EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32022H0901(01)

Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 over het nationale hervormingsprogramma 2022 van België en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2022 van België

ST/9736/2022/INIT

PB C 334 van 1.9.2022, p. 1–10 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

1.9.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 334/1


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 12 juli 2022

over het nationale hervormingsprogramma 2022 van België en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2022 van België

(2022/C 334/01)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad (2), waarbij de herstel- en veerkrachtfaciliteit werd ingesteld, is op 19 februari 2021 in werking getreden. De herstel- en veerkrachtfaciliteit biedt financiële ondersteuning voor de tenuitvoerlegging van hervormingen en investeringen, die worden gerealiseerd met budgettaire stimulansen door de Unie. Zij draagt bij tot het economisch herstel en de tenuitvoerlegging van duurzame en groeibevorderende hervormingen en investeringen, met name om de groene en de digitale transitie te stimuleren, en versterkt tegelijkertijd de veerkracht en potentiële groei van de economieën van de lidstaten. Zij helpt ook de houdbaarheid van de overheidsfinanciën te versterken en de groei en werkgelegenheid op middellange en lange termijn te stimuleren. De maximale financiële bijdrage per lidstaat in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit zal in juni 2022 worden geactualiseerd, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2021/241.

(2)

Op 24 november 2021 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse duurzamegroeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2022 voor coördinatie van het economisch beleid. Daarin is terdege rekening gehouden met het op 7 mei 2021 ondertekende sociaal engagement van Porto om de Europese pijler van sociale rechten, die op 17 november 2017 door het Europees Parlement, de Raad en de Commissie is afgekondigd, verder uit te voeren. De Europese Raad heeft op 25 maart 2022 de prioriteiten van de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2022 goedgekeurd. Op 24 november 2021 heeft de Commissie op basis van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad (3) ook het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij België niet heeft genoemd als een van de lidstaten waarvoor een diepgaande evaluatie nodig zou zijn. Op dezelfde datum heeft de Commissie ook een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone aangenomen, alsook een voorstel voor het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2022, waarin de uitvoering van de werkgelegenheidsrichtsnoeren en de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten wordt geanalyseerd. De Raad heeft op 5 april 2022 de aanbeveling over het economisch beleid van de eurozone (4) (“de aanbeveling van 2022 over de eurozone”) aangenomen, en op 14 maart 2022 het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid.

(3)

De Russische invasie van Oekraïne in de nasleep van de wereldwijde pandemie heeft de geopolitieke en economische context aanzienlijk veranderd. De impact van de invasie op de economieën van de lidstaten is onder meer voelbaar door hogere prijzen voor energie, voedsel en grondstoffen, en door lagere groeivooruitzichten. De hogere energieprijzen treffen vooral de meest kwetsbare huishoudens die te maken hebben met of risico te lopen op energiearmoede, alsook de bedrijven die het meest kwetsbaar zijn voor energieprijsstijgingen. De Unie ziet ook een ongekende instroom van mensen die Oekraïne ontvluchten. De economische gevolgen van de Russische aanvalsoorlog hebben een asymmetrisch effect gehad op de lidstaten. In dat verband werd op 4 maart 2022 voor het eerst Richtlijn 2001/55/EG van de Raad (5) door Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad (6) in werking gesteld, waarbij ontheemden uit Oekraïne het recht kregen legaal in de Unie te verblijven, plus het recht op toegang tot onderwijs en opleiding, de arbeidsmarkt, gezondheidszorg, huisvesting en sociale voorzieningen.

(4)

Rekening houdend met de snel veranderende economische en geopolitieke situatie wordt de brede coördinatie van het economisch en werkgelegenheidsbeleid in het kader van het Europees Semester in 2022 hervat, waarbij de ontwikkelingen afgestemd worden op de uitvoeringsvereisten van de herstel- en veerkrachtfaciliteit, zoals uiteengezet in de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 2022. De uitvoering van de goedgekeurde herstel- en veerkrachtplannen is van essentieel belang voor de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen van het Europees Semester, aangezien de plannen betrekking hebben op ten minste een aanzienlijk deel van de relevante landspecifieke aanbevelingen die in de cycli 2019 en 2020 van het Europees Semester gedaan zijn. De landspecifieke aanbevelingen van 2019 en 2020 blijven ook relevant voor de herstel- en veerkrachtplannen die herzien, bijgewerkt of gewijzigd zijn overeenkomstig de artikelen 14, 18 en 21 van Verordening (EU) 2021/241, naast andere landspecifieke aanbevelingen die gedaan zijn tot de datum van indiening van dergelijke herziene, bijgewerkte of gewijzigde herstel- en veerkrachtplannen.

(5)

De algemene ontsnappingsclausule van het stabiliteits- en groeipact is actief sinds maart 2020. In haar mededeling van 3 maart 2021 getiteld “Een jaar na de uitbraak van COVID-19: de respons vanuit het begrotingsbeleid”, heeft de Commissie het standpunt ingenomen dat het besluit om de algemene ontsnappingsclausule te deactiveren dan wel te blijven toepassen, gezien moet worden als een algehele evaluatie van de toestand van de economie, waarbij het niveau van economische activiteit in de Unie of de eurozone in vergelijking met het niveau van vóór de crisis (einde 2019) een belangrijk kwantitatief criterium is. Grotere onzekerheid en sterke neerwaartse risico’s voor de economische vooruitzichten in verband met de oorlog in Europa, ongekende stijgingen van de energieprijzen en aanhoudende verstoringen van de toeleveringsketen rechtvaardigen de verlenging van de algemene ontsnappingsclausule van het stabiliteits- en groeipact tot 2023.

(6)

Volgens de aanpak in de aanbeveling van de Raad van 18 juni 2021 (7) over het stabiliteitsprogramma 2021 van België, wordt de algemene begrotingskoers momenteel het best gemeten als de verandering in primaire uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde en exclusief tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis), maar inclusief uitgaven gefinancierd met niet-terugbetaalbare steun (subsidies) uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere Uniefondsen, in verhouding tot de potentiële groei op middellange termijn (8). Naast de algemene begrotingskoers wordt, bij de beoordeling of het nationale begrotingsbeleid prudent is en de samenstelling ervan bevorderlijk is voor duurzaam herstel in overeenstemming met de groene en de digitale transitie, ook aandacht besteed aan de ontwikkeling van nationaal gefinancierde (9) primaire lopende uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde en exclusief tijdelijke noodmaatregelen die verband houden met de COVID-19-crisis) en investeringen.

