EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32022H0822

Aanbeveling (EU) 2022/822 van de Commissie van 18 mei 2022 over het versnellen van de procedures voor de verlening van vergunningen voor projecten op het gebied van hernieuwbare energie en het faciliteren van stroomafnameovereenkomsten

C/2022/3219

PB L 146 van 25.5.2022, p. 132–138 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

ELI: http://data.europa.eu/eli/reco/2022/822/oj

25.5.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 146/132


AANBEVELING (EU) 2022/822 VAN DE COMMISSIE

van 18 mei 2022

over het versnellen van de procedures voor de verlening van vergunningen voor projecten op het gebied van hernieuwbare energie en het faciliteren van stroomafnameovereenkomsten

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 292,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Hernieuwbare energie vormt de kern van de transitie naar schone energie die vereist is om de doelstellingen van de Europese Green Deal te verwezenlijken, energie betaalbaar te maken en de afhankelijkheid van de Unie van fossiele brandstoffen en energie-invoer te verminderen.

(2)

Hernieuwbare energie heeft tal van voordelen voor de burgers van de Unie: zij maakt deel uit van de inspanningen om de klimaatverandering het hoofd te bieden, helpt ons milieu beschermen, creëert groei en banen, draagt bij tot het technologische en industriële leiderschap van de Unie en maakt de economie van de Unie veerkrachtiger.

(3)

De energiesector is verantwoordelijk voor meer dan 75 % van de totale uitstoot van broeikasgassen in de Unie. Om de doelstelling van de Unie voor hernieuwbare energie in 2030 te halen, alsmede om haar doelstelling inzake een vermindering van de broeikasgasemissies met ten minste 55 % zoals voorgeschreven door Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad (1) te helpen bereiken, is het van levensbelang dat de productie van hernieuwbare energie en de ontwikkeling en uitrol van installaties daarvoor worden versneld.

(4)

Om het probleem van de hoge energieprijzen aan te pakken, is het van cruciaal belang het aandeel van hernieuwbare energie snel te verhogen. De lagere vaste kosten en de dicht bij nul liggende variabele kosten voor hernieuwbare energie betekenen dat de kosten voor hernieuwbare elektriciteit stabieler zijn geweest en lager uitvallen dan de kosten voor fossiele brandstoffen. Door de versnelde uitrol van hernieuwbare energiebronnen zal de Unie minder afhankelijk worden van — voornamelijk ingevoerde — fossiele brandstoffen.

(5)

Zoals erkend in de “REPowerEU-mededeling” (2), is het van fundamenteel belang dat het gebruik van hernieuwbare energie snel wordt opgevoerd om de afhankelijkheid van de Unie van fossiele brandstoffen te verminderen en het verbruik van Russisch gas af te bouwen. Het REPowerEU-plan bevat maatregelen om dit te bewerkstelligen, net als het Europees Semester, in het kader waarvan landenspecifieke aanbevelingen voor het verlenen van vergunningen worden voorgesteld die afgestemd zijn op de omstandigheden van de afzonderlijke lidstaten.

(6)

In de REPowerEU-mededeling is ook een initiatief voor een waterstofversneller geïntroduceerd waarmee de doelstellingen voor 2030 inzake hernieuwbare waterstof worden verdubbeld, om de externe afhankelijkheid van de Unie van de invoer van fossiele brandstoffen te verminderen. Om 10 Mt hernieuwbare waterstof te produceren, zal de Unie tegen 2030 een extra capaciteit van 80 GW aan hernieuwbare energie nodig hebben.

(7)

Projecten op het gebied van hernieuwbare energie moeten in beginsel een vergunning krijgen om de beoogde activiteit te kunnen uitvoeren. Vergunningsprocedures helpen ervoor te zorgen dat de projecten veilig en betrouwbaar zijn. De complexiteit, verscheidenheid en buitensporig lange duur van deze procedures vormen echter een ernstige belemmering om te komen tot een snelle — en noodzakelijke — uitrol van hernieuwbare energie en om in de Unie een betaalbaarder, veiliger en duurzamer energiesysteem tot stand te brengen.

