This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32023R1444
Commission Implementing Regulation (EU) 2023/1444 of 11 July 2023 imposing a provisional anti-dumping duty on imports of steel bulb flats originating in the People’s Republic of China and Türkiye
Uitvoeringsverordening (EU) 2023/1444 van de Commissie van 11 juli 2023 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op platbulbstaal van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Turkije
Uitvoeringsverordening (EU) 2023/1444 van de Commissie van 11 juli 2023 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op platbulbstaal van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Turkije
C/2023/4605
PB L 177 van 12.7.2023, p. 63–106
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force
12.7.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 177/63 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/1444 VAN DE COMMISSIE
van 11 juli 2023
tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op platbulbstaal van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Turkije
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) (“de basisverordening”), en met name artikel 7,
Na raadpleging van de lidstaten,
Overwegende hetgeen volgt:
1. PROCEDURE
1.1. Opening van het onderzoek
(1) |
Op 14 november 2022 heeft de Europese Commissie (“de Commissie”) op basis van artikel 5 van de basisverordening een antidumpingonderzoek geopend met betrekking tot de invoer van platbulbstaal van oorsprong uit de Volksrepubliek China (“China” of “de VRC”) en Turkije (“de betrokken landen”). De Commissie heeft daartoe een bericht van inleiding bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (2) (“het bericht van inleiding”). |
(2) |
De Commissie heeft het onderzoek geopend naar aanleiding van een klacht die op 30 september 2022 was ingediend door Laminados Losal S.A.U. (“de klager”). De klacht is ingediend namens de bedrijfstak van de Unie voor platbulbstaal in de zin van artikel 5, lid 4, van de basisverordening. Het bij de klacht gevoegde bewijsmateriaal over dumping en aanmerkelijke schade als gevolg daarvan werd voldoende geacht om de opening van een onderzoek te rechtvaardigen. |
1.2. Registratie
(3) |
Overeenkomstig artikel 14, lid 5 bis, van de basisverordening moet de Commissie de invoer waarop een antidumpingonderzoek betrekking heeft gedurende de periode van voorafgaande kennisgeving registreren, tenzij zij over voldoende bewijs in de zin van artikel 5 beschikt waaruit blijkt dat niet is voldaan aan de voorschriften van artikel 10, lid 4, punt c) of d), van de basisverordening. |
(4) |
De klager heeft niet om registratie verzocht en de Commissie heeft vastgesteld dat niet is voldaan aan de voorschriften van artikel 10, lid 4, punt d), van de basisverordening. Naast de invoer die in het onderzoektijdvak schade heeft veroorzaakt, is er daarna geen aanzienlijke verdere toename van de invoer vastgesteld. |
(5) |
Om de in punt 4.3.1 genoemde redenen heeft de Commissie besloten de invoer uit de betrokken landen te cumuleren voor de in de bovenstaande overwegingen beschreven analyse. Uit een analyse van de gegevens die zijn ontleend aan de databank Surveillance en de gegevens die zijn verstrekt door de medewerkende producenten-exporteurs in de betrokken landen is gebleken dat het cumulatieve invoervolume uit de betrokken landen in de eerste vier volledige maanden (d.w.z. december 2022 tot en met maart 2023) na de opening van het onderzoek met 2 % is afgenomen ten opzichte van dezelfde maanden in het onderzoektijdvak. De gemiddelde maandelijkse invoer uit de betrokken landen nam tijdens de eerste vier maanden na de opening van het onderzoek met 15 % af ten opzichte van de gemiddelde maandelijkse invoer tijdens het onderzoektijdvak. Derhalve heeft de Commissie de invoer van platbulbstaal niet onderworpen aan registratie uit hoofde van artikel 14, lid 5 bis, van de basisverordening gedurende de periode van voorafgaande kennisgeving. |
1.3. Belanghebbenden
(6) |
In het bericht van inleiding werden de belanghebbenden uitgenodigd om met de Commissie contact op te nemen om aan het onderzoek mee te werken. Daarnaast heeft de Commissie de klager, de haar bekende producenten-exporteurs, de autoriteiten van de VRC en Turkije, de haar bekende importeurs, leveranciers en gebruikers, handelaren, alsmede de bekende betrokken verenigingen expliciet op de hoogte gesteld van de opening van het onderzoek en hen uitgenodigd daaraan mee te werken. |
(7) |
De belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld om opmerkingen over de opening van het onderzoek te maken en een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures aan te vragen. |
1.4. Opmerkingen over de opening van het onderzoek
(8) |
Na de opening van het onderzoek zijn opmerkingen ontvangen van de overheid van Turkije, de Turkse producent-exporteur Özkan Demir Çelik Sanayi A.Ş (“Özkan Demir”), de gebruiker in de Unie Fincantieri S.p.A (“Fincantieri”) en de niet-verbonden importeur Baglietto s.r.l. (“Baglietto”). |
(9) |
De overheid van Turkije en Fincantieri voerden beide onder meer aan dat de klacht te veel op vertrouwelijke informatie was gebaseerd, met name wat betreft de mate van gedetailleerdheid van de micro-economische indicatoren van de bedrijfstak van de Unie, alsook bepaalde bijlagen bij de klacht. Beide partijen voerden aan dat de niet-vertrouwelijke versie daarom ontoereikend was om de partijen in staat te stellen zinvolle opmerkingen over de schade-indicatoren en de beweringen in de klacht te maken. |
(10) |
Artikel 19 van de basisverordening voorziet in de bescherming van vertrouwelijke informatie wanneer de bekendmaking ervan een concurrent aanmerkelijke concurrentievoordelen zou geven of degene die de informatie heeft verstrekt of van wie hij deze informatie heeft verkregen, ernstig zou benadelen. Aangezien de klacht betrekking heeft op de informatie van slecht één producent in de Unie, of de informatie van die producent in de Unie in combinatie met openbaar beschikbare informatie en statistieken, heeft de klager de relevante cijfers om redenen van vertrouwelijkheid in zinvolle orden van grootte verstrekt. In dezelfde geest heeft de klager een niet-vertrouwelijke versie van de bijlagen of een zinvolle samenvatting van de toegezonden informatie verstrekt. De Commissie was derhalve van mening dat de niet-vertrouwelijke versie van de klacht die in het dossier voor inzage door belanghebbenden beschikbaar was, alle essentiële bewijzen en niet-vertrouwelijke samenvattingen van de vertrouwelijke gegevens bevatte, zodat belanghebbenden hun recht van verweer naar behoren konden uitoefenen. Dit argument werd derhalve afgewezen. |
(11) |
De overheid van Turkije en Fincantieri maakten beide bezwaar tegen de opneming in de schadeanalyse van de gegevens voor Laminorul SA (“Laminorul”), een Roemeense producent van platbulbstaal, die failliet was gegaan en tijdens de beoordelingsperiode met de productie was gestopt. Volgens de informatie waarover de Commissie beschikte, werd Laminorul na het faillissement overgenomen door een andere onderneming, maar heeft zij de productie van platbulbstaal nog niet hervat. Volgens de overheid van Turkije en Fincantieri hadden de beschikbare gegevens over Laminorul niet in de cijfers in de klacht mogen worden opgenomen, aangezien die onderneming failliet ging en niet langer platbulbstaal produceert. Laminorul had in de klacht daarom niet als onderdeel van de bedrijfstak van de Unie mogen worden beschouwd. |
(12) |
De Commissie was echter van mening dat Laminorul in de beoordelingsperiode nog steeds deel uitmaakte van de bedrijfstak van de Unie, hoewel niet gedurende de gehele periode. Om die reden heeft de klager de gegevens van Laminorul terecht opgenomen in de klacht en heeft hij de situatie van de bedrijfstak van de Unie voor de desbetreffende perioden accuraat weergegeven. Bovendien bleek uit de gegevens in de klacht dat de meeste indicatoren vergelijkbare trends lieten zien, met en zonder Laminorul in de analyse. In elk geval heeft de Commissie in haar analyse voor de beoordelingsperiode in deze verordening waar mogelijk op het effect van de gegevens van Laminorul op de schadesituatie van de bedrijfstak gewezen. |
(13) |
De overheid van Turkije en Özkan Demir hebben opmerkingen gemaakt over verschillende individuele schade-indicatoren in de klacht en voerden aan dat sommige van de indicatoren niet wezen op schade voor de bedrijfstak van de Unie of dat de schade mogelijk was veroorzaakt door andere factoren dan de invoer uit de betrokken landen. |
(14) |
In dit verband wees de Commissie op artikel 5, lid 2, van de basisverordening, die bepaalt dat de klacht gegevens moet bevatten omtrent veranderingen in de omvang van de beweerde invoer met dumping, de weerslag van deze invoer op de prijzen van het soortgelijke product op de markt van de Unie en de weerslag van de invoer op de bedrijfstak van de Unie, zoals blijkt uit relevante (maar niet noodzakelijk alle) factoren. De klacht bevatte deze informatie, die duidde op het bestaan van schade en een oorzakelijk verband met invoer uit de betrokken landen. Bijgevolg was de Commissie van mening dat de klacht voldoende bewijsmateriaal bevatte waaruit bleek dat er sprake was van schade en een oorzakelijk verband, en wees zij het argument derhalve af. |
(15) |
Andere specifieke opmerkingen over schade, oorzakelijk verband en het belang van de Unie, die niet rechtstreeks verband hielden met de opening van het onderzoek, worden besproken in de desbetreffende afdelingen hieronder (afdelingen 4, 5 en 7). |
1.5. Steekproeven
(16) |
In het bericht van inleiding heeft de Commissie verklaard dat zij mogelijk een steekproef van de belanghebbenden zou samenstellen overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening. |
Steekproef van producenten in de Unie
(17) |
Gezien het beperkte aantal producenten van platbulbstaal in de Unie kondigde de Commissie in het bericht van inleiding aan dat zij vragenlijsten ter beschikking zou stellen van de enige twee haar bekende producenten in de Unie. Van deze twee producenten heeft alleen Laminados Losal, S.A.U. (de klager) de vragenlijst ingevuld. De tweede producent in de Unie, Olifer s.p.l., (“Olifer”), goed voor [15-25] % van de productie in de Unie, heeft zich gedurende het onderzoek niet kenbaar gemaakt. De Commissie kon daardoor geen steekproef samenstellen, maar gebruikte de gegevens van de klager en raamde in voorkomend geval de gegevens voor Olifer en Laminorul, zoals toegelicht in overweging 147. |
Steekproef van importeurs
(18) |
Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te stellen, heeft de Commissie niet-verbonden importeurs verzocht de in het bericht van inleiding gevraagde informatie te verstrekken. |
(19) |
Slechts één niet-verbonden importeur heeft de gevraagde informatie verstrekt en ermee ingestemd om in de steekproef te worden opgenomen. De Commissie heeft daarom besloten dat een steekproef niet noodzakelijk was. |
Steekproef van producenten-exporteurs in de VRC
(20) |
Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze te kunnen samenstellen, heeft de Commissie alle producenten-exporteurs in de VRC verzocht de in het bericht van inleiding gevraagde informatie te verstrekken. Daarnaast heeft de Commissie de Vertegenwoordiging van de Volksrepubliek China bij de Europese Unie verzocht eventuele andere producenten-exporteurs die geïnteresseerd konden zijn in medewerking aan het onderzoek, op te sporen en/of contact met hen op te nemen. |
(21) |
Een producent-exporteur in de VRC, Changshu Longteng Special Steel Co., Ltd, heeft de verlangde informatie verstrekt en ermee ingestemd in de steekproef te worden opgenomen. De Commissie heeft dienovereenkomstig besloten dat een steekproef niet noodzakelijk was. |
Steekproef van producenten-exporteurs in Turkije
(22) |
Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze te kunnen samenstellen, heeft de Commissie alle producenten-exporteurs in Turkije verzocht de in het bericht van inleiding vermelde informatie te verstrekken. Daarnaast heeft de Commissie de Vertegenwoordiging van Turkije bij de Europese Unie verzocht eventuele andere producenten-exporteurs die geïnteresseerd konden zijn in medewerking aan het onderzoek, op te sporen en/of contact met hen op te nemen. |
(23) |
Een producent-exporteur in Turkije, Özkan Demir, heeft de verlangde informatie verstrekt en ermee ingestemd in de steekproef te worden opgenomen. De Commissie heeft dienovereenkomstig besloten dat een steekproef niet noodzakelijk was. |
1.6. Antwoorden op de vragenlijsten en controlebezoeken
(24) |
De Commissie heeft de overheid van de Volksrepubliek China (“Chinese overheid”) een vragenlijst toegezonden over het bestaan van verstoringen van betekenis in de VRC in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening. Zij heeft hierop geen antwoord ontvangen. Bijgevolg stelde de Commissie de Vertegenwoordiging van de Volksrepubliek China bij de Europese Unie in kennis van haar voornemen de beschikbare gegevens te gebruiken overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening. Er zijn geen opmerkingen ontvangen. |
(25) |
De Commissie heeft online (3) de vragenlijsten voor de producenten-exporteurs, de niet-verbonden importeurs en de producenten in de Unie gepubliceerd. |
(26) |
De Commissie heeft alle gegevens die zij voor de voorlopige vaststelling van dumping, daardoor veroorzaakte schade en het belang van de Unie nodig achtte, verzameld en gecontroleerd. Krachtens artikel 16 van de basisverordening werden controlebezoeken ter plaatse verricht bij de volgende ondernemingen:
|
(27) |
Gezien de COVID-19-pandemie en de opgelegde lockdownmaatregelen voerde de Commissie een controle op afstand uit van de volgende Chinese producent-exporteur:
|
1.7. Onderzoektijdvak en beoordelingsperiode
(28) |
Het onderzoek naar de dumping en de schade had betrekking op de periode van 1 oktober 2021 tot en met 30 september 2022 (“het onderzoektijdvak”). Het onderzoek naar ontwikkelingen die relevant zijn voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van 1 januari 2019 tot het einde van het onderzoektijdvak (“de beoordelingsperiode”). |
2. ONDERZOCHT PRODUCT, BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT
2.1. Onderzocht product
(29) |
Het onderzochte product is niet-gelegeerd platbulbstaal met een breedte tot 204 mm (“platbulbstaal”). Platbulbstaal wordt voornamelijk gebruikt in de scheepsbouw voor de vervaardiging van de staalconstructie van cruiseschepen, veerboten, militaire vaartuigen en koopvaardijschepen. Platbulbstaal kan ook worden gebruikt voor de bouw van offshoreplatforms en de aanleg van tramrails, maar in de Unie wordt platbulbstaal hiervoor slechts in marginale hoeveelheden toegepast (“het onderzochte product”). |
2.2. Betrokken product
(30) |
Het betrokken product is het onderzochte product van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Turkije, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 7216 50 91 (Taric-code 7216509110) (“het betrokken product”). |
2.3. Soortgelijk product
(31) |
Uit het onderzoek is gebleken dat de volgende producten dezelfde fysische, chemische en technische basiseigenschappen hebben en voor dezelfde basisdoeleinden worden gebruikt:
|
(32) |
De Commissie heeft in dit stadium geconcludeerd dat die producten derhalve soortgelijke producten zijn in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening. |
2.4. Argumenten betreffende de productomschrijving
(33) |
Er zijn geen argumenten ontvangen betreffende de productomschrijving. |
3. DUMPING
3.1. VRC
3.1.1. Procedure voor de vaststelling van de normale waarde op grond van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening
(34) |
Aangezien er bij de opening van het onderzoek voldoende bewijsmateriaal beschikbaar was dat wees op het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening met betrekking tot de VRC, achtte de Commissie het passend om met betrekking tot de producenten-exporteurs uit dit land het onderzoek te openen uit hoofde van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening. |
(35) |
Om de benodigde gegevens voor de mogelijke toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening te verzamelen, heeft de Commissie bijgevolg in het bericht van inleiding alle producenten-exporteurs in de VRC verzocht informatie over de basisproducten voor de productie van platbulbstaal te verstrekken. Een producent-exporteur, Changshu Longteng Special Steel Co, Ltd, heeft de relevante informatie ingediend. Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek met betrekking tot de vermeende verstoringen van betekenis nodig achtte, heeft de Commissie bovendien de Chinese overheid een vragenlijst toegezonden. |
(36) |
Bovendien heeft de Commissie in punt 5.3.2 van het bericht van inleiding alle belanghebbenden verzocht om binnen 37 dagen na de datum van bekendmaking van dat bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie hun standpunt kenbaar te maken en informatie en bewijsmateriaal in te dienen met betrekking tot de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening. De Chinese overheid reageerde niet binnen de daarvoor gestelde termijn op de vragenlijst, en diende evenmin opmerkingen in over de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening. Vervolgens heeft de Commissie de Chinese overheid ervan in kennis gesteld dat zij overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening de beschikbare gegevens zou gebruiken om het bestaan van verstoringen van betekenis in de VRC vast te stellen. De Commissie heeft de Chinese overheid verzocht haar opmerkingen over de toepassing van artikel 18 in te dienen. Er zijn geen opmerkingen ontvangen. |
(37) |
In punt 5.3.2. van het bericht van inleiding heeft de Commissie ook vermeld dat zij, gezien het beschikbare bewijsmateriaal, op grond van artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening, Turkije als mogelijk geschikt representatief derde land beschouwde voor de vaststelling van de normale waarde aan de hand van niet-verstoorde prijzen of benchmarks. De Commissie merkte verder op dat zij andere mogelijk geschikte representatieve landen zou onderzoeken overeenkomstig de criteria als bedoeld in artikel 2, lid 6 bis, punt a), eerste streepje, van de basisverordening. |
(38) |
Op 24 januari 2023 heeft de Commissie de belanghebbenden door middel van een mededeling (“de eerste mededeling”) op de hoogte gebracht van de relevante bronnen die zij voornemens was te gebruiken om de normale waarde vast te stellen. In die mededeling heeft de Commissie een lijst opgenomen van alle productiefactoren zoals de grondstoffen, arbeid en energie die worden gebruikt in de productie van platbulbstaal, gebaseerd op gegevens die zijn verstrekt door Changshu Longteng Special Steel Co., Ltd, de enige in de VRC gevestigde producent-exporteur van het betrokken product die medewerking heeft verleend. Bovendien heeft de Commissie, op basis van de criteria voor de keuze van niet-verstoorde prijzen of benchmarks, Turkije als een geschikt representatief land aangewezen. De Commissie heeft van producent-exporteur Changshu Longteng Special Steel Co., Ltd opmerkingen over de eerste mededeling ontvangen. |
(39) |
Op 3 april 2023 heeft de Commissie, nadat zij de ontvangen opmerkingen en de door Changshu Longteng Special Steel Co., Ltd verstrekte aanvullende informatie had geanalyseerd, aan de belanghebbenden door middel van een tweede mededeling (“de tweede mededeling”) de relevante bronnen meegedeeld die zij voornemens was te gebruiken om de normale waarde vast te stellen, met Turkije als het representatieve land. Tevens deelde zij de belanghebbenden mee dat zij de verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten (“VAA-kosten”) en de winst zou vaststellen op basis van gegevens van een producent in het representatieve land, namelijk Kocaer Çelik Sanayi. De Commissie heeft de belanghebbenden uitgenodigd opmerkingen te maken en heeft opmerkingen ontvangen van Changshu Longteng Special Steel Co., Ltd. |
(40) |
Na de ontvangen opmerkingen en informatie over de tweede mededeling te hebben geanalyseerd, kwam de Commissie voorlopig tot de conclusie dat Turkije een geschikte keuze was als representatief land waarvan de niet-verstoorde prijzen en kosten zouden worden gebruikt voor de vaststelling van de normale waarde. De onderliggende redenen voor die keuze worden nader beschreven in punt 3.4. |
3.1.2. Normale waarde
(41) |
Artikel 2, lid 1, van de basisverordening bepaalt het volgende: “De normale waarde is normaal gebaseerd op de prijzen die door onafhankelijke afnemers in het land van uitvoer in het kader van normale handelstransacties worden betaald of dienen te worden betaald”. |
(42) |
Artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening bepaalt echter het volgende: “Wanneer […] wordt vastgesteld dat het wegens het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van punt b) in het land van uitvoer niet passend is gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in dat land, wordt de normale waarde uitsluitend berekend aan de hand van productie- en verkoopkosten waarin niet-verstoorde prijzen of benchmarks tot uitdrukking komen”, en “omvat [deze] een niet-verstoord en redelijk bedrag voor administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten en voor winst”. |
(43) |
Zoals hieronder verder wordt toegelicht, heeft de Commissie in dit onderzoek geconcludeerd dat het op basis van het beschikbare bewijs en gezien het gebrek aan medewerking van de Chinese overheid en de producenten-exporteurs juist was artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening toe te passen. |
3.1.2.1.