(7)

Op 2 maart 2022 heeft de Commissie een mededeling aangenomen met brede richtsnoeren voor het begrotingsbeleid voor 2023 (“de begrotingsrichtsnoeren”), die tot doel heeft de voorbereiding van de stabiliteits- en convergentieprogramma’s van de lidstaten te ondersteunen en zo de beleidscoördinatie te versterken. Op basis van de macro-economische winterprognoses 2022 was de Commissie van mening dat de overgang van een geaggregeerde ondersteunende begrotingskoers in 2020-2022 naar een in grote lijnen neutrale geaggregeerde begrotingskoers, waarbij kan worden ingespeeld op de veranderende economische situatie, in 2023 gepast zou lijken. De Commissie kondigde aan dat de begrotingsaanbevelingen voor 2023 van lidstaat tot lidstaat gedifferentieerd moeten worden en rekening moeten houden met mogelijke overloopeffecten tussen landen. De Commissie heeft de lidstaten verzocht de richtsnoeren in hun stabiliteits- en convergentieprogramma’s te verwerken. De Commissie heeft zich ertoe verbonden de economische ontwikkelingen nauwlettend te volgen en zo nodig haar beleidsrichtsnoeren aan te passen, en wel uiterlijk eind mei 2022 in haar voorjaarspakket van het Europees Semester.

(8)

Wat de begrotingsrichtsnoeren betreft, houden de begrotingsaanbevelingen voor 2023 rekening met de verslechterde economische vooruitzichten, de toegenomen onzekerheid en verdere neerwaartse risico’s, en de hogere inflatie in vergelijking met de winterprognoses 2022 van de Commissie. Tegen deze achtergrond moet de budgettaire respons zijn dat de overheidsinvesteringen voor de groene en de digitale transitie en energiezekerheid verhoogd worden en de koopkracht van de meest kwetsbare huishoudens in stand gehouden wordt, om de gevolgen van de stijging van de energieprijzen op te vangen en de inflatoire druk van tweederonde-effecten te helpen beperken door middel van gerichte en tijdelijke maatregelen. Het begrotingsbeleid moet flexibel blijven om zich aan te passen aan de snel veranderende omstandigheden, met inbegrip van de uit de aanvalsoorlog van Rusland tegen Oekraïne voortvloeiende uitdagingen op het vlak van defensie en veiligheid, en het moet differentiëren tussen de lidstaten naargelang van hun begrotings- en economische situatie, ook wat betreft hun blootstelling aan de crisis en aan de instroom van ontheemden uit Oekraïne.

(9)

Op 30 april 2021 heeft België zijn nationale herstel- en veerkrachtplan bij de Commissie ingediend, overeenkomstig artikel 18, lid 1, van Verordening (EU) 2021/241. Krachtens artikel 19 van Verordening (EU) 2021/241 heeft de Commissie de relevantie, doeltreffendheid, efficiëntie en samenhang van het herstel- en veerkrachtplan beoordeeld overeenkomstig de beoordelingsrichtsnoeren van bijlage V bij die verordening. Op 13 juli 2021 heeft de Raad zijn uitvoeringsbesluit betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor België (10) aangenomen. De vrijgave van tranches is afhankelijk van de vaststelling van een besluit van de Commissie overeenkomstig artikel 24, lid 5, van Verordening (EU) 2021/241 waarin wordt verklaard dat België de desbetreffende mijlpalen en streefdoelen die in het uitvoeringsbesluit van de Raad zijn vastgelegd, op bevredigende wijze heeft verwezenlijkt. Een bevredigende verwezenlijking veronderstelt dat de verwezenlijking van eerdere mijlpalen en streefdoelen niet teniet is gedaan.

(10)

België heeft op 30 april 2022 zijn nationaal hervormingsprogramma 2022 en zijn stabiliteitsprogramma 2022 ingediend, overeenkomstig de in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1466/97 vastgestelde termijn. Om met de onderlinge verbanden tussen beide programma’s rekening te houden, zijn deze samen geëvalueerd. Overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) 2021/241 weerspiegelt het nationale hervormingsprogramma 2022 ook de halfjaarlijkse verslaglegging van België over de vorderingen bij de uitvoering van zijn herstel- en veerkrachtplan.

(11)

De Commissie heeft op 23 mei 2022 het landverslag 2022 voor België gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die België heeft geboekt bij de tenuitvoerlegging van de in 2019, 2020 en 2021 door de Raad vastgestelde relevante landspecifieke aanbevelingen, en werd de balans opgemaakt van de uitvoering door België van het herstel- en veerkrachtplan, voortbouwend op het scorebord voor herstel en veerkracht. Op basis van die analyse werden in het landverslag lacunes vastgesteld met betrekking tot de uitdagingen die niet of slechts gedeeltelijk worden aangepakt in het herstel- en veerkrachtplan, alsook nieuwe en opkomende uitdagingen, waaronder die welke voortvloeien uit de Russische invasie van Oekraïne. Ook werd de vooruitgang beoordeeld die België heeft geboekt bij de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten en bij de verwezenlijking van de kerndoelen van de Unie inzake werkgelegenheid, vaardigheden en armoedebestrijding, alsook bij de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties.

(12)

Op 23 mei 2022 heeft de Commissie een verslag uitgebracht op grond van artikel 126, lid 3, van het Verdrag. In dat verslag werd de begrotingssituatie van België besproken aangezien het overheidstekort in 2021 de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 3 % van het bruto binnenlands product (bbp) overschreed en de overheidsschuld de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 60 % van het bbp overschreed en niet voldeed aan de schuldreductiebenchmark. In het verslag werd geconcludeerd dat niet aan de tekort- en schuldcriteria was voldaan. In overeenstemming met de mededeling van 2 maart 2022 was de Commissie in het kader van haar beoordeling van alle relevante factoren van mening dat de naleving van de schuldreductiebenchmark een te veeleisende en vroege begrotingsinspanning zou inhouden die de groei in gevaar zou kunnen brengen. Volgens de Commissie is in de huidige uitzonderlijke economische omstandigheden voldoen aan de schuldreductiebenchmark dus niet gerechtvaardigd. Zoals aangekondigd heeft de Commissie niet voorgesteld in het voorjaar van 2022 nieuwe buitensporigtekortprocedures in te leiden en zal zij opnieuw beoordelen of een voorstel tot het inleiden van dergelijke procedures in het najaar van 2022 noodzakelijk is.