(8)

Vertragingen in de afhandeling van projectvergunningen brengen de tijdige verwezenlijking van de energie- en klimaatdoelstellingen in gevaar en verhogen de kosten van de projecten die daarvoor nodig zijn. Ten gevolge van dynamische innovatie kunnen vertragingen ook leiden tot de oprichting van minder efficiënte installaties voor hernieuwbare energie.

(9)

Deze belemmeringen werden reeds vastgesteld in Richtlijn 2001/77/EG van het Europees Parlement en de Raad (3), waarin de lidstaten ertoe verplicht werden de vergunningsprocedures te evalueren om regelgevende en niet-regelgevende belemmeringen voor de productie van hernieuwbare elektriciteit weg te nemen. Bij Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) werden voorschriften ingevoerd om de administratieve procedures voor ontwikkelaars van hernieuwbare-energieprojecten te vereenvoudigen. Bij Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad (5) werden deze voorschriften aangescherpt. Het is van uiterst prioritair en urgent belang dat deze richtlijnen door alle lidstaten volledig en snel worden omgezet, want dit draagt in aanzienlijke mate bij tot een verkorting van de administratieve procedures.

(10)

De Commissie ondersteunt de lidstaten via het instrument voor technische ondersteuning (6), en levert dus technische expertise op maat om hervormingen te ontwerpen en uit te voeren, onder meer door het kader voor autorisatie- en vergunningsprocedures voor projecten op het gebied van hernieuwbare energie te stroomlijnen en het gebruik van stroomafnameovereenkomsten door ondernemingen te bevorderen in het geval van hernieuwbare energie. De technische steun omvat bijvoorbeeld het versterken van de administratieve capaciteit, het harmoniseren van de rechtskaders en het delen van relevante beste praktijken.

(11)

De termijnen voor de vergunningsprocedures die in Richtlijn (EU) 2018/2001 zijn vastgesteld, gelden onverminderd de verplichtingen krachtens het toepasselijke milieurecht van de Unie, onverminderd beroepsprocedures in rechte en andere procedures voor een rechterlijke instantie, en onverminderd alternatieve geschillenbeslechtingsmechanismen, waaronder klachtenprocedures en administratieve beroepsprocedures, en kunnen met de duur van deze procedures worden verlengd.

(12)

Het gebrek aan publieke aanvaarding van projecten op het gebied van hernieuwbare energie vormt een andere belangrijke belemmering voor de uitvoering ervan in vele lidstaten. Om dat aan te pakken, moet rekening worden gehouden met de behoeften en perspectieven van burgers en belanghebbenden in de samenleving, in alle stadia van de ontwikkeling van deze projecten — gaande van beleidsontwikkeling tot ruimtelijke ordening en projectontwikkeling — en moeten goede praktijken worden aangemoedigd om te zorgen voor een rechtvaardige spreiding van de verschillende effecten van installaties over de lokale bevolking.

(13)

De meeste belemmeringen in verband met het verlenen van vergunningen voor projecten op het gebied van hernieuwbare energie en de bijbehorende netwerkinfrastructuur, alsook goede praktijken om deze weg te nemen, zijn op het niveau van de lidstaten duidelijk in kaart gebracht.

(14)

De administratieve belemmeringen zijn des te belangrijker geworden gezien de verbeteringen wat andere belemmeringen betreft, zoals de kosten voor de technologie, die de afgelopen tien jaar drastisch zijn gedaald, of de financieringsproblemen, die draaglijker zijn geworden door de dalende kosten en het toenemende aantal stroomafnameovereenkomsten voor hernieuwbare energie die door ondernemingen worden gesloten.

(15)

In deze aanbeveling wordt ingegaan op deze punten van zorg en wordt opgeroepen om te zoeken naar oplossingen binnen het bestaande rechtskader. Er wordt geen afbreuk gedaan aan het recht van de Unie, met name op het gebied van energie en milieu, noch aan de daaruit voortvloeiende verplichtingen. Ook de mededingingsregels van de Unie blijven onverkort gelden, met name de artikelen 101, 102 en 106 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en er wordt niet afgedaan aan de besluitvormingspraktijk van de Commissie bij de handhaving van de mededingingsregels van de Unie.

