voorziet in een mandaat voor de Commissie om de uitvoering van de nieuwe conditionaliteit inzake energie-efficiëntiemaatregelen te integreren in de bestaande vijfjarige cyclus voor installaties die een aanvraag voor kosteloze toewijzing indienen, zoals vastgesteld bij deze verordening, teneinde te zorgen voor harmonisatie met bestaande procedures en onnodige administratieve lasten te vermijden. |
(6) |
De bevoegde autoriteit moet het monitoringmethodiekplan goedkeuren om te zorgen voor consistentie met de monitoringvoorschriften. Vanwege tijdsgebrek was goedkeuring door de bevoegde autoriteit niet vereist voor de indiening van verslagen met referentiegegevens in 2019, het jaar waarin de monitoringmethodiekplannen werden ingevoerd bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331. Deze vrijstelling is niet langer nodig en mag niet langer van toepassing zijn. |
(7) |
In Richtlijn 2003/87/EG is bepaald dat er geen kosteloze toewijzing mag worden gegeven voor de productie van producten die vallen onder het bij Verordening (EU) 2023/956 van het Europees Parlement en de Raad (6) vastgestelde koolstofgrenscorrectiemechanisme (CBAM), waarbij de kosteloze toewijzing tijdens een overgangsperiode geleidelijk moet worden afgeschaft. Met het oog op een geharmoniseerde uitvoering van deze bepaling moeten marktdeelnemers informatie en bewijsmateriaal verstrekken over de geproduceerde goederen, met name op basis van de codes van de gecombineerde nomenclatuur (GN-codes) die zijn vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad (7). |
(8) |
Om de procedures te vereenvoudigen, met name met betrekking tot de jaarlijkse rapportage over het activiteitsniveau en latere aanpassingen van de kosteloze toewijzing overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1842 van de Commissie (8), moeten gegevens voor alle subinstallaties, met inbegrip van kleine subinstallaties, worden gerapporteerd als basis voor latere aanpassingen van de kosteloze toewijzing. |
(9) |
Om de elektrificatie van industriële processen te stimuleren om de emissies van dergelijke processen aanzienlijk te verminderen, moeten de regels voor de uitwisselbaarheid van brandstof en elektriciteit worden geschrapt. Bijgevolg moeten sterk of volledig geëlektrificeerde processen die onder het EU-ETS vallen, op dezelfde wijze gratis toewijzingen kunnen ontvangen als processen met hoge directe emissies. Daarom moet de hoeveelheid kosteloze toewijzing losstaan van het aandeel directe en indirecte emissies voor installaties die onder dezelfde benchmark vallen. Hoewel de kosteloze toewijzing voor die processen ook indirecte emissies zal omvatten, betekent dit niet noodzakelijkerwijs dat het overeenkomstig artikel 10 bis, lid 6, van Richtlijn 2003/87/EG vastgestelde risico van koolstoflekkage voor die processen volledig is ondervangen. De indirecte kosten die aan elektriciteitsverbruikers worden doorberekend, kunnen variëren afhankelijk van de elektriciteitsmix in een bepaald geografisch gebied. Een kosteloze toewijzing voor indirecte emissies van geëlektrificeerde processen mag niet vooruitlopen op de mogelijkheid om compensatie te ontvangen voor indirecte kosten overeenkomstig artikel 10 bis, lid 6, van Richtlijn 2003/87/EG. Financiële maatregelen ter compensatie van indirecte kosten die in de elektriciteitsprijzen worden doorberekend, mogen dan weer niet dezelfde indirecte kosten compenseren die door kosteloze toewijzing worden gedekt. Met het oog op de vaststelling van elektriciteitsbenchmarks is het passend gegevens te verzamelen over het elektriciteitsverbruik voor relevante productbenchmarks. |
(10) |
Om de terugwinning van warmte uit brandstofbenchmark-subinstallaties en procesemissies-subinstallaties verder te stimuleren, moet dergelijke warmte in aanmerking komen voor kosteloze toewijzing naast de toewijzing op basis van brandstofverbruik en procesemissies. Het risico van dubbeltelling moet worden beperkt door de actualisering van de waarde van de brandstofbenchmark en van de multiplicator die wordt toegepast op procesemissies overeenkomstig artikel 16, lid 2, punt e), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331. |
(11) |
Om de administratieve lasten voor exploitanten tot een minimum te beperken, moet de informatie over de plannen voor klimaatneutraliteit worden geïntegreerd in de bestaande nationale uitvoeringsmaatregelen die als basis dienen voor de berekening van de kosteloze toewijzing. |
(12) |
Om de beste presteerders en innovatie te belonen, worden in Richtlijn 2003/87/EG installaties waarvan de broeikasgasemissieniveaus onder het gemiddelde van de 10 % meest efficiënte installaties volgens een bepaalde benchmark liggen, vrijgesteld van de toepassing van de transsectorale correctiefactor. Aangezien benchmarks op subinstallatieniveau worden vastgesteld, is het passend de vrijstelling in werking te stellen indien de broeikasgasemissieniveaus van ten minste één subinstallatie aan de drempel voldoen, mits deze subinstallatie aanzienlijk bijdraagt tot de totale kosteloze toewijzing voor de installatie. |
(13) |
Om de geharmoniseerde uitvoering van toewijzingsaanpassingen en beëindiging van de activiteiten te vergemakkelijken, moeten overtollige emissierechten die niet naar behoren door een exploitant worden teruggegeven, in mindering worden gebracht op de kosteloze toewijzing aan de betrokken exploitant. |
(14) |
Om ervoor te zorgen dat exploitanten eventuele afwijkingen of fouten in verslagen met referentiegegevens die van invloed zijn op de bepaling van de historische activiteitsniveaus corrigeren, moeten de bevoegde autoriteiten ervoor zorgen dat die fouten of afwijkingen worden gecorrigeerd en niet alleen om correcties verzoeken. |
(15) |
Om ervoor te zorgen dat de historische activiteitsniveaus zo veel mogelijk representatief zijn voor de industriële cycli en om de gevolgen van bijzondere omstandigheden, zoals economische crises, te beperken, moeten die niveaus worden berekend aan de hand van de mediaan van de activiteitsniveaus tijdens de referentieperiode. |
(16) |
Om een geharmoniseerde en correcte toepassing van de regels voor kosteloze toewijzing te waarborgen, is het passend de bepaling van historische activiteitsniveaus te verduidelijken in gevallen waarin een subinstallatie pas tijdens de referentieperiode met normale werking is begonnen. In dit verband moeten de historische activiteitsniveaus gebaseerd worden op activiteiten van volledige kalenderjaren. |
