Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32020R1215

    Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1215 van de Commissie van 21 augustus 2020 tot onderwerping van de invoer van aluminium extrusies van oorsprong uit de Volksrepubliek China aan registratie

    C/2020/5644

    PB L 275 van 24.8.2020, p. 16–21 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2020/1215/oj

    24.8.2020   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 275/16


    UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/1215 VAN DE COMMISSIE

    van 21 augustus 2020

    tot onderwerping van de invoer van aluminium extrusies van oorsprong uit de Volksrepubliek China aan registratie

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) (“de basisverordening”), en met name artikel 14, lid 5,

    Na kennisgeving aan de lidstaten,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Op 14 februari 2020 heeft de Europese Commissie (“de Commissie”) door middel van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie (2) (“het bericht van inleiding”) de inleiding bekendgemaakt van een antidumpingprocedure betreffende de invoer in de Unie van aluminium extrusies van oorsprong uit de Volksrepubliek China (“de VRC”); zij deed dit naar aanleiding van een klacht die op 3 januari 2020 door European Aluminium (“de klager” of “EA”) is ingediend namens producenten die meer dan 25 % van de totale productie in de Unie van aluminium extrusies voor hun rekening nemen.

    1.   PRODUCT WAARVAN DE INVOER AAN REGISTRATIE WORDT ONDERWORPEN

    (2)

    Het product waarvan de invoer aan registratie wordt onderworpen (“het betrokken product”), betreft staven, profielen (ook indien hol), buizen en pijpen, niet-geassembleerd, al dan niet gereedgemaakt voor gebruik in constructiewerken (bv. op maat gesneden, van gaten voorzien, gebogen, afgeschuind, met schroefdraad), vervaardigd uit aluminium, al dan niet gelegeerd, met een aluminiumgehalte van niet meer dan 99,3 % (“het onderzochte product”), van oorsprong uit de VRC.

    (3)

    Het onderzoek heeft geen betrekking op de volgende producten:

    i)

    producten die met elkaar zijn verbonden (bv. door lassen of met behulp van bevestigingsmiddelen) om subassemblages te vormen;

    ii)

    gelaste buizen en pijpen;

    iii)

    producten die in een kit zijn verpakt met de onderdelen die nodig zijn voor de assemblage van een eindproduct zonder dat de onderdelen verdere af- of bewerking moeten ondergaan (“kit voor eindproducten”).

    (4)

    Het betrokken product wordt momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7604 10 10, ex 7604 10 90, 7604 21 00, 7604 29 10, 7604 29 90, ex 7608 10 00, 7608 20 81, 7608 20 89 en ex 7610 90 90 (Taric-codes 7604101011, 7604109011, 7604109025, 7604109080, 7608100011, 7608100080 en 7610909010). De GN-codes en de Taric-codes worden slechts ter informatie vermeld.

    2.   VERZOEK

    (5)

    Op 23 juni 2020 heeft de klager een verzoek om registratie op grond van artikel 14, lid 5, van de basisverordening ingediend. Hij verzocht de invoer van het betrokken product aan registratie te onderwerpen, zodat vervolgens met ingang van de datum van registratie op de betrokken producten maatregelen kunnen worden toegepast, mits aan alle voorwaarden van de basisverordening is voldaan.

    3.   GROND VOOR REGISTRATIE

    (6)

    Volgens artikel 14, lid 5, van de basisverordening kan de Commissie de douaneautoriteiten opdracht geven passende maatregelen te nemen om de invoer te registreren, zodat vervolgens, met ingang van de datum van registratie, op de betrokken producten maatregelen kunnen worden toegepast, mits aan alle voorwaarden van de basisverordening is voldaan. Tot registratie van de invoer kan worden overgegaan naar aanleiding van een door de bedrijfstak van de Unie ingediend verzoek dat voldoende bewijsmateriaal bevat om een dergelijke maatregel te rechtvaardigen.

    (7)

    Volgens de klager is registratie gerechtvaardigd omdat het betrokken product met dumping wordt ingevoerd. De bedrijfstak van de Unie wordt aanzienlijke schade toegebracht door een toename van het marktaandeel van de laaggeprijsde invoer, wat de corrigerende werking van mogelijke definitieve rechten ondermijnt.