(44) |
In recente onderzoeken betreffende de staalsector in de VRC (4) heeft de Commissie vastgesteld dat er sprake was van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening. |
(45) |
In die onderzoeken heeft de Commissie vastgesteld dat er sprake is van aanzienlijk overheidsingrijpen in de VRC, wat leidt tot een verstoring van de effectieve toewijzing van middelen overeenkomstig de marktbeginselen (5). De Commissie heeft met name geconcludeerd dat er in de staalsector — staal is de belangrijkste grondstof voor de vervaardiging van het onderzochte product — niet alleen sprake blijft van een aanzienlijke mate van eigendom van de Chinese overheid in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), eerste streepje, van de basisverordening (6), maar dat de Chinese overheid ook in de gelegenheid is zich te mengen in prijzen en kosten door de overheidsaanwezigheid in bedrijven in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), tweede streepje, van de basisverordening (7). De Commissie heeft verder vastgesteld dat de aanwezigheid van de staat op de financiële markten en het ingrijpen door de overheid op die markten, alsmede bij de verstrekking van grondstoffen en basisproducten, een aanvullend verstorend effect hebben op de markt. In feite leidt het planningssysteem van de VRC er over de gehele linie toe dat er middelen worden geconcentreerd in sectoren die door de Chinese overheid als strategisch of anderszins politiek belangrijk zijn bestempeld, in plaats van dat de allocatie overeenkomstig marktwerking plaatsvindt (8). Bovendien heeft de Commissie geconcludeerd dat de Chinese faillissements- en eigendomswetgeving niet naar behoren functioneert in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), vierde streepje, van de basisverordening, en dus verstoringen veroorzaakt, met name wanneer in de VRC insolvente ondernemingen op de been worden gehouden en grondgebruiksrechten worden toegewezen (9). In dezelfde geest heeft de Commissie vastgesteld dat er sprake was van verstoringen van loonkosten in de staalsector in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), vijfde streepje, van de basisverordening (10), alsmede van verstoringen op de financiële markten in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), zesde streepje, van de basisverordening, met name wat betreft de toegang tot kapitaal voor ondernemingen in de VRC (11). |
(46) |
Evenals in de voorafgaande onderzoeken met betrekking tot de staalsector in de VRC is de Commissie in het huidige onderzoek nagegaan of het wegens de aanwezigheid van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening al dan niet passend was om gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in de VRC. Daartoe heeft de Commissie gebruikgemaakt van het beschikbare bewijsmateriaal in het dossier, met inbegrip van het bewijsmateriaal in de klacht, alsmede in het werkdocument van de diensten van de Commissie over verstoringen van betekenis in de economie van de VRC met het oog op handelsbeschermingsonderzoeken (12) (“het rapport”), dat op openbaar beschikbare bronnen is gebaseerd. Bij deze analyse is niet alleen gekeken naar het aanzienlijke overheidsingrijpen in de economie van de VRC in het algemeen, maar ook naar de specifieke marktsituatie in de sector waar platbulbstaal onder valt. De Commissie heeft deze bewijselementen verder aangevuld met haar eigen onderzoek naar de verschillende criteria die relevant zijn om het bestaan van verstoringen van betekenis in de VRC te bevestigen, zoals die ook in het kader van haar eerdere onderzoeken in dit verband zijn vastgesteld. |
(47) |
In de klacht werd aangevoerd dat de Chinese economie als geheel sterk wordt beïnvloed door en de gevolgen ondervindt van verschillende alomvattende interventies van de Chinese overheid of andere overheidsinstanties op verschillende overheidsniveaus en op de markt, waardoor de binnenlandse prijzen en kosten van de Chinese staalindustrie niet kunnen worden gebruikt in dit onderzoek. |
(48) |
In de klacht wordt meer specifiek opgemerkt dat de Chinese overheid op verschillende wijzen ingrijpt (op administratief, financieel en regelgevend gebied), gelet op de doctrine van de “socialistische markteconomie” zoals verankerd in de grondwet van de VRC, de alomtegenwoordigheid van de CCP en haar invloed op de economie door middel van strategische planningsinitiatieven — zoals het 13e en het 14e vijfjarenplan. |
(49) |
In de klacht worden voorbeelden van elementen genoemd die duiden op het bestaan van verstoringen als bedoeld in het eerste tot en met zesde streepje van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening. De klager voerde onder verwijzing naar de onderzoeken van de Commissie in de staalsector, het rapport en aanvullende bronnen, met name het volgende aan:
|
(50) |
De Chinese overheid heeft geen opmerkingen gemaakt of bewijsmateriaal verstrekt ter ondersteuning of weerlegging van het bestaande bewijsmateriaal in het dossier, waaronder het rapport en het door de klager verstrekte aanvullende bewijsmateriaal, over de aanwezigheid van verstoringen van betekenis en/of de geschiktheid van de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening in het onderhavige geval. |
(51) |
De sector van het onderzochte product — een subsector van de staalsector — is nog steeds in sterke mate in handen van de Chinese overheid in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), eerste streepje, van de basisverordening. Aangezien de Chinese exporteurs van het onderzochte product geen medewerking verleenden, kon de exacte verhouding tussen de producenten in particuliere en in overheidseigendom niet worden vastgesteld. |
(52) |
Het onderzoek heeft echter bevestigd dat de twee grootste producenten in de staalsector, dat wil zeggen Angang Steel Group (“Ansteel”) en China Baowu Steel Group (“Baowu”) volledig in handen van de staat zijn of de staat hierin een meerderheidsbelang heeft. Bovendien zijn enkele belangrijke ondernemingen die platbulbstaal produceren, zoals Hebei Jitai Special Steel Group Co., Ltd, Suqian Nangang Jinxin Rolling Co., Ltd en Hebei Jingye Group Co. Ltd, onderworpen aan staatsinmenging. De onderneming Hebei Jitai Special Steel Group Co., Ltd, een volle dochteronderneming van de particuliere onderneming Tangshan Baigong Industry Development Co. (13), heeft als een van zijn doelstellingen “bij te dragen tot de ontwikkeling van de onderneming, het meegaan met de tijd, en het vaderland” (14). Voorts is Suqian Nangang Jinxin Rolling Co., Ltd in handen van en staat zij onder zeggenschap van Nanjing Steel, een staatsonderneming onder toezicht van de SASAC van Nanjing (15). In het geval van Hebei Jingye Group Co. Ltd zijn er verschillende activiteiten voor de opbouw van de CCP georganiseerd onder leiding van de adjunct-secretaris van het partijcomité van de Group (16). |
(53) |
Aangezien bovendien de interventies van de CCP in de operationele besluitvorming ook in particuliere ondernemingen de norm zijn geworden (17), waarbij de CCP een leidende rol opeist ten aanzien van vrijwel elk aspect van de economie van het land, leidt de invloed van de staat door middel van CCP-structuren binnen ondernemingen er feitelijk toe dat marktdeelnemers onder zeggenschap en beleidstoezicht van de overheid staan, gezien de mate waarin de staats- en partijstructuren samen zijn gegroeid in de VRC. |
(54) |
Dit is ook duidelijk op het niveau van de China Iron and Steel Association (“CISA”). Volgens artikel 3 van haar statuten geldt voor CISA dat zij “het algemene leiderschap van de Communistische Partij van China aanhangt” en “de zakelijke begeleiding, het toezicht en het beheer aanvaardt door de entiteiten die verantwoordelijk zijn voor registratie en beheer, door de entiteiten die verantwoordelijk zijn voor partijopbouw, alsook door de desbetreffende administratieve afdelingen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de industrie” (18). |
(55) |
Zowel publieke als particuliere ondernemingen in de staalsector zijn onderworpen aan beleidstoezicht en beleidsadvies. De meest recente Chinese beleidsdocumenten met betrekking tot de staalsector bevestigen dat de Chinese overheid belang blijft hechten aan de sector en voornemens is in de sector in te grijpen om die vorm te geven in overeenstemming met het overheidsbeleid. Dit kan worden geïllustreerd aan de hand van het ontwerp voor een richtsnoeradvies van het Ministerie van Industrie en Informatietechnologie over de bevordering van een hoogwaardige ontwikkeling van de staalindustrie, waarin wordt opgeroepen tot een verdere consolidatie van de industriële basis en tot aanzienlijke verbeteringen bij de modernisering van de industriële keten (19), het 14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de grondstoffenindustrie, waarin wordt gesteld dat de sector zal “vasthouden aan de combinatie van marktleiderschap en stimulering door de overheid” en “een groep leidende, ecologisch toonaangevende ondernemingen met een groot concurrentievermogen zal promoten” (20) of het 14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de staalschrootindustrie, waarvan de belangrijkste doelstellingen zijn om “de toepassing van staalschroot voortdurend te vergroten, en het allesomvattende schrootpercentage van de nationale staalproductie tegen het einde van het 14e vijfjarenplan naar 30 % te brengen” (21). Meer specifiek met betrekking tot het onderzochte product hebben de provincies Shandong en Jiangsu hun respectieve 14e vijfjarenplannen voor de ontwikkeling van de scheepsbouw en uitrusting voor de scheepsbouw uitgewerkt, waarin de scheepsbouw en de daarmee verband houdende staalproductie, zoals platbulbstaal, uitdrukkelijk worden bevorderd (22). |
(56) |
Ook in andere provincies kunnen vergelijkbare voorbeelden worden waargenomen van de voornemens van de Chinese autoriteiten om de ontwikkeling van de staalsector te controleren en aan te sturen, zoals in de provincie Hebei, die ernaar streeft “de groepsontwikkeling onder organisaties gestaag uit te voeren, de hervorming van de gemengde eigendomsstructuur van staatsondernemingen te versnellen, de nadruk te leggen op de bevordering van regio-overschrijdende fusies en reorganisaties van particuliere ijzer- en staalondernemingen en te streven naar één of twee grote groepen van wereldklasse en drie tot vijf grote groepen met binnenlandse invloed ter ondersteuning” en “de kanalen voor recycling en verspreiding van staalschroot verder uit te breiden en de controle en classificatie van staalschroot te versterken” (23). De invloed van de overheid is ook te merken op gemeentelijk niveau, zoals in het actieplan 1 + 3 voor ijzer en staal 2022 van de gemeente Tangshan (Hebei), waarin verschillende gemeentelijke entiteiten de opdracht krijgen “allianties en de reorganisatie te bevorderen van ondernemingen met vergelijkbare producten in de regio”, zoals de twee grote staalgroepen Shougang (Jingtang, Qiangang) en Tangsteel New District, “financiële instellingen te zoeken en te begeleiden om leningen tegen lage rente te verstrekken aan ijzer- en staalbedrijven om hen in staat te stellen over te stappen op nieuwe industrieën, en tegelijkertijd […] subsidies in de vorm van rentekortingen te bieden” alsook “de verbetering van de structuur van de producten te steunen” door “respectievelijk 1 miljoen RMB en 500 000 RMB toe te kennen […] aan nieuwe op nationaal niveau toonaangevende productieondernemingen en toonaangevende producten, en respectievelijk 300 000 RMB EN 100 000 RMB aan nieuwe op provinciaal niveau toonaangevende productieondernemingen en toonaangevende producten” (24). |
(57) |
Evenzo voorziet het uitvoeringsplan van Henan voor de transformatie en modernisering van de staalindustrie tijdens het 14e vijfjarenplan in de “bouw van specifieke staalproductiebases […], dat wil zeggen de bouw van zes grote specifieke staalproductiebases in Anyang, Jiyuan, Pingdingshan, Xinyang, Shangqiu, Zhoukou enz., en de waarborging van de uitbreiding, de intensivering en de specialisatie van de industrie. Zo zal de productiecapaciteit van ruwijzer in Anyang tegen 2025 onder 14 miljoen ton worden gehouden, en zal de productiecapaciteit van ruwstaal onder 15 miljoen ton worden gehouden” (25). |
(58) |
Het onderzoek heeft voorts bevestigd dat de Chinese overheid zich mengt in prijzen en kosten door overheidsaanwezigheid in bedrijven in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), tweede streepje, van de basisverordening, waarmee het bestaan van persoonlijke banden tussen producenten van platbulbstaal en de CCP is vastgesteld. Zo bekleedt de voorzitter van de raad van bestuur van de medewerkende producent-exporteur Changshu Longteng Special Steel Co., Ltd tegelijkertijd de functie van secretaris van het partijcomité van de onderneming (26). Bovendien heeft de onderneming een strategische overeenkomst ondertekend met de staatsonderneming Jiangsu Huaneng, een volledige dochteronderneming van Huaneng, een staatsonderneming onder toezicht van de centrale SASAC (27), en heeft zij een wilsovereenkomst ondertekend om de samenwerking met het filiaal in Jiangsu van de Export-Import Bank of China te verdiepen, hetgeen wijst op financiële steun door de overheid (28). De inmenging door het gemeentelijke CCP-comité in het werk van Longteng blijkt ook uit het volgende artikel, dat is gepubliceerd op de website van de gemeente Changshu: “het partijcomité van het Transportation Bureau zal het koppelwerk verder intensiveren. Dankzij het leiderschap van de partijopbouw zal er nauwer en dieper worden samengewerkt met de gekoppelde ondernemingen, zodat de politieke voordelen van partijopbouw wat wederzijdse steun en wederzijdse bevordering betreft beter kunnen worden omgezet in ontwikkelingsvoordelen en praktische maatregelen om de massa te dienen. Samen zullen wij nieuwe resultaten boeken, nieuwe stappen vooruit zetten en nieuwe overwinningen behalen in de Lange Mars van het Nieuwe Tijdperk” (29). Evenzo is de voorzitter van de raad van bestuur van zowel Suqian Nangang Jinxin Rolling Co., Ltd als haar moedermaatschappij Nanjing Steel tegelijkertijd secretaris van het partijcomité. (30) |
(59) |
Verder wordt in de sector van het onderzochte product een beleid gehanteerd dat discrimineert ten gunste van binnenlandse producenten of dat anderszins de markt beïnvloedt in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), derde streepje, van de basisverordening. In het onderzoek zijn beleidsdocumenten geïdentificeerd waaruit blijkt dat de bedrijfstak profiteert van de richtsnoeren voor en het ingrijpen door de overheid in het onderzochte product als onderdeel van de staalsector. |
(60) |
De Chinese overheid beschouwt de staalindustrie nog steeds als een sleutelindustrie (31). Dit wordt bevestigd in de talrijke plannen, richtlijnen en andere documenten die zijn toegespitst op staal en die op nationaal, regionaal en gemeentelijk niveau worden uitgegeven. In het kader van het 14e vijfjarenplan heeft de Chinese overheid de staalindustrie bestemd voor transformatie en modernisering, alsmede voor optimalisering en structurele aanpassing (32). Evenzo wordt de sector in het 14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de grondstoffenindustrie, dat ook van toepassing is op de staalindustrie, genoemd als het “fundament van de reële economie” en “een sleutelgebied dat China’s internationale concurrentievoordeel vormgeeft”, en wordt een aantal doelstellingen en werkmethoden vastgesteld die de ontwikkeling van de staalsector in de periode 2021-2025 zouden stimuleren, zoals een technologische upgrade ter verbetering van de structuur van de sector (niet in de laatste plaats door verdere bedrijfsconcentraties) of een digitale transformatie (33). |
(61) |
De belangrijke grondstof die wordt gebruikt voor de productie van het onderzochte product is ijzererts. IJzererts wordt ook genoemd in het 14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de grondstoffenindustrie, waarin de staat plant om “de binnenlandse minerale hulpbronnen op rationele wijze te ontwikkelen; de exploratie van ijzererts te versterken […], preferentiële fiscale behandelingen toe te passen, de omarming van geavanceerde technologie en uitrusting aan te moedigen om de productie van vast mijnafval terug te dringen” (34). In provincies als Hebei voorzien de autoriteiten het volgende voor de sector: “kortingsubsidie voor investeringen in nieuwe projecten; financiële instellingen onderzoeken en begeleiden om leningen tegen lage rente te verstrekken aan ijzer- en staalbedrijven om over te stappen op nieuwe industrieën, en tegelijkertijd zal de regering kortingsubsidies verstrekken” (35). Samengevat heeft de Chinese overheid maatregelen getroffen om marktdeelnemers ertoe te bewegen zich aan de doelstellingen van het overheidsbeleid te houden, namelijk om aangemoedigde sectoren te ondersteunen, waaronder de productie van de belangrijkste grondstoffen voor de vervaardiging van platbulbstaal. Dergelijke maatregelen belemmeren de vrije marktwerking. |
(62) |
Uit het onderhavige onderzoek is niet gebleken dat de discriminerende toepassing of ontoereikende handhaving van de faillissements- en eigendomswetgeving in de staalsector overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt b), vierde streepje, van de basisverordening, zoals vermeld in overweging 45, geen gevolgen zou hebben voor de producenten van het onderzochte product. |
(63) |
Zoals vermeld in overweging 45, wordt de staalsector ook beïnvloed door de verstoringen van loonkosten in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), vijfde streepje, van de basisverordening. Er is geen bewijsmateriaal ingediend waaruit blijkt dat de staalsector, met inbegrip van de producenten van platbulbstaal, niet onderworpen zou zijn aan het Chinese arbeidsrechtstelsel. Deze sector staat daarom zowel direct (bij het vervaardigen van platbulbstaal of de belangrijkste basisproducten) als indirect (bij het krijgen van toegang tot basisproducten van ondernemingen die in de VRC aan hetzelfde arbeidsrechtstelsel onderworpen zijn) bloot aan verstoringen (36). |
(64) |
Bovendien is in het onderhavige onderzoek geen bewijsmateriaal overgelegd waaruit blijkt dat de staalsector, zoals vermeld in overweging 45, niet wordt beïnvloed door overheidsingrijpen in het financiële stelsel in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), zesde streepje, van de basisverordening. Daarom leidt het aanzienlijke overheidsingrijpen in het financiële stelsel ertoe dat de marktomstandigheden op alle niveaus sterk worden beïnvloed. |
(65) |
Tot slot herinnert de Commissie eraan dat voor de productie van platbulbstaal een aantal basisproducten nodig is. Wanneer de producenten van platbulbstaal deze basisproducten inkopen of daarvoor een contract sluiten, zijn de prijzen die zij betalen (en die als hun kosten worden geregistreerd) duidelijk blootgesteld aan de bovengenoemde systemische verstoringen. Zo zetten leveranciers van basisproducten bijvoorbeeld arbeidskrachten in die aan de verstoringen onderhevig zijn. Zij kunnen geld lenen dat onderhevig is aan de verstoringen in de financiële sector/kapitaaltoewijzing. Daarnaast zijn zij onderworpen aan het planningssysteem dat op alle niveaus van de overheid en op alle sectoren van toepassing is. |
(66) |
Dientengevolge zijn niet alleen de binnenlandse verkoopprijzen van platbulbstaal ongeschikt om te worden gebruikt in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening, maar geldt dit ook voor alle kosten voor basisproducten (waaronder grondstoffen, energie, grond, financiering, arbeid enz.), omdat de prijsvorming ervan door aanzienlijk overheidsingrijpen wordt beïnvloed, zoals beschreven in de delen I en II van het rapport. Het overheidsingrijpen dat met betrekking tot de toewijzing van kapitaal, grond, arbeid, energie en grondstoffen is beschreven, vindt namelijk plaats in de gehele VRC. Dit betekent bijvoorbeeld dat een basisproduct dat zelf in de VRC is geproduceerd door de combinatie van een reeks productiefactoren aan verstoringen van betekenis onderhevig is. Hetzelfde geldt voor de basisproducten van die basisproducten enz. |
(67) |
De Chinese overheid heeft in het kader van het onderhavige onderzoek geen bewijzen of argumenten van het tegendeel aangedragen. Changshu Longteng Special Steel Co., Ltd voerde in haar op 6 februari 2023 ingediende opmerkingen echter aan dat de beweringen over verstoringen van betekenis geen vooraf bepaalde conclusie mogen worden en dat de Commissie eerst de vermeende verstoringen moet controleren en moet beslissen of zij van betekenis zijn voordat zij in alternatieve bronnen naar gegevens over de normale waarde kan gaan zoeken. Volgens de onderneming is de Commissie in een vroeg stadium van het onderzoek echter te vroeg naar alternatieve bronnen voor de normale waarde gaan zoeken. |
(68) |
Dit argument kan niet worden aanvaard. Zoals aangegeven in het bericht van inleiding was de Commissie in de fase van de opening van het onderzoek van oordeel dat er voldoende bewijsmateriaal in de zin van artikel 5, lid 9, van de basisverordening is dat erop wijst dat het wegens verstoringen van betekenis die van invloed zijn op de prijzen en kosten niet passend zou zijn gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in de VRC, zodat de opening van een onderzoek op grond van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening gerechtvaardigd is. De Commissie herinnert er in dit verband aan dat de bij het onderzoek betrokken partijen overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt e), van de basisverordening onmiddellijk na de opening wordt meegedeeld welke relevante bronnen de Commissie voornemens is te gebruiken voor de vaststelling van de normale waarde. Het argument van Longteng dat de Commissie pas na de vaststelling van het bestaan van verstoringen van betekenis naar alternatieve bronnen voor de normale waarde had moeten zoeken, lijkt daarom op een verkeerde lezing van de basisverordening te zijn gebaseerd. Eerder dan vooraf bepaalde conclusies aangaande verstoringen van betekenis te trekken, zoals door Longteng wordt beweerd, heeft de Commissie in elk geval in de loop van dit onderzoek verdere informatie ter aanvulling van de beschikbare bronnen verzameld om de beweringen die in de fase van opening van het onderzoek zijn gedaan te controleren en uiteindelijk om te bepalen of er in de sector platbulbstaal sprake is van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening. Hoewel dergelijke vaststellingen pas in het definitieve stadium van het onderzoek worden gedaan, worden de voorlopige resultaten van het onderzoek van de Commissie uiteengezet in de overwegingen 44 tot en met 67 en kunnen belanghebbenden verdere opmerkingen daarover indienen. |
3.1.2.2.
