EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32021D0219(01)

Besluit inzake de Permanente Kamers 2021/C 59/07

PB C 59 van 19.2.2021, p. 8–11 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

19.2.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 59/8


Besluit inzake de Permanente Kamers

(2021/C 59/07)

HET COLLEGE VAN HET EUROPEES OPENBAAR MINISTERIE (EOM),

Gezien Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (“EOM”) (1) (hierna “de EOM-verordening” genoemd), en met name artikel 10, lid 1,

Gezien het op 12 oktober 2020 door het college van het EOM vastgestelde reglement van orde (2), met name de artikelen 15 en 16,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het EOM moet permanente kamers instellen om het onderzoek en de strafvervolging door het EOM te monitoren en te leiden en om te zorgen voor de coördinatie van de onderzoeken en de strafvervolgingen in grensoverschrijdende zaken en voor de uitvoering van de door het college genomen besluiten.

(2)

Het reglement van orde van het EOM vereist dat het college een besluit vaststelt over het aantal permanente kamers, de samenstelling daarvan en de verdeling van de bevoegdheden over de permanente kamer, en gedetailleerde regels inzake de organisatie van hun vergaderingen vastlegt.

(3)

Voorts moeten er gedetailleerde regels worden vastgesteld voor de tenuitvoerlegging van de in de EOM-verordening en het reglement van orde vervatte beginselen inzake de toewijzing van zaken aan de permanente kamers. Deze regels moeten gebaseerd zijn op de beginselen van aselecte toewijzing van zaken en gelijkmatige verdeling van de werkbelasting over de permanente kamers.

(4)

Aangezien er rekening dient te worden gehouden met de ontwikkelingen bij de praktische toepassing van dit besluit na de start van de werkzaamheden van het EOM, moet het college op zorgvuldige wijze de werking ervan monitoren en de effecten ervan evalueren met het oog op eventuele toekomstige wijzigingen,

BESLUIT:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

Dit besluit geeft uitvoering aan artikel 15 van het reglement van orde. Het stelt de permanente kamers van het EOM in, bepaalt het aantal permanente kamers en regelt de verdeling van de bevoegdheden over de permanente kamers en de toewijzing van zaken.

Artikel 2

Instelling van de permanente kamers

1.   Er worden vijftien permanente kamers ingesteld. Deze worden aangeduid met opeenvolgende cijfers van een tot vijftien.

2.   Overeenkomstig artikel 16, lid 2, van het reglement van orde wordt elke Europees aanklager aangesteld als permanent lid van een, twee of drie permanente kamers. Bij de aanstelling als permanent lid van een of meer permanente kamers wordt rekening gehouden met de geraamde werklast van de betrokken Europees aanklager, waartoe wordt uitgegaan van:

a)

het aantal zaken onder zijn toezicht en aanverwante taken als bedoeld in artikel 12, lid 1, van de EOM-verordening. Voor de initiële toewijzing wordt uitgegaan van de geraamde werklast voor het eerste jaar dat het EOM operationeel is;

b)

het aantal gedelegeerd Europees aanklagers dat hij uit hoofde van artikel 34 van het reglement van orde coördineert;

c)

overige specifieke taken waarvoor hij verantwoordelijk is en die hem overeenkomstig de EOM-verordening of het reglement van orde zijn toegewezen.

3.   Voorts wordt bij de toewijzing van de plaatsvervangend Europees hoofdaanklagers aan meer dan één permanente kamer rekening gehouden met de werklast die voortvloeit uit hun taken uit hoofde van artikel 11, leden 2 en 3, van de EOM-verordening.

4.   De Europees hoofdaanklager en elke plaatsvervangend Europees hoofdaanklager zitten de permanente kamers voor waarvan zij vaste leden zijn.

Artikel 3

Vergaderingen van de permanente kamers

1.   Elke permanente kamer houdt in beginsel ten minste twee vergaderingen per kalendermaand. De voorzitter van de permanente kamer stelt de data van deze vergaderingen ten minste vijftien dagen vooraf vast.

2.   De voorzitter van de permanente kamer kan zo nodig extra vergaderingen beleggen. Extra vergaderingen worden ten minste vijf werkdagen vooraf bijeengeroepen. In dringende gevallen kunnen vergaderingen worden bijeengeroepen zodra de permanente leden en de betrokken toezichthoudend Europees aanklager beschikbaar zijn; zulks uiterlijk binnen drie dagen.

3.   Behalve in dringende gevallen en na raadpleging van de Europees hoofdaanklager kunnen vergaderingen van de permanente kamers niet tegelijk met de vergaderingen van het college worden gehouden. De voorzitter van de permanente kamer stelt een nieuw tijdstip vast voor elke bijeengeroepen vergadering die samenvalt met een vergadering van het college.