    (8)

    De Commissie heeft het verzoek getoetst aan artikel 10, lid 4, van de basisverordening. De Commissie is nagegaan of de importeurs op de hoogte waren van de dumping of dat hadden moeten zijn gezien de omvang van de dumping en de gestelde of vastgestelde schade. Daarnaast heeft zij onderzocht of er sprake was van een aanzienlijke toename van de invoer die, gezien het tijdstip waarop en de omvang waarin deze plaatsvond en andere omstandigheden, de corrigerende werking van het toe te passen definitieve antidumpingrecht naar alle waarschijnlijkheid ernstig zou ondermijnen.

    3.1.   Kennis van dumping, omvang van dumping en gestelde schade bij de importeurs

    (9)

    Wat de dumping betreft, beschikt de Commissie in dit stadium over voldoende bewijsmateriaal waaruit blijkt dat het betrokken product met dumping uit de VRC wordt ingevoerd.

    (10)

    De klager heeft met name bewijs van dumping geleverd aan de hand van een vergelijking van een door berekening vastgestelde normale waarde op basis van productie- en verkoopkosten waarin niet-verstoorde prijzen of benchmarks tot uitdrukking komen, zoals vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening, met de prijs (af fabriek) van het betrokken product bij uitvoer naar de Unie. De aldus berekende dumpingmarges blijken voor de VRC aanzienlijk te zijn, namelijk maximaal 37 %.

    (11)

    Deze informatie was opgenomen in het bericht van inleiding.

    (12)

    In verband met deze voorwaarde heeft één niet-verbonden importeur bezwaar gemaakt tegen de registratie van de invoer waarom was verzocht, en erop gewezen dat het bestaan van dumping in het verleden niet kan worden vastgesteld omdat het onderzoek nog aan de gang is.

    (13)

    Artikel 10, lid 4, onder c), stelt echter niet als voorwaarde dat in het verleden dumping is vastgesteld. Het stelt wel als voorwaarde dat in het verleden dumping is vastgesteld of dat de importeur van de dumping op de hoogte was of had moeten zijn.

    (14)

    Met de bekendmaking van het bericht van inleiding in het Publicatieblad van de Europese Unie werden de importeurs van de dumping op de hoogte gebracht of hadden zij ten minste daarvan op de hoogte moeten zijn. Het bericht van inleiding is een openbaar document dat voor alle belanghebbenden, met name importeurs, toegankelijk is. Bovendien hebben importeurs, als belanghebbenden bij het onderzoek, toegang tot de niet-vertrouwelijke versie van de klacht. Daarom is de Commissie van oordeel dat de importeurs op dat tijdstip van de beweerde dumpingpraktijken, de omvang daarvan en de vermeende schade op de hoogte waren of hadden moeten zijn.

    (15)

    De klager heeft bewijsmateriaal verstrekt waaruit blijkt dat de invoer van het onderzochte product uit het betrokken land zowel absoluut als qua marktaandeel is gestegen. Uit het door de klager verstrekte bewijsmateriaal blijkt dat de hoeveelheden en de prijzen van het ingevoerde betrokken product in de periode van maart tot en met mei 2020 onder meer een ongunstige invloed hebben gehad op de verkochte hoeveelheden en op de in rekening gebrachte prijzen alsmede op het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie, waardoor de algemene prestaties van de bedrijfstak van de Unie aanzienlijk zijn verslechterd.

    (16)

    De Commissie heeft derhalve geconcludeerd dat aan het eerste criterium voor registratie was voldaan.

    3.2.   Verdere aanzienlijke toename van invoer

    (17)

    In zijn verzoek om registratie van de invoer verstrekte de klager bewijs voor een verdere aanzienlijke toename van de invoer. Daartoe gebruikte de klager de in de klacht beschreven methode voor de berekening van de invoervolumes in de periode van maart tot en met mei 2020 en vergeleek deze hoeveelheden met die voor dezelfde maanden in 2019. Overeenkomstig de in de klacht toegepaste methode werden de GN-codes 7604 21 00, 7604 29 10, 7604 29 90, 7608 20 81, 7608 20 89 en ex 7610 90 90 in aanmerking genomen. Voor laatstgenoemde GN-code bleef de klager bij zijn raming dat 95 % van de hoeveelheden onder deze code uit het betrokken product bestond.