(13)

In zijn aanbeveling van 20 juli 2020 (11) heeft de Raad België aanbevolen om in 2020 en 2021 overeenkomstig de algemene ontsnappingsclausule alle nodige maatregelen te nemen om de COVID-19-pandemie doeltreffend aan te pakken, de economie te stimuleren en het daaropvolgende herstel te ondersteunen. Ook heeft hij België aanbevolen om, als de economische omstandigheden dat toelaten, begrotingsbeleid te voeren dat gericht is op het tot stand brengen van prudente begrotingssituaties op middellange termijn en het waarborgen van de houdbaarheid van de schuld, daarbij de investeringen verhogend. In 2021 is het overheidstekort van België volgens door Eurostat gevalideerde gegevens gedaald van 9,0 % van het bbp in 2020 tot 5,5 %. De begrotingsmaatregelen van België ondersteunden het economisch herstel in 2021, terwijl de tijdelijke noodmaatregelen afnamen van 4,4 % van het bbp in 2020 tot 2,9 % in 2021. De maatregelen die België in 2021 heeft genomen, stemden overeen met de aanbeveling van de Raad van 20 juli 2020. De door de regering in 2020 en 2021 genomen discretionaire begrotingsmaatregelen waren meestal tijdelijk of gingen gepaard met compenserende maatregelen. Tegelijkertijd waren sommige van de discretionaire maatregelen die de regering in de periode 2020-2021 heeft genomen, niet tijdelijk of gingen zij niet gepaard met compenserende maatregelen; daarbij gaat het voornamelijk om permanente verhogingen van de minimumpensioenen en de lonen in de gezondheidszorg. Volgens door Eurostat gevalideerde gegevens daalde de overheidsschuld van 112,8 % van het bbp in 2020 tot 108,2 % van het bbp in 2021.

(14)

Het aan de begrotingsprognoses van het stabiliteitsprogramma 2022 ten grondslag liggende macro-economische scenario is gunstig. De regering gaat ervan uit dat het reële bbp in 2022 met 3,0 % en in 2023 met 1,9 % zal groeien. Ter vergelijking: in de voorjaarsprognoses 2022 van de Commissie wordt uitgegaan van een lagere reële bbp-groei van 2,0 % in 2022 en 1,6 % in 2023, voornamelijk als gevolg van de eerdere afsluitingsdatum voor de macro-economische prognoses die aan het stabiliteitsprogramma 2022 ten grondslag liggen, nog vóór het begin van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne. In haar stabiliteitsprogramma 2022 zegt de regering te verwachten dat het nominale tekort zal dalen tot 5,2 % van het bbp in 2022 en tot 3,6 % in 2023. De daling in 2022 is voornamelijk het gevolg van de sterke groei van de economische bedrijvigheid en het afbouwen van de meeste noodmaatregelen. Volgens het stabiliteitsprogramma 2022 zou de overheidsschuldquote in 2022 (zeer licht) dalen tot 108,0 % en in 2023 stijgen tot 108,8 %. De Commissie gaat in haar voorjaarsprognoses 2022 op basis van beleidsmaatregelen die op de afsluitingsdatum van de prognoses bekend waren uit van een overheidstekort voor 2022 en 2023 van respectievelijk 5,0 % en 4,4 % van het bbp. In 2022 is dit in overeenstemming met het in het stabiliteitsprogramma 2022 voorspelde tekort, ondanks het minder gunstige macro-economische scenario in de voorjaarsprognoses 2022 van de Commissie, aangezien in de begrotingsprognoses van het stabiliteitsprogramma 2022 (alleen) rekening wordt gehouden met een technische correctie die de budgettaire effecten weerspiegelt van de gevolgen van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne in 2022. De Commissie gaat in haar voorjaarsprognoses 2022 uit van een hoger overheidstekort in 2023, voornamelijk als gevolg van een minder gunstig macro-economisch scenario en maatregelen die in de laatste programmajaren van het stabiliteitsprogramma 2022 nog niet zijn gespecificeerd. In de voorjaarsprognoses 2022 van de Commissie wordt uitgegaan van een min of meer vergelijkbare overheidsschuldquote van 107,5 % in 2022, maar van een lagere schuldquote van 107,6 % in 2023, wat de lagere stijging van de bbp-deflator in het stabiliteitsprogramma 2022 weerspiegelt. Volgens de voorjaarsprognoses 2022 van de Commissie wordt de potentiële outputgroei op middellange termijn (gemiddelde over 10 jaar) geraamd op 1,4 %. Deze raming houdt echter geen rekening met het effect van de hervormingen die deel uitmaken van het herstel- en veerkrachtplan en die de potentiële groei van België kunnen bevorderen.

(15)

In 2022 heeft de regering het merendeel van de naar aanleiding van de COVID-19-crisis genomen maatregelen geleidelijk afgeschaft, zodat de tijdelijke noodmaatregelen naar verwachting zullen dalen van 2,9 % van het bbp in 2021 tot 0,4 % in 2022. Het overheidstekort in 2022 wordt beïnvloed door de maatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen tegen te gaan, die in de voorjaarsprognoses 2022 van de Commissie worden geraamd op 0,5 % van het bbp in 2022 en 0 % van het bbp in 2023 (12). Die maatregelen bestaan voornamelijk uit overdrachten van forfaitaire bedragen aan huishoudens en verlagingen van indirecte belastingen op energieverbruik. Die maatregelen zijn als tijdelijk aangekondigd en hebben betrekking op 2022. Indien de energieprijzen in 2023 hoog blijven, kunnen sommige van die maatregelen echter worden voortgezet. Sommige van die maatregelen zijn niet gericht, met name lineaire overdrachten naar huishoudens ter ondersteuning van het energieverbruik en verlagingen van de btw-tarieven voor gas en elektriciteit en de accijnzen op benzine. Het overheidstekort wordt ook beïnvloed door de kosten voor het bieden van tijdelijke bescherming aan ontheemden uit Oekraïne, die in de voorjaarsprognoses 2022 van de Commissie worden geraamd op 0,1 % van het bbp in zowel 2022 als 2023 (13), en door de stijging van de kosten van defensie-uitgaven (0,1 % van het bbp in 2022).