(16)

Naast deze aanbeveling is een wetgevingsvoorstel aangenomen om de bepalingen van Richtlijn (EU) 2018/2001 met betrekking tot administratieve procedures te wijzigen en aan te scherpen. Aangezien de uitrol van projecten op het gebied van hernieuwbare energie dringend moet worden versneld, moeten de lidstaten zo spoedig mogelijk starten met het aanwijzen van geschikte land- en zeegebieden en met het opstellen van plannen voor bijzonder geschikte gebieden (“renewables go-to areas”), overeenkomstig artikel 15 ter van het voorstel tot wijziging van Richtlijn (EU) 2018/2001 betreffende het verlenen van vergunningen.

(17)

Maritieme ruimtelijke ordening is een belangrijk instrument om toekomstige gebieden voor de ontwikkeling van hernieuwbare energie in kaart te brengen en om meervoudig gebruik van de maritieme ruimte te bevorderen, met inbegrip van het behoud en de bescherming van het mariene milieu. De lidstaten moeten op grond van de richtlijn maritieme ruimtelijke planning (7) hun nationale maritieme ruimtelijke plannen uiterlijk op 31 maart 2021 vaststellen. De Commissie dringt erop aan dat de lidstaten die de richtlijn maritieme ruimtelijke planning nog niet volledig hebben uitgevoerd, hun nationale plan opstellen en goedkeuren (8).

(18)

Belemmeringen als gevolg van vergunningsprocedures kunnen ook van invloed zijn op de toekomstige uitrol van innovatieve decarbonisatietechnologieën die nodig zijn met het oog op klimaatneutraliteit. Door testomgevingen voor regelgeving op te zetten, dat wil zeggen door in een reële omgeving innovatieve technologieën, producten, diensten of methoden te testen die niet volledig in overeenstemming zijn met het bestaande wet- en regelgevingskader, kan innovatie worden ondersteund en kan de daaropvolgende aanpassing van het regelgevingsklimaat worden vergemakkelijkt.

(19)

De ontwikkeling van projecten op het gebied van hernieuwbare energie zal, in het geval van gehele of gedeeltelijke financiering daarvan via afnameovereenkomsten van bedrijven, bijdragen tot een snellere invoering van hernieuwbare energie. Afnameovereenkomsten van bedrijven bieden de eindverbruiker ook rechtstreekse voordelen, onder meer doordat deze een concurrerende en voorspelbare energieprijs opleveren en bedrijven in de Unie ondersteunen in hun agenda voor maatschappelijk verantwoord ondernemen.

(20)

Ondanks een jaarlijkse stijging in de laatste vijf jaar van het aantal afnameovereenkomsten van bedrijven bedraagt het percentage rechtstreeks door zakelijke afnemers gefinancierde projecten voor hernieuwbare energie slechts 15 tot 20 % van de jaarlijkse markt. Het gebruik van door bedrijven gesloten afnameovereenkomsten blijft ook voornamelijk beperkt tot bepaalde lidstaten, tot elektriciteit als energiedrager en tot grote multinationale consumentgerichte ondernemingen.

(21)

Samen met deze aanbeveling stelt de Commissie via het Energy and Industry Geography Lab (EIGL) (9) digitaal geconsolideerde datasets over een breed scala aan relevante energie- en milieufactoren beschikbaar om de lidstaten te helpen “go-to areas” aan te wijzen met het oog op een snelle uitrol van nieuwe projecten op het gebied van hernieuwbare energie. De Commissie is voornemens dit mappinginstrument verder te ontwikkelen door extra datasets en links naar digitale instrumenten van de lidstaten voor ruimtelijke ordening erin op te nemen,

HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

DEFINITIE

1.

Voor de toepassing van deze aanbeveling en de begeleidende richtsnoeren omvatten projecten op het gebied van hernieuwbare energie productie-installaties voor de opwekking van hernieuwbare energie zoals gedefinieerd in de richtlijn hernieuwbare energie (onder meer in de vorm van hernieuwbare waterstof), alsmede de activa die nodig zijn voor de aansluiting op het net en voor de opslag van de opgewekte energie.

SNELLERE EN KORTERE PROCEDURES

2.