Algemene opmerkingen
(69) |
De keuze voor het representatieve land is gemaakt op basis van de volgende criteria uit hoofde van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening:
|
(70) |
Zoals toegelicht in de overwegingen 38 en 39, heeft de Commissie in het dossier twee mededelingen aangaande de bronnen voor de vaststelling van de normale waarde bekendgemaakt: de eerste mededeling over de productiefactoren van 24 januari 2023 en de tweede mededeling over de productiefactoren van 3 april 2023. In deze mededelingen werden de feiten en het bewijsmateriaal beschreven die aan de relevante criteria ten grondslag liggen en werd ingegaan op de opmerkingen die van de partijen over deze elementen en de relevante bronnen waren ontvangen. In de tweede mededeling over de productiefactoren heeft de Commissie de belanghebbenden in kennis gesteld van haar voornemen om Turkije in het onderhavige geval als een geschikt representatief land aan te merken indien het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening zou worden bevestigd. |
Een niveau van economische ontwikkeling vergelijkbaar met dat van de VRC
(71) |
In de eerste mededeling over de productiefactoren heeft de Commissie Turkije en Rusland aangemerkt als landen die volgens de Wereldbank een vergelijkbaar niveau van economische ontwikkeling hebben als de VRC, d.w.z. dat zij door de Wereldbank op basis van het bruto nationaal inkomen elk als “hogere-middeninkomensland” zijn ingedeeld, en dat bekend is dat het onderzochte product daar wordt geproduceerd. Er zijn geen opmerkingen ontvangen over de in die mededeling genoemde landen. |
(72) |
In de tweede mededeling heeft de Commissie, naar aanleiding van opmerkingen die zij van de medewerkende producent-exporteur Changshu Longteng Special Steel Co, Ltd over de eerste mededeling heeft ontvangen, aangegeven dat Maleisië werd overwogen voor de vaststelling van de volgende productiefactoren: stikstof, zuurstof en kalksteen. Er zijn geen opmerkingen ontvangen over de in die mededeling genoemde landen. |
Beschikbaarheid van relevante openbare gegevens in het representatieve land
(73) |
In de eerste mededeling heeft de Commissie aangegeven dat voor de landen die zijn aangemerkt als landen waar het onderzochte product wordt geproduceerd, namelijk Rusland en Turkije, nader moest worden gecontroleerd of er openbare gegevens beschikbaar waren, met name met betrekking tot de openbare financiële gegevens van producenten van het onderzochte product. |
(74) |
Met betrekking tot Rusland was de jaarrekening van de enige onderneming die in de eerste mededeling als producent was aangemerkt, namelijk “JSC Omutninsk Metallurgical Plant”, niet direct beschikbaar. De Commissie is derhalve tot de conclusie gekomen dat zij de gegevens van deze onderneming niet kon gebruiken in de procedure. |
(75) |
Bovendien waren de Russische invoerstatistieken tot januari 2022 beschikbaar, en bestreken deze dus slecht een derde van het onderzoektijdvak. |
(76) |
De Commissie concludeerde dan ook dat Rusland niet als geschikt representatief land voor dit onderzoek kon worden beschouwd. |
(77) |
Met betrekking tot Turkije identificeerde de Commissie een direct beschikbare jaarrekening voor slecht één producent van het onderzochte product, die in 2021 echter verlies leed. Hoewel de jaarrekening van de medewerkende producent-exporteur in Turkije, Özkan Demir, direct beschikbaar was in de zin van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening, leed de onderneming in 2021 verlies en kon zij daarom niet worden gebruikt voor het vaststellen van de normale waarde. Daarom heeft de Commissie, in aanvulling op die onderneming, direct beschikbare jaarrekeningen geïdentificeerd voor producenten van een product in dezelfde algemene categorie en/of sector in potentiële representatieve landen die een redelijk winstniveau vertoonden in een periode die deels overlapt met het onderzoektijdvak. Die producenten zijn ofwel geïdentificeerd in de klacht of in de lijst van producenten die producten produceren die zijn ingedeeld onder GN-code 7216 50 91“platbulbstaal”, waaronder zowel het onderzochte product “niet-gelegeerd platbulbstaal met een breedte tot 204 mm” zoals gedefinieerd in het bericht van inleiding als alle overige soorten producten van platbulbstaal vallen. De Commissie heeft ook de lijst van producenten vergeleken met die welke voorafgaand aan de opening van het onderzoek door de Turkse autoriteiten zijn verstrekt. |
(78) |
In het licht van de bovenstaande overwegingen achtte de Commissie Turkije een geschikte keuze voor een representatief land. |
(79) |
Changshu Longteng Special Steel Co., Ltd wees er in haar opmerkingen over de eerste mededeling op dat enkele van de in de lijst opgenomen Turkse producenten niet bevredigend waren, aangezien voor vier van de vijf producenten slechts geconsolideerde jaarrekeningen beschikbaar waren, waarin de werkelijke VAA-kosten en winstmarges van een producent van platbulbstaal dus niet tot uiting kwamen. Bovendien waren de VAA-kosten en winst, berekend op basis van de beschikbare gegevens van deze vijf producenten, volgens Changshu Longteng Special Steel Co., Ltd onredelijk hoog. Ten slotte voerde Changshu Longteng Special Steel Co., Ltd aan dat de Commissie Turkije buiten beschouwing zou moeten laten voor het vaststellen van de benchmark van bepaalde grondstoffen (namelijk kalksteen en zuurstof). |
(80) |
In het licht van de bovenstaande overwegingen heeft de Commissie de VAA-kosten en winst die door vier van de vijf geïdentificeerde staalproducenten in Turkije zijn gerapporteerd opnieuw onderzocht en achtte zij deze onredelijk hoog. Daarom heeft de Commissie deze ondernemingen buiten beschouwing gelaten en besloten om de VAA-kosten en winstmarges die zijn gerapporteerd door slecht één van de Turkse producenten, namelijk Kocaer Çelik Sanayi, te gebruiken voor de financiële gegevens van 2022 (d.w.z. voor de periode die deels overlapt met het onderzoektijdvak). Naar aanleiding van de tweede mededeling voerde Changshu Longteng Special Steel Co., Ltd aan dat Kocaer Çelik Sanayi extreem hoge financiële kosten heeft gemaakt waarvoor geen nadere gegevens konden worden gevonden. Bovendien voerde Changshu Longteng Special Steel Co., Ltd aan dat zij niet zulke hoge financiële kosten heeft gemaakt. |
(81) |
De Commissie heeft een onderneming geselecteerd met een direct beschikbare jaarrekening die een redelijk bedrag aan VAA-kosten en winstmarges voor de staalindustrie vertoonde, en de VAA-kosten en winst van Kocaer Çelik Sanayi in Turkije toegepast. De VAA-kosten, uitgedrukt als percentage van de verkoopkostprijs en toegepast op de niet-verstoorde productiekosten, bedroegen 10,98 %. De winst, uitgedrukt als percentage van de verkoopkostprijs en toegepast op de niet-verstoorde productiekosten, bedroeg 8,8 %. De Commissie heeft geconsolideerde gegevens gebruikt, aangezien alleen deze gegevens openbaar waren. Bovendien vond de Commissie deze percentages niet onredelijk hoog, maar eerder in overeenstemming met de kosten en winst die in dit soort bedrijfstak worden gemaakt. Bovendien zijn deze percentages in overeenstemming met die welke zijn gebruikt in eerdere onderzoeken naar de staalindustrie, zoals met betrekking tot stalen windmolenmasten (38) en organisch bekleed staal (39). De Commissie had geen informatie tot haar beschikking waaruit het tegendeel bleek. |
(82) |
Bij gebrek aan andere opmerkingen of andere direct beschikbare gegevens concludeerde de Commissie daarom voorlopig dat de bronnen die zij voor de VAA-kosten en de winst wilde gebruiken, niet-verstoord en redelijk zijn in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt a), laatste alinea, van de basisverordening. |
Niveau van sociale en milieubescherming
(83) |
Aangezien was vastgesteld dat Turkije op grond van alle voornoemde factoren het enige geschikte representatieve land was, hoefde er op grond van alle voorgaande elementen geen beoordeling van het niveau van sociale en milieubescherming plaats te vinden overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), eerste streepje, laatste zin, van de basisverordening. |
Conclusie
(84) |
Gezien de analyse hierboven voldeed Turkije aan de criteria van artikel 2, lid 6 bis, punt a), eerste streepje, van de basisverordening om als geschikt representatief land te worden beschouwd. |
Bronnen aan de hand waarvan de niet-verstoorde kosten zijn vastgesteld
(85) |
In de eerste mededeling heeft de Commissie de productiefactoren zoals grondstoffen, energie en arbeid vermeld die bij de productie van het onderzochte product door de producent-exporteur worden gebruikt. |
(86) |
Voor de berekening van de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening heeft de Commissie gebruikgemaakt van de Global Trade Atlas (40) (“GTA”) en Metal Bulletin (41) om de niet-verstoorde kosten van de meeste productiefactoren, met name de grondstoffen, vast te stellen. Daarnaast verklaarde de Commissie dat zij het Turkse Instituut voor Statistiek zou gebruiken voor het vaststellen van de niet-verstoorde kosten van arbeid (42) en energie (43) en de statistieken van het directoraat-generaal van de hoofdstedelijke gemeente Izmir voor de niet-verstoorde kosten van water (44). |
(87) |
De Commissie heeft de belanghebbenden verzocht opmerkingen te maken en openbaar beschikbare informatie voor te stellen over niet-verstoorde waarden voor elk van de in die mededeling genoemde productiefactoren. |
(88) |
Changshu Longteng Special Steel Co., Ltd voerde in haar opmerkingen over de eerste mededeling aan dat de prijzen bij invoer van ferrochroom in Turkije varieerden naargelang de verhouding tussen het koolstof- en chroomgehalte. De Commissie heeft de werkelijke verhouding tussen het koolstof- en chroomgehalte gecontroleerd die door Changshu Longteng Special Steel Co., Ltd werd gebruikt. In dit verband besloot de Commissie om voor het vaststellen van de overeenkomstige kosten van ferrochroom de onafhankelijke sectorale benchmarks voor de mondiale metaal- en mijnbouwindustrie (prijzen van Fastmarkets) van Metal Bulletin te gebruiken, waarin de verschillende verhoudingen tussen koolstof- en chroomgehalten tot uiting komen. |
(89) |
Naar aanleiding van de eerste mededeling voerde Changshu Longteng Special Steel Co., Ltd ook aan dat de gemiddelde Turkse prijzen van bepaalde grondstoffen (met name zuurstof en kalksteen) niet konden worden gebruikt vanwege het geringe volume van de invoer. Bovendien identificeerde de Commissie op basis van de antwoorden op de vragenlijst van Changshu Longteng Special Steel Co., Ltd een aanvullende productiefactor, namelijk stikstof, dat in het onderzoektijdvak ook in niet-representatieve hoeveelheden in Turkije werd ingevoerd. |
(90) |
Bijgevolg onderzocht de Commissie het volume van de invoer in Thailand, Maleisië, Brazilië en Mexico, aangezien deze landen een vergelijkbaar niveau van economische ontwikkeling hebben als de VRC en eerder in meerdere recente onderzoeken in de staalindustrie, zoals stalen wielen (45), warmgewalste platte producten van roestvrij staal (46), stalen windmolenmasten (47), organisch bekleed staal (48), hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal (49), als representatieve landen zijn beschouwd. De Commissie stelde vast dat, na de uitsluiting van invoer vanuit de VRC en landen die geen lid zijn van de WTO, alleen Maleisië in het onderzoektijdvak alle drie de betrokken productiefactoren in voldoende representatieve hoeveelheden invoerde. Op basis hiervan heeft de Commissie in de tweede mededeling meegedeeld dat zij bij het vaststellen van de normale waarde voornemens is de kosten van deze basisproducten op basis van de invoer in Maleisië te gebruiken. |
(91) |
Vervolgens heeft de Commissie in de tweede mededeling de lijst van productiefactoren bijgewerkt op basis van de opmerkingen van de partijen en de informatie die de medewerkende producent-exporteur in antwoord op de vragenlijst heeft verstrekt. |
(92) |
Naar aanleiding van de tweede mededeling voerde Changshu Longteng Special Steel Co., Ltd aan dat het Maleisische invoervolume van stikstof en zuurstof en het Turkse invoervolume van argon niet representatief waren omdat de invoervolumes aanzienlijk lager waren dan het werkelijke verbruik van die grondstoffen in deze landen. Voorts beweerde Changshu Longteng Special Steel Co., Ltd dat er voor elk van die grondstoffen enkele leverende landen zijn met onredelijk hoge eenheidsprijzen en hoge vervoerskosten. |
(93) |
De Commissie heeft dit argument afgewezen omdat de representativiteit van de invoervolumes werd beoordeeld op basis van de absolute grootte van de invoervolumes. Het feit dat deze volumes niet op hetzelfde niveau lagen als het verbruik van die grondstoffen door de producent-exporteur veranderde niets aan de conclusie dat de absolute volumes van deze invoer als representatief werden beschouwd. |
(94) |
In de tweede mededeling heeft de Commissie de belanghebbenden tevens geïnformeerd dat wegens het grote aantal productiefactoren van de medewerkende producent-exporteur die volledige informatie had verstrekt en het verwaarloosbare relatieve aandeel van sommige grondstoffen in de totale productiekosten, deze verwaarloosbare items onder “verbruiksgoederen” werden gegroepeerd. Bovendien deelde de Commissie mee dat zij het percentage van de verbruiksgoederen van het totaal van de grondstofkosten zou berekenen, en dat percentage zou toepassen op de herberekende grondstofkosten wanneer zij gebruikmaakte van de vastgestelde niet-verstoorde benchmarks in het geschikte representatieve land. |
Niet-verstoorde kosten en benchmarks
Productiefactoren
(95) |
Aan de hand van alle door de belanghebbenden verstrekte en tijdens de controlebezoeken verzamelde gegevens zijn voor de vaststelling van de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening de volgende productiefactoren en de bronnen daarvan in kaart gebracht: Tabel 1 Productiefactoren voor platbulbstaal
|
3.1.2.3.