(16)

In zijn aanbeveling van 18 juni 2021 heeft de Raad België aanbevolen in 2022 de herstel- en veerkrachtfaciliteit te gebruiken om aanvullende investeringen ter ondersteuning van het herstel te financieren en tegelijkertijd een prudent begrotingsbeleid te voeren. Bovendien moest het land nationaal gefinancierde investeringen in stand houden. Ook heeft de Raad België aanbevolen om, als de economische omstandigheden dit toelaten, een begrotingsbeleid te voeren dat gericht is op het tot stand brengen van prudente begrotingssituaties en houdbaarheid van de begroting op middellange termijn, en tegelijkertijd de investeringen te verhogen om het groeipotentieel te stimuleren.

(17)

Volgens de voorjaarsprognoses 2022 van de Commissie en rekening houdend met de informatie in het stabiliteitsprogramma 2022 van België, zal de begrotingskoers in 2022 naar verwachting ondersteunend zijn, met – 2,4 % van het bbp (14). België is van plan het herstel te blijven ondersteunen door gebruik te maken van de herstel- en veerkrachtfaciliteit om aanvullende investeringen te financieren, zoals aanbevolen door de Raad. De positieve bijdrage aan de economische activiteit van de met subsidies in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven zal in 2022 naar verwachting met 0,2 procentpunt van het bbp toenemen ten opzichte van 2021. Nationaal gefinancierde investeringen zullen in 2022 naar verwachting een neutrale bijdrage leveren aan de begrotingskoers (15). Daarom is België van plan nationaal gefinancierde investeringen in stand te houden, zoals aanbevolen door de Raad. Tegelijkertijd zal de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend nieuwe maatregelen aan de ontvangstenzijde) in 2022 naar verwachting een expansieve bijdrage aan de algemene begrotingskoers van 2,1 procentpunten leveren. Die aanzienlijke expansieve bijdrage omvat het aanvullende effect van de maatregelen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen aan te pakken (0,5 % van het bbp) plus de kosten voor het bieden van tijdelijke bescherming aan ontheemden uit Oekraïne (0,1 % van het bbp). Voorts zal de stijging van de overheidsuitgaven als gevolg van de automatische indexering van de lonen en sociale uitkeringen in de overheidssector, en in mindere mate van een hogere overheidsconsumptie van goederen en diensten, naar verwachting ook bijdragen tot de expansieve bijdrage van nationaal gefinancierde netto primaire lopende uitgaven. Volgens de prognoses van de Commissie worden deze maatregelen en de oorzaken van hogere uitgaven niet volledig opgevangen door compenserende maatregelen.

(18)

Voor 2023 wordt in de voorjaarsprognoses 2022 van de Commissie uitgegaan van een begrotingskoers van 0,0 % van het bbp bij ongewijzigd beleid (16). België zal naar verwachting in 2023 de subsidies uit hoofde van de herstel- en veerkrachtfaciliteit blijven gebruiken om aanvullende investeringen ter ondersteuning van het herstel te financieren. De positieve bijdrage aan de economische activiteit van de met subsidies uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere Uniefondsen gefinancierde uitgaven zal naar verwachting stabiel blijven ten opzichte van 2022. Volgens de prognoses zullen de nationaal gefinancierde investeringen in 2023 een expansieve bijdrage aan de begrotingskoers van 0,1 procentpunt leveren (17). Tegelijkertijd zal de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend nieuwe maatregelen aan de ontvangstenzijde) in 2023 naar verwachting een grotendeels neutrale bijdrage aan de algemene begrotingskoers van 0,1 procentpunt leveren. Dat omvat ook het effect van de geleidelijke afschaffing van de maatregelen om de stijgende energieprijzen aan te pakken (0,5 % van het bbp).

(19)

In het stabiliteitsprogramma 2022 wordt verwacht dat het overheidstekort geleidelijk zal dalen tot 3,4 % van het bbp in 2024 en tot 2,7 % in 2025. Daarom zal het gepland overheidstekort in 2025 onder de 3 % van het bbp blijven. Deze prognoses zijn gebaseerd op een macro-economisch scenario dat vóór de Russische invasie van Oekraïne is uitgewerkt, en gaan uit van maatregelen die in de laatste jaren van het stabiliteitsprogramma 2022 nog niet zijn gespecificeerd, met name een zogenaamde “flexibele begrotingsinspanning” ten belope van 0,8 % van het bbp tussen 2023 en 2025. Volgens het stabiliteitsprogramma 2022 zal de overheidsschuldquote tussen nu en 2025 stijgen, meer specifiek tot 109,7 % in 2024 en tot 110,1 % in 2025. Volgens de analyse van de Commissie lijken de risico’s voor de houdbaarheid van de schuld op middellange termijn groot.

(20)

Bij ongewijzigd beleid zal de snel vergrijzende bevolking naar verwachting het effect van de kosten van de vergrijzing op de overheidsfinanciën verergeren. In het vergrijzingsverslag 2021 van de Commissie (18) wordt uitgegaan van een stijging van de vergrijzingskosten met 3,6 procentpunten tegen 2040 en met 5,4 procentpunten van het bbp tegen 2070, voornamelijk als gevolg van uitgaven voor pensioenen en langdurige zorg. In zijn herstel- en veerkrachtplan heeft België zich ertoe verbonden een pensioenhervorming door te voeren, onder meer om de financiële en sociale houdbaarheid van het stelsel te verbeteren en de convergentie tussen de verschillende pensioenstelsels te bevorderen. Wat langdurige zorg betreft, was België in 2019 al een van de landen die het meeste uitgaven in de Unie, en de uitgaven zullen naar verwachting verder stijgen met 14 % tegen 2030 en met 2,2 procentpunten van het bbp tegen 2070. Er is een begin gemaakt, weliswaar met grote regionale verschillen, met hervormingen om het kostenefficiënte gebruik van de verschillende zorgstructuren te verbeteren, met name om onnodige of voortijdige opname in een zorginstelling (19) (dit heeft betrekking op een op de vier mensen in residentiële zorg) te voorkomen en te vertragen. De COVID-19-crisis heeft de uitvoering van de geplande kostenbesparende maatregelen tot stilstand gebracht. Dit wijst erop dat er misschien wel ruimte is om de te sterke gerichtheid op residentiële zorg verder terug te dringen en tegelijkertijd het gebruik van hoogwaardige thuiszorgdiensten te versterken en financiële belemmeringen aan te pakken die de toegang tot deze diensten voor de meest kwetsbare groepen beperken. Een snelle en ambitieuze uitvoering van hervormingen zou helpen om bezorgdheden over de houdbaarheid aan te pakken.