(17) |
De kosteloze toewijzing voor procesemissies die niet onder productbenchmarks vallen, wordt gebaseerd op de grandfathering van historische emissies. Sinds 2013 bedraagt de kosteloze toewijzing 97 % van de historische emissies. Om de vermindering van dergelijke procesemissies te stimuleren en te zorgen voor een betere afstemming op de kosteloze toewijzing voor procesemissies die onder productbenchmarks vallen, moet het niveau van de kosteloze toewijzing voor procesemissies die niet onder productbenchmarks vallen, worden verlaagd tot 91 %, wat overeenkomt met een jaarlijkse vermindering van 0,3 % als het minimale actualiseringspercentage dat overeenkomstig artikel 10 bis, lid 2, van Richtlijn 2003/87/EG op productbenchmarks wordt toegepast. De verlaagde vermenigvuldigingsfactor moet met ingang van 1 januari 2028 van toepassing zijn om de toewijzing beter af te stemmen op het tijdschema voor de uitrol van oplossingen om procesemissies te verminderen, zoals koolstofafvang en -opslag. |
(18) |
Om te zorgen voor de geleidelijke uitfasering van de kosteloze toewijzing voor goederen die onder Verordening (EU) 2023/956 vallen, moet de desbetreffende CBAM-factor van artikel 10 bis, lid 1 bis, tweede alinea, van Richtlijn 2003/87/EG worden toegepast op de voorlopige kosteloze toewijzing voor de betrokken subinstallatie. Potentiële toekomstige wijzigingen van het toepassingsgebied van het CBAM en van de desbetreffende CBAM-factor die in Verordening (EU) 2023/956 zijn ingevoerd, moeten tot uiting komen in de overeenkomstige geleidelijke afschaffing van de kosteloze toewijzing. |
(19) |
Bij Richtlijn (EU) 2023/959 worden met ingang van 1 januari 2026 het concept van elektriciteitsopwekkers en hun specifieke behandeling in termen van kosteloze toewijzing uit het EU-ETS geschrapt. Daarom moeten de desbetreffende bepalingen van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 dienovereenkomstig worden geschrapt. |
(20) |
Om het gelijke speelveld tussen gevestigde installaties en nieuwkomers te handhaven, moet rekening worden gehouden met wijzigingen in de respectieve regels voor nieuwkomers wat betreft historische activiteitsniveaus en kosteloze toewijzing van emissierechten. |
(21) |
Om verdere stimulansen te bieden om de uitstoot van broeikasgasemissies te verminderen, is in artikel 10 bis, derde alinea, van Richtlijn 2003/87/EG een bepaling opgenomen over de conditionaliteit voor kosteloze toewijzing voor de uitvoering van maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie, die moet worden aangevuld. Aanbevelingen in energieauditverslagen of gecertificeerde energiebeheersystemen, zoals bedoeld in artikel 10 bis, lid 1, derde alinea, van die richtlijn, die op bedrijfsniveau worden opgesteld, moeten vertaald worden naar installatieniveau. Met het oog op de rechtszekerheid mag de bevoegde autoriteit die aanbevelingen alleen als uitgevoerd beschouwen wanneer de uitvoering is voltooid en de verificateur de voltooiing heeft bevestigd. Om de stimulans van de invoering van de conditionaliteit te waarborgen, moet een installatie de mogelijkheid krijgen om de vermindering op de kosteloze toewijzing terug te vorderen nadat zij de aanbevolen maatregelen als onderdeel van de jaarlijkse rapportage over het activiteitsniveau heeft uitgevoerd en nadat die uitvoering van de aanbevolen maatregelen is geverifieerd. Er moet een jaarlijkse cyclus voor de evaluatie van de conditionaliteit van niet-conforme installaties worden vastgesteld, die volgt op de rapportage over de jaarlijkse activiteitsniveaus. Exploitanten van installaties die niet aan de voorschriften voldoen en die te maken krijgen met de vermindering van de kosteloze toewijzing met 20 %, moeten aan de bevoegde autoriteit geverifieerde bewijzen verstrekken van de uitvoering van alle aanbevolen maatregelen om ervoor te zorgen dat de door de conditionaliteit verminderde kosteloze toewijzing wordt teruggevorderd. |
(22) |
Als gevolg van de invoering van nieuwe regels over de conditionaliteit voor kosteloze toewijzing voor klimaatneutraliteitsplannen overeenkomstig artikel 10 bis, lid 1, en artikel 10 ter, lid 4, van Richtlijn 2003/87/EG, moeten de procedurele stappen met betrekking tot de conditionaliteit worden aangevuld. Overeenkomstig artikel 10 bis, lid 1, vijfde alinea, van die richtlijn moeten de exploitanten uiterlijk op 1 mei 2024 klimaatneutraliteitsplannen hebben opgesteld. Om de conditionaliteit in overeenstemming te brengen met de bestaande aanvraagprocedure voor kosteloze toewijzing, moeten de plannen voor klimaatneutraliteit uiterlijk op 30 mei 2024 worden ingediend, of, in voorkomend geval, afhankelijk van de door de lidstaten vastgestelde alternatieve termijn voor de indiening van dergelijke aanvragen. Overeenkomstig artikel 10 bis, lid 1, van Richtlijn 2003/87/EG zijn de installaties waarop deze conditionaliteit van toepassing is, installaties waarvan de broeikasgasemissieniveaus hoger zijn dan het tachtigste percentiel van de emissieniveaus voor de relevante productbenchmarks in de jaren 2016 en 2017. Daartoe moet de berekening voor de vaststelling van de herziene benchmarkwaarden overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) 2021/447 van de Commissie (9) worden gebruikt. Die vaststelling is gebaseerd op geverifieerde informatie over de broeikasgasefficiëntie van installaties die overeenkomstig artikel 11 van Richtlijn 2003/87/EG voor de jaren 2016 en 2017 is gerapporteerd. Aangezien benchmarks op subinstallatieniveau worden vastgesteld, is het passend voor kleine subinstallaties een drempel in te voeren waaronder de conditionaliteit niet van toepassing is, mits de subinstallatie niet goed is voor meer dan 20 % van de totale voorlopige kosteloze toewijzing van de installatie. |
(23) |