(96) |
Met het oog op de vaststelling van de niet-verstoorde prijs van grondstoffen als geleverd aan de fabriekspoort van een producent in het representatieve land, heeft de Commissie als basis de gewogen gemiddelde invoerprijs voor Turkije gebruikt en voor stikstof, zuurstof en kalksteen die voor Maleisië, zoals vermeld in de GTA en de onafhankelijke sectorale benchmark voor ferrochroom van Metal Bulletin, waarbij invoerrechten en vervoerskosten werden opgeteld. Er werd een invoerprijs in het representatieve land vastgesteld als gewogen gemiddelde van de eenheidsprijzen van invoer uit alle derde landen met uitzondering van de VRC en de in bijlage 1 bij Verordening (EU) 2015/755 van het Europees Parlement en de Raad (50) genoemde landen die geen lid zijn van de WTO. De Commissie heeft besloten de invoer uit de VRC in het representatieve land uit te sluiten, aangezien zij in punt 3.3.1 tot de conclusie is gekomen dat het niet passend is om de binnenlandse prijzen en kosten in de VRC te gebruiken wegens de aanwezigheid van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening. Aangezien er geen bewijsmateriaal is waaruit blijkt dat dezelfde verstoringen niet gelijkelijk gevolgen hebben voor de voor uitvoer bestemde producten, was de Commissie van mening dat die verstoringen gevolgen hebben gehad voor de uitvoerprijzen. Na uitsluiting van de invoer in het representatieve land uit de VRC en landen zonder markteconomie stelde de Commissie vast dat de invoer van de belangrijkste grondstoffen uit andere derde landen representatief bleef. |
(97) |
De Commissie is voor een beperkt aantal grondstoffen afgeweken van de bovenstaande methode. |
(98) |
Zoals vermeld in overweging 88, heeft de Commissie besloten Metal Bulletin (prijzen van Fastmarkets) te gebruiken voor het vaststellen van de benchmark van ferrochroom. |
(99) |
Zoals aangegeven in overweging 90, heeft de Commissie besloten om voor kalksteen, stikstof en zuurstof de kosten van deze basisproducten te baseren op de invoer naar Maleisië, met uitzondering van de invoer uit de VRC en landen die geen lid zijn van de WTO. |
(100) |
De Commissie heeft de vervoerskosten van de medewerkende producent-exporteur voor de levering van grondstoffen uitgedrukt als een percentage van de werkelijke kosten van dergelijke grondstoffen, en heeft vervolgens hetzelfde percentage toegepast op de niet-verstoorde kosten van dezelfde grondstoffen, teneinde de niet-verstoorde vervoerskosten te verkrijgen. De Commissie was van oordeel dat, in het kader van dit onderzoek, de ratio tussen de grondstoffen van de producent-exporteur en de gerapporteerde vervoerskosten redelijkerwijs kon worden gebruikt als indicatie voor de schatting van de niet-verstoorde vervoerskosten van grondstoffen bij levering aan de fabriek van de onderneming. |
(101) |
Voor een aantal productiefactoren vertegenwoordigden de werkelijk gemaakte kosten door de medewerkende producent-exporteur een verwaarloosbaar percentage (cumulatief ongeveer 3,3 %) van de totale grondstofkosten in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Aangezien de voor die factoren gebruikte waarde geen merkbare invloed had op de berekeningen van de dumpingmarge, ongeacht de gebruikte bron, besloot de Commissie deze kosten op te nemen bij de kosten van hulpstoffen, zoals toegelicht in overweging 94. |
Arbeid
(102) |
De Commissie heeft de door het Turkse Instituut voor Statistiek gepubliceerde statistieken gebruikt (51). Dit instituut publiceert uitvoerige informatie over loonkosten in verschillende economische sectoren in Turkije. De Commissie heeft de benchmark vastgesteld op basis van de loonkosten per uur voor 2020 voor de economische activiteit “vervaardiging van metalen in primaire vorm”, NACE-code 24 volgens de NACE Rev.2-classificatie. De waarden werden verder voor inflatie gecorrigeerd met behulp van de binnenlandse consumentenprijsindex (52) om de kosten voor het onderzoektijdvak te weerspiegelen. |
Energie
(103) |
De Commissie heeft de gemiddelde industriële elektriciteits- en gasprijzen voor industriële gebruikers in Turkije gebruikt die zijn gepubliceerd door het Turkse Instituut voor Statistiek (53) voor de periode van juli 2021 tot en met juni 2022, exclusief btw. |
Water
(104) |
De Commissie heeft het watertarief gebruikt dat wordt aangerekend door het directoraat-generaal van de hoofdstedelijke gemeente Izmir die verantwoordelijk is voor de watervoorziening, afvalwaterverzameling en -behandeling in de hoofdstedelijke gemeente Izmir, waar de representatieve onderneming van het onderzochte product is gevestigd. Aan de hand van de informatie kan worden vastgesteld welke tarieven van toepassing zijn op de bedrijfstak en de benchmark zou het gemiddelde maandelijkse tarief voor het onderzoektijdvak zijn, exclusief btw (54). |
(105) |
Met betrekking tot water achtte Changshu Longteng Special Steel Co., Ltd de gebruikte benchmark, namelijk de kosten van water in Izmir, niet representatief omdat Changshu Longteng Special Steel Co., Ltd is gevestigd in een landelijk gebied met gemakkelijke toegang tot water en daarom kunnen de kosten van water van Changshu Longteng Special Steel Co. niet worden vergeleken met die in een toeristische stad in Turkije. |
(106) |
De Commissie gebruikte als benchmark het watertarief voor industrieel gebruik in de regio waar de producent van het onderzochte product, Kocaer Çelik Sanayi, is gevestigd in Turkije. Voorts heeft de geselecteerde regio een goed ontwikkeld industrieel centrum. De Commissie heeft dit argument derhalve afgewezen. |
Vaste productiekosten, VAA-kosten en winst
(107) |
Volgens artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening geldt het volgende: “De door berekening vastgestelde normale waarde omvat een niet-verstoord en redelijk bedrag voor administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten en voor winst”. Bovendien moet een waarde voor de vaste productiekosten worden vastgesteld om de niet in de bovengenoemde productiefactoren opgenomen kosten te bestrijken. |
(108) |
De vaste productiekosten van de medewerkende producent-exporteur werden uitgedrukt als aandeel van de werkelijke productiekosten van de producent-exporteur. Dit percentage is toegepast op de niet-verstoorde productiekosten. |
(109) |
Om een niet-verstoord en redelijk bedrag voor VAA-kosten en winst vast te stellen, heeft de Commissie zich gebaseerd op de financiële gegevens voor 2022 van Kocaer Çelik Sanayi, zoals ontleend aan de Orbis-databank. |
3.1.3. Berekening
(110) |
Op basis van het bovenstaande heeft de Commissie de normale waarde per productsoort in het stadium af fabriek berekend overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening. |
(111) |
Ten eerste heeft de Commissie bepaald wat de niet-verstoorde productiekosten zijn. De Commissie heeft de niet-verstoorde kosten per eenheid toegepast op het werkelijke verbruik van de individuele productiefactoren van de medewerkende producent-exporteur. Deze door de medewerkende producent-exporteur verstrekte verbruikscijfers werden gecontroleerd tijdens de controle op afstand. De Commissie vermenigvuldigde de gebruiksfactoren met de niet-verstoorde kosten per eenheid in het representatieve land of met andere niet-verstoorde kosten per eenheid zoals vermeld in de bovenstaande tabel. |
(112) |
Ten tweede heeft de Commissie de vaste productiekosten toegepast om de totale niet-verstoorde productiekosten vast te stellen. De vaste productiekosten van de medewerkende producenten-exporteurs werden verhoogd met de kosten van verbruiksgoederen waaraan in overweging 101 is gerefereerd, en vervolgens uitgedrukt als een deel van de werkelijke productiekosten van elk van de producenten-exporteurs. Dit percentage is toegepast op de niet-verstoorde productiekosten. |
(113) |
Ten slotte telde de Commissie VAA-kosten en winst, uitgedrukt als percentage van de kosten van verkochte goederen en toegepast op de niet-verstoorde totale productiekosten, daarbij op (d.w.z. dat de VAA-kosten uitkwamen op 10,98 % en de winst op 8,8 %). |
(114) |
Op basis daarvan heeft de Commissie de normale waarde per productsoort af fabriek berekend overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening. |
3.1.4. Uitvoerprijs
(115) |
De medewerkende producent-exporteur voerde rechtstreeks naar onafhankelijke afnemers in de Unie uit. |
(116) |
Derhalve was de uitvoerprijs overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening de voor het betrokken product met het oog op uitvoer naar de Unie werkelijk betaalde of te betalen prijs. |
3.1.5. Vergelijking
(117) |
De Commissie vergeleek de normale waarde en de uitvoerprijs van de medewerkende producent-exporteur per productsoort in het stadium af fabriek. |
(118) |
Waar dat voor een billijke vergelijking gerechtvaardigd was, heeft de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening op de normale waarde en/of de uitvoerprijs een correctie toegepast voor verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. Correcties werden toegepast voor vervoer, verzekering, verlading, overlading, lossing, douanerechten en voor krediet- en bankkosten. |
3.1.6. Dumpingmarge
(119) |
Voor de producent-exporteur heeft de Commissie de gewogen gemiddelde normale waarde van elke soort van het soortgelijk product vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van de overeenkomstige soort van het betrokken product, zoals bepaald in artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening. |
(120) |
De mate van medewerking was in dit geval hoog, omdat de uitvoer van de medewerkende producent-exporteur alle invoer gedurende het onderzoektijdvak vormde. Changshu Longteng Special Steel Co. voerde aan dat er in de VRC nog een andere producent-exporteur van het betrokken product was. Er hebben zich echter geen andere ondernemingen kenbaar gemaakt en de Commissie heeft in de invoerstatistieken geen aanvullende uitvoer geïdentificeerd. Op basis hiervan heeft de Commissie het passend geacht de dumpingmarge voor niet-medewerkende producenten-exporteurs vast te stellen op hetzelfde niveau als dat van de medewerkende onderneming. |
(121) |
Op basis daarvan is de voorlopige gewogen gemiddelde dumpingmarge, uitgedrukt in procenten van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring, als volgt:
|
3.2. Turkije
3.2.1. Normale waarde
(122) |
Eerst onderzocht de Commissie of de totale binnenlandse verkoop van de producent-exporteur Özkan Demir representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De binnenlandse verkoop is representatief als het totale volume van de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt per producent-exporteur tijdens het onderzoektijdvak ten minste 5 % bedroeg van het totale volume van zijn uitvoer van het betrokken product naar de Unie. Op basis hiervan was de totale verkoop op de binnenlandse markt van het soortgelijke product door Özkan Demir representatief. |
(123) |
Vervolgens stelde de Commissie voor de producent-exporteur met een representatieve binnenlandse verkoop vast welke productsoorten die op de binnenlandse markt werden verkocht, identiek waren aan of vergelijkbaar waren met de naar de Unie uitgevoerde soorten. |
(124) |
Vervolgens heeft de Commissie onderzocht of de verkoop van Özkan Demir op de binnenlandse markt voor elke productsoort die identiek is aan of vergelijkbaar is met een productsoort die naar de Unie wordt uitgevoerd, representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De binnenlandse verkoop van een productsoort is representatief als de totale binnenlandse verkoop van die productsoort aan onafhankelijke afnemers in het onderzoektijdvak ten minste 5 % bedraagt van de totale uitvoer van de identieke of vergelijkbare productsoort naar de Unie. De Commissie stelde vast dat er voor een klein aantal productsoorten die tijdens het onderzoektijdvak naar de Unie werden uitgevoerd, helemaal geen binnenlandse verkoop had plaatsgevonden, of dat de binnenlandse verkoop van die productsoort minder dan 5 % van het volume uitmaakte en daarom niet representatief was. |
(125) |
Verder heeft de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening voor elke productsoort het aandeel van de winstgevende verkoop aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt in het onderzoektijdvak bepaald om uit te maken of zij de werkelijke binnenlandse verkoop kon gebruiken voor de berekening van de normale waarde. |
(126) |
De normale waarde wordt gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs per productsoort, ongeacht of die verkoop winstgevend is, indien:
|
(127) |
In dit geval is de normale waarde het gewogen gemiddelde van de prijzen van alle binnenlandse verkopen van die productsoort in het onderzoektijdvak. |
(128) |
De normale waarde is gelijk aan de werkelijke binnenlandse prijs per productsoort van uitsluitend de winstgevende binnenlandse verkopen van de productsoorten tijdens het onderzoektijdvak indien:
|
(129) |
Uit de analyse van de binnenlandse verkoop bleek dat [50-70] % van alle binnenlandse verkopen winstgevend was en dat de gewogen gemiddelde verkoopprijs hoger was dan de productiekosten. |
(130) |
Voor de productsoorten waarvoor de verkoop in het algemeen winstgevend was, is de normale waarde berekend als een gewogen gemiddelde van de prijzen van alle binnenlandse verkopen gedurende het onderzoektijdvak (overwegingen 126 en 127) of als een gewogen gemiddelde van alleen de winstgevende verkoop (overweging 128), afhankelijk van het volume van de winstgevende verkoop. |
(131) |
Voor de productsoorten waarvoor 1) de verkoop in het algemeen niet winstgevend was of 2) er geen of onvoldoende verkopen op de binnenlandse markt waren en er geen specifieke informatie was over de marktprijzen voor de productsoorten die niet door Özkan Demir worden verkocht op de binnenlandse markt, heeft de Commissie de normale waarde berekend overeenkomstig artikel 2, leden 3 en 6, van de basisverordening. |
(132) |
De normale waarde werd door berekening vastgesteld door de gemiddelde productiekosten van het soortgelijke product van de medewerkende producent-exporteur in het onderzoektijdvak te vermeerderen met:
|
(133) |
Voor de productsoorten waarvan de op de binnenlandse markt verkochte hoeveelheden niet representatief waren, zijn de gemiddelde VAA-kosten en de gemiddelde winst op transacties in het kader van normale handelstransacties op de binnenlandse markt bijgeteld. Voor productsoorten die in het geheel niet waren verkocht op de binnenlandse markt, zijn de gewogen gemiddelde VAA-kosten en de winst op alle transacties in het kader van normale handelstransacties op de binnenlandse markt bijgeteld. |
3.2.2. Uitvoerprijs
(134) |
De producent-exporteur voerde rechtstreeks naar onafhankelijke afnemers in de Unie uit. |
(135) |
Derhalve was de uitvoerprijs overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening de voor het betrokken product met het oog op uitvoer naar de Unie werkelijk betaalde of te betalen prijs. |
3.2.3. Vergelijking
(136) |
De Commissie heeft de normale waarde en de uitvoerprijs van de producent-exporteur vergeleken in het stadium af fabriek. |
(137) |
Waar dat voor een billijke vergelijking gerechtvaardigd was, heeft de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening op de normale waarde en/of de uitvoerprijs een correctie toegepast voor verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. Er werden correcties toegepast voor kosten van vervoer, verzekering, lading, overlading, lossing, verpakking, krediet- en bankkosten, commissielonen, rabatten en andere correcties. |
(138) |
De Commissie heeft gedurende het onderzoektijdvak problemen met de omrekening van valuta’s geconstateerd. In artikel 2, lid 10, punt j), van de basisverordening is bepaald dat de datum van verkoop de factuurdatum moet zijn en dat de datum van het contract, de kooporder of de orderbevestiging kan worden gebruikt indien een van die data meer in overeenstemming is met de materiële verkoopvoorwaarden. Ten eerste nam de Commissie de schommeling van de wisselkoers van de Turkse lira (en de totale aanzienlijke daling ten opzichte van de euro (55)) in aanmerking. Ten tweede hield de Commissie rekening met de prijsstellingspraktijken van de Turkse producent-exporteur, op grond waarvan de materiële verkoopvoorwaarden op het moment van opstellen van de kooporder werden vastgesteld, in plaats van op de factuurdatum, zowel voor de binnenlandse verkoop (56) als voor de uitvoer. De Commissie heeft daarom de wisselkoers op de datum van de kooporder gebruikt voor het omrekenen van de normale waarde en de uitvoerprijs naar Turkse lira. |
3.2.4. Dumpingmarge
(139) |
Overeenkomstig artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening heeft de Commissie voor de medewerkende producent-exporteur de gewogen gemiddelde normale waarde van elke soort van het soortgelijke product vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van de overeenkomstige soort van het betrokken product. |
(140) |
Op basis hiervan bedraagt de voorlopige gewogen gemiddelde dumpingmarge, uitgedrukt als percentage van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring, 13,6 %. |
(141) |
De mate van medewerking is in dit geval hoog omdat de uitvoer van de medewerkende producent-exporteur alle invoer in de Unie vanuit Turkije tijdens het onderzoektijdvak vormde, aangezien uit het onderzoek bleek dat dit de enige producent-exporteur van het betrokken product was. Op basis hiervan heeft de Commissie het passend geacht de dumpingmarge voor niet-medewerkende producenten-exporteurs vast te stellen op hetzelfde niveau als dat van de medewerkende onderneming. |
(142) |
De volgende tabel bevat de voorlopige dumpingmarges, uitgedrukt als percentage van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring:
|
4. SCHADE
4.1. Definitie van de bedrijfstak van de Unie en de productie in de Unie
(143) |
Volgens de informatie waarover de Commissie beschikt, werd het soortgelijke product tot 2020 door drie producenten in de Unie vervaardigd, en door twee gedurende de rest van de beoordelingsperiode en het onderzoektijdvak. Zij vormen de “bedrijfstak van de Unie” in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening. |
(144) |
De Commissie kon de gegevens over de omvang van de invoer, het marktaandeel en de prijzen bij invoer uit de VRC en Turkije niet bekendmaken, aangezien die gelet op het beperkte aantal partijen dat actief is op de markt van de Unie (twee producenten in de Unie, één producent-exporteur uit Turkije en één producent-exporteur uit de VRC) marktgevoelig en vertrouwelijk zijn in de zin van artikel 19 van de basisverordening. In geval van bekendmaking van deze gegevens zouden partijen bedrijfsspecifieke vertrouwelijke gegevens kunnen achterhalen. De Commissie heeft deze informatie daarom in orden van grootte en indexen verstrekt, waardoor alle belanghebbenden voldoende zinvolle informatie kregen om de analyse en conclusies van de Commissie te kunnen begrijpen en hierover opmerkingen te kunnen maken. De gegevens werden ook verstrekt in de vorm van betekenisvolle trends, zodat alle belanghebbenden hun belangen konden verdedigen. De Commissie kon de methode voor de vaststelling van de orden van grootte niet bekendmaken, aangezien de partijen dan de exacte cijfers aan de orden van grootte zouden kunnen ontlenen. |
(145) |
De totale productie in de Unie in het onderzoektijdvak werd bepaald op ongeveer [15 000-18 000] ton. De Commissie baseerde de productie in de Unie op alle informatie die over de bedrijfstak van de Unie beschikbaar was, zoals de informatie die door de klager werd verstrekt, de ramingen in de klacht en statistische gegevens van Eurostat. Zoals vermeld in overweging 17, was de klager de enige medewerkende producent in de Unie, goed voor [75-85] % van de totale productie van het soortgelijke product in de Unie tijdens het onderzoektijdvak. |
4.2. Verbruik in de Unie
(146) |