(21)

Het Belgische belastingstelsel wordt gekenmerkt door een hoge belastingdruk op arbeid, met relatief hoge belastingtarieven, en door smalle belastingschijven. Dit beperkt de werkelijke progressiviteit van het belastingstelsel en verzwakt de arbeidsparticipatie verder. Terwijl de belastinghervorming van 2016 de belastingdruk op arbeid voor de laagste inkomens heeft verlaagd, blijft de belastingwig voor personen met een gemiddeld loon de hoogste in de Unie. Een hoge belasting op arbeid kan ook de deelname aan een leven lang leren ontmoedigen. Bovendien dreigen sommige ontwerpkenmerken van het stelsel van werkloosheidsuitkeringen de prikkels voor werkzoekenden om te werken te ondermijnen en de doeltreffendheid van het activeringsbeleid te verminderen. De complexiteit van sociale steun en de beperkte mogelijkheden om inkomen uit werk en sociale uitkeringen te combineren, kunnen ook negatieve prikkels creëren om aan het werk te gaan, met name voor mensen met een laag inkomenspotentieel. Bovendien worden, deels om de hoge belastingtarieven af te zwakken, de belastinggrondslagen uitgehold door talrijke vrijstellingen, aftrekken en verlaagde tarieven, die efficiëntieverlies en verstoringen veroorzaken. Sommige kenmerken van het belastingstelsel dragen bij tot het verstoren van beleggingskeuzes en leiden tot overinvestering in bepaalde activa. Zo worden huurgelden uit onroerend goed onderbelast en is rente op woningkredieten voor tweede verblijven fiscaal aftrekbaar. Bovendien vormen fiscale prikkels voor spaargelden en de starre opzet van de belastingregels die van toepassing zijn op langetermijnsparen en pensioenregelingen, belemmeringen voor een betere allocatie van kapitaal. Ook de belasting op effectenrekeningen die is ingesteld door de wet van 17 februari 2021 werkt ontmoedigend voor beleggingen in financiële instrumenten. Bovendien is er ruimte om milieubelastingen te ontwikkelen, door subsidies voor fossiele brandstoffen te verminderen en door investeringen in de koolstofarme economie aan te moedigen. Zo zou een herziening van de accijnzen op fossiele brandstoffen die worden gebruikt voor verwarming (bv. Stookolie en aardgas), die vergeleken met elektriciteit laag zijn, investeringen in koolstofarme verwarmingsoplossingen aanmoedigen. Beleidsopties zoals het invoeren van rekeningrijden voor particuliere voertuigen (net als voor vrachtwagens) en tegelijkertijd zorgen voor een toereikend aanbod van openbaar vervoer, kunnen worden gebruikt om files aan te pakken (het gemiddelde aantal uren files op jaarbasis behoort immers tot het hoogste in de Unie). Zij zouden ook kunnen bijdragen tot een vermindering van de niet onder de emissiehandelssystemen vallende uitstoot van broeikasgassen. Het verschuiven van belastingen weg van arbeid, gecombineerd met het verbreden van de belastinggrondslag, zou de billijkheid van het belastingstelsel kunnen verbeteren, de werkgelegenheid kunnen stimuleren en sociale en milieudoelstellingen kunnen bevorderen.

(22)

Overeenkomstig artikel 19, lid 3, punt b), van Verordening (EU) 2021/241 en bijlage V, criterium 2.2, bij die verordening, bevat het herstel- en veerkrachtplan een uitgebreide reeks elkaar versterkende hervormingen en investeringen met een indicatief tijdschema voor de uitvoering ervan dat uiterlijk op 31 augustus 2026 moet zijn voltooid. Deze dragen bij tot het aanpakken van alle of een aanzienlijk deel van de economische en sociale uitdagingen die zijn opgenomen in de landspecifieke aanbevelingen die de Raad in het kader van het Europees Semester in 2019 en 2020 tot België heeft gericht, naast de eventuele landspecifieke aanbevelingen die tot de datum van vaststelling van een herstel- en veerkrachtplan zijn gedaan. Met name zal het herstel- en veerkrachtplan van België naar verwachting een aanzienlijk deel van de uitdagingen die in die landspecifieke aanbevelingen zijn vastgesteld, helpen aan te pakken. Om de overheidsuitgaven beter en efficiënter te maken, omvat het herstel- en veerkrachtplan van België de systematische integratie van uitgaventoetsingen in de begrotingsplanningscycli van alle overheidsniveaus. Tegen de achtergrond van de stijgende overheidsuitgaven voor pensioenen omvat het plan een pensioenhervorming die onder meer gericht is op het verbeteren van de financiële en sociale houdbaarheid van het pensioenstelsel. Het herstel- en veerkrachtplan van België bevat ook verschillende maatregelen om de uitdagingen op de arbeidsmarkt aan te pakken en te zorgen voor een sterkere sociale en arbeidsmarktintegratie van kwetsbare groepen, zoals mensen met een migratieachtergrond, vrouwen, jongeren, mensen met een handicap en mensen die het risico lopen op digitale uitsluiting. In het kader van het herstel- en veerkrachtplan zal België zorgen voor de uitrol van 5G. Het herstel en veerkrachtplan van België omvat ook een hervorming van de belastingregeling voor bedrijfswagens, met het oog op de volledige elektrificatie van het wagenpark van ondernemingen.

(23)

De uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan van België zal er naar verwachting toe bijdragen dat er verdere vooruitgang bij de groene en de digitale transitie wordt geboekt. Maatregelen ter ondersteuning van de klimaatdoelstellingen in België vertegenwoordigen 49,6 % van de totale toewijzing van het herstel- en veerkrachtplan, terwijl maatregelen ter ondersteuning van digitale doelstellingen 26,6 % van de totale toewijzing van het herstel- en veerkrachtplan uitmaken. De volledige uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan, in overeenstemming met de desbetreffende mijlpalen en streefdoelen, zal België helpen om snel te herstellen van de gevolgen van de COVID-19-crisis en tegelijkertijd zijn veerkracht vergroten. De systematische betrokkenheid van de sociale partners en andere relevante belanghebbenden blijft belangrijk voor de succesvolle uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan, alsook ander economisch en werkgelegenheidsbeleid dat verder gaat dan het herstel- en veerkrachtplan, om te zorgen voor een breed draagvlak voor de algehele beleidsagenda.