    (18)

    Tijdens het onderzoek is de Commissie nagegaan of de omvang van de invoer uit de VRC moet worden berekend volgens de hierboven uiteengezette methode (d.w.z. de methode uit de klacht) dan wel of een andere methode passender kan zijn. Hiertoe zijn opmerkingen en informatie opgevraagd bij de belanghebbenden, en is DG TAXUD en de nationale douaneautoriteiten gevraagd onderzoek te doen en informatie te verstrekken. De Commissie onderzoekt ook vertrouwelijke Taric-gegevens om de relevantie ervan voor de analyse vast te stellen. Dit deel van het antidumpingonderzoek is nog gaande. In dit verband heeft de Commissie opgemerkt dat de invoer onder de in het bericht van inleiding vermelde aanvullende GN-codes (zie ook overweging 4) verwaarloosbaar was (3). Daarom achtte zij het in dit stadium passend om in het kader van de analyse van dit verzoek de voorwaarde van de toename van de invoer met betrekking tot de in de klacht genoemde GN-codes volgens twee scenario’s te onderzoeken. Bij het eerste scenario wordt de in de klacht beschreven methode met gebruikmaking van zes GN-codes gevolgd, terwijl bij het tweede scenario dezelfde bovengenoemde GN-codes worden gebruikt, met uitzondering evenwel van GN-code ex 7610 90 90. Bij beide methoden worden met het oog op de lopende analyse de achtcijferige GN-codes gebruikt.

    (19)

    Volgens de eerste methode (d.w.z. de methode uit de klacht) is, op basis van de informatie die in het verzoek is verstrekt en die door de Commissie is getoetst aan de gegevens in het dossier, het volume van de invoer uit de VRC in de Unie in de periode van maart tot en met mei 2020 absoluut gezien met ongeveer 17 % gedaald ten opzichte van dezelfde maanden in 2019. Dit lijkt in overeenstemming te zijn met de algemene achteruitgang van de invoer en het verbruik in de periode van maart tot en met mei 2020 als gevolg van de door COVID‐19 veroorzaakte marktomstandigheden. De klager heeft echter ook bewijsmateriaal verstrekt waaruit blijkt dat de productie en de verkoop van de bedrijfstak van de Unie in dezelfde periode zijn gedaald met 28 %, maar tegelijkertijd de invoer van oorsprong uit de VRC is gestegen van ongeveer 10 % in de periode van maart tot en met mei 2019 tot ongeveer 12 % in de periode van maart tot en met mei 2020, dat wil zeggen een stijging met 20 %. Er was dus sprake van een stijging van de invoer uit de VRC in de periode van maart tot en met mei 2020 in verhouding tot het verbruik.

    (20)

    Wat de tweede methode betreft, d.w.z. die zonder de GN-code 7610 90 90, bevatte het verzoek bewijsmateriaal dat de uit de VRC ingevoerde hoeveelheden in de periode van maart tot en met mei 2020 absoluut gezien met 16 % waren gedaald in vergelijking met dezelfde periode in 2019. Zoals hierboven vermeld, heeft de bedrijfstak van de Unie bij het betrokken product te kampen gehad met een daling van de productie en de verkoop van 28 %. Deze ontwikkelingen hebben ertoe geleid dat het marktaandeel van de invoer van oorsprong uit de VRC steeg van ongeveer 4,9 % in de periode van maart tot en met mei 2019 tot ongeveer 5,6 % in de periode van maart tot en met mei 2020, relatief gezien een stijging van 15 %.

    (21)

    In verband met deze voorwaarde heeft één niet-verbonden importeur bezwaar gemaakt tegen de registratie van de invoer waarom was verzocht, en opgemerkt dat de relatieve toename van de invoer uit de VRC die in de periode van maart tot en met mei 2020 is geregistreerd, het gevolg zou kunnen zijn van het feit dat de economische activiteit in dit land op een eerder tijdstip werd verstoord en vervolgens weer op gang kwam dan in de Unie het geval was. Volgens dezelfde importeur hebben deze buitengewone marktomstandigheden de importeurs mogelijk ertoe aangezet hun voorraden te vergroten door van de gunstige marktomstandigheden te profiteren.