Om de vermindering van broeikasgasemissies afkomstig van stadsverwarming te stimuleren en te versnellen, worden in artikel 10 ter, lid 4, van Richtlijn 2003/87/EG nadere regels vastgesteld voor de conditionaliteit inzake klimaatneutraliteitsplannen in het geval van stadsverwarmingsinstallaties. Als gevolg daarvan kunnen de ETS-installaties die warmte leveren aan stadsverwarmingssystemen een aanvraag indienen voor aanvullende kosteloze toewijzing in de periode van 2026 tot en met 2030. Om exploitanten van stadsverwarming-subinstallaties die aanvullende kosteloze toewijzing aanvragen, zekerheid te bieden over de verdere voorwaarden met betrekking tot de verwezenlijking van een aanzienlijke broeikasgasemissiereductie vóór 2030, moet de waarde van de aanvullende kosteloze emissierechten worden vastgesteld voor de omvang van de te verrichten investering. Om consistent te zijn, moet de koolstofprijs die bij de bepaling van de monetaire waarde van die emissierechten wordt gebruikt, worden gebruikt op gelijksoortige wijze als in artikel 10 quater, lid 3, van Richtlijn 2003/87/EG. Om duidelijkheid te verschaffen over het niveau en het soort investeringen dat van de exploitanten wordt verlangd en om een gelijke behandeling van alle betrokken installaties te waarborgen, moet een aanzienlijke vermindering van broeikasgasemissies worden vastgesteld aan de hand van een lineair traject van de gemiddelde lineaire verminderingsfactor gedurende de periode tussen het midden van de referentieperiode 2019-2023, namelijk 2021, en 2030, overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 2003/87/EG. Deze methode leidt tot hetzelfde reductievereiste voor alle betrokken exploitanten van stadsverwarming en vereist niet dat installatiespecifieke reductiepercentages worden vastgesteld. |
(24) |
Om de stimulansen van dubbele conditionaliteit te waarborgen en onredelijke gevolgen te vermijden, mogen de conditionaliteit bij kosteloze toewijzing bij de uitvoering van maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie en de conditionaliteit bij kosteloze toewijzing in het kader van plannen voor klimaatneutraliteit niet cumulatief zijn. Dit betekent dat de vermindering van de kosteloze toewijzing met 20 % van toepassing moet zijn indien niet aan één of beide voorwaarden uit hoofde van artikel 10 bis, lid 1, derde en vijfde alinea, van Richtlijn 2003/87/EG wordt voldaan. |
(25) |
Overeenkomstig artikel 10 ter, lid 4, van Richtlijn 2003/87/EG zijn in Uitvoeringsverordening (EU) 2023/2441 van de Commissie (10) de minimale inhoud en de vorm van de plannen voor klimaatneutraliteit vastgesteld. Het is ook passend de klimaatneutraliteitsplannen op gezette tijden te evalueren om de mogelijkheid te bieden tussentijdse streefdoelen en mijlpalen te herzien en te vervangen, rekening houdend met nieuwe technologieën en reeds bereikte of niet bereikte emissiereducties, zoals gedefinieerd voor elke verificatieperiode in 2025 en vervolgens om de vijf jaar, zolang zij geschikt blijven voor de doelstelling inzake klimaatneutraliteit als omschreven in artikel 2 van Verordening (EU) 2021/1119. |
(26) |
Om redenen van transparantie moeten de plannen voor klimaatneutraliteit door de bevoegde autoriteiten worden gepubliceerd. De publicatie van de klimaatneutraliteitsplannen zorgt voor een groter bewustzijn van en een beter inzicht in de vermindering van broeikasgassen in de installatie. Om commercieel gevoelige informatie te beschermen, moeten exploitanten van installaties kunnen verzoeken om bepaalde commercieel gevoelige elementen uit de openbaar te maken versie van de plannen voor klimaatneutraliteit te laten schrappen. Dergelijke verzoeken moeten naar behoren worden gemotiveerd. |
(27) |
Om de uitvoering van de regels voor fusies en splitsingen van installaties te vergemakkelijken en rekening houdend met de specifieke kenmerken van de betrokken installaties met het oog op de regels voor kosteloze toewijzing, is het passend meer flexibiliteit te bieden om gerechtvaardigde gevallen van verschillende toewijzingsniveaus vóór en na de fusie of splitsing te dekken door het vereiste om na de fusie of splitsing hetzelfde toewijzingsniveau te hebben, te schrappen. |
(28) |
Om ongerechtvaardigde kosteloze toewijzing aan installaties die niet langer in bedrijf zijn, te voorkomen, mag geen kosteloze toewijzing worden toegekend voor het aandeel van het kalenderjaar na de dag van stopzetting van de activiteiten. |
(29) |
Om sterkere stimulansen te bieden voor het verminderen van broeikasgasemissies en het verbeteren van de energie-efficiëntie, en om te zorgen voor een gelijk speelveld tussen nieuwe en bestaande technologieën, is in Richtlijn 2003/87/EG voorzien in een evaluatie van de voor de hele Unie vastgestelde ex-antebenchmarks met het oog op een mogelijke wijziging van de definities en systeemgrenzen van bestaande productbenchmarks. De evaluatie heeft plaatsgevonden en er zijn een aantal benchmarks vastgesteld waarvoor wijzigingen van definities en systeemgrenzen moeten worden ingevoerd om dergelijke aanvullende stimulansen of technische verduidelijkingen te bieden. |
(30) |
Naar aanleiding van de evaluatie is het, om koolstofarme technologieën voor de productie van geagglomereerde ijzerertsproducten als grondstof voor de productie van primair staal te stimuleren en rekening te houden met de behoeften van groene staaltechnologieën, passend de benchmark voor gesinterd erts open te stellen voor alternatieve producten. Om deze stimulansen zo groot mogelijk te maken, moeten het label van de benchmark en de definities van de betrokken producten en van de systeemgrenzen technologieneutraal worden gehouden. |
(31) |
Naar aanleiding van de evaluatie moet, om koolstofarme en koolstofvrije technologieën voor de productie van primair staal te stimuleren en een gelijk speelveld te creëren voor de bestaande hoogovenroute op basis van steenkool en de technologie voor directe reductie, de benchmark voor vloeibaar ruwijzer worden gewijzigd wat betreft toevoegingen aan de definities van de onder de richtlijn vallende producten en de systeemgrenzen. |
(32) |
Na de evaluatie is het, om koolstofarme technologieën voor de productie van alternatieve hydraulische bindmiddelen ter vervanging van witte en grijze cementklinker te stimuleren, passend de benchmarks voor grijze cementklinker en witte cementklinker open te stellen voor alternatieve producten. Om onterechte toewijzingen te voorkomen, mogen producten die onder andere productbenchmarks vallen en bijproducten of afval afkomstig van andere processen niet in aanmerking worden genomen. |
(33) |
Na de evaluatie moet met het oog op een geharmoniseerde uitvoering van de regels voor kosteloze toewijzing wat betreft de behandeling van emissies van kooldioxide-reactoren voor de benchmark voor natriumcarbonaat worden verduidelijkt dat die processen binnen de systeemgrens van die productbenchmark vallen. |
(34) |