(24)

België heeft de in Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad (20) ingestelde partnerschapsovereenkomst of de andere in die verordening vastgestelde programma’s van het cohesiebeleid nog niet ingediend. Overeenkomstig Verordening (EU) 2021/1060 dient België in de programmering van de cohesiebeleidsfondsen 2021-2027 rekening te houden met de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen. Dit is een voorwaarde voor het verbeteren van de doeltreffendheid en het maximaliseren van de meerwaarde van de financiële steun die uit de cohesiebeleidsfondsen wordt ontvangen, en voor het bevorderen van de coördinatie, de complementariteit en de samenhang tussen deze fondsen van het cohesiebeleid en andere instrumenten en fondsen van de Unie. De succesvolle uitvoering van de herstel- en veerkrachtfaciliteit en de cohesiebeleidsprogramma’s hangt ook af van het wegnemen van knelpunten voor investeringen ter ondersteuning van de groene en de digitale transitie en een evenwichtige territoriale ontwikkeling.

(25)

Naast de economische en sociale uitdagingen die het herstel- en veerkrachtplan aanpakt, staat België voor een aantal extra uitdagingen in verband met zijn arbeidsmarkt en onderwijsstelsel. Het recordaantal vacatures in België wijst erop dat werkgevers het steeds moeilijker vinden om werknemers met de juiste vaardigheden in dienst te nemen. Tekorten aan arbeidskrachten hebben betrekking op alle vaardigheidsniveaus en zijn hardnekkig in verschillende sectoren, waaronder informatie- en communicatietechnologie, onderwijs, de zorgsector en de bouw. Met name zijn er te weinig afgestudeerden in wetenschap, technologie, engineering en wiskunde (STEM), zowel onder afgestudeerden in het hoger secundair technisch en beroepsonderwijs als onder afgestudeerden in het tertiair onderwijs. Vaardighedenmismatches worden ook verklaard door de geringe deelname aan volwasseneneducatie, met name voor laaggeschoolden, voor wie bijscholing betere arbeidskansen kan bieden. In het kader van het herstel- en veerkrachtplan zullen individuele leerrekeningen en individuele leerrechten voor werknemers worden ontwikkeld. Het aandeel van de uitgaven voor actief arbeidsmarktbeleid gericht op opleiding is echter beperkt en slechts een klein — maar toenemend — percentage werkzoekenden volgt een opleiding in verband met een knelpuntberoep. Het aanpakken van arbeidstekorten en vaardighedenmismatches is een belangrijke hefboom om de digitale transformatie aan te pakken en de groene transitie mogelijk te maken, alsook om de kerndoelen van de Unie voor werkgelegenheid en vaardigheden voor 2030 te verwezenlijken.

(26)

Wat dat tekort aan arbeidskrachten en de vaardighedenmismatches betreft, is er met name bezorgdheid over de prestaties van en de inclusie in het onderwijsstelsel, mede in het licht van de hoge overheidsuitgaven voor onderwijs (21). De kloof in onderwijsresultaten houdt nauw verband met de sociaal-economische en migratieachtergrond van studenten en behoort tot de grootste in de Unie, wat leidt tot ongelijkheden in het onderwijs. Meer dan een op de drie jonge volwassenen met een handicap maakt het secundair onderwijs niet af. Bovendien nam in 2019 slechts 6,2 % van de studenten in België deel aan werkplekleren, ruim onder het Uniegemiddelde (29 %). Het vergroten van de arbeidsmarktrelevantie van de stelsels voor beroepsonderwijs en -opleiding is met name raadzaam in de Franse Gemeenschap, aangezien slechts 3 van de 10 populairste opties voor hoger secundair beroepsonderwijs voorbereiden op beroepen met een tekort aan arbeidskrachten. Al met al blijft in België bezorgdheid bestaan dat beroepsonderwijs en -opleiding minder aantrekkelijk zijn omdat zij niet als studierichtingen voor uitblinkers worden beschouwd, zoals blijkt uit het grote aandeel van de bevolking met een negatief beeld van beroepsonderwijs en -opleiding. Versterking van het beroep van leraar zou ertoe bijdragen dat leerkrachten het onderwijs niet verlaten en dat het groeiende tekort aan gekwalificeerde leerkrachten wordt teruggedrongen. Dit vormt een bijzondere uitdaging voor achterstandsscholen en dreigt de bestaande ongelijkheden in het onderwijsstelsel verder te vergroten. Ondanks de reeds genomen maatregelen zou het beroep van leraar aantrekkelijker worden door te zorgen voor een betere initiële opleiding en permanente professionele ontwikkeling, en door flexibelere en aantrekkelijkere loopbaantrajecten te ontwikkelen.

(27)

In reactie op het mandaat van de staatshoofden en regeringsleiders van de Unie, zoals uiteengezet in de Verklaring van Versailles, beoogt het Commissievoorstel voor een REPowerEU-plan de afhankelijkheid van de Unie van de invoer van fossiele brandstoffen uit Rusland zo spoedig mogelijk af te bouwen. Daartoe wil de Commissie in overleg met de lidstaten de meest geschikte projecten, investeringen en hervormingen op nationaal, regionaal en Unieniveau identificeren. Die maatregelen zijn erop gericht de algehele afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te verminderen en fossiele brandstoffen niet langer uit Rusland in te voeren.