    (22)

    In beginsel kan niet worden uitgesloten dat het tijdstip van de COVID‐19-gerelateerde verstoringen gevolgen voor bepaalde zendingen zou hebben kunnen gehad. Een tijdsbestek van drie maanden volstaat echter om een zinvolle beoordeling van de ontwikkeling van de invoer mogelijk te maken, ook wanneer rekening wordt gehouden met de door de importeur vermelde feiten en omstandigheden. De Commissie achtte de periode van maart tot en met mei 2020 derhalve voldoende representatief voor de onderhavige analyse.

    (23)

    Bovendien heeft dezelfde importeur aangevoerd dat ondernemingen met voldoende financiële middelen wegens de gunstige marktomstandigheden voorraden ingevoerde producten zouden hebben kunnen aanleggen. Zou dit argument worden bevestigd, dan kan het geen reden vormen om bezwaar te maken tegen het verzoek om registratie; het zou juist een verdere verklaring voor en dus bevestiging van de hierboven beschreven toename van de invoer zijn, en aldus de registratie van de invoer rechtvaardigen.

    (24)

    Eén producent-exporteur heeft eveneens bezwaar gemaakt tegen het verzoek om registratie. Volgens deze producent is het niet juist de productie in Europa te vergelijken met de invoer, en wel wegens de uiteenlopende aard van de twee processen (het ene industrieel en het andere commercieel). Zoals vermeld in overweging 19, is echter zowel de productie als de verkoop van de bedrijfstak van de Unie gedaald. Daarom vindt de vergelijking van de marktaandelen op hetzelfde niveau plaats, namelijk op dat van de verkoop. Het argument was dus feitelijk onjuist en werd daarom door de Commissie afgewezen.

    (25)

    Dezelfde producent-exporteur heeft ook aangevoerd dat de gevolgen van de economische recessie voor de producenten-exporteurs waarschijnlijk aanleiding waren zich op de binnenlandse markt te concentreren. Desondanks is, zoals hierboven uiteengezet, het marktaandeel van de invoer uit de VRC in de Unie groter geworden. Bovendien heeft hij naar eigen zeggen zijn producten niet met dumping naar de Unie verkocht en heeft hij bewijsmateriaal verstrekt waaruit blijkt dat de door hem naar de Unie verkochte hoeveelheden in de periode van maart tot en met mei 2020 zijn teruggelopen. Er moet echter aan worden herinnerd dat de voorwaarden voor registratie moeten worden gecontroleerd op het niveau van de gehele markt van de Unie en voor de gehele invoer uit de VRC, en dat om die reden de verkoophoeveelheden van individuele producenten-exporteurs niet relevant zijn. Tot slot heeft de producent-exporteur argumenten met betrekking tot een vermeende mededingingsverstorende strategie van de klager aangevoerd, die echter voor deze analyse evenmin relevant zijn.

    (26)

    De Commissie was derhalve van oordeel dat bovenbedoelde cijfers bij beide scenario’s, ondanks de daling in absolute termen bij de ingevoerde producten als gevolg van de marktomstandigheden, het bewijs waren voor een aanzienlijke relatieve toename van de invoer, en concludeerde derhalve dat ook aan het tweede criterium van het registratieverzoek was voldaan.

    3.3.   Ondermijning van de corrigerende werking van het recht

    (27)

    De Commissie beschikt over voldoende aanwijzingen waaruit blijkt dat door een verdere stijging van de invoer uit de VRC bij verder dalende prijzen bijkomende schade zou worden veroorzaakt.

    (28)

    Zoals vastgesteld in de overwegingen 19 en 20, is er volgens beide methoden voldoende bewijs dat de invoer uit de VRC in de periode van maart tot en met mei 2020 aan marktaandeel heeft gewonnen en dat het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie in deze periode is gedaald van ongeveer 78 % tot 74 %.

    (29)

    Bovendien bevatte het verzoek bewijsmateriaal over de gemiddelde prijzen van de invoer uit de VRC. Dit bewijsmateriaal is door de Commissie getoetst aan de gegevens in het dossier. De gemiddelde prijs van de invoer onder de vijf codes van de posten 7604 en 7608 is gedaald van 3 029 EUR per ton in de periode van maart tot en met mei 2019 tot 3 010 EUR per ton in de periode van maart tot en met mei 2020, een daling met 1 %. De gemiddelde prijs van de invoer onder de zes GN-codes (met gebruikmaking van de methode uit de klacht) steeg in dezelfde periode met 3 %, van 2 994 EUR per ton in de periode van maart tot en met mei 2019 tot 3 086 EUR per ton. Deze relatief geringe prijswijzigingen lijken erop te wijzen dat de door deze invoer uitgeoefende prijsdruk vergelijkbaar blijft met de in de klacht vermelde prijsdruk.