Naar aanleiding van de evaluatie moet, om dubbeltelling in termen van kosteloze toewijzing aan de productie van staal uit sponsijzer te voorkomen en om ervoor te zorgen dat de productbenchmarks voor vloeibaar ruwijzer, ongelegeerd staal uit vlamboogovens en hooggelegeerd staal uit vlamboogovens elkaar niet overlappen, staal geproduceerd van sponsijzer worden uitgesloten van de definitie van de benchmarks voor ongelegeerd staal en hooggelegeerd staal uit vlamboogovens. |
(35) |
Naar aanleiding van de evaluatie, om koolstofarme en koolstofvrije technologieën voor de productie van waterstof te stimuleren en een gelijk speelveld te creëren voor bestaande en nieuwe technologieën zoals waterelektrolyse, is bij Richtlijn (EU) 2023/959 de beschrijving van de activiteit voor de productie van waterstof uitgebreid tot de productie van groene waterstof en is de productiedrempel verlaagd. De waterstofbenchmark moet dienovereenkomstig worden gewijzigd. Elektrolyseprocessen waarbij waterstof een bijproduct is, mogen echter niet in aanmerking komen voor kosteloze toewijzing in het kader van de waterstof- of ammoniakbenchmark, aangezien deze technologieën niet nieuw zijn en een ander hoofddoel dienen dan de productie van waterstof. Om de regels voor kosteloze toewijzing verder te verduidelijken, is het passend om waterstof die wordt gebruikt voor de productie van ammoniak uitdrukkelijk uit te sluiten van de waterstofproductbenchmark. |
(36) |
Naar aanleiding van de evaluatie moeten de verwijzingen naar conservatieve schattingen voor het gehalte aan vrij calciumoxide en magnesiumoxide worden geschrapt om de uitvoering van de regels voor kosteloze toewijzing voor de productie van kalk en dolime (gebrand dolomiet) verder te harmoniseren en de consistentie met de jaarlijkse emissierapportage te waarborgen. |
(37) |
Om de energie-intensiteit van de productie van mengsels van ethyleenoxide en ethyleenglycolen en van de samenstelling van gasmengsels van waterstof en koolmonoxide beter weer te geven, is het passend de berekening van de historische activiteitsniveaus voor de productbenchmarks voor ethyleenoxide/ethyleenglycol en waterstof aan te passen. |
(38) |
Om rekening te houden met de veranderingen in de toewijzingsregels, waaronder de herziening van productbenchmarks, de invoering van de conditionaliteit voor kosteloze toewijzing en de geleidelijke afschaffing van kosteloze toewijzing als gevolg van het CBAM, moet het toepassingsgebied voor gegevensverzameling in het kader van aanvragen voor kosteloze toewijzing dienovereenkomstig worden aangepast. Soortgelijke wijzigingen zijn nodig voor de minimale inhoud van de monitoringmethodiekplannen. |
(39) |
Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(40) |
De in deze verordening vastgestelde wijzigingen moeten van toepassing zijn op toewijzingen voor de periode vanaf 1 januari 2024. Om onnodige administratieve lasten te verminderen en de voorspelbaarheid van de niveaus van kosteloze toewijzingen te waarborgen, moeten voor nieuwkomers van wie de aanvragen voor kosteloze toewijzing uiterlijk op 31 december 2023 bij de Commissie zijn ingediend en voor gevestigde installaties, bepalingen betreffende de definities van benchmarks, afvalverbrandingsinstallaties, CBAM, kleine subinstallaties, uitwisselbaarheid van brandstof en elektriciteit, terugwinning van warmte uit brandstofbenchmark-subinstallaties en procesemissies-subinstallaties, historisch activiteitsniveau voor gevestigde installaties, toewijzing op installatieniveau voor gevestigde installaties, toewijzing voor procesemissies die niet onder productbenchmarks vallen, de afschaffing van het begrip elektriciteitsopwekkers en toewijzingen met betrekking tot stoomkraken en vinylchloride-monomeer van toepassing zijn op toewijzingen voor de periode vanaf 1 januari 2026. De wijzigingen moeten de kosteloze toewijzing voor de periode tot en met 31 december 2025 onverlet laten. Om een gelijke behandeling en een gelijk speelveld voor nieuwkomers met verschillende datums van aanvraag voor toewijzingen te waarborgen, moeten specifieke toepassingsregels worden ingevoerd. Voor nieuwkomers wier aanvragen voor kosteloze toewijzing op of na 1 januari 2024 worden ingediend, moeten de wijzigingen van deze verordening van toepassing zijn op toewijzingen voor de periode vanaf 1 januari 2024, terwijl voor toewijzingen voor de periode tot en met 31 december 2023 de verordening in de versie die op 31 december 2023 van toepassing is, geldend is. |
(41) |
Aangezien de kosteloze toewijzing wordt berekend op basis van volledige kalenderjaren en de meeste bij Richtlijn (EU) 2023/959 ingevoerde wijzigingen van Richtlijn 2003/87/EG van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2024, moet deze verordening van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2024. |
(42) |
Deze verordening moet met spoed in werking treden, aangezien exploitanten vanaf april, mei of juni 2024 aan de regels voor de rapportage van referentiegegevens moeten voldoen, zoals vereist op grond van artikel 4, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
In artikel 4 wordt lid 2 als volgt gewijzigd:
|
3) |
Artikel 6 wordt vervangen door: “Artikel 6 De exploitant van een installatie die krachtens artikel 10 bis van Richtlijn 2003/87/EG een kosteloze toewijzing aanvraagt of ontvangt, monitort de in te dienen gegevens zoals vermeld in bijlage IV bij deze verordening, gebaseerd op een door de bevoegde autoriteit goed te keuren monitoringmethodiekplan.”. |
4) |
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
|
5) |
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
|
6) |
Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:
|
7) |
Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
|
8) |
In artikel 17 worden de punten a) tot en met f) vervangen door:
|
9) |
Artikel 18, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:
|
10) |