(28)

Ongeveer 70 % van het bruto binnenlands energieverbruik van België wordt gedekt door de invoer van fossiele brandstoffen. Volgens gegevens over 2020 bedraagt de afhankelijkheid van de invoer van fossiele brandstoffen uit Rusland 30 % voor ruwe olie (aandeel in de totale invoer), hoger dan het EU-27-gemiddelde (26 %) en relatief lager voor aardgas (7 % tegenover 44 % voor de Unie) en voor steenkool (39 % tegenover 54 %) (22). Het aandeel in de energiemix van olie (39 % van het bruto binnenlands verbruik tegenover 33 %) en aardgas (30 % tegenover 24 %) ligt boven het Uniegemiddelde, terwijl het aandeel van steenkool lager is (5 % tegenover 11 %). Het aandeel van kernenergie in de energiemix bedraagt 16 % van het bruto binnenlands verbruik. Hernieuwbare energie was in 2020 goed voor slechts 13 % van het eindenergieverbruik. België zal aanzienlijke aanvullende maatregelen moeten nemen om de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen te versnellen teneinde vooruitgang te boeken in de richting van klimaatneutraliteit in 2050 en zijn afhankelijkheid van ingevoerde fossiele brandstoffen te verminderen. De ontwikkeling van windenergieprojecten aan land en de daarmee samenhangende uitbreiding van het elektriciteitsnet worden echter ernstig gehinderd door aanslepende procedures voor de afgifte van bouwvergunningen, met name als gevolg van talloze, repetitieve en langdurige beroepsprocedures. Als alle overheidsniveaus (federaal, regionaal, lokaal) het eens zouden zijn over de doelstellingen en strategie die nodig zijn om de Belgische streefcijfers voor hernieuwbare energie te halen, zou dat zorgen voor een duidelijker kader voor investeerders, het aantal beroepsprocedures verminderen en de uitrol van hernieuwbare energie en de daarmee verband houdende versterking van het net versnellen. Bovendien kan de vergunningverlening worden vergemakkelijkt door de capaciteit van beroepsinstanties te versterken en verdere maatregelen te nemen om de duur van beroepsprocedures en de kans op opeenvolgende beroepen te beperken, door de beperkingen in de buurt van luchthavens, radars en militaire zones te versoepelen en door de minimumafstandsvereisten (voor windturbines) te actualiseren. De invoering van een ruimtelijke ordening die rekening houdt met het hulpbronnenpotentieel van gebieden en een grotere deelname van gemeenten aan projecten voor de opwekking van hernieuwbare energie zou het draagvlak bij lokale bewoners kunnen vergroten.

Het zonnepotentieel van daken (zowel voor kleinschalige als grootschalige installaties) zou beter kunnen worden benut door randvoorwaarden vast te stellen die voorspelbaar en toereikend zijn om het zelfverbruik, het delen van energie en de vraagsturing te stimuleren. Om te kunnen omgaan met het toegenomen niveau van variabele energiebronnen op het elektriciteitsnet, moet het netwerk worden versterkt en slimmer worden gemaakt. Het verdient aanbeveling nieuwe investeringen in gasinfrastructuur en -netwerken waar mogelijk toekomstbestendig te maken, teneinde de duurzaamheid ervan op lange termijn te bevorderen door ze in de toekomst te herbestemmen voor duurzame brandstoffen.

(29)

Aanvullende manieren om de energie-efficiëntie verder te stimuleren en het energieverbruik, de emissies en de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te verminderen, zijn onder meer investeringen in de waterstofwaardeketen, de energierenovatie en het koolstofvrij maken van gebouwen. Dit houdt in dat subsidies voortaan worden gericht op koolstofarme verwarmingsbronnen en dat regionaal verboden op met olie gestookte ketels of gasketels in nieuwe gebouwen worden ingevoerd of versneld. De brandstofomschakeling zal gemakkelijker worden gemaakt als het energieverbruik wordt verminderd en verbeteringen met het oog op de energie-efficiëntie worden opgevoerd (door een grondiger renovatie aan te moedigen) en parallel met de brandstofomschakeling worden uitgevoerd. Wil België de “Fit for 55”-doelstellingen halen, dan zal er nog meer ambitie nodig zijn om broeikasgasemissies te verlagen en het aandeel hernieuwbare energie en de energie-efficiëntie op te voeren. Wat vervoer betreft, is een groot deel van het olieverbruik in België toe te schrijven aan het hoge aandeel particulier autogebruik. Het bevorderen van “zachte mobiliteit” (bijvoorbeeld fietsen en deelmobiliteit) en het gebruik van openbaar vervoer, onder meer door betere openbaarvervoersdiensten, zou het gebruik van particuliere auto’s en het daarmee samenhangende olieverbruik helpen te verminderen.

(30)

Hoewel de versnelling van de transitie naar klimaatneutraliteit en naar niet-fossiele brandstoffen tot aanzienlijke herstructureringskosten in diverse sectoren zal leiden, kan België in het kader van het cohesiebeleid gebruikmaken van het mechanisme voor een rechtvaardige transitie om de sociaal-economische gevolgen van de transitie voor de zwaarst getroffen regio’s te verzachten. Daarnaast kan België uit het Europees Sociaal Fonds Plus putten (opgericht bij Verordening (EU) 2021/1057 van het Europees Parlement en de Raad (23)) om de werkgelegenheidskansen te vergroten en de sociale cohesie te versterken.

(31)

In het licht van de beoordeling van de Commissie heeft de Raad het stabiliteitsprogramma 2022 onderzocht en zijn advies (24) daarover is in aanbeveling 1 weergegeven.

(32)

Gezien de grote onderlinge verwevenheid tussen de economieën van de lidstaten van de eurozone en hun collectieve bijdrage aan de werking van de economische en monetaire unie, heeft de Raad de lidstaten van de eurozone aanbevolen actie te ondernemen, onder meer via hun herstel- en veerkrachtplannen, om de aanbevelingen in de aanbeveling van 2022 over de eurozone uit te voeren. Voor België is dit met name weergegeven in de aanbevelingen 1, 2 en 3,

BEVEELT AAN dat België in 2022 en 2023 de volgende actie onderneemt:

1.   

In 2023 een prudent begrotingsbeleid voeren, met name door de groei van nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven te beperken tot onder de potentiële outputgroei op middellange termijn, rekening houdend met de aanhoudende tijdelijke en gerichte steun aan huishoudens en bedrijven die het meest kwetsbaar zijn voor stijgingen van de energieprijzen, en aan mensen die Oekraïne ontvluchten. Klaar staan om de lopende uitgaven aan te passen aan de veranderende situatie. Meer overheidsinvesteringen voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid, met inachtneming van het REPowerEU-initiatief, onder meer door gebruik te maken van de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere Uniefondsen. Voor de periode na 2023 een begrotingsbeleid voeren dat gericht is op het tot stand brengen van prudente begrotingssituaties op middellange termijn en het waarborgen van een geloofwaardige en geleidelijke schuldvermindering en budgettaire houdbaarheid op middellange termijn door middel van geleidelijke consolidatie, investeringen en hervormingen. Prioriteit geven aan hervormingen om de budgettaire houdbaarheid van langdurige zorg te verbeteren, onder meer door een kostenefficiënt gebruik van de verschillende zorgstructuren te bevorderen. De belasting- en uitkeringsstelsels hervormen om de negatieve prikkels om uit werken te gaan, te verminderen door de belastingdruk te verschuiven weg van arbeid en het belasting- en uitkeringsstelsel te vereenvoudigen. De belastinguitgaven verminderen en het belastingstelsel investeringsneutraler maken.