De Commissie heeft het verbruik in de Unie vastgesteld aan de hand van de totale verkoop van platbulbstaal door de bedrijfstak van de Unie in de Unie vermeerderd met de totale invoer in de Unie uit derde landen. De methode voor het ramen van de invoer wordt nader toegelicht in punt 4.3.2. |
(147) |
Zoals ook toegelicht in de overwegingen 11 en 12, waren er in de beoordelingsperiode drie producenten in de Unie: Losal (de klager), Olifer en Laminorul. Olifer heeft geen medewerking verleend aan het onderzoek en Laminorul vroeg in 2019 het faillissement aan. De verkoopvolumes van Olifer en Laminorul in de Unie gedurende de beoordelingsperiode zijn daarom gebaseerd op de raming in de klacht (57). Laminorul verkocht gedurende de beoordelingsperiode alleen in 2019 en 2020 platbulbstaal in de Unie, wat goed was voor respectievelijk ongeveer [18-22] % en [4-7] % van de totale verkoop door de bedrijfstak van de Unie van het onderzochte product in die jaren. Voor de verkoop in 2021 en in het onderzoektijdvak werden alle verkopen door de bedrijfstak van de Unie als het onderzochte product beschouwd. Voor de voorgaande jaren werd ervan uitgegaan dat 75 % van de verkoop door Laminorul betrekking had op het onderzochte product, terwijl de resterende 25 % van de verkoop betrekking had op platbulbstaal met een grotere breedte die geen deel uitmaakt van de productomschrijving. De Commissie was van mening dat deze veronderstellingen, gebaseerd op de marktkennis van de klager, een redelijke raming boden die nodig was om het verbruik in de Unie te berekenen. Het verkoopvolume voor de klager werd verkregen uit zijn antwoorden op de vragenlijst en ter plaatse gecontroleerd. |
(148) |
Het verbruik in de Unie ontwikkelde zich als volgt: Tabel 2 Verbruik in de Unie (ton)
|
(149) |
Tijdens de beoordelingsperiode daalde het verbruik in de Unie met 32 %. Na een eerste grote daling met 40 % in 2020 nam het verbruik in de daaropvolgende jaren opnieuw enigszins toe. De daling in 2020 viel samen met het jaar waarin de Unie het hardst werd getroffen door de COVID-19-pandemie en is grotendeels te wijten aan de daarbij behorende “lockdowns” toen de fabrieken van zowel de producenten van platbulbstaal als de gebruikers tijdelijk waren gesloten. Zoals toegelicht in overweging 29, wordt platbulbstaal bovendien voornamelijk gebruikt in de scheepsbouw. In de Unie wordt het grootste deel van het betrokken product gebruikt bij de productie van cruiseschepen en andere luxevaartuigen, alsook militaire vaartuigen. Een van de gevolgen van de COVID-19-pandemie was een vertraging in de orders voor en de productie van luxevaartuigen, wat een groot effect had op de productie van platbulbstaal. Hoewel het verbruik sinds 2020 is gestegen, is het nog steeds ver verwijderd van het niveau van vóór de pandemie. |
4.3. Invoer uit de betrokken landen
4.3.1. Cumulatieve beoordeling van de gevolgen van de invoer uit de betrokken landen
(150) |
De Commissie heeft onderzocht of de invoer van platbulbstaal van oorsprong uit de betrokken landen cumulatief moest worden beoordeeld overeenkomstig artikel 3, lid 4, van de basisverordening. |
(151) |
De dumpingmarge die werd vastgesteld ten aanzien van de invoer uit de VRC en Turkije lag boven de de-minimisdrempel die in artikel 9, lid 3, van de basisverordening is vastgelegd. De invoer uit elk van de betrokken landen was niet te verwaarlozen in de zin van artikel 5, lid 7, van de basisverordening. Het marktaandeel in het onderzoektijdvak bedroeg respectievelijk [4,0-6,0] % en [53,0-58,0] %. |
(152) |
De concurrentievoorwaarden tussen de met dumping ingevoerde producten uit de VRC en Turkije en het soortgelijke product waren vergelijkbaar. Meer specifiek concurreerden de ingevoerde producten met elkaar en met het in de Unie geproduceerde platbulbstaal omdat zij aan dezelfde technische normen moeten voldoen en door dezelfde instellingen moeten worden gecertificeerd voordat zij voor het beoogde eindgebruik ervan in aanmerking komen. Bovendien wordt platbulbstaal uit alle bronnen via dezelfde verkoopkanalen en aan vergelijkbare categorieën afnemers verkocht. Scheepsbouwers gebruiken hetzelfde platbulbstaal voor hetzelfde doeleinde en maken alleen onderscheid wat de technische aspecten van het product (bv. breedte, lengte, staalsoort enz.) en niet wat de oorsprong van het product betreft. |
(153) |
Aan alle criteria van artikel 3, lid 4, van de basisverordening werd dus voldaan en de invoer uit de VRC en Turkije werd voor de schadevaststelling cumulatief beoordeeld. |
4.3.2. Volume en marktaandeel van de invoer uit de betrokken landen
(154) |
De Commissie heeft het volume van de invoer uit de VRC en Turkije vastgesteld op basis van de gecontroleerde gegevens van de medewerkende producenten-exporteurs. De gecontroleerde gegevens van deze producenten werden nauwkeuriger geacht dan de gegevens van Eurostat, aangezien Eurostat alle invoer rapporteert die is ingedeeld onder de GN-code voor platbulbstaal. Deze code omvat ook platbulbstaal met afmetingen die buiten de productomschrijving van dit onderzoek vallen. |
(155) |
Het marktaandeel van de invoer is vastgesteld op basis van het aandeel van deze invoer in het totale verbruik in de Unie. Zoals uitgelegd in overweging 146, is het verbruik in de Unie gebaseerd op de verkoop van platbulbstaal door de bedrijfstak van de Unie in de Unie vermeerderd met de totale invoer in de Unie uit derde landen. Het volume van de invoer uit andere derde landen, zoals getoond in tabel 3, is vastgesteld op basis van Eurostat-gegevens. Om te ramen welk deel van deze invoer betrekking had op het betrokken product, is de Commissie afgegaan op de veronderstellingen zoals uiteengezet in afdeling C.1.1.1 van de klacht. De klager raamde dat 25 % van de invoer uit het Verenigd Koninkrijk in 2019 en 2020 betrekking had op het onderzochte product, en 45 % in de andere jaren toen de bekende producent in het Verenigd Koninkrijk zijn assortiment producten van platbulbstaal had uitgebreid. De klager raamde voorts dat 75 % van de invoer uit alle andere landen betrekking had op het onderzochte product. Op basis van de beschikbare informatie beschouwde de Commissie deze veronderstellingen als een redelijke raming van de invoer van het onderzochte product. |
(156) |
De invoer in de Unie uit de betrokken landen heeft zich als volgt ontwikkeld: Tabel 3 Invoer (ton) en marktaandeel
|
(157) |
Het volume van de invoer uit de betrokken landen nam tussen 2019 en het onderzoektijdvak met 30 % af, met een sterke daling in 2020 alvorens zich tot het onderzoektijdvak deels te herstellen. Terzelfder tijd steeg hun marktaandeel met 4 %. De daling van het invoervolume uit de betrokken landen viel samen met een daling van het verbruik in de Unie met 32 % in dezelfde periode, zoals toegelicht in overweging 149. Aangezien de betrokken landen in staat waren om tegen de achtergrond van een afnemend verbruik hun marktaandeel te handhaven en zelfs te vergroten, ging deze stijging van het marktaandeel ten koste van andere marktdeelnemers, met name de bedrijfstak van de Unie. Gedurende het onderzoektijdvak daalde het marktaandeel van de betrokken landen opnieuw met acht procent ten opzichte van 2021, maar bleef het op een hoger niveau dan hun marktaandeel in 2019. Deze daling van het marktaandeel voor de betrokken landen hield grotendeels verband met een aanzienlijke stijging van de verkoop door de klager aan één belangrijke afnemer in het onderzoektijdvak. Uit de informatie waarover de Commissie beschikte, bleek echter niet dat deze stijging structureel was of dat deze trend zich na het onderzoektijdvak zou voortzetten. |
4.3.3. Prijzen van de invoer uit de betrokken landen, prijsonderbieding en verhindering van een prijsverhoging
(158) |
De Commissie heeft de prijzen van de invoer vastgesteld op basis van de gecontroleerde gegevens van de medewerkende producenten-exporteurs, in overeenstemming met de vaststelling van de invoervolumes zoals toegelicht in de overwegingen 154 en 155. De prijsonderbieding voor de invoer werd vastgesteld aan de hand van gegevens van de medewerkende producenten-exporteurs en de medewerkende producent in de Unie. |
(159) |
De gewogen gemiddelde prijs van de invoer in de Unie uit de betrokken landen heeft zich als volgt ontwikkeld: Tabel 4 Invoerprijzen (EUR/ton)
|
(160) |
De invoerprijzen stegen respectievelijk met 33 % en 39 % voor de VRC en Turkije. Deze stijging werd grotendeels veroorzaakt door de stijging van de prijzen van grondstoffen en energie als gevolg van de COVID-19-pandemie en meer recent in het onderzoektijdvak, door de aanhoudende oorlog in Oekraïne. Tijdens de beoordelingsperiode stegen de verkoopprijzen in de Unie zelfs nog meer, met 46 %. |
(161) |
De Commissie heeft de prijsonderbieding tijdens het onderzoektijdvak vastgesteld aan de hand van een vergelijking van:
|
(162) |
De prijzen werden vergeleken per productsoort voor transacties in hetzelfde handelsstadium, zo nodig na correctie, en met aftrek van kortingen en rabatten. Het resultaat van de vergelijking werd uitgedrukt als een percentage van de theoretische omzet in het onderzoektijdvak van de medewerkende producent in de Unie. Daaruit bleek een gewogen gemiddelde prijsonderbiedingsmarge van 6,5 % voor de VRC en 11,1 % voor Turkije door de invoer op de markt van de Unie. |
(163) |
Bovendien heeft de Commissie vastgesteld dat er sprake was van een verhindering van prijsverhogingen. Zoals blijkt uit tabel 8 verkocht de bedrijfstak van de Unie gedurende de betrokken periode namelijk onder de productiekosten. Als gevolg van de aanzienlijke prijsdruk die werd veroorzaakt door de laaggeprijsde invoer met dumping, werd de bedrijfstak van de Unie ervan weerhouden zijn verkoopprijzen te verhogen om winstgevend te worden, hetgeen in de gehele beoordelingsperiode resulteerde in verliezen. De Commissie stelde in het bijzonder vast dat er sprake was van een prijsbederf van 21,7 % voor de VRC en 30,0 % voor Turkije. |
4.4. Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie
4.4.1. Algemene opmerkingen
(164) |
Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening omvatte het onderzoek naar de gevolgen van de invoer met dumping voor de bedrijfstak van de Unie een beoordeling van alle economische indicatoren die tijdens de beoordelingsperiode van invloed waren op de situatie van de bedrijfstak van de Unie. |
(165) |
Voor de schadevaststelling heeft de Commissie onderscheid gemaakt tussen macro-economische en micro-economische schade-indicatoren. De Commissie heeft de macro-economische indicatoren geëvalueerd op basis van de gegevens in de klacht en de gecontroleerde gegevens van de medewerkende producent in de Unie. De gegevens hadden betrekking op alle producenten in de Unie die in de beoordelingsperiode het betrokken product produceerden en verkochten op de markt van de Unie. Zoals toegelicht in overweging 147, waren er aan het begin van de beoordelingsperiode drie producenten in de Unie, waarvan er door het faillissement van Laminorul in het onderzoektijdvak slechts twee waren overgebleven. De Commissie heeft de micro-economische indicatoren geëvalueerd op basis van de gegevens uit de antwoorden van de medewerkende producent in de Unie op de vragenlijst. Beide gegevensreeksen bleken representatief te zijn voor de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie als geheel, met name omdat de medewerkende producent in de Unie goed was voor meer dan 75 % van de totale productie in de Unie in het onderzoektijdvak. |
(166) |
De macro-economische indicatoren zijn: productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, verkoopvolume, marktaandeel, groei, werkgelegenheid, productiviteit, hoogte van de dumpingmarge en herstel van dumping in het verleden. |
(167) |
De micro-economische indicatoren zijn: gemiddelde eenheidsprijzen, kosten per eenheid, loonkosten, voorraden, winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken. |
4.4.2. Macro-economische indicatoren
4.4.2.1.
(168) |
De totale productie, de productiecapaciteit en de bezettingsgraad in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode ontwikkeld als volgt: Tabel 5 Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad
|
(169) |
Het productievolume van de bedrijfstak van de Unie is in de beoordelingsperiode afgenomen. Dit was deels te wijten aan het voornoemde faillissement van Laminorul, maar de productievolumes van de twee overgebleven ondernemingen lieten ook een scherpe daling zien in 2020 (58). Hoewel de productievolumes in de jaren erna weer stegen, lag het productievolume in het onderzoektijdvak nog ver onder dat van 2019. Deze daling in de beoordelingsperiode is ook in overeenstemming met de daling van het verbruik in de Unie gedurende dezelfde jaren. |
(170) |
De productiecapaciteit nam in de beoordelingsperiode ook af als gevolg van het faillissement van Laminorul. De productiecapaciteit van de twee overgebleven ondernemingen bleef in de beoordelingsperiode stabiel. De bezettingsgraad daalde in de beoordelingsperiode echter met 2 %, na een scherpe daling in 2020 als gevolg van de afname van het verbruik en de daarmee verband houdende productievolumes in de nasleep van de COVID-19-pandemie, zoals toegelicht in overweging 149. Voor de twee overgebleven ondernemingen daalde de bezettingsgraad zelfs nog verder tussen 2019 en het onderzoektijdvak (59). |
4.4.2.2.
(171) |
Het verkoopvolume en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld: Tabel 6 Verkoopvolume en marktaandeel
|
(172) |
Het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie nam in de beoordelingsperiode af met 38 %, vertoonde een scherpe daling in 2020 en herstelde zich deels tot het onderzoektijdvak. In dezelfde periode daalde het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie met 9 %. Eenzelfde, zij het minder uitgesproken, neerwaartse trend in de verkoopvolumes wordt ook vastgesteld als alleen naar de twee overgebleven ondernemingen wordt gekeken, hoewel zij iets aan marktaandeel terugwonnen in 2021 en het onderzoektijdvak (60). De afname van het marktaandeel en de verkoopvolumes in de Unie in 2020 vielen samen met het faillissement van Laminorul. Hoewel het verbruik, de invoer en de verkoopvolumes in de Unie in 2020 allemaal afnamen vanwege de gevolgen van de COVID-19-pandemie, zoals toegelicht in overweging 149, werd een deel van de verkoopvolumes die eerder werden toegeschreven aan Laminorul eerder vervangen door de invoer dan door de verkoop van andere producenten in de Unie. Dit valt op te maken uit de gegevens in de tabellen 3 en 6, waaruit blijkt dat het marktaandeel van de VRC en Turkije in 2020 toenam, terwijl de bedrijfstak van de Unie op hetzelfde moment marktaandeel verloor. De bedrijfstak van de Unie heeft sinds 2020 een klein deel van het verloren marktaandeel kunnen terugwinnen, maar heeft het niveau van vóór 2020 nog niet opnieuw bereikt. |
4.4.2.3.
(173) |
Zoals toegelicht in de overwegingen 169 en 170, daalden het productievolume en de bezettingsgraad van de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode, met hogere vaste kosten per productie-eenheid tot gevolg. Tegelijkertijd daalde de vraag naar platbulbstaal aanzienlijk in 2020, alvorens zich enigszins te herstellen tot het onderzoektijdvak. In deze context van afgenomen verbruik verloor de bedrijfstak van de Unie aanzienlijke verkoopvolumes en marktaandeel. De bedrijfstak van de Unie wist een deel van zijn verkoopvolumes en marktaandeel terug te winnen, alleen wel ten koste van zijn verkoopprijzen, die constant onder de productiekosten van de bedrijfstak van de Unie bleven, zoals toegelicht in punt 4.4.3.1. De groeiperspectieven van de bedrijfstak van de Unie zijn daardoor ook verslechterd. |
4.4.2.4.
(174) |
De werkgelegenheid en de productiviteit hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld: Tabel 7 Werkgelegenheid en productiviteit
|
(175) |
Gedurende de beoordelingsperiode heeft de werkgelegenheid in de sector zich op dezelfde wijze ontwikkeld als de productie en het verbruik in de Unie en is zij drastisch gedaald met 48 %. Dit was voornamelijk het gevolg van het faillissement van Laminorul, maar de werkgelegenheid nam ook af bij de klager, hoewel zij zich enigszins herstelde vanaf het laagste punt in 2020 tot het onderzoektijdvak (62). Deze afname kwam na de neerwaartse trend die is vastgesteld voor het verbruik in de Unie in 2020 en het beperkte herstel van het verbruik tot het onderzoektijdvak. |
(176) |
Tegelijkertijd steeg de productiviteit tussen 2019 en het onderzoektijdvak met 15 %. Dit cijfer wordt echter beïnvloed door het feit dat Laminorul een groot deel van haar personeel had ontslagen in 2019, maar nog wel producten verkocht in 2019 en, in mindere mate, in 2020. De productiviteit bij de twee overgebleven producenten in de Unie daalde gedurende de hele beoordelingsperiode (63). De dalende productiviteit van de twee overgebleven producenten in de Unie wijst op toegenomen loonkosten per geproduceerde ton platbulbstaal. |
4.4.2.5.
(177) |
Alle dumpingmarges lagen significant boven het minimale niveau. De gevolgen van de hoogte van de werkelijke dumpingmarges voor de bedrijfstak van de Unie waren aanzienlijk, gezien de omvang en de prijzen van de invoer uit de betrokken landen. |
(178) |
Dit is het eerste antidumpingonderzoek ten aanzien van het betrokken product. Daarom waren er geen gegevens beschikbaar om de gevolgen van mogelijke dumping in het verleden vast te stellen. |
4.4.3. Micro-economische indicatoren
4.4.3.1.
(179) |
De gemiddelde verkoopprijzen per eenheid van de medewerkende producent in de Unie aan niet-verbonden afnemers in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld: Tabel 8 Verkoopprijzen in de Unie
|
(180) |
De gemiddelde verkoopprijzen van de medewerkende producent in de Unie stegen in de beoordelingsperiode met 46 %, terwijl de productiekosten per eenheid in dezelfde periode in iets mindere mate stegen met 41 %. In de gehele beoordelingsperiode lagen de verkoopprijzen echter constant onder de gemiddelde productiekosten. Dit betekende dat de producent in de Unie zijn verkoopprijzen niet kon verhogen tot een niveau dat de gestegen productiekosten zou dekken. |
(181) |
De verkoop van het soortgelijke product op de markt van de Unie was gebaseerd op raamovereenkomsten met afnemers waarin de hoeveelheden en prijzen voor de volgende periode waren vastgelegd (variërend van een jaar tot enkele maanden), of op prijsopgaven en prijzen op de spotmarkt. De medewerkende producent in de Unie had derhalve een marge om de verkoopprijzen te verhogen in de context van stijgende prijzen van grondstoffen en energie op het moment dat er opnieuw werd onderhandeld over overeenkomsten of dat er prijsopgaven werden opgesteld. Hij slaagde er evenwel niet in om de verkoopprijzen in de beoordelingsperiode voldoende te verhogen vanwege de prijsdruk die werd uitgeoefend door de invoer, waarbij producten nog steeds in grote hoeveelheden werden ingevoerd. Hierdoor ontstond een situatie waarin de medewerkende producent in de Unie constant verlies leed, zoals toegelicht in punt 4.4.3.4. |
4.4.3.2.
(182) |
De gemiddelde loonkosten van de medewerkende producent in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld: Tabel 9 Gemiddelde loonkosten per werknemer
|
(183) |
De gemiddelde loonkosten per werknemer zijn in de beoordelingsperiode met 12 % gestegen. Dit had te maken met de daling van het aantal werknemers zonder een vergelijkbare afname van de vaste kosten. |
4.4.3.3.
(184) |
De voorraden van de medewerkende producent in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld: Tabel 10 Voorraden
|
(185) |
De voorraden namen in 2020 eerst met 18 % af alvorens gedurende de rest van de beoordelingsperiode te stijgen tot een niveau dat 17 % hoger was dan in 2019. De eindvoorraden uitgedrukt als een percentage van de productie namen in de beoordelingsperiode toe en kwamen uit tussen 16 en 19 % van de jaarlijkse productie. Deze situatie had een negatief effect op de financiële situatie van de medewerkende producent in de Unie. |
4.4.3.4.