De artikelen 19, 20 en 21 worden vervangen door: “Artikel 19 Toewijzing met betrekking tot stoomkraken Bij wijze van afwijking van artikel 16, lid 2, punt a), en artikel 18, lid 1, punt a), is het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten voor een productbenchmark-subinstallatie met betrekking tot de productie van hoogwaardige chemicaliën (hierna “HVC” genoemd) gelijk aan de waarde van de productbenchmark voor stoomkraken voor de betreffende toewijzingsperiode vermenigvuldigd met het overeenkomstig bijlage III vastgestelde historische activiteitsniveau. Bij het resultaat van deze berekening wordt 1,78 ton kooldioxide per ton waterstof, vermenigvuldigd met de mediane historische productie van waterstof uit extra materiaalinput uitgedrukt in ton waterstof, 0,24 ton kooldioxide per ton ethyleen, vermenigvuldigd met de mediane historische productie van ethyleen uit extra materiaalinput uitgedrukt in ton ethyleen, en 0,16 ton kooldioxide per ton HVC, vermenigvuldigd met de mediane historische productie van andere hoogwaardige chemicaliën dan waterstof en ethyleen uit extra materiaalinput uitgedrukt in ton HVC’s, opgeteld. Artikel 20 Toewijzing met betrekking tot monomeer vinylchloride Bij wijze van afwijking van artikel 16, lid 2, punt a), en artikel 18, lid 1, punt a), is het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten voor een subinstallatie met betrekking tot de productie van monomeer vinylchloride (hierna “VCM” genoemd) gelijk aan de waarde van de VCM-benchmark voor de betreffende toewijzingsperiode vermenigvuldigd met het historische activiteitsniveau voor de VCM-productie, uitgedrukt in ton, en vermenigvuldigd met het quotiënt van de directe emissies voor de productie van VCM met inbegrip van emissies van netto ingevoerde warmte, berekend op basis van de historische netto ingevoerde warmte uitgedrukt in terajoule, vermenigvuldigd met de waarde van de warmtebenchmark voor de betreffende toewijzingsperiode, tijdens de referentieperiode bedoeld in artikel 15, lid 2, of, indien van toepassing, van het eerste kalenderjaar na het kalenderjaar waarin de aanvang van de normale werking plaatsvindt zoals bedoeld in artikel 17, punt a), en uitgedrukt in ton kooldioxide-equivalent, en de som van die directe emissies en de waterstofgerelateerde emissies voor de productie van VCM tijdens de referentieperiode bedoeld in artikel 15, lid 2, of, indien van toepassing, van het eerste kalenderjaar na het kalenderjaar waarin de aanvang van de normale werking plaatsvindt zoals bedoeld in artikel 17, punt a), uitgedrukt in ton kooldioxide-equivalent, berekend op basis van het historische verbruik van warmte afkomstig van de verbranding van waterstof uitgedrukt in terajoule, vermenigvuldigd met de waarde van de warmtebenchmark voor de betreffende toewijzingsperiode. Artikel 21 Warmtestromen tussen installaties Als een productbenchmark-subinstallatie meetbare warmte omvat die wordt ingevoerd uit een niet in het EU-ETS opgenomen installatie of andere entiteit, of uit een installatie of entiteit die uitsluitend met het oog op de toepassing van de artikelen 14 en 15 van Richtlijn 2003/87/EG in het EU-ETS is opgenomen, wordt het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten voor de betrokken productbenchmark-subinstallatie zoals bepaald overeenkomstig artikel 16, lid 2, punt a), of artikel 18, lid 1, punt a), verminderd met de historische hoeveelheid warmte in het betrokken jaar ingevoerd uit niet in het EU-ETS opgenomen installaties of andere entiteiten, of uit een installatie of entiteit die uitsluitend met het oog op de toepassing van de artikelen 14 en 15 van die richtlijn in het EU-ETS is opgenomen, vermenigvuldigd met de waarde van de warmtebenchmark voor meetbare warmte voor de betreffende toewijzingsperiode.”. |
11) |
Artikel 22 wordt geschrapt. |
12) |
De volgende artikelen worden ingevoegd: “Artikel 22 bis Conditionaliteit bij kosteloze toewijzing voor de uitvoering van maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie 1. De definitieve jaarlijkse hoeveelheid emissierechten, vastgesteld overeenkomstig artikel 16, lid 8, van deze verordening, die aan de in artikel 10 bis, lid 1, derde alinea, van Richtlijn 2003/87/EG bedoelde installatie kosteloos wordt toegewezen, wordt overeenkomstig artikel 10 bis, lid 1, van die richtlijn met 20 % verminderd indien de exploitant niet ten genoegen van de bevoegde autoriteit kan aantonen dat alle aanbevelingen uit hoofde van artikel 8 van Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad (*2) zijn uitgevoerd. In afwijking van de eerste alinea wordt een dergelijke verlaging niet toegepast indien de exploitant ten genoegen van de bevoegde autoriteit kan aantonen dat een van de volgende voorwaarden van toepassing is:
2. De exploitant dient een procedure vast te stellen, uit te voeren, te documenteren en bij te houden voor de uitvoering van de aanbevelingen en, indien van toepassing, het aantonen van de toepassing van de in lid 1 bedoelde voorwaarden. 3. De verificateur controleert in het kader van de verificatie van het in artikel 4, lid 2, bedoelde verslag met referentiegegevens of de in lid 1, eerste alinea, bedoelde aanbevelingen worden uitgevoerd en of, in voorkomend geval, aan de voorwaarden van lid 1, tweede alinea, is voldaan. In voorkomend geval controleert de verificateur, als onderdeel van de verificatie van de jaarlijkse rapportage over het activiteitsniveau overeenkomstig artikel 7 van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2067 van de Commissie (*3), of de in lid 1, eerste alinea, bedoelde aanbevelingen worden uitgevoerd en of, in voorkomend geval, aan de voorwaarden van lid 1, tweede alinea, is voldaan. 4. De bevoegde autoriteit beschouwt de in lid 1, eerste alinea, bedoelde aanbevelingen alleen als uitgevoerd indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan:
Artikel 22 ter Conditionaliteit bij kosteloze toewijzing aan plannen voor klimaatneutraliteit 1. Voor de toepassing van artikel 10 bis, lid 1, vijfde alinea, van Richtlijn 2003/87/EG wordt het overeenkomstig artikel 16, lid 8, van deze verordening vastgestelde definitieve jaarlijkse aantal kosteloos toegewezen emissierechten met 20 % verlaagd voor een installatie met productbenchmark-subinstallaties waar de broeikasgasemissieniveaus van ten minste één van die productbenchmark-subinstallaties hoger waren dan het tachtigste percentiel van de emissieniveaus voor de relevante productbenchmarks in de jaren 2016 en 2017. In afwijking van de eerste alinea wordt een dergelijke verlaging niet toegepast indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
2. Lid 1, eerste alinea, is niet van toepassing indien de relevante productbenchmark-subinstallatie niet meer dan 20 % levert van de som van de voorlopige jaarlijkse aantallen kosteloos toegewezen emissierechten van alle subinstallaties voor de periode van 2021 tot en met 2025, berekend overeenkomstig artikel 16, leden 2 tot en met 5. 3. Voor de toepassing van artikel 10 ter, lid 4, tweede, derde en vierde alinea, van Richtlijn 2003/87/EG wordt het voorlopige jaarlijkse aantal kosteloos aan een stadsverwarming-subinstallatie toegewezen emissierechten, dat wordt berekend overeenkomstig artikel 16, leden 2 en 3, van deze verordening, verhoogd met 30 % van het overeenkomstig artikel 16, lid 2, berekende aantal, indien de exploitant van een stadsverwarming-subinstallatie een aanvraag heeft ingediend overeenkomstig artikel 4 van deze verordening en indien, met betrekking tot de periode tot eind 2025 of de periode van 2026 tot en met 2030, aan alle volgende voorwaarden is voldaan:
Voor de toepassing van punt b) wordt de economische waarde van de extra 30 % emissierechten bepaald door het extra aantal kosteloze emissierechten over de periode van 2026 tot en met 2030 te vermenigvuldigen met de gemiddelde prijs van emissierechten op het gemeenschappelijke veilingplatform in het kalenderjaar voorafgaand aan de in artikel 4, lid 2, bedoelde aanvraag, en vermenigvuldigd met de overeenkomstig artikel 14, lid 6, bepaalde factor, zoals van toepassing op de installatie. Voor de toepassing van punt c) zijn emissiereducties significant wanneer de specifieke emissies, uitgedrukt in ton CO2 per terajoule geleverde stadsverwarming, van de installatie of het stadsverwarmingsbedrijf gedurende de desbetreffende referentieperiode lager zijn dan de gemiddelde specifieke emissies met een emissiereductiepercentage dat gelijk is aan de toepassing van de in artikel 9 van Richtlijn 2003/87/EG bedoelde lineaire verminderingsfactoren, te rekenen vanaf het midden van de relevante referentieperiode. 4. De bevoegde autoriteit controleert uiterlijk op 30 september 2024 of de inhoud en de vorm van de in de leden 1 en 3 van dit artikel bedoelde plannen voor klimaatneutraliteit voldoen aan Uitvoeringsverordening (EU) 2023/2441. Artikel 22 quater Niet-cumulatief karakter van de vermindering met 20 % in de artikelen 22 bis en 22 ter De in de artikelen 22 bis en 22 ter bedoelde vermindering met 20 % wordt in de desbetreffende toewijzingsperiode slechts eenmaal op een installatie toegepast. Artikel 22 quinquies Actualisering van het plan voor klimaatneutraliteit 1. De exploitanten evalueren, overeenkomstig de in het in artikel 22 ter bedoelde plan voor klimaatneutraliteit gespecificeerde perioden en telkens wanneer dat nodig is, de doeltreffendheid van het plan voor klimaatneutraliteit met betrekking tot de vermindering van broeikasgasemissies en voeren waar nodig corrigerende maatregelen uit om ervoor te zorgen dat de mijlpalen en streefdoelen worden gehaald. Elke actualisering heeft alleen gevolgen voor toekomstige mijlpalen en streefdoelen. 2. Wanneer het plan voor klimaatneutraliteit wordt geactualiseerd met betrekking tot mijlpalen en streefdoelen, dient de exploitant het bijgewerkte plan onverwijld in bij de bevoegde autoriteit. Artikel 22 sexies Publicatie van het plan voor klimaatneutraliteit 1. De bevoegde autoriteiten publiceren het overeenkomstig artikel 22 ter ingediende plan voor klimaatneutraliteit. 2. Indien een exploitant van oordeel is dat het plan voor klimaatneutraliteit commercieel gevoelige elementen bevat die, indien openbaar gemaakt, zijn commerciële belangen zouden schaden, kan hij de bevoegde autoriteit verzoeken die elementen niet te publiceren. Indien het verzoek gerechtvaardigd is, publiceert de bevoegde autoriteit het plan voor klimaatneutraliteit zonder die elementen.” (*2) Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG (PB L 315 van 14.11.2012, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2012/27/2023-05-04)." (*3) Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2067 van de Commissie van 19 december 2018 inzake de verificatie van gegevens en de accreditatie van verificateurs krachtens Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 334 van 31.12.2018, blz. 94, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2018/2067/2021-01-01)." . |
13) |
In artikel 23 wordt lid 4 vervangen door: “4. De Commissie stelt op basis van de ontvangen kennisgeving een besluit vast, brengt de betrokken bevoegde autoriteit op de hoogte en neemt zo nodig de veranderingen op in het krachtens artikel 19 van Richtlijn 2003/87/EG ingestelde EU-register en het in artikel 20 van die richtlijn bedoelde transactielogboek.” |
14) |
Artikel 25, lid 4, wordt geschrapt. |
15) |
Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:
|
16) |
Bijlage I wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening. |
17) |
Bijlage III wordt vervangen door de tekst in bijlage II bij deze verordening. |
18) |
Bijlage IV wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage III bij deze verordening. |
19) |
Bijlage VI wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage IV bij deze verordening. |
20) |
Bijlage VII wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage V bij deze verordening. |
21) |
De tekst in bijlage VI bij deze verordening wordt toegevoegd als bijlage VIII. |
Artikel 2
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. De verordening is van toepassing op toewijzingen voor de periode vanaf 1 januari 2024.
Artikel 1, punten 1, 4, a), 4, b), 4, c), ii), 4, d), i), 4, d), ii) en 4, d), iv), 6, 7, 10, 11, 16 en 17 zijn echter van toepassing op toewijzingen voor de periode vanaf 1 januari 2026 voor nieuwkomers van wie de aanvragen uiterlijk op 31 december 2023 zijn ingediend en voor gevestigde installaties.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 30 januari 2024.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32.
(2) Richtlijn (EU) 2023/959 van het Europees Parlement en de Raad van 10 mei 2023 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie en Besluit (EU) 2015/1814 betreffende de instelling en de werking van een marktstabiliteitsreserve voor de EU-regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten (PB L 130 van 16.5.2023, blz. 134).
(3) Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2021 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2009 en Verordening (EU) 2018/1999 (“Europese klimaatwet”) (PB L 243 van 9.7.2021, blz. 1).
(4) Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 van de Commissie van 19 december 2018 tot vaststelling van een voor de hele Unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 10 bis van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 59 van 27.2.2019, blz. 8).
(5) Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 25 november 2021, zaak C-271/20, Aurubis AG/Bundesrepublik Deutschland, ECLI:EU:C:2021:959.
(6) Verordening (EU) 2023/956 van het Europees Parlement en de Raad van 10 mei 2023 tot instelling van een mechanisme voor koolstofgrenscorrectie (PB L 130 van 16.5.2023, blz. 52).