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de planning, de bouw en de exploitatie van installaties voor de productie van energie uit hernieuwbare bronnen, de aansluiting daarvan op het elektriciteits-, gas- en warmtenet alsmede het bijbehorende net zelf en de opslagfaciliteiten in aanmerking komen voor de gunstigste procedure waarover zij in hun plannings- en vergunningsprocedures beschikken, en die in het hoger openbaar belang en in het belang van de openbare veiligheid geacht worden te zijn, rekening houdend met het wetgevingsvoorstel tot wijziging en versterking van de bepalingen van Richtlijn (EU) 2018/2001 met betrekking tot administratieve procedures, en die het Unierecht onverlet laten.

3.

De lidstaten moeten duidelijk gedefinieerde, versnelde en zo kort mogelijke termijnen vaststellen voor alle stappen die nodig zijn voor het verlenen van vergunningen voor de bouw en exploitatie van projecten op het gebied van hernieuwbare energie, waarbij moet worden aangegeven in welke gevallen en onder welke omstandigheden deze termijnen kunnen worden verlengd. De lidstaten moeten bindende maximumtermijnen vaststellen voor alle relevante stadia van de milieueffectbeoordelingsprocedure. De duur van de vergunningsprocedures voor de installatie van zonne-energieapparatuur in kunstmatige constructies moet worden beperkt tot maximaal drie maanden.

4.

De lidstaten moeten termijnen en specifieke procedureregels vaststellen om de efficiëntie van de gerechtelijke procedures te waarborgen wat betreft de toegang tot de rechter voor projecten op het gebied van hernieuwbare energie.

5.

De lidstaten moeten één enkele uniforme aanvraagprocedure invoeren voor het gehele administratieve proces voor het aanvragen en verlenen van vergunningen. Gelijktijdige aanvragen moeten prioriteit krijgen boven opeenvolgende aanvragen indien verschillende vergunningen vereist zijn, onder meer voor gerelateerde netwerkprojecten.

6.

De lidstaten moeten aanvragers toestaan de technologiespecificaties van hun projecten te actualiseren in de periode tussen de vergunningsaanvraag en de bouw van de projecten om de invoering van innovatieve technologieën te faciliteren.

7.

Bij de uitvoering van deze aanbevelingen moeten de lidstaten gebruikmaken van de praktijken die in hoofdstuk I, punt 2, van de richtsnoeren in de bijlage bij deze aanbeveling zijn beschreven.

PARTICIPATIE VAN DE BURGERS EN DE GEMEENSCHAP FACILITEREN

8.

De lidstaten moeten de deelname van burgers, onder meer uit huishoudens met een laag en gemiddeld inkomen, en van energiegemeenschappen aan projecten op het gebied van hernieuwbare energie stimuleren en maatregelen nemen om het doorgeven van de voordelen van de energietransitie aan lokale gemeenschappen aan te moedigen, waardoor het draagvlak en de betrokkenheid van het publiek worden vergroot.

9.

De lidstaten moeten vereenvoudigde vergunningsprocedures voor hernieuwbare-energiegemeenschappen invoeren, onder meer voor de aansluiting op het net van installaties die eigendom zijn van de gemeenschap, en de vergunningsprocedures en -voorwaarden voor productie tot een minimum beperken, onder meer voor eigen verbruik van hernieuwbare energie.

10.

Bij de uitvoering van deze aanbevelingen moeten de lidstaten gebruikmaken van de praktijken die in hoofdstuk I, punt 5, c), en punt 6, a), van de richtsnoeren in de bijlage bij deze aanbeveling zijn beschreven.

BETERE INTERNE COÖRDINATIE

11.

De lidstaten moeten zorgen voor stroomlijning en doeltreffende coördinatie tussen de nationale, regionale en gemeentelijke niveaus wat betreft de taken en verantwoordelijkheden van de bevoegde instanties, alsook de toepasselijke wet- en regelgeving en procedures voor de vergunningverlening voor projecten op het gebied van hernieuwbare energie.

12.

De lidstaten moeten een éénloketsysteem opzetten voor het verlenen van vergunningen voor projecten op het gebied van hernieuwbare energie, zoals voorgeschreven in Richtlijn (EU) 2018/2001, zodat het aantal betrokken instanties tot het noodzakelijke wordt beperkt en de efficiëntie wordt gemaximaliseerd, rekening houdend met de overheidsmiddelen en de voordelen van de concentratie van technologische, ecologische en juridische deskundigheid.