(186) |
De winstgevendheid, de kasstroom, de investeringen en het rendement van investeringen van de medewerkende producent in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld: Tabel 11 Winstgevendheid, kasstroom, investeringen en rendement van investeringen
|
(187) |
De Commissie heeft de winstgevendheid van de medewerkende producent in de Unie vastgesteld door de nettowinst vóór belastingen van de verkoop van het soortgelijke product aan niet-verbonden afnemers in de Unie uit te drukken als percentage van de aldus gerealiseerde omzet. Hoewel de medewerkende producent in de Unie erin slaagde zijn verliezen in de beoordelingsperiode terug te dringen, bleef hij de gehele periode verlieslijdend. Het feit dat hij zijn verliezen in het onderzoektijdvak kon beperken ten opzichte van de jaren ervoor was grotendeels te danken aan zijn toegenomen vermogen, in combinatie met de aanpassing van zijn commerciële strategie, om opnieuw te onderhandelen over zijn prijzen en deze aan te passen aan de gestegen kosten van energie en grondstoffen. Vanwege de constante prijsdruk door de laaggeprijsde invoer uit de betrokken landen, die er zelfs in slaagden om hun toch al zeer grote marktaandeel nog verder te vergroten in de beoordelingsperiode, kon de medewerkende producent in de Unie niet alle kosten doorberekenen in de prijzen aan hun afnemers. |
(188) |
De nettokasstroom is het vermogen van de producenten in de Unie om hun activiteiten zelf te financieren. De trend in de nettokasstroom heeft zich tot het onderzoektijdvak neerwaarts ontwikkeld met een negatieve kasstroom in 2020 en 2021, en in het onderzoektijdvak weer opwaarts tot een totale daling met 96 % gedurende de beoordelingsperiode. Deze negatieve trend liet zien dat het voor de medewerkende producent in de Unie moeilijk was om zijn activiteiten zelf te financieren, wat een verdere aanwijzing was voor zijn verslechterde financiële situatie. |
(189) |
Het rendement van investeringen is de winst uitgedrukt als percentage van de nettoboekwaarde van de investeringen. De medewerkende producent in de Unie bleef investeren om de efficiëntie van zijn productiefaciliteiten te verbeteren; zo verwierf hij nieuwe gritstraal- en verfspuitmachines om deze onderdelen van het productieproces, die eerst werden uitbesteed, zelf te kunnen uitvoeren en daarmee de efficiëntie te verbeteren en de doorlooptijden te verkorten. Zijn vermogen om te investeren was echter beperkt omdat hij voortdurend verlies leed. Bovendien bleef het rendement van investeringen, hoewel het in de beoordelingsperiode verbeterde, gedurende de hele periode negatief. Daarom was de medewerkende producent in de Unie niet in staat voldoende winst te maken om zijn investeringen te dekken. |
(190) |
De medewerkende producent in de Unie was door zijn negatieve financiële situatie minder goed in staat om kapitaal aan te trekken. De voortdurende verliezen en de nettokasstroom gaven aanleiding tot ernstige bezorgdheid over zijn liquiditeitspositie en zijn vermogen om kapitaal aan te trekken voor de financiering van zijn bedrijfsactiviteiten en van de nodige investeringen. |
4.4.4. Conclusie inzake schade
(191) |
De bedrijfstak van de Unie leed gedurende de hele beoordelingsperiode schade. De voortdurend verliesgevende situatie van de bedrijfstak van de Unie in die periode viel samen met een aanzienlijke invoer uit de betrokken landen tegen prijzen die onder de productiekosten van de bedrijfstak van de Unie lagen. Zoals besproken in punt 4.3.3, werden de prijzen van de bedrijfstak van de Unie flink onderboden en onder druk gezet door de invoer uit de betrokken landen. |
(192) |
In een periode van een algemene afname van het verbruik in de Unie en na een zeker herstel na een initiële aanzienlijke daling van de verkoop van platbulbstaal in de Unie in 2020, was de toename van de invoervolumes uit de betrokken landen groter dan de stijging van de verkoopvolumes van de producenten in de Unie op de markt van de Unie. Na een initiële daling met 35 % in 2020 stegen de invoervolumes uit de betrokken landen tot een niveau van 70 % van de invoervolumes van 2019. De verkoopvolumes van de bedrijfstak van de Unie daalden aanvankelijk met 53 % en herstelden zich tot een niveau van slechts 62 % van de verkoopvolumes van 2019. |
(193) |
Tegelijkertijd stegen de verkoopprijzen voor zowel de bedrijfstak van de Unie als voor de twee betrokken landen. Hoewel de bedrijfstak van de Unie er op geen enkel moment in slaagde zijn prijzen tot een winstgevend niveau te verhogen, werd het verschil tussen de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie en de prijzen bij invoer uit de beide betrokken landen toch groter. De prijzen van de Unie stegen in de beoordelingsperiode met 46 %, terwijl de prijzen bij invoer uit de VRC in dezelfde periode stegen met 33 % en uit Turkije met 39 %. Ondanks dat de prijzen voor zowel de invoer als de verkoop in de Unie stegen, zorgden de prijzen bij invoer uit de twee betrokken landen dus voor toenemende prijsdruk op de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie. Daardoor verloor de bedrijfstak van de Unie tussen 2019 en het onderzoektijdvak marktaandeel aan de betrokken landen, niettegenstaande dat hij werd gedwongen om met verlies te blijven verkopen. Hoewel de bedrijfstak van de Unie een klein deel van zijn verloren marktaandeel in het onderzoektijdvak wist terug te winnen, is het marktaandeel niet op het niveau van 2019 gekomen. Zoals toegelicht in overweging 157, was de stijging van het marktaandeel in het onderzoektijdvak niet structureel van aard, maar had die grotendeels te maken met een tijdelijke toename van de orders van een bepaalde klant. |
(194) |
Bijna alle schade-indicatoren wezen in de beoordelingsperiode op een algemene negatieve trend. De productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad verslechterden allemaal, in overeenstemming met de afgenomen verkoopvolumes en het afgenomen marktaandeel. Aanvankelijk ontwikkelden de indicatoren zich negatief in 2020, voornamelijk als gevolg van de COVID-19-pandemie en het faillissement van Laminorul, zoals toegelicht in de overwegingen 149, 160, 170 en 172. Vanaf 2020 wist de Unie zich tot op zekere hoogte te herstellen doordat de vraag naar platbulbstaal en het verbruik in de Unie weer stegen na de COVID-19-pandemie. Hoewel de schade-indicatoren vanaf 2020 een verbetering lieten zien, waren zij in het onderzoektijdvak echter allemaal nog ver verwijderd van de niveaus van vóór 2020. Als gevolg van de aanhoudend grote hoeveelheden en marktaandelen van de invoer met dumping uit de betrokken landen, waarvan de prijzen onder de productiekosten van de bedrijfstak van de Unie liggen, heeft de bedrijfstak van de Unie zich niet dusdanig kunnen herstellen dat een stabiele en winstgevende financiële situatie kon worden bereikt. |
(195) |
In de beoordelingsperiode namen de netto-investeringen af met 36 %, terwijl het rendement van investeringen negatief bleef. De kasstroom schommelde flink in de beoordelingsperiode en was sinds 2020 grotendeels negatief of bijna nul. Dit was van invloed op het vermogen van de bedrijfstak van de Unie om zijn activiteiten zelf te financieren. |
(196) |
Het aantal werknemers nam in dezelfde periode af met 48 %, grotendeels als gevolg van het faillissement van Laminorul in 2020, maar een vergelijkbare neerwaartse trend was ook waarneembaar voor de andere producenten in de Unie. Tegelijkertijd nam de productiviteit af (wanneer geen rekening wordt gehouden met de verkoop door Laminorul zoals toegelicht in overweging 176), met hogere loonkosten per ton platbulbstaal als gevolg. |
(197) |
Zoals hierboven uiteengezet, waren economische indicatoren zoals winstgevendheid, kasstroom en rendement van investeringen tijdens de beoordelingsperiode negatief. Dit heeft gevolgen gehad voor het vermogen van de bedrijfstak van de Unie om zijn activiteiten zelf te financieren, de nodige investeringen te doen en kapitaal aan te trekken, waardoor de groei van de bedrijfstak werd belemmerd en zelfs het voortbestaan ervan in gevaar kwam. |
(198) |
Op basis van het bovenstaande is de Commissie in dit stadium tot de conclusie gekomen dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening. |
5. OORZAKELIJK VERBAND
(199) |
Overeenkomstig artikel 3, lid 6, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of de bedrijfstak van de Unie door de invoer met dumping uit de betrokken landen aanmerkelijke schade heeft geleden. Overeenkomstig artikel 3, lid 7, van de basisverordening heeft de Commissie tevens onderzocht of de bedrijfstak van de Unie in dezelfde periode door andere bekende factoren schade had kunnen lijden. De Commissie heeft zich ervan verzekerd dat eventuele door andere factoren dan de invoer met dumping uit de betrokken landen veroorzaakte schade niet aan de invoer met dumping werd toegeschreven. Deze factoren hadden betrekking op invoer uit andere derde landen, de uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie, de COVID-19-pandemie die van invloed was op het verbruik in de Unie, de stijging van de energieprijzen en een vermeend gebrek aan productdiversificatie. |
5.1. Gevolgen van de invoer met dumping
(200) |
De Commissie heeft de ontwikkeling van de omvang van de invoer uit de betrokken landen en de gevolgen daarvan voor de bedrijfstak van de Unie onderzocht, zoals vereist op grond van artikel 3, lid 6, van de basisverordening. |
5.1.1. Hoeveelheid en marktaandeel van de invoer met dumping uit de betrokken landen
(201) |
De uit de betrokken landen ingevoerde hoeveelheden namen in de beoordelingsperiode met 30 % af. Zoals reeds toegelicht in overweging 157, viel deze afname samen met een vergelijkbare afname van het verbruik in de Unie, voornamelijk als gevolg van de COVID-19-pandemie en de daaruit voortvloeiende afname van de vraag naar scheepsbouw en de daarmee verband houdende basisproducten zoals platbulbstaal. Zoals toegelicht in de overwegingen 192 en 193, was de waargenomen stijging van de invoervolumes na 2020 groter dan die van de verkoopvolumes in de Unie in dezelfde periode. |
(202) |
In 2020 verloor de bedrijfstak van de Unie marktaandeel, voornamelijk als gevolg van de verdwijning van Laminorul. Zoals te zien is in de tabellen 3 en 6, ging het marktaandeel dat eerder van Laminorul was voor een deel naar Turkije en de VRC. Het marktaandeel van de betrokken landen bleef tussen 2019 en 2021 constant stijgen. In het onderzoektijdvak verloren de betrokken landen een deel van het marktaandeel dat zij in de voorgaande jaren hadden gewonnen opnieuw aan de bedrijfstak van de Unie. Hoewel de bedrijfstak van de Unie een deel van het marktaandeel dat hij in 2020 was kwijtgeraakt terug wist te winnen, is het marktaandeel nog niet op het niveau van vóór 2020. Het marktaandeel van de invoer uit de betrokken landen steeg in 2019 van [54,1-61,1] % naar [57,0-64,0] % in het onderzoektijdvak, d.w.z. met 4 %, terwijl de bedrijfstak van de Unie in dezelfde periode marktaandeel verloor. Bijgevolg is de invoer met dumping aanzienlijk toegenomen in de zin van artikel 3, lid 3, van de basisverordening. |
5.1.2. Prijs van de invoer met dumping uit de betrokken landen en prijseffect
(203) |
Bovendien vond deze invoer in de hele beoordelingsperiode plaats tegen prijzen die aanzienlijk lager waren dan die van de bedrijfstak van de Unie. Hoewel de bedrijfstak van de Unie in staat was om in de beoordelingsperiode zijn prijzen te verhogen om gedeeltelijk in te spelen op de gestegen prijzen van grondstoffen en basisproducten, was hij niet in staat om zijn prijzen voldoende te verhogen om zijn productiekosten te dekken. Tegelijkertijd stegen de prijzen bij invoer uit de VRC en Turkije in de beoordelingsperiode weliswaar ook, hoewel in mindere mate dan die van de bedrijfstak van de Unie en beginnend vanaf een lager prijsniveau. De gemiddelde prijs bij invoer uit de VRC en Turkije was in de hele beoordelingsperiode constant lager dan de productiekosten van de bedrijfstak van de Unie. |
(204) |
Door de prijsdruk van de laaggeprijsde invoer uit de VRC en Turkije kon de bedrijfstak van de Unie niet anders dan die prijsstelling volgen om te proberen een deel van de verkoopvolumes die hij had verloren in 2020 — een periode van afgenomen vraag en stijgende productiekosten — terug te winnen. Hoewel de bedrijfstak van de Unie erin slaagde zijn verkoopvolumes na 2020 tot 62 % van de niveaus van 2019 te verhogen in het onderzoektijdvak, was hij niet in staat dit in dezelfde mate te doen als de toename van het verbruik in de Unie (die in het onderzoektijdvak 68 % van de niveaus van 2019 bedroeg) en de invoer uit de betrokken landen (70 % van de niveaus van 2019). Dit leidde op zijn beurt tot een voortdurend verliesgevende situatie voor de medewerkende producent in de Unie in de beoordelingsperiode. In dezelfde periode lieten andere financiële indicatoren, zoals het rendement van investeringen en de kasstroom, een vergelijkbare negatieve ontwikkeling zien. Hoewel het rendement van investeringen in de beoordelingsperiode verbeterde, bleef het in die hele periode constant negatief, terwijl de kasstroom zich in het onderzoektijdvak herstelde tot slechts 4 % van het niveau van 2019. |
5.1.3. Oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping uit de VRC en Turkije en de aanmerkelijke schade van de bedrijfstak van de Unie
(205) |
De verslechtering van de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie viel samen met een aanzienlijke aanwezigheid van invoer met dumping uit de betrokken landen. Tegen de achtergrond van een krimpende markt had het gestegen marktaandeel van de invoer uit de betrokken landen in combinatie met de lage gemiddelde verkoopprijzen van die invoer een negatief effect op de financiële situatie van de bedrijfstak van de Unie. Hoewel de bedrijfstak van de Unie zich tot het onderzoektijdvak in zekere mate wist te herstellen van de daling van de verkoopvolumes en het marktaandeel in 2020, was hij niet in staat zijn verkoopprijzen voldoende te verhogen om de sterk gestegen productiekosten volledig te dekken, door de toegenomen aanwezigheid van invoer met dumping van het betrokken product uit de betrokken landen. De laaggeprijsde invoer uit de betrokken landen verhinderde dus dat de bedrijfstak van de Unie de prijzen kon verhogen. |
(206) |
Gelet op de bovenstaande overwegingen heeft de Commissie voorlopig vastgesteld dat de door de bedrijfstak van de Unie geleden aanmerkelijke schade werd veroorzaakt door de invoer met dumping uit de betrokken landen in de zin van artikel 3, lid 6, van de basisverordening. Deze schade had gevolgen voor zowel volume als prijs. |
5.2. Gevolgen van andere factoren
5.2.1. Invoer uit derde landen
(207) |
De invoer uit andere derde landen heeft zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld: Tabel 12 Invoer uit derde landen
|
(208) |
In de beoordelingsperiode was het Verenigd Koninkrijk het enige andere derde land waaruit aanzienlijke volumes platbulbstaal werden ingevoerd in de Unie. Het in het Verenigd Koninkrijk geproduceerde platbulbstaal was echter slechts gedeeltelijk het onderzochte product. British Steel, de enige bekende producent van platbulbstaal in het Verenigd Koninkrijk, produceerde alleen platbulbstaal met een breedte van 200 mm en breder in 2019, een breedte van 180 mm en breder vanaf 2020, en momenteel ook 160 mm en breder (64). Zoals toegelicht in overweging 154, omvatten de statistische gegevens voor platbulbstaal die bij Eurostat beschikbaar zijn voor de beoordelingsperiode platbulbstaal van alle maten, niet alleen het onderzochte product. De Commissie raamde het aandeel van de in Eurostat geregistreerde invoervolumes die betrekking hadden op het betrokken product in de verschillende jaren op basis van de in de klacht verstrekte informatie. |
(209) |
Zoals toegelicht in de overwegingen 157 en 172, daalde de invoer uit de betrokken landen en de verkoopvolumes van de bedrijfstak van de Unie aanzienlijk in 2020, alvorens zich in de daaropvolgende jaren gedeeltelijk te herstellen. Tegelijkertijd steeg de invoer uit het Verenigd Koninkrijk met 40 % in 2020, daalde deze tot slechts de helft van het volume van 2019 in 2021 en steeg deze weer tot een niveau van 16 % onder de volumes van 2019. De medewerkende gebruiker legde uit dat de producent in het Verenigd Koninkrijk op onregelmatige basis en alleen wanneer hij zijn productiecapaciteit niet voor andere producten inzet, platbulbstaal produceert (en uitvoert). |
(210) |
De waargenomen stijgingen en dalingen van de volumes van de invoer uit het Verenigd Koninkrijk kwamen niet overeen met een gelijktijdige daling en stijging van de invoer uit de betrokken landen of van de verkoop door de bedrijfstak van de Unie. Bovendien lagen de prijzen bij invoer uit het Verenigd Koninkrijk ruim boven het prijsniveau van de invoer van platbulbstaal uit de betrokken landen, en dicht bij de prijzen van de bedrijfstak van de Unie in het onderzoektijdvak. |
(211) |
In het licht van het bovenstaande en gezien de grote invoervolumes tegen lage prijzen uit de betrokken landen vergeleken met die uit andere derde landen, kwam de Commissie tot de voorlopige conclusie dat de invoer uit andere derde landen geen afbreuk deed aan het oorzakelijk verband tussen de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade en de invoer met dumping uit de betrokken landen. |
5.2.2. Uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie
(212) |
Het volume van de uitvoer van de bedrijfstak van de Unie ontwikkelde zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt: Tabel 13 Uitvoerprestaties van de producenten in de Unie
|
(213) |
De uitvoer van de bedrijfstak van de Unie bleef vanaf 2019 constant dalen tot verwaarloosbare volumes in het onderzoektijdvak. De bedrijfstak van de Unie wees de wereldwijde daling in het verbruik na de COVID-19-pandemie aan als een oorzaak voor deze daling, evenals de concurrentie van met name laaggeprijsde uitvoer uit Turkije die niet alleen op de binnenlandse markt plaatsvond, maar ook op de markten van derde landen. |
(214) |
De uitvoer maakte slechts een klein deel van de totale verkoop van de bedrijfstak van de Unie uit; deze was in 2019 goed voor [5-9] % van zijn productie en daalde gedurende het onderzoektijdvak tot [3-1] %. Derhalve heeft de Commissie voorlopig geconcludeerd dat de daling van de uitvoerprestaties weliswaar had kunnen bijdragen tot de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade, zoals de overheid van Turkije ook heeft aangevoerd in haar opmerkingen over de opening van het onderzoek, maar gezien het grote aandeel van de verkoop in de Unie in vergelijking met de uitvoer in de gehele beoordelingsperiode geen afbreuk deed aan het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping uit de betrokken landen en de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade. |
5.2.3. COVID-19-pandemie en afgenomen verbruik
(215) |
De overheid van Turkije, Özkan en Fincantieri wezen er in hun opmerkingen over de opening van het onderzoek allemaal op dat de COVID-19-pandemie en de gelijktijdige afname van het verbruik hebben bijgedragen tot de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade, of deze hebben veroorzaakt. Zoals te zien is in tabel 2, nam het verbruik van platbulbstaal in de Unie in de beoordelingsperiode met 32 % af, wat in feite voornamelijk verband hield met de COVID-19-pandemie, zoals toegelicht in overweging 149. In diezelfde periode daalde de verkoop van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie echter nog meer, namelijk met 38 %. Bovendien was in 2019 al sprake van een schadeveroorzakende situatie als gevolg van aanzienlijke invoervolumes tegen prijzen die lager waren dan de productiekosten van de bedrijfstak van de Unie, terwijl de gevolgen van de COVID-19-pandemie pas vanaf 2020 voelbaar begonnen te worden. Dus in plaats van dat de COVID-19-pandemie en de daaruit voortvloeiende afname van het verbruik van platbulbstaal in de Unie de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade veroorzaakten, moeten zij als een versterkende factor in 2020 worden beschouwd. |
(216) |
Op basis daarvan kwam de Commissie tot de voorlopige conclusie dat de ontwikkeling van het verbruik in de Unie geen afbreuk deed aan het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping en de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade. |
5.2.4. Stijging van de energieprijzen
(217) |
De overheid van Turkije voerde aan dat de stijging van de energieprijzen sinds eind 2021, en met name in 2022 als gevolg van de militaire agressie van de Russische Federatie tegen Oekraïne, van invloed was op de door de klager geleden schade en niet moet worden toegeschreven aan de invoer uit de betrokken landen. |
(218) |
Zoals te zien is in tabel 8, was de bedrijfstak van de Unie echter in staat zijn verkoopprijzen tussen 2021 en het onderzoektijdvak te verhogen van [1 000-1 150] EUR tot [1 200-1 400] EUR. Deze stijging met ongeveer 24 % was groter dan de stijging van de productiekosten in dezelfde periode, waaruit bleek dat de stijging van de kosten of de energieprijzen aan de afnemers kon worden doorberekend. Niettemin was de bedrijfstak van de Unie nog steeds niet in staat om zijn verkoopprijzen te verhogen om zijn totale productiekosten volledig te dekken, als gevolg van de prijsdruk die werd uitgeoefend door de aanhoudende laaggeprijsde invoer uit de betrokken landen. |