(7) Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).
(8) Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1842 van de Commissie van 31 oktober 2019 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de verdere regelingen voor de aanpassingen van de kosteloze toewijzing van emissierechten als gevolg van veranderingen in het activiteitsniveau betreft (PB L 282 van 4.11.2019, blz. 20).
(9) Uitvoeringsverordening (EU) 2021/447 van de Commissie van 12 maart 2021 tot vaststelling van herziene benchmarkwaarden voor de kosteloze toewijzing van emissierechten voor de periode 2021 tot en met 2025 overeenkomstig artikel 10 bis, lid 2, van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 87 van 15.3.2021, blz. 29).
(10) Uitvoeringsverordening (EU) 2023/2441 van de Commissie van 31 oktober 2023 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de inhoud en de vorm van de klimaatneutraliteitsplannen die nodig zijn voor de kosteloze toewijzing van emissierechten (PB L, 2023/2441, 3.11.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2023/2441/oj).
BIJLAGE I
Bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Punt 1 wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Punt 2 wordt vervangen door:
Indien geen andere referentie wordt vermeld, verwijzen alle productbenchmarks naar 1 ton geproduceerd product, uitgedrukt als verkoopbare (netto)productie, en naar een 100 % zuivere substantie. Alle behandelde definities van processen en emissies (systeemgrenzen) omvatten eventuele affakkeling.”. |
BIJLAGE II
Bijlage III bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 wordt vervangen door:
“BIJLAGE III
Historisch activiteitsniveau voor specifieke benchmarks zoals bedoeld in artikel 15, lid 8, en artikel 17, punt f)
1.
Het productgerelateerde historische activiteitsniveau voor de referentieperiode voor producten waarop de in bijlage I bedoelde productbenchmark voor raffinaderijen van toepassing is, op basis van de verschillende CWT-functies, hun definities, de basis voor de doorvoercapaciteit, alsook de CWT-factoren uit bijlage II, wordt bepaald met behulp van de volgende formule:
Hierbij is:
HALCWT |
: |
historisch activiteitsniveau uitgedrukt als CWT |
TPi,k |
: |
doorvoercapaciteit van de CWT-functie i in jaar k van de referentieperiode |
CWTi |
: |
CWT-factor van de CWT-functie i |
TPAD,k |
: |
doorvoercapaciteit van de CWT-functie “distillatie van ruwe olie onder atmosferische druk” in jaar k van de referentieperiode |
2.
Het productgerelateerde historische activiteitsniveau voor de referentieperiode voor producten waarop de in bijlage I bedoelde kalkproductbenchmark van toepassing is, wordt bepaald met behulp van de volgende formule:
Hierbij is:
HALlime,standard |
: |
historisch activiteitsniveau voor kalkproductie, uitgedrukt in ton standaard zuivere kalk |
mCaO,k |
: |
gehalte aan vrij CaO in de geproduceerde kalk in jaar k van de referentieperiode uitgedrukt als massa-% |
mMgO,k |
: |
gehalte aan vrij MgO in de geproduceerde kalk in jaar k van de referentieperiode, uitgedrukt als massa-% |
HALlime,uncorrected,k |
: |
ongecorrigeerd historisch activiteitsniveau voor kalkproductie in jaar k van de referentieperiode, uitgedrukt in ton kalk |
3.
Het productgerelateerde historische activiteitsniveau voor de referentieperiode voor producten waarop de in bijlage I bedoelde dolimeproductbenchmark van toepassing is, wordt bepaald met behulp van de volgende formule:
Hierbij is:
HALdolime,standard |
: |
historisch activiteitsniveau voor dolimeproductie, uitgedrukt in ton standaard zuivere dolime |
mCaO,k |
: |
gehalte aan vrij CaO in de geproduceerde dolime in jaar k van de referentieperiode, uitgedrukt als massa-% |
mMgO,k |
: |
gehalte aan vrij MgO in de geproduceerde dolime in jaar k van de referentieperiode, uitgedrukt als massa-% |
HALdolime,uncorrected,k |
: |
ongecorrigeerd historisch activiteitsniveau voor dolimeproductie in jaar k van de referentieperiode, uitgedrukt in ton kalk |
4.
Het productgerelateerde historische activiteitsniveau voor de referentieperiode voor producten waarop de in bijlage I bedoelde productbenchmark voor stoomkraken van toepassing is, wordt bepaald met behulp van de volgende formule:
Hierbij is:
HALHVC,net |
: |
historisch activiteitsniveau voor hoogwaardige chemicaliën zonder hoogwaardige chemicaliën geproduceerd uit extra materiaalinput, uitgedrukt in ton HVC’s |
HALHVC,total,k |
: |
historisch activiteitsniveau voor de totale productie van hoogwaardige chemicaliën in jaar k van de referentieperiode, uitgedrukt in ton HVC’s |
HSFH,k |
: |
historische extra materiaalinput van waterstof in jaar k van de referentieperiode, uitgedrukt in ton waterstof |
HSFE,k |
: |
historische extra materiaalinput van ethyleen in jaar k van de referentieperiode, uitgedrukt in ton ethyleen |
HSFO,k |
: |
historische extra materiaalinput van andere hoogwaardige chemicaliën dan waterstof en ethyleen in jaar k van de referentieperiode, uitgedrukt in ton HVC’s |
5.
Het productgerelateerde historische activiteitsniveau voor de referentieperiode voor producten waarop de in bijlage I bedoelde aromatenbenchmark van toepassing is, op basis van de verschillende CWT-functies, hun definities, de basis voor de doorvoercapaciteit, alsook de CWT-factoren uit bijlage II, wordt bepaald met behulp van de volgende formule:
Hierbij is:
HALCWT |
: |
historisch activiteitsniveau uitgedrukt als CWT |
TPi,k |
: |
doorvoercapaciteit van de CWT-functie i in jaar k van de referentieperiode |
CWTi |
: |
CWT-factor van de CWT-functie i |
6.