4.   Bij het vaststellen van de data voor de vergaderingen van de permanente kamer draagt de voorzitter zorg voor de coördinatie met de permanente leden van die kamer, de betrokken toezichthoudend Europees aanklagers en het in artikel 7 bedoelde personeel van het centrale kantoor.

Artikel 4

Toewijzing van zaken aan de permanente kamers

In de in artikel 32, lid 5, artikel 41, lid 3, artikel 42, lid 1, artikel 47, lid 2, artikel 50, lid 2, tweede alinea, artikel 51, lid 3, en artikel 59, lid 4, van het reglement van orde bedoelde gevallen moet bij de toewijzing van zaken aan de permanente kamers aan de volgende regels worden voldaan:

a)

bij het openen van een zaak wordt deze door het casemanagementsysteem van het EOM aselect aan een permanente kamer toegewezen;

b)

om de Europees hoofdaanklager in staat te stellen maatregelen te overwegen overeenkomstig artikel 19, lid 3, van het reglement van orde, wordt hij ervan in kennis gesteld als het een vaste kamer toegewezen aantal zaken meer dan 10 % groter is dan het gemiddelde aantal zaken dat aan de permanente kamers is toegewezen.

Artikel 5

Tijdelijke uitsluiting van nieuwe toewijzing

Om het doelmatig functioneren van het EOM en een gelijkmatige verdeling van de werkbelasting over de permanente kamers te waarborgen, kan de Europees hoofdaanklager overeenkomstig artikel 19, lid 3, van het reglement van orde de toewijzing van nieuwe zaken aan een of meer permanente kamers voor een bepaalde periode opschorten.

Artikel 6

Nieuwe toewijzing van zaken

Voor de toepassing van artikel 32, lid 5, van het reglement van orde, wordt, wanneer de Europees hoofdaanklager besluit het toezicht op een zaak toe te wijzen aan een Europees aanklager uit een andere lidstaat dan die waar de gedelegeerd Europees aanklager is gevestigd, en deze Europees aanklager een permanent lid is van de monitorende permanente kamer, de zaak onmiddellijk aan een andere permanente kamer toegewezen.

Artikel 7

Ondersteuning van de permanente kamers

1.   Voor de ondersteuning van het werk van de permanente kamers uit hoofde van de EOM-verordening worden voldoende personele middelen van het EOM toegewezen.

2.   Het toegewezen personeel assisteert de voorzitter van de permanente kamer onder meer bij het organiseren van de agenda, het opstellen van de notulen van de vergaderingen, het opstellen van documenten voor de vergaderingen en het vastleggen van door de permanente kamer genomen besluiten in het casemanagementsysteem.

3.   Onder voorbehoud van de beschikbaarheid van middelen waarborgt de toewijzing de stabiliteit en continuïteit van de ondersteuning die personeelsleden aan de aangewezen permanente kamer verlenen.

Artikel 8

Deelname van niet-leden aan vergaderingen van de permanente kamer

1.   Naast de in artikel 10, lid 9, van de EOM-verordening bedoelde personen kan de voorzitter van de permanente kamer, na raadpleging van de permanente leden en de betrokken toezichthoudend Europees aanklager, ieder lid van het centrale kantoor, iedere gedelegeerd Europees aanklager en ieder personeelslid van het EOM uitnodigen om de vergadering van de permanente kamer bij te wonen in verband met specifieke agendapunten, indien dat voor de besluitvorming van de permanente kamer nodig is.

2.   Voor dat dezelfde doeleinde kan de voorzitter van de permanente kamer, in uitzonderlijke situaties, na raadpleging van de permanente leden, de betrokken toezichthoudend Europees aanklager en, zo nodig, de behandelende gedelegeerd Europees aanklager, ook andere personen uitnodigen om de vergadering van de permanente kamer bij te wonen, als zulks niet strijdig is met de toepasselijke bepalingen van het Unierecht of het nationale recht.

3.   De overeenkomstig de punten 1 en 2 uitgenodigde personen mogen onder geen beding aanwezig zijn bij de beraadslaging over een besluit van de permanente kamer.

4.   De administratieve kosten in verband met de uitnodigingen uit hoofde van dit artikel komen ten laste van de begroting van het EOM. Ingeval de uitnodiging kosten met zich meebrengt, wordt de administratief directeur in kennis gesteld van de uitnodigingen uit hoofde van dit artikel.

Artikel 9

Evaluatie

Het college beoordeelt de impact van dit besluit op de efficiëntie van het werk van het EOM zes maanden na de overeenkomstig artikel 120, lid 2, van de EOM-verordening vastgestelde datum.

Artikel 10

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn goedkeuring door de Commissie.

Gedaan te Luxemburg, 25 november 2020.

Namens het college

Laura Codruța KÖVESI

Europese hoofdaanklager


(1)  PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1.

(2)  PB C 22 van 21.1.2021, blz. 3.


Top