2.   

Doorgaan met de uitvoering van zijn herstel- en veerkrachtplan, in overeenstemming met de mijlpalen en streefdoelen die zijn opgenomen in het uitvoeringsbesluit van de Raad van 13 juli 2021. De programmeringsdocumenten betreffende het cohesiebeleid 2021-2027 indienen teneinde de onderhandelingen met de Commissie af te ronden en vervolgens met de uitvoering ervan te beginnen.

3.   

Tekorten aan arbeidskrachten en vaardighedenmismatches aanpakken, met name door de prestaties van en inclusie in het onderwijs- en opleidingsstelsel te verbeteren, de kwaliteit en de relevantie voor de arbeidsmarkt van beroepsonderwijs en -opleiding te verbeteren en flexibelere en aantrekkelijkere loopbaantrajecten en opleidingen voor leerkrachten te ontwikkelen.

4.   

De algehele afhankelijkheid van fossiele brandstoffen verminderen door meer inspanningen te leveren om de energie-efficiëntie te verbeteren en het gebruik van fossiele brandstoffen in gebouwen terug te dringen, het gebruik en het aanbod van openbaar vervoer alsook van “zachte mobiliteit” te bevorderen en de uitrol van hernieuwbare energie en de bijbehorende netinfrastructuur te versnellen door de vergunningsprocedures verder te stroomlijnen, onder meer door de duur van beroepsprocedures te verkorten en randvoorwaarden vast te stellen om investeringen in zonne-energie-installaties te stimuleren.

Gedaan te Brussel, 12 juli 2022.

Voor de Raad

De voorzitter

Z. STANJURA


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).

(3)  Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25).

(4)  Aanbeveling van de Raad van 5 april 2022 over het economisch beleid van de eurozone (PB C 153 van 7.4.2022, blz. 1).

(5)  Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen (PB L 212 van 7.8.2001, blz. 12).

(6)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2001/55/EG, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan (PB L 71 van 4.3.2022, blz. 1).

(7)  Aanbeveling van de Raad van 18 juni 2021 met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2021 van België (PB C 304 van 29.7.2021, blz. 1).

(8)  De ramingen van de begrotingskoers en de componenten daarvan in deze aanbeveling zijn ramingen van de Commissie op basis van de aannames die ten grondslag liggen aan de voorjaarsprognoses 2022 van de Commissie. In de ramingen van de Commissie van de potentiële groei op middellange termijn is geen rekening gehouden met het positieve effect van hervormingen die deel uitmaken van het herstel- en veerkrachtplan, die de potentiële groei kunnen stimuleren.

(9)  Niet gefinancierd met subsidies in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit of andere Uniefondsen.

(10)  Doc. ST 10161/21 INIT; doc. ST 10161/21 ADD 1.

(11)  Aanbeveling van de Raad van 20 juli 2020 over het nationale hervormingsprogramma 2020 van België en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2020 van België (PB C 282 van 26.8.2020, blz. 1).

(12)  De cijfers geven het niveau weer van de jaarlijkse begrotingskosten van de maatregelen die sinds het najaar van 2021 zijn genomen, waaronder lopende ontvangsten en uitgaven en — indien relevant — kapitaaluitgaven.

(13)  Aangenomen wordt dat het totale aantal ontheemden uit Oekraïne die naar de Unie komen eind 2022 geleidelijk zal oplopen tot 6 miljoen, en de geografische spreiding ervan wordt ingeschat op basis van de omvang van de bestaande diaspora, de relatieve bevolking van de ontvangende lidstaat en de feitelijke spreiding van ontheemden uit Oekraïne over de Unie vanaf maart 2022. Voor begrotingskosten per persoon zijn de ramingen gebaseerd op het Euromod-microsimulatiemodel van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Commissie, waarbij rekening wordt gehouden met zowel overdrachten in contanten waarvoor mensen in aanmerking kunnen komen als voordelen in natura zoals onderwijs en gezondheidszorg.

(14)  Een minteken bij de indicator komt overeen met een overschrijding van de groei van de primaire uitgaven ten opzichte van de economische groei op middellange termijn, wat wijst op een expansief begrotingsbeleid.

(15)  Verwacht wordt dat andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven een expansieve bijdrage van 0,1 procentpunt van het bbp zullen leveren.

(16)  Een minteken bij de indicator komt overeen met een overschrijding van de groei van de primaire uitgaven ten opzichte van de economische groei op middellange termijn, wat wijst op een expansief begrotingsbeleid.

(17)  Verwacht wordt dat andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven een neutrale bijdrage zullen leveren.

(18)  Europese Commissie, 2021, The 2021 Ageing Report: Economic and Budgetary Projections for the EU Member States (2019-2070), Institutional Paper 148.

(19)  Devos Carl, Cordon Audrey, Lefèvre Mélanie, Obyn Caroline, Renard Françoise, Bouckaert Nicolas, Gerkens Sophie, Maertens de Noordhout Charline, Devleesschauwer Brecht, Haelterman Margareta, Léonard Christian, Meeus Pascal. De performantie van het Belgische gezondheidssysteem — Rapport 2019. Health Services Research (HSR). Brussel. Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE). 2019. KCE Report 313B. D/2019/10.273/32.

(20)  Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 159).

(21)  OESO, PISA Results 2018, volume 1.

(22)  Eurostat (2020), aandeel van de Russische invoer in de totale invoer van aardgas, ruwe olie en steenkool. Voor het gemiddelde van de EU-27 is de totale invoer gebaseerd op de invoer van buiten de EU-27. Voor België omvat de totale invoer ook de handel binnen de EU. Geraffineerde olieproducten vallen niet onder ruwe olie.

(23)  Verordening (EU) 2021/1057 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 tot oprichting van het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1296/2013 (PB L 231, 30.6.2021, blz. 21).

(24)  Uit hoofde van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


Top