Wanneer een mengsel van waterstof en koolmonoxide wordt geproduceerd, wordt het productgerelateerde historische activiteitsniveau voor de referentieperiode voor producten waarop de in bijlage I bedoelde waterstofproductbenchmark van toepassing is, bepaald met behulp van de volgende formule:
Hierbij is:
HALH2 |
: |
historisch activiteitsniveau voor waterstofproductie, herleid tot 100 % waterstof |
HALH2,act |
: |
werkelijke waterstofproductie |
HALH2,WGS |
: |
aanvullende waterstofproductie bij theoretisch volledig watergas-proces, berekend aan de hand van de stoichiometrische verhouding als HALCO,act x 0,071967 t H2/t CO voor het watergas-proces |
HALCO,act |
: |
werkelijke koolmonoxideproductie |
Emact |
: |
werkelijke emissies in verband met de waterstofproductie |
EmWGS |
: |
extra emissies in verband met de waterstofproductie uit theoretische volledige watergas-proces |
De werkelijke emissies in verband met de waterstofproductie worden als volgt bepaald:
Hierbij is:
Emact |
: |
werkelijke emissies in verband met de waterstofproductie |
DirEmact |
: |
werkelijke directe emissies exclusief warmtegerelateerde emissies, voorafgaand aan koolstofafvang voor gebruik of geologische opslag. Voor emissies afkomstig van biomassa worden de emissies berekend als de energie-inhoud van biomassa vermenigvuldigd met de emissiefactor van aardgas in plaats van met de werkelijke emissies. |
Heatexport,act |
: |
werkelijke netto-warmte-uitvoer |
BMheat |
: |
de waarde van de warmtebenchmark voor meetbare warmte voor de relevante toewijzingsperiode |
De extra emissies in verband met de waterstofproductie als gevolg van het theoretische volledige watergas-proces worden als volgt bepaald:
Hierbij is:
COWGS |
: |
de hoeveelheid CO geproduceerd vóór de aanvullende theoretische omzetting in CO2 via het watergas-proces |
MCO2 |
: |
moleculaire massa van CO2 (44,01 g/mol) |
MCO |
: |
moleculaire massa van CO (28,01 g/mol) |
Heatexport,WGS |
: |
theoretische extra netto warmte-uitvoer na volledig watergas-proces uitgaande van 99,5 % warmteterugwinning, berekend via de reactie-enthalpie van het watergas-proces (–20,439 GJ/t H2 geproduceerd) vermenigvuldigd met HALH2,WGS en met het 99,5 %-rendement van terugwinning |
BMheat |
: |
de waarde van de warmtebenchmark voor meetbare warmte voor de relevante toewijzingsperiode |
7.
Het productgerelateerde historische activiteitsniveau voor de referentieperiode voor producten waarop de in bijlage I bedoelde productbenchmark voor synthetisch gas (syngas) van toepassing is, wordt bepaald met behulp van de volgende formule:
Hierbij is:
HALsyngas |
: |
historisch activiteitsniveau voor syngasproductie, herleid tot 47 % waterstof |
VFH2,k |
: |
historisch productievolumepercent van zuiver waterstof in het totale volume waterstof en koolstofmonoxide in jaar k van de referentieperiode |
HALH2 + CO,k |
: |
historisch activiteitsniveau voor syngasproductie, herleid tot het historisch waterstofgehalte uitgedrukt in normale kubieke meter per jaar bij 0 °C en 101,325 kPa in jaar k van de referentieperiode |
8.
Het productgerelateerde historische activiteitsniveau voor de referentieperiode voor producten waarop de in bijlage I bedoelde ethyleenoxide/ethyleenglycol-productbenchmark van toepassing is, wordt bepaald met behulp van de volgende formule:
Hierbij is:
HALEO/EG |
: |
historisch activiteitsniveau voor de ethyleenoxide/ethyleenglycol-productie, uitgedrukt in ton ethyleenoxide-equivalenten |
HALi,k |
: |
historisch activiteitsniveau voor de productie van ethyleenoxide of —glycol i in jaar k van de referentieperiode, uitgedrukt in ton |
CFEOE,i |
: |
conversiefactor voor ethyleenoxide of ethyleenglycol i ten opzichte van ethyleenoxide |
De volgende conversiefactoren worden gebruikt:
Ethyleenoxide: 0,926 |
Mono-ethyleenglycol: 0,717 |
Diëthyleenglycol: 1,174 |
Tri-ethyleenglycol: 1,429 |
BIJLAGE III
Bijlage IV bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In punt 1.3 wordt het volgende punt toegevoegd:
|
2) |
Punt 1,4 wordt vervangen door:
|
3) |
Punt 2.3 wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
In punt 2.4 wordt punt a) vervangen door:
|
5) |
Punt 2.5 wordt als volgt gewijzigd:
|
6) |
Punt 2.6 wordt als volgt gewijzigd:
|
7) |
Punt 2.7 wordt als volgt gewijzigd:
|
8) |
Punt 3.1 wordt als volgt gewijzigd:
|
9) |
In punt 3.2 wordt het volgende punt toegevoegd:
|
BIJLAGE IV
Bijlage VI bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Punt 1 wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Punt 2, a), wordt vervangen door:
|
BIJLAGE V
Bijlage VII bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In punt 4.2 wordt de tweede alinea vervangen door: “De bevoegde autoriteit merkt de kosten aan als onredelijk indien de kostenraming van de exploitant hoger is dan het voordeel van een specifieke bepalingsmethode. Hiertoe wordt het voordeel berekend door vermenigvuldiging van een verbeteringsfactor met een referentieprijs zoals bedoeld in artikel 18, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 van de Commissie (*1) en omvatten de kosten, indien van toepassing, een passende waardeverminderingsperiode op basis van de economische levensduur van de apparatuur.; (*1) Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 van de Commissie van 19 december 2018 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie (PB L 334 van 31.12.2018, blz. 1).”." |
2) |
Punt 9 wordt vervangen door:
|
3) |
Punt 10 wordt als volgt gewijzigd:
|
(*1) Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 van de Commissie van 19 december 2018 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie (PB L 334 van 31.12.2018, blz. 1).”.”
BIJLAGE VI
“BIJLAGE VIII
Bepaling van de in aanmerking komende lidstaten overeenkomstig artikel 22 ter, lid 3
Installaties in bepaalde lidstaten kunnen in aanmerking komen voor aanvullende kosteloze toewijzing voor stadsverwarming overeenkomstig artikel 10 ter, lid 4, van Richtlijn 2003/87/EG.
1. METHODOLOGIE
Overeenkomstig artikel 10 ter, lid 4, van Richtlijn 2003/87/EG moet voor het gemiddelde van de jaren 2014 tot en met 2018 aan de volgende voorwaarde worden voldaan opdat de lidstaten in aanmerking komen voor aanvullende kosteloze toewijzing overeenkomstig artikel 22 ter, lid 3:
2. IN AANMERKING KOMENDE LIDSTATEN
Volgens de in punt 1 beschreven methode komen installaties in de volgende lidstaten in aanmerking voor aanvullende kosteloze toewijzing overeenkomstig artikel 22 ter, lid 3:
a) |
Bulgarije; |
b) |
Tsjechië; |
c) |
Letland; |
d) |
Polen. |
ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_del/2024/873/oj
ISSN 1977-0758 (electronic edition)