(219) |
Zoals toegelicht in de overwegingen 163, 180 en 181, was de bedrijfstak van de Unie tijdens de gehele beoordelingsperiode niet in staat zijn verkoopprijzen naar behoren te verhogen om winstgevend te worden. Aangezien dit patroon gedurende een lange periode werd waargenomen, kon dit niet alleen worden verklaard door de stijging van de energiekosten in het onderzoektijdvak. Deze onmogelijkheid om de verkoopprijzen aan te passen deed zich tegelijkertijd voor met de toename van het marktaandeel van de invoer met dumping uit de betrokken landen, met aanmerkelijke niveaus van prijsonderbieding, waardoor de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie onder druk kwamen te staan en de bedrijfstak van de Unie ervan werd weerhouden om opnieuw winstgevend te worden. |
(220) |
Bijgevolg heeft de Commissie voorlopig geconcludeerd dat de ontwikkeling van de energieprijzen geen oorzaak van de schade aan de bedrijfstak van de Unie kan zijn geweest. |
5.2.5. Productdiversificatie
(221) |
Özkan voerde aan dat de schade voor de bedrijfstak van de Unie gedeeltelijk was veroorzaakt door het feit dat het in de scheepsbouw algemeen gebruikelijk is om alle verschillende soorten en maten platbulbstaal voor een bepaald project bij een en dezelfde bron te kopen, om de traceerbaarheid te vergroten. Aangezien de bedrijfstak van de Unie alleen platbulbstaal met een breedte tot 204 mm produceerde, beschikte hij volgens Özkan niet over het concurrentievoordeel dat Özkan had omdat hij alle soorten en maten platbulbstaal produceerde. |
(222) |
De Commissie vond echter geen bewijs voor de bewering dat scheepsbouwers al het platbulbstaal van één bron kopen, en Özkan heeft dergelijk bewijs evenmin aangeleverd. Daarentegen hebben de medewerkende gebruiker en een niet-verbonden importeur beide informatie ingediend waarin zij wezen op de noodzaak om over een gediversifieerde bevoorradingsbron te beschikken in plaats van op maar één leverancier te vertrouwen. De gebruiker gaf ook aan dat hij platbulbstaal doorgaans op voorraadbasis kocht, dat al het platbulbstaal van dezelfde grootte onderling verwisselbaar kon worden gebruikt, onafhankelijk van de bron, en dat de aankoop niet met een bepaald project verband hield. |
(223) |
Bovendien heeft de bedrijfstak van de Unie de afgelopen jaren in productdiversificatie geïnvesteerd door zijn aanbod van maten platbulbstaal in de beoordelingsperiode uit te breiden. In dit verband wees Fincantieri in haar opmerkingen op een passage in de klacht waarin de klager beweerde dat “het goedkoper is om een nominale breedte van maximaal 180 mm te produceren”. Fincantieri zette daarom vraagtekens bij het besluit van de klager om te investeren in de productie van grotere breedten en voerde aan dat dit heeft bijgedragen tot de geringe winsten van de bedrijfstak van de Unie. |
(224) |
In tegenstelling tot wat hierboven wordt beweerd, bleek uit de klacht en uit de gecontroleerde gegevens van de klager dat het goedkoper is om platbulbstaal met grotere breedten te produceren, omdat er minder hoeft te worden gerold en het tijdsbesparing oplevert. In punt 1.3 van de klacht wordt ook beweerd dat “hoe kleiner de grootte van het platbulbstaal, hoe hoger de kosten”. Dit zou erop wijzen dat de diversificatiestrategie van de bedrijfstak van de Unie in het verleden eerder in positieve mate zou bijdragen tot zijn winstgevendheid dan dat die tot de geleden schade zou bijdragen. |
(225) |
De Commissie heeft daarom voorlopig geconcludeerd dat het vermeende gebrek aan diversificatie in soorten platbulbstaal door de bedrijfstak van de Unie niet zodanig was dat dit afbreuk deed aan het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping en de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade. |
5.3. Conclusie inzake het oorzakelijk verband
(226) |
In het algemeen verslechterde de financiële situatie van de bedrijfstak van de Unie tussen 2019 en het onderzoektijdvak. Deze verslechtering was vooral duidelijk te zien in 2020, waarna de situatie tot op zekere hoogte verbeterde tot het onderzoektijdvak. Aan het einde van de beoordelingsperiode leed de bedrijfstak van de Unie echter nog steeds verlies en had hij zich nog steeds niet hersteld tot de niveaus van vóór 2020. Deze negatieve omstandigheden deden zich tegelijk voor met een gestegen marktaandeel van de invoer van platbulbstaal uit de betrokken landen, die plaatsvond tegen dumpingprijzen, die in de beoordelingsperiode wel stegen maar minder sterk dan de prijzen van de bedrijfstak van de Unie, zoals vermeld in punt 5.1. |
(227) |
De Commissie heeft onderscheid gemaakt tussen en afzonderlijk gekeken naar de gevolgen van alle bekende factoren voor de situatie van de bedrijfstak van de Unie en de schadeveroorzakende gevolgen van de invoer met dumping. De effecten van de invoer uit andere derde landen, de uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie, de COVID-19-pandemie die van invloed was op het verbruik in de Unie, de stijging van de energieprijzen en een vermeend gebrek aan productdiversificatie op de negatieve ontwikkelingen van de bedrijfstak van de Unie in termen van productievolumes, verkoopprijzen en winstgevendheid, waren slechts beperkt. |
(228) |
Op basis van het voorgaande heeft de Commissie in dit stadium geconcludeerd dat de invoer met dumping uit de betrokken landen de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft berokkend en dat de andere factoren, ongeacht of zij individueel dan wel collectief werden beschouwd, geen afbreuk deden aan het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping en de aanmerkelijke schade. |
6. NIVEAU VAN DE MAATREGELEN
(229) |
Om het niveau van de maatregelen te bepalen, heeft de Commissie beoordeeld of een recht lager dan de dumpingmarge toereikend zou zijn om de door de invoer met dumping jegens de bedrijfstak van de Unie veroorzaakte schade op te heffen. |
6.1. Schademarge
(230) |
De schade zou worden opgeheven indien de bedrijfstak van de Unie een nagestreefde winst zou kunnen behalen door te verkopen tegen een richtprijs in de zin van artikel 7, lid 2 quater en lid 2 quinquies, van de basisverordening. |
(231) |
Overeenkomstig artikel 7, lid 2 quater, van de basisverordening hield de Commissie bij de bepaling van de streefwinst rekening met de volgende factoren: de mate van winstgevendheid vóór de toename van de invoer uit de betrokken landen, de mate van winstgevendheid die vereist is ter dekking van alle kosten en investeringen, onderzoek en ontwikkeling (O & O) en innovatie, alsmede de onder normale mededingingsvoorwaarden te verwachten mate van winstgevendheid. Die winstmarge mag niet lager zijn dan 6 %. |
(232) |
De medewerkende producent in de Unie leed in de hele beoordelingsperiode verlies. De klager stelde een streefwinst van 7,4 % voor op basis van de winst die hij in 2019 op zijn andere productlijnen maakte. De Commissie was echter van mening dat de andere productlijnen betrekking hadden op scharnieren en speciale profielen voor de automobielindustrie, wat hoger geprijsde, complexere en op maat gemaakte, gespecialiseerde producten zijn. De winstmarge werd daarom voorlopig vastgesteld op 6 % overeenkomstig artikel 7, lid 2 quater, van de basisverordening. |
(233) |
Op basis hiervan is de geen schadeveroorzakende prijs [1 300]-[1 600] EUR per ton platbulbstaal, verkregen door de bovengenoemde winstmarge van 6 % toe te passen op de productiekosten van de medewerkende producent in de Unie in het onderzoektijdvak. |
(234) |
De Commissie heeft vervolgens het niveau van de schademarge bepaald door de gewogen gemiddelde invoerprijs van de medewerkende producenten-exporteurs in de betrokken landen, zoals vastgesteld voor de berekeningen van de prijsonderbieding, te vergelijken met de gewogen gemiddelde, geen schadeveroorzakende prijs van het soortgelijke product dat in het onderzoektijdvak door de medewerkende producent in de Unie op de markt van de Unie werd verkocht. Als uit deze vergelijking een verschil naar voren kwam, werd dit uitgedrukt als percentage van de gewogen gemiddelde cif-waarde bij invoer. |
(235) |
De schademarge voor “alle andere ondernemingen” wordt op dezelfde manier vastgesteld als de dumpingmarge voor deze ondernemingen (zie overweging 120 voor de VRC en overweging 141 voor Turkije).
|
6.2. Conclusie inzake het niveau van de maatregelen
(236) |
Na bovenstaande beoordeling moeten de voorlopige antidumpingrechten overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening als volgt worden vastgesteld:
|
7. BELANG VAN DE UNIE
(237) |
Gezien de beslissing van de Commissie om artikel 7, lid 2, van de basisverordening toe te passen, heeft zij onderzocht of zij duidelijk kon concluderen dat het niet in het belang van de Unie was om in dit geval maatregelen te nemen, ondanks de vaststelling van schadeveroorzakende dumping, overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening. Het belang van de Unie werd vastgesteld aan de hand van een afweging van alle betrokken belangen, met inbegrip van die van de bedrijfstak van de Unie, de importeurs en de gebruikers. |
7.1. Belang van de bedrijfstak van de Unie
(238) |
Er zijn twee ondernemingen die platbulbstaal produceren in de Unie. Zij verschaffen werk aan [130-160] werknemers en zijn gevestigd in Spanje en Italië. In 2019 was er nog een andere producent in de Unie, gevestigd in Roemenië. Daardoor waren in 2019 in totaal bijna twee keer zo veel mensen rechtstreeks werkzaam in de sector platbulbstaal dan in het onderzoektijdvak. |
(239) |
In het onderzoek is vastgesteld dat de bedrijfstak van de Unie in het onderzoektijdvak aanmerkelijke schade heeft geleden als gevolg van de invoer met dumping uit de betrokken landen. Het instellen van maatregelen zou de bedrijfstak van de Unie in staat stellen zijn marktaandeel te behouden, de productie en de bezettingsgraad te verhogen, prijzen te verhogen om de productiekosten te dekken en een mate van winstgevendheid te bereiken die onder normale mededingingsvoorwaarden te verwachten zou zijn. Dat zou ervoor zorgen dat de bedrijfstak van de Unie terugkeert naar een houdbare situatie en in de toekomst investeringen kan doen. |
(240) |
Het niet instellen van maatregelen zou waarschijnlijk leiden tot een verder verlies aan marktaandeel en verslechtering van de winstgevendheid, die gedurende de beoordelingsperiode al negatief was. Dit zou waarschijnlijk leiden tot extra sluitingen van productiefaciliteiten en tot ontslagen, waardoor de levensvatbaarheid van de bedrijfstak van de Unie in gevaar zou kunnen komen. Dit is met name relevant gezien het feit dat er momenteel slechts twee producenten in de Unie over zijn, die beide kleine en middelgrote ondernemingen zijn. |
(241) |
De Commissie heeft derhalve voorlopig geconcludeerd dat de instelling van voorlopige antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van platbulbstaal van oorsprong uit de betrokken landen in het belang van de bedrijfstak van de Unie zou zijn. |
7.2. Belang van gebruikers en niet-verbonden importeurs
(242) |
Gedurende het onderzoek heeft slechts één niet-verbonden importeur, Baglietto, zich kenbaar gemaakt en de vragenlijst ingevuld. Ondanks enkele herzieningen van de antwoorden op de vragenlijst, was de informatie die onvolledig bleef, waaronder het tekstgedeelte van het antwoord, zodanig dat de antwoorden te gebrekkig waren om voor het onderzoek te worden aanvaard. De importeur stemde ermee in om in plaats daarvan informatie over schade en het belang van de Unie in te dienen. Baglietto maakte in haar ingediende stukken bezwaar tegen de antidumpingmaatregelen en voerde aan dat die maatregelen de beschikbaarheid van platbulbstaal in de Unie zouden beperken en dus eigenlijk tot een duopolie of monopolie op de markt van de Unie zouden kunnen leiden. |
(243) |
Twee gebruikers hebben zich ook kenbaar gemaakt en vulden een vragenlijst in. Het antwoord van één gebruiker was te onvolledig om voor het onderzoek te worden aanvaard, terwijl het antwoord van de gebruiker Fincantieri wel aanvaard en ter plaatse gecontroleerd werd. Fincantieri is de grootste scheepsbouwonderneming in de Unie en daardoor een van de belangrijkste gebruikers van het onderzochte product. |
(244) |
Fincantieri voerde allereerst aan dat de instelling van antidumpingmaatregelen de markt vrijwel zou afsluiten voor invoer van platbulbstaal en een tekort aan de aanbodzijde zou kunnen veroorzaken, met name voor platbulbstaal met een breedte van 160-200 mm, dat door slechts één producent in de Unie werd geproduceerd. Ten tweede voerde de gebruiker aan dat de instelling van maatregelen het gebrek aan beschikbaarheid op de markt van de Unie zou verergeren. Volgens Fincantieri heeft de bedrijfstak van de Unie niet voldoende capaciteit om in de behoefte van de volledige scheepsbouwsector te voorzien. Bovendien had de bevoorrading door de bedrijfstak van de Unie in het onderzoektijdvak te kampen met vertragingen en logistieke problemen, die Fincantieri ertoe dwongen haar toevlucht tot invoer uit de betrokken landen te nemen. Ten derde voerde Fincantieri aan dat er naast de betrokken landen geen betrouwbare alternatieve leveranciers van platbulbstaal zijn. |
(245) |
Naast de importeur en de gebruiker voerde de overheid van Turkije ook aan dat de instelling van antidumpingmaatregelen tot een monopolistische situatie op de markt van de Unie zou leiden. Tegelijkertijd wees de overheid van Turkije op de bestaande vrijwaringsmaatregelen ten aanzien van de invoer van staalproducten, met inbegrip van platbulbstaal, die de bedrijfstak van de Unie volgens de overheid van Turkije al voldoende beschermen. |
(246) |
De belangrijkste argumenten van de gebruiker, de importeur en de overheid van Turkije hadden in wezen allemaal betrekking op het feit dat de partijen bang zijn voor een tekort aan de aanbodzijde en een monopolistische situatie op de markt van de Unie, als de antidumpingmaatregelen worden ingesteld. Het doel en het beoogde effect van de instelling van antidumpingmaatregelen is echter nooit om de markt van de Unie af te sluiten voor invoer uit derde landen. Het doel is om de handelsverstorende gevolgen van schadeveroorzakende dumping weg te nemen en derhalve de mededinging en een gelijk speelveld voor de producenten in de Unie te herstellen. Het feit dat de bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode niet op volle capaciteit werkte, duidde erop dat producenten in de Unie meer platbulbstaal op de markt van de Unie zouden kunnen verkopen. |
(247) |
Bovendien wees niets erop dat importeurs of gebruikers niet in staat zullen zijn de prijsstijging op te vangen die het gevolg zou zijn van de instelling van antidumpingmaatregelen. Aan de hand van de door Baglietto verstrekte informatie kon niet worden vastgesteld of het voorgestelde antidumpingrecht door de importeurs zou kunnen worden opgevangen. |
(248) |
Uit de gecontroleerde gegevens en verklaringen van de medewerkende gebruiker bleek echter duidelijk dat een stijging van de kosten van platbulbstaal niet nadelig voor gebruikers zou zijn. Platbulbstaal uit de betrokken landen vertegenwoordigde minder dan 10 % van de totale aankoop van platbulbstaal door de gebruiker in het onderzoektijdvak. Daarnaast waren de kosten van platbulbstaal goed voor een verwaarloosbaar deel van de totale productiekosten van Fincantieri (minder dan 0,5 %) voor alle producten waarin platbulbstaal is verwerkt. Daarom wordt verwacht dat de eventuele invloed van de gestegen kosten van platbulbstaal op de vrij grote winstmarge van Fincantieri zeer beperkt is. |
(249) |
Wat een mogelijk gebrek aan bevoorradingsbronnen betreft, is het zo dat indien de antidumpingmaatregelen niet zouden worden ingesteld, dit bovendien nadelig zou zijn voor de financiële situatie van de bedrijfstak van de Unie en ertoe zou kunnen leiden dat de twee overgebleven producenten in de Unie hun investeringsstrategieën herzien en zich richten op hun andere, momenteel meer winstgevende productielijnen, waardoor de productie in de Unie van platbulbstaal in feite zou worden beëindigd. |
(250) |
Onder dergelijke omstandigheden zouden importeurs en gebruikers van platbulbstaal in de Unie volledig afhankelijk worden van de invoer uit derde landen, die volgens alle partijen alleen betrekking had op de VRC en Turkije. Om niet afhankelijk te worden van invoer uit slechts een zeer beperkt aantal leverende derde landen, blijft het noodzakelijk om over een gediversifieerde bevoorradingsbron te beschikken, met inbegrip van bevoorradingsbronnen binnen de Unie. De instelling van antidumpingrechten, die de mededinging en een gelijk speelveld voor de producenten in de Unie zouden herstellen, zou zorgen voor diversificatie en de mogelijkheid om uit bevoorradingsbronnen te kiezen waarom alle partijen hebben verzocht. |
(251) |
In het licht van het bovenstaande werden de argumenten met betrekking tot een mogelijk gebrek aan bevoorradingsbronnen en een mogelijk duopolie/monopolie voorlopig afgewezen. |
(252) |
Zoals vermeld in overweging 245, voerde de overheid van Turkije bovendien aan dat de bedrijfstak van de Unie al wordt beschermd via de vrijwaringsmaatregelen die momenteel van kracht zijn ten aanzien van staalproducten, met inbegrip van platbulbstaal (65). Vrijwaringsmaatregelen zijn echter tijdelijk en hebben een andere motivering en doelstelling dan antidumpingmaatregelen. Daarom werd dit argument met betrekking tot de vrijwaringsmaatregelen voorlopig afgewezen. |
7.3. Conclusie inzake het belang van de Unie
(253) |
Op basis van het bovenstaande is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er geen dwingende redenen zijn om te besluiten dat het niet in het belang van de Unie zou zijn om in dit stadium van het onderzoek maatregelen in te stellen op de invoer van platbulbstaal van oorsprong uit de VRC en Turkije. |
8. VOORLOPIGE ANTIDUMPINGMAATREGELEN
(254) |
Op basis van de conclusies van de Commissie inzake dumping, schade, het oorzakelijk verband, de hoogte van de maatregelen en het belang van de Unie moeten voorlopige maatregelen worden ingesteld om te voorkomen dat de bedrijfstak van de Unie nog meer schade lijdt door de invoer met dumping. |
(255) |
De voorlopige antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van platbulbstaal van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Turkije moeten worden ingesteld in overeenstemming met de regel van het laagste recht in artikel 7, lid 2, van de basisverordening. De Commissie heeft de schademarges en de dumpingmarges vergeleken (overwegingen 229 tot en met 236). Het bedrag van de rechten werd vastgesteld op het niveau van de dumpingmarge, of van de schademarge indien deze lager is. |
(256) |
Op basis van het voorgaande moeten de voorlopige antidumpingrechten, uitgedrukt in cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring, als volgt worden vastgesteld:
|
(257) |
Om een goede toepassing van de antidumpingrechten te garanderen, moet het voor alle andere ondernemingen vastgestelde antidumpingrecht niet alleen gelden voor de niet-medewerkende producenten-exporteurs in dit onderzoek, maar ook voor de producenten die in het onderzoektijdvak geen producten naar de Unie hebben uitgevoerd. |
9. INFORMATIE OVER VOORLOPIGE MAATREGELEN
(258) |
Overeenkomstig artikel 19 bis van de basisverordening heeft de Commissie de belanghebbenden op de hoogte gebracht van de beoogde instelling van voorlopige rechten. Deze informatie is ook openbaar gemaakt op de website van DG Handel. Belanghebbenden kregen drie werkdagen de tijd om opmerkingen in te dienen over de juistheid van de berekeningen die specifiek aan hen zijn meegedeeld. |
(259) |
De Turkse producent/exporteur Özkan Demir merkte op dat de hoeveelheden van de binnenlandse verkoop ten onrechte waren afgerond, waardoor de dumpingmarge hoger uitviel. Na analyse heeft de Commissie dit argument aanvaard en de fout gecorrigeerd door niet-afgeronde cijfers te gebruiken. Dit resulteerde in een wijziging van de voorlopige antidumpingmarge van 14,3 % naar 13,6 %. |
(260) |
De Chinese producent-exporteur Changshu Longteng heeft ook opmerkingen ingediend, maar deze hielden geen verband met de nauwkeurigheid van de berekeningen. Deze opmerkingen zullen daarom in het definitieve stadium van het onderzoek worden behandeld. |
10. SLOTBEPALINGEN
(261) |
Met het oog op een behoorlijk bestuur nodigt de Commissie de belanghebbenden uit schriftelijk te reageren en/of binnen een vaste termijn een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures aan te vragen. |
(262) |
De bevindingen betreffende de instelling van voorlopige rechten zijn voorlopig en kunnen in het definitieve stadium van het onderzoek worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Er wordt een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op niet-gelegeerd platbulbstaal met een breedte tot 204 mm, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 7216 50 91 (Taric-code 7216509110), en van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Turkije.