13.

De lidstaten moeten regels invoeren die ervoor zorgen dat het uitblijven van een antwoord van de bevoegde instantie of instanties binnen de vastgestelde termijnen leidt tot de goedkeuring van een bepaald verzoek in de desbetreffende fase van een vergunningsprocedure voor projecten op het gebied van hernieuwbare energie (zogenaamde “stilzwijgende instemming”), tenzij hun antwoord vereist is op grond van de wetgeving van de Unie of de nationale wetgeving.

14.

Bij de uitvoering van deze aanbevelingen moeten de lidstaten gebruikmaken van de praktijken die in hoofdstuk I, punt 3, van de richtsnoeren in de bijlage bij deze aanbeveling zijn beschreven.

DUIDELIJKE EN GEDIGITALISEERDE PROCEDURES

15.

De lidstaten moeten aanvragers bij de aanvang van de vergunningsprocedure voor projecten op het gebied van hernieuwbare energie duidelijke, volledige en transparante informatie verstrekken over alle vereisten en stadia van de procedure, met inbegrip van klachtenprocedures.

16.

De lidstaten moeten volledig digitale vergunningsprocedures en elektronische communicatie invoeren ter vervanging van het gebruik van papier. Relevante informatie moet aan projectontwikkelaars centraal beschikbaar worden gesteld in het kader van een online aangeboden procedurehandboek, met inbegrip van modellen voor aanvragen, milieustudies en -gegevens, alsook informatie over opties voor inspraak van het publiek en administratieve kosten.

17.

Bij de uitvoering van deze aanbevelingen moeten de lidstaten gebruik maken van de praktijken die in hoofdstuk I, punt 3, van de richtsnoeren in de bijlage bij deze aanbeveling zijn beschreven.

VOLDOENDE PERSONELE MIDDELEN EN VAARDIGHEDEN

18.

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat hun instanties voor vergunningverlening en milieubeoordeling over voldoende en geschikt personeel beschikken met relevante vaardigheden en kwalificaties.

19.

De lidstaten moeten gebruikmaken van de beschikbare financieringsmogelijkheden van de Unie en de lidstaten voor bij- en omscholing, met name op regionaal en lokaal niveau, en moeten de oprichting van een alliantie voor sectorale samenwerking op het gebied van vaardigheden overwegen om de vaardigheidskloof te dichten voor het personeel dat zich bezighoudt met vergunningsprocedures en milieubeoordelingen.

20.

Bij de uitvoering van deze aanbevelingen moeten de lidstaten gebruikmaken van de praktijken die in hoofdstuk I, punt 4, van de richtsnoeren in de bijlage bij deze aanbeveling zijn beschreven.

BETERE AANWIJZING EN PLANNING VAN LOCATIES VOOR PROJECTEN

21.

De lidstaten moeten snel geschikte land- en zeegebieden voor projecten op het gebied van hernieuwbare energie aanwijzen, in overeenstemming met hun nationale energie- en klimaatplannen en hun bijdrage om het herziene streefcijfer voor hernieuwbare energie voor 2030 te bereiken. In het kader van dit mappingproces moeten beperkte en duidelijk afgebakende gebieden worden aangewezen als gebieden die bijzonder geschikt zijn voor de ontwikkeling van hernieuwbare energie (renewable go-to areas), waarbij zo veel mogelijk ecologisch waardevolle gebieden worden vermeden en onder meer prioriteit wordt gegeven aan aangetaste grond die niet voor de landbouw kan worden gebruikt. Daartoe worden de lidstaten aangemoedigd gebruik te maken van de geactualiseerde datasets die beschikbaar zijn in het Energy and Industry Geography Lab (“EIGL”) (10).

22.

De lidstaten moeten “uitsluitingszones” waar hernieuwbare energie niet kan worden ontwikkeld, beperken tot het noodzakelijke minimum. Zij moeten duidelijke en transparante informatie verstrekken met een gemotiveerde rechtvaardiging van de beperkingen in verband met de afstand tot woningen en militaire of burgerluchtvaartzones. De beperkingen moeten empirisch onderbouwd zijn en zodanig zijn ontworpen dat het beoogde doel wordt bereikt en tegelijkertijd de beschikbaarheid van ruimte voor de ontwikkeling van projecten wordt gemaximaliseerd, rekening houdend met andere beperkingen op het gebied van ruimtelijke ordening.