2. Het voorlopige antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van de in lid 1 genoemde en door de hieronder vermelde ondernemingen vervaardigde producten is als volgt:
Land |
Onderneming |
Voorlopig antidumpingrecht |
Aanvullende Taric-code |
Volksrepubliek China |
Changshu Longteng Special Steel Co., Ltd. |
14,7 % |
899J |
Volksrepubliek China |
Alle andere ondernemingen |
14,7 % |
8999 |
Turkije |
Türkiye Özkan Demir Çelik Sanayi A.Ş |
13,6 % |
899K |
Turkije |
Alle andere ondernemingen |
13,6 % |
8999 |
3. Bij het in de Unie in het vrije verkeer brengen van het in lid 1 genoemde product wordt een zekerheid gesteld die gelijk is aan het bedrag van het voorlopige recht.
4. Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.
Artikel 2
1. Belanghebbenden moeten hun schriftelijke opmerkingen inzake deze verordening binnen 15 kalenderdagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening bij de Commissie indienen.
2. Belanghebbenden die om een hoorzitting bij de Commissie willen verzoeken, moeten dit binnen vijf kalenderdagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening doen.
3. Belanghebbenden die om een hoorzitting bij de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures willen verzoeken, wordt verzocht dit binnen vijf kalenderdagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening te doen. De raadadviseur-auditeur kan buiten deze termijn ingediende verzoeken beoordelen en kan in voorkomend geval besluiten die verzoeken te aanvaarden.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 1 is gedurende een periode van zes maanden van toepassing.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 11 juli 2023.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.
(2) Bericht van inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van platbulbstaal van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Turkije (PB C 431 van 14.11.2022, blz. 11).
(3) https://tron.trade.ec.europa.eu/investigations/case-view?caseId=2640
(4) Uitvoeringsverordening (EU) 2022/2068 van de Commissie van 26 oktober 2022 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde koudgewalste platte staalproducten van oorsprong uit de Volksrepubliek China en de Russische Federatie naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 277 van 27.10.2022, blz. 149); Uitvoeringsverordening (EU) 2022/191 van de Commissie van 16 februari 2022 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde soorten ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 36 van 17.2.2022, blz. 1); Uitvoeringsverordening (EU) 2022/95 van de Commissie van 24 januari 2022 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, zoals uitgebreid tot bepaalde hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal, verzonden vanuit Taiwan, Indonesië, Sri Lanka en de Filipijnen, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit deze landen, naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 16 van 25.1.2022, blz. 36); Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2239 van de Commissie van 15 december 2021 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde stalen windmolenmasten voor grootschalige toepassing van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 450 van 16.12.2021, blz. 59); Uitvoeringsverordening (EU) 2021/635 van de Commissie van 16 april 2021 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde gelaste buizen en pijpen van ijzer of niet-gelegeerd staal, van oorsprong uit Belarus, de Volksrepubliek China en Rusland, naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 132 van 19.4.2021, blz. 145).
(5) Zie Uitvoeringsverordening (EU) 2022/2068, overweging 80; Uitvoeringsverordening (EU) 2022/191, overweging 208; Uitvoeringsverordening (EU) 2022/95, overweging 59; Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2239, overwegingen 67 tot en met 74, en Uitvoeringsverordening (EU) 2021/635, overwegingen 149 en 150.
(6) Zie Uitvoeringsverordening (EU) 2022/2068, overweging 64; Uitvoeringsverordening (EU) 2022/191, overweging 192; Uitvoeringsverordening (EU) 2022/95, overweging 46; Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2239, overwegingen 67 tot en met 74, en Uitvoeringsverordening (EU) 2021/635, overwegingen 115 tot en met 118.
(7) Zie Uitvoeringsverordening (EU) 2022/2068, overweging 66; Uitvoeringsverordening (EU) 2022/191, overwegingen 193 en 194; Uitvoeringsverordening (EU) 2022/95, overweging 47; Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2239, overwegingen 67 tot en met 74, Uitvoeringsverordening (EU) 2021/635, overwegingen 119 tot en met 122. Het recht van overheidsinstanties om belangrijk leidinggevend personeel in staatsondernemingen te benoemen en te ontslaan, zoals bepaald in de Chinese wetgeving, kan worden beschouwd als een afspiegeling van de corresponderende eigendomsrechten, maar daarnaast vormen de cellen van de Chinese Communistische Partij (“CCP”) in ondernemingen, niet alleen in staatsondernemingen maar ook in particuliere ondernemingen, een ander belangrijk kanaal door middel waarvan de staat zich in de besluitvorming van bedrijven kan mengen. Volgens het vennootschapsrecht van de VRC moet in elke onderneming een CCP-organisatie in het leven worden geroepen (met ten minste drie CCP-leden zoals bepaald in de statuten van de CCP) en moet de onderneming de nodige voorwaarden scheppen voor de activiteiten van de partijorganisatie. Deze eis lijkt in het verleden niet altijd te zijn gevolgd of strikt te zijn gehandhaafd. De CCP heeft haar aanspraken op zeggenschap bij zakelijke beslissingen in staatsondernemingen in elk geval sinds 2016 echter nadrukkelijk als politiek beginsel doen gelden. Ook zijn er berichten dat de CCP druk uitoefent op particuliere ondernemingen om “vaderlandslievendheid” voorop te stellen en zich naar de partijlijn te voegen. In 2017 werd bericht dat in 70 % van circa 1,86 miljoen ondernemingen in particuliere eigendom partijcellen aanwezig waren, en dat er toenemende druk was om de CCP-organisaties bij de zakelijke besluitvorming in de betrokken ondernemingen het laatste woord te laten hebben. Deze voorschriften zijn van algemene toepassing in de gehele Chinese economie, in alle sectoren, ook op producenten van het onderzochte product en de leveranciers van hun basisproducten.
(8) Zie Uitvoeringsverordening (EU) 2022/2068, overweging 68; Uitvoeringsverordening (EU) 2022/191, overwegingen 195 tot en met 201; Uitvoeringsverordening (EU) 2022/95, overwegingen 48 tot en met 52; Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2239, overwegingen 67 tot en met 74, Uitvoeringsverordening (EU) 2021/635, overwegingen 123 tot en met 129.
(9) Zie Uitvoeringsverordening (EU) 2022/2068, overweging 74; Uitvoeringsverordening (EU) 2022/191, overweging 202; Uitvoeringsverordening (EU) 2022/95, overweging 53; Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2239, overwegingen 67 tot en met 74, en Uitvoeringsverordening (EU) 2021/635, overwegingen 130 tot en met 133.
(10) Zie Uitvoeringsverordening (EU) 2022/2068, overweging 75; Uitvoeringsverordening (EU) 2022/191, overweging 203; Uitvoeringsverordening (EU) 2022/95, overweging 54; Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2239, overwegingen 67 tot en met 74, en Uitvoeringsverordening (EU) 2021/635, overwegingen 134 en 135.
(11) Zie Uitvoeringsverordening (EU) 2022/2068, overweging 76; Uitvoeringsverordening (EU) 2022/191, overweging 204; Uitvoeringsverordening (EU) 2022/95, overweging 55; Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2239, overwegingen 67 tot en met 74, en Uitvoeringsverordening (EU) 2021/635, overwegingen 136 tot en met 145.
(12) Werkdocument van de diensten van de Commissie SWD(2017) 483 final/2 van 20.12.2017, beschikbaar op: https://ec.europa.eu/transparency/documents-register/detail?ref=SWD(2017)483&lang = nl
(13) Hebei Jitai Special Steel Group Co., Ltd (geen datum). Baidu, te raadplegen via: https://baike.baidu.com/item/%E6%B2%B3%E5%8C%97%E5%90%89%E6%B3%B0%E7%89%B9%E9%92%A2%E9%9B%86%E5%9B%A2%E6%9C%89%E9%99%90%E5%85%AC%E5%8F%B8/4599958 (geraadpleegd op 3 april 2023).
(14) Bestudeer de eeuwenoude partijgeschiedenis en ga verder met opgeheven hoofd — Tangshan Baigong Industrial Development Co., Ltd bezocht Li Dazhao Memorial Hall [machinevertaling] (17 juni 2021). Tsuniversal, te raadplegen via: https://www.tsuniversal.com/news/74.html (geraadpleegd op 3 april 2023).
(15) Suqian Nangang Jinxin Rolling Co., Ltd (geen datum). QCC, te raadplegen via: https://www.qcc.com/firm/e466e01d6e0994f2d8c8736a6d7e4da7.html (geraadpleegd op 3 april 2023).
(16) Het partijcomité van Jingye Group heeft de vooruitstrevende partijafdelingen en voorbeeldige partijleden geprezen in 2022 [machinevertaling] (3 maart 2023). Jingye Group, te raadplegen via: http://www.hbjyjt.com/content/?2085.html (geraadpleegd op 3 april 2023).
(17) Zie bijvoorbeeld artikel 33 van de statuten van de CCP, artikel 19 van de Chinese vennootschapswet en de “Richtsnoeren van het Algemeen Bureau van het Centraal Comité van de CCP om in het nieuwe tijdperk de activiteiten van het Eenheidsfront in de particuliere sector op te voeren” van 2020,
(18) te raadplegen via: http://www.chinaisa.org.cn/gxportal/xfgl/portal/content.html?articleId=5b2ddec5eba936fba45d7bd801b09f6ff30d867762906011672eaeda213c54ac&columnId=0227750914a0f2a722c5b71b220e0aa19ceb0ee2cd7a7e325a35f6591cdbf66a (geraadpleegd op 3 april 2023).
(19) Zie: https://www.miit.gov.cn/jgsj/ycls/gzdt/art/2020/art_8fc2875eb24744f591bfd946c126561f.html (geraadpleegd op 3 april 2023).
https://www.miit.gov.cn/jgsj/ycls/gzdt/art/2020/art_8fc2875eb24744f591bfd946c126561f.html (geraadpleegd op 3 april 2023).
https://www.miit.gov.cn/jgsj/ycls/gzdt/art/2020/art_8fc2875eb24744f591bfd946c126561f.html (geraadpleegd op 3 april 2023).
https://www.miit.gov.cn/jgsj/ycls/gzdt/art/2020/art_8fc2875eb24744f591bfd946c126561f.html (geraadpleegd op 3 april 2023).
(20) Zie afdeling IV, onderafdeling 3, van het 14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de grondstoffenindustrie.
(21) Zie afdeling II, onderafdeling 1, van het 14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de staalschrootindustrie.
(22) Zie het 14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de scheepsbouw en uitrusting voor de scheepsbouw van de provincie Shandong, te raadplegen via: http://gxt.shandong.gov.cn/art/2022/3/29/art_103885_10301690.html (geraadpleegd op 4 april 2023) en het 14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de sector voor de scheepsbouw en uitrusting voor de scheepsbouw in de provincie Jiangsu, te raadplegen via: https://gxt.jiangsu.gov.cn/art/2022/3/22/art_6197_10385582.html (geraadpleegd op 4 april 2023).
(23) Zie het driejarige actieplan voor clusterontwikkeling in de keten van de staalindustrie, hoofdstuk I, afdeling 3, van de provincie Hebei; te raadplegen via: https://huanbao.bjx.com.cn/news/20200717/1089773.shtml (geraadpleegd op 3 april 2023).
(24) De volksregering van de provincie Tangshan heeft het “1 + 3”-actieplan voor de staalindustrie in Tangshan vastgesteld (6 juni 2022). China Iron and Steel Association, te raadplegen via: http://www.chinaisa.org.cn/gxportal/xfgl/portal/content.html?articleId=e2bb5519aa49b566863081d57aea9dfdd59e1a4f482bb7acd243e3ae7657c70b&columnId=3683d857cc4577e4cb75f76522b7b82cda039ef70be46ee37f9385ed3198f68a (geraadpleegd op 3 april 2023).
(25) Zie het uitvoeringsplan van Henan voor de transformatie en modernisering van de staalindustrie tijdens het 14e vijfjarenplan, hoofdstuk II, afdeling 3; te raadplegen via: https://huanbao.bjx.com.cn/news/20211210/1192881.shtml (geraadpleegd op 3 april 2023).
(26) Liming, C. (2 december 2018). Interview met Ji Bingyuan, voorzitter, algemeen directeur en partijsecretaris van Longteng Special Steel.
(27) Longteng Special Steel en Huaneng Jiangsu zijn een strategische samenwerking aangegaan (22 juni 2021). Sina Finance App. https://finance.sina.com.cn/money/future/indu/2021-06-22/doc-ikqcfnca2450921.shtml (geraadpleegd op 3 april 2023).
(28) Het filiaal in Jiangsu van de Export-Import Bank of China heeft een “overeenkomst tot intensivering van de samenwerking” ondertekend met de volksregering van de gemeente Changshu (26 maart 2021). JSCHINA, te raadplegen via: https://jsnews.jschina.com.cn/xhh/news/202103/t20210326_2753645.shtml (geraadpleegd op 3 april 2023).
(29) Het partijcomité van het Transport Bureau en Longteng Special Steel hebben een ondertekeningsceremonie voor partijopbouw gehouden (5 augustus 2020). Overheid van Changshu, te raadplegen via: http://www.changshu.gov.cn/zgcs/c100297/202008/03d86105d1b24c0093db89f968f834f7.shtml (geraadpleegd op 3 april 2023).
(30) Huang Yixin. (geen datum). Aiqicha Baidu, te raadplegen via: https://aiqicha.baidu.com/person?personId=4736c00788016f6251d98eb690072596 (geraadpleegd op 3 april 2023).
(31) Rapport — deel III, hoofdstuk 14, blz. 346 e.v.
(32) Zie het 14e vijfjarenplan van de Volksrepubliek China voor nationale economische en sociale ontwikkeling en doelstellingen op lange termijn voor 2035, deel III, artikel VIII, te raadplegen via: https://cset.georgetown.edu/publication/china-14th-five-year-plan/ (geraadpleegd op 3 april 2023).
(33) Zie met name de afdelingen I en II van het 14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de grondstoffenindustrie.
(34) Zie het 14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de grondstoffenindustrie, blz. 22.
(35) Zie het actieplan 1 + 3 voor ijzer en staal 2022, hoofdstuk 4, afdeling 2, van de gemeente Tangshan, Hebei; te raadplegen via: http://www.chinaisa.org.cn/gxportal/xfgl/portal/content.html?articleId=e2bb5519aa49b566863081d57aea9dfdd59e1a4f482bb7acd243e3ae7657c70b&columnId=3683d857cc4577e4cb75f76522b7b82cda039ef70be46ee37f9385ed3198f68a (geraadpleegd op 3 april 2023).
(36) Zie Uitvoeringsverordening (EU) 2021/635, overwegingen 134 en 135, en Uitvoeringsverordening (EU) 2020/508, overwegingen 143 en 144.
(37) World Bank Open Data — Upper Middle Income, https://data.worldbank.org/income-level/upper-middle-income
(38) PB L 450 van 16.12.2021, blz. 59.
(39) Uitvoeringsverordening (EU) 2019/687 van de Commissie van 2 mei 2019 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde organisch beklede staalproducten van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 116 van 3.5.2019, blz. 5).
(40) https://www.gtis.com/gta
(41) https://xml.metalbulletin.com/mb-index.html
(42) https://data.tuik.gov.tr/Bulten/Index?p=Labour-Cost-Statistics-2020-37495
(43) https://data.tuik.gov.tr/Bulten/Index?p=Electricity-and-Natural-Gas-Prices-Period-I:-January-June,-202245567
(44) https://www.izsu.gov.tr/YuklenenDosyalar/AtikSuTarifeleri
(45) Uitvoeringsverordening (EU) 2020/353 van de Commissie van 3 maart 2020 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op stalen wielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 65 van 4.3.2020, blz. 9).
(46) Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1408 van de Commissie van 6 oktober 2020 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op bepaalde warmgewalste platen en rollen van roestvrij staal van oorsprong uit Indonesië, de Volksrepubliek China en Taiwan (PB L 325 van 7.10.2020, blz. 26).
(47) PB L 450 van 16.12.2021, blz. 59.
(48) Uitvoeringsverordening (EU) 2019/687 van de Commissie van 2 mei 2019 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde organisch beklede staalproducten van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 116 van 3.5.2019, blz. 5).
(49) Uitvoeringsverordening (EU) 2022/95 van de Commissie van 24 januari 2022 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, zoals uitgebreid tot bepaalde hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal, verzonden vanuit Taiwan, Indonesië, Sri Lanka en de Filipijnen, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit deze landen, naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 16 van 25.1.2022, blz. 36).
(50) Verordening (EU) 2015/755 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer uit bepaalde derde landen (PB L 123 van 19.5.2015, blz. 33). Volgens artikel 2, lid 7, van de basisverordening kunnen de binnenlandse prijzen in die landen niet worden gebruikt voor de vaststelling van de normale waarde.
(51) https://data.tuik.gov.tr/Bulten/Index?p=Labour-Cost-Statistics-2020-37495
(52) https://data.tuik.gov.tr/Bulten/Index?p=Consumer-Price-Index-January-2023-49655
(53) https://data.tuik.gov.tr/Bulten/Index?p=Electricity-and-Natural-Gas-Prices-Period-I:-January-June,-2022-45567
(54) https://www.izsu.gov.tr/YuklenenDosyalar/AtikSuTarifeleri/Tarifeler_01092022.jpg
(55) Van 1 EUR = 10,6809 Turkse lira in de eerste maand van het onderzoektijdvak (oktober 2021), naar 1 EUR = 18,1465 Turkse lira in de laatste maand van het onderzoektijdvak (d.w.z. in totaal + 70 %). Bronnen: de Europese Centrale Bank, DG Begroting, Pacific Exchange Rate Service.
(56) De binnenlandse verkoop vindt plaats in buitenlandse valuta.
(57) Bijlagen F.7.9 en H.9.1 bij de klacht.
(58) Deze trend werd ook bevestigd in tabel 5 van de antwoorden van de klager op de vragenlijst voor producenten in de Unie, in de versie “For inspection by interested parties” (Tron-document t22.006788).
(59) Deze trend werd ook bevestigd in tabel 7 van de antwoorden van de klager op de vragenlijst voor producenten in de Unie, in de versie “For inspection by interested parties” (Tron-document t22.006788).
(60) Deze trend werd ook bevestigd in tabel 12 van de antwoorden van de klager op de vragenlijst voor producenten in de Unie, in de versie “For inspection by interested parties” (Tron-document t22.006788).
(61) Orbis-databank, verstrekt door Bureau Van Dijk (https://orbis.bvdinfo.com).
(62) Deze trend werd ook bevestigd in tabel 29 van de antwoorden van de klager op de vragenlijst voor producenten in de Unie, in de versie “For inspection by interested parties” (Tron-document t22.006788).
(63) Deze trend werd ook bevestigd in de overzichtstabel van de antwoorden van de klager op de vragenlijst voor producenten in de Unie, in de versie “For inspection by interested parties” (Tron-document t22.006788).
(64) Zie bijlage F.7.8 bij de klacht, beschikbaar in het niet-vertrouwelijke dossier, en de brochure over platbulbstaal van British Steel, te raadplegen via: https://britishsteel.co.uk/what-we-do/special-profiles/bulb-flats/ (laatstelijk geraadpleegd op 14 april 2023).
(*1) De klager voerde gedurende het onderzoektijdvak niets uit.
(65) Uitvoeringsverordening (EU) 2022/978 van de Commissie van 23 juni 2022 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/159 tot instelling van een definitieve vrijwaringsmaatregel ten aanzien van de invoer van bepaalde staalproducten (PB L 167 van 24.6.2022, blz. 58).