23.

De lidstaten moeten de vereisten inzake milieueffectbeoordeling voor projecten op het gebied van hernieuwbare energie stroomlijnen door voor zover wettelijk mogelijk de beschikbare technische richtsnoeren voor de onderlinge afstemming van de uitrol van hernieuwbare energie en de milieuwetgeving van de Unie toe te passen en de milieueffectbeoordeling met andere toepasselijke milieubeoordelingen in een gezamenlijke procedure te integreren. De lidstaten moeten op systematische wijze gebruikmaken van scoping (11) of deze verplicht stellen om de kwaliteit van het milieueffectbeoordelingsproces te verbeteren.

24.

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat het doden of verstoren van afzonderlijke in het wild levende vogels en exemplaren van beschermde soorten in het kader van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad (12) geen belemmering voor de ontwikkeling van projecten op het gebied van hernieuwbare energie vormt, door te eisen dat in dergelijke projecten, waar nodig, risicobeperkende maatregelen worden opgenomen om het doden of verstoren doeltreffend te voorkomen, door toezicht te houden op de doeltreffendheid daarvan en door op basis van de uit de monitoring verkregen informatie verdere noodzakelijke maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat er geen significante negatieve gevolgen zijn voor de populatie van de betrokken soort. Indien dit gebeurt, mag het incidenteel doden of verstoren van afzonderlijke specimens niet als opzettelijk worden beschouwd en derhalve niet onder artikel 12, lid 1, van Richtlijn 92/43/EEG of artikel 5 van Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad (13) vallen.

25.

De lidstaten moeten bevorderen dat het publiek in een vroeg stadium betrokken wordt bij het opstellen van plannen voor ruimtelijke ordening, het meervoudig gebruik van locaties aanmoedigen en zorgen voor transparantie over waar en hoe projecten op het gebied van hernieuwbare energie kunnen worden gebouwd of geïnstalleerd, met inbegrip van kleinschalige installaties op gemeentelijk niveau. De lidstaten moeten streven naar een gecoördineerde planning van netwerken en capaciteiten voor de opwekking van hernieuwbare energie op alle niveaus, ook in het kader van regionale samenwerking.

26.

Bij de uitvoering van deze aanbevelingen moeten de lidstaten gebruikmaken van de praktijken die in hoofdstuk I, punt 5, van de richtsnoeren in de bijlage bij deze aanbeveling zijn beschreven.

VLOTTERE AANSLUITING OP HET NET

27.

De lidstaten moeten zorgen voor netplanning en netwerkinvesteringen op lange termijn in overeenstemming met de geplande uitbreiding van de opwekkingscapaciteit voor hernieuwbare energie, rekening houdend met de toekomstige vraag en de doelstelling van klimaatneutraliteit.

28.

De lidstaten moeten vereenvoudigde procedures voor de capaciteitsverhoging van bestaande centrales voor hernieuwbare energie vaststellen, waaronder gestroomlijnde procedures voor milieubeoordelingen, en moeten voor hun netwerkaansluitingen een procedure voor eenvoudige kennisgeving aannemen wanneer er geen significante negatieve milieu- of sociale effecten worden verwacht.

29.

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat systeembeheerders i) een transparante en digitale procedure toepassen voor het aanvragen van aansluitingen op het net; ii) informatie verstrekken over netwerkcapaciteiten, en iii) het gebruik van netcapaciteit optimaliseren door toe te staan dat deze wordt gebruikt door elektriciteitscentrales in een combinatie van meerdere complementaire technologieën.

30.

De lidstaten moeten rechtszekerheid bieden voor de herbestemming van aardgaspijpleidingen voor waterstof door duidelijk aan te geven welke vergunningen vereist zullen zijn en door de grandfathering van hun bestaande vergunningen toe te staan.

31.

Bij de uitvoering van deze aanbevelingen moeten de lidstaten gebruikmaken van de praktijken die in hoofdstuk I, punt 6, van de richtsnoeren in de bijlage bij deze aanbeveling zijn beschreven.

INNOVATIEVE PROJECTEN

32.

De lidstaten worden aangemoedigd om testomgevingen voor regelgeving op te zetten met het oog op de toekenning van gerichte vrijstellingen van het nationale, regionale of lokale wet- of regelgevingskader voor innovatieve technologieën, producten, diensten of methoden, om het verlenen van vergunningen te faciliteren ter ondersteuning van de uitrol en systeemintegratie van hernieuwbare energie, opslag en andere decarbonisatietechnologieën, in overeenstemming met de wetgeving van de Unie.

BEVORDERING VAN STROOMAFNAMEOVEREENKOMSTEN

33.

De lidstaten moeten alle ongerechtvaardigde administratieve of marktbelemmeringen voor door ondernemingen te sluiten overeenkomsten voor afname van hernieuwbare energie snel wegnemen, met name om het gebruik van stroomafnameovereenkomsten voor hernieuwbare energie door kleine en middelgrote ondernemingen te versnellen.

34.

De lidstaten moeten steunregelingen — en garanties van oorsprong — zodanig ontwerpen, plannen en uitvoeren dat deze verenigbaar zijn met, een aanvulling vormen op en de mogelijkheid creëren voor het sluiten van afnameovereenkomsten van stroom uit hernieuwbare energie door ondernemingen.

35.

Bij de uitvoering van deze aanbevelingen moeten de lidstaten gebruikmaken van de praktijken die in hoofdstuk II van de richtsnoeren in de bijlage bij deze aanbeveling zijn beschreven.

MONITORING, RAPPORTAGE EN EVALUATIE

36.

De lidstaten moeten een contactpunt opzetten dat tot taak heeft regelmatig toezicht te houden op de belangrijkste knelpunten in het proces van vergunningverlening en de problemen aan te pakken waarmee projectontwikkelaars op het gebied van hernieuwbare energie worden geconfronteerd.

37.

De lidstaten moeten de Commissie om de twee jaar, te beginnen in maart 2023, in het kader van de krachtens artikel 17 van Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad (14) in te dienen geïntegreerde nationale voortgangsverslagen over energie en klimaat alle beschikbare gedetailleerde informatie meedelen over de stand van uitvoering van deze aanbeveling.

38.

Twee jaar na de aanneming van deze aanbeveling zal de Commissie de tenuitvoerlegging ervan beoordelen en, rekening houdend met de informatie van de lidstaten, overwegen of verdere maatregelen vereist zijn.

Gedaan te Brussel, 18 mei 2022.

Voor de Commissie

Kadri SIMSON

Lid van de Commissie


(1)  Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2021 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2009 en Verordening (EU) 2018/1999 (“Europese klimaatwet”) (PB L 243 van 9.7.2021, blz. 1).

(2)  Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, REPowerEU: een gemeenschappelijk Europees optreden voor betaalbaardere, veiligere en duurzamere energie, COM(2022) 108 final.

(3)  Richtlijn 2001/77/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2001 betreffende de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen op de interne elektriciteitsmarkt (PB L 283 van 27.10.2001, blz. 33).

(4)  Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 16).

(5)  Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 82).

(6)  Verordening (EU) 2021/240 van het Europees Parlement en de Raad van 10 februari 2021 tot vaststelling van een instrument voor technische ondersteuning (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 1).

(7)  Richtlijn 2014/89/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 tot vaststelling van een kader voor maritieme ruimtelijke planning (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 135).

(8)  Zie het verslag van de Commissie over de geboekte vooruitgang bij de uitvoering van de richtlijn inzake maritieme ruimtelijke planning, COM (2022) 185 van 3 mei 2022.

(9)  https://energy-industry-geolab.jrc.ec.europa.eu/

(10)  https://ec.europa.eu/energy-industry-geography-lab

(11)  Scoping betekent dat een advies wordt uitgebracht over de reikwijdte en de mate van gedetailleerdheid van de in de vorm van een milieueffectbeoordelingsverslag in te dienen milieu-informatie.

(12)  Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7).

(13)  Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PB L 20 van 26.1.2010, blz. 7).

(14)  Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 663/2009 en (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 94/22/EG, 98/70/EG, 2009/31/EG, 2009/73/EG, 2010/31/EU, 2012/27/EU en 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2009/119/EG en (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 1).


Top