    (30)

    Rekening houdend met het feit dat de bedrijfstak voor aluminium extrusies hoge vaste kosten kent, is het bovendien duidelijk dat de daling van het marktaandeel en de productie in de periode van maart tot en met mei 2020 zal leiden tot een daling van de winstgevendheid.

    (31)

    Deze feiten tonen aan dat de verdere aanzienlijke relatieve toename van de invoer de corrigerende werking van de toe te passen rechten ernstig dreigt te ondermijnen. Er kan namelijk redelijkerwijs worden aangenomen dat het marktaandeel van de invoer van het betrokken product vóór de vaststelling van eventuele voorlopige maatregelen nog zal toenemen, aangezien die maatregelen uiterlijk rond 13 oktober 2020 zouden worden vastgesteld.

    (32)

    Een dergelijke verdere toename van de invoer na de inleiding van de procedure zal dus waarschijnlijk, gezien het tijdstip waarop en de omvang waarin deze plaatsvindt en andere omstandigheden (bijvoorbeeld de overcapaciteit in de VRC en het prijsbeleid van de Chinese producenten-exporteurs als in de klacht beschreven), de corrigerende werking van eventuele definitieve rechten ernstig ondermijnen, tenzij die rechten met terugwerkende kracht zouden worden toegepast.

    (33)

    De Commissie concludeerde derhalve dat ook aan het derde criterium voor de registratie van de invoer was voldaan.

    3.4.   Conclusie

    (34)

    De Commissie heeft derhalve geconcludeerd dat er voldoende bewijsmateriaal is om de registratie van de invoer van het betrokken product overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisverordening te rechtvaardigen.

    4.   PROCEDURE

    (35)

    Alle belanghebbenden wordt verzocht hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en bewijsmateriaal in te dienen. Bovendien kan de Commissie belanghebbenden horen, mits zij daar schriftelijk om verzoeken en kunnen aantonen dat er bijzondere redenen zijn om hen te horen.

    5.   REGISTRATIE

    (36)

    Overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisverordening moet de invoer van het betrokken product worden geregistreerd zodat, indien het onderzoek leidt tot de instelling van antidumpingrechten, deze rechten overeenkomstig de geldende wettelijke bepalingen met terugwerkende kracht op de geregistreerde invoer kunnen worden geheven indien aan de vereiste voorwaarden is voldaan.

    (37)

    Eventuele toekomstig verschuldigde rechten zullen voortvloeien uit de bevindingen van het antidumpingonderzoek.

    (38)

    In de klacht waarin om de opening van een antidumpingonderzoek wordt verzocht, wordt voor het betrokken product de gemiddelde dumpingmarge op maximaal 37 % geraamd en de gemiddelde schademarge op meer dan 40 %. Op basis daarvan kan het bedrag aan mogelijke toekomstig verschuldigde rechten worden geraamd op het niveau van de dumpingmarge die volgens de klacht zou bestaan, namelijk maximaal 37 % ad valorem op de cif-waarde bij invoer van het betrokken product.

    6.   VERWERKING VAN PERSOONSGEGEVENS

    (39)

    Persoonsgegevens die in het kader van dit onderzoek worden verzameld, zullen worden behandeld in overeenstemming met Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (4),

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1.   Overeenkomstig artikel 14, lid 5, van Verordening (EU) 2016/1036 wordt de douaneautoriteiten opgedragen passende maatregelen te nemen om de invoer in de Unie te registreren van staven, profielen (ook indien hol), buizen en pijpen, niet-geassembleerd, al dan niet gereedgemaakt voor gebruik in constructiewerken (bv. op maat gesneden, van gaten voorzien, gebogen, afgeschuind, met schroefdraad), vervaardigd uit aluminium, al dan niet gelegeerd, met een aluminiumgehalte van niet meer dan 99,3 %, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7604 10 10, ex 7604 10 90, 7604 21 00, 7604 29 10, 7604 29 90, ex 7608 10 00, 7608 20 81, 7608 20 89 en ex 7610 90 90 (Taric-codes 7604101011, 7604109011, 7604109025, 7604109080, 7608100011, 7608100080 en 7610909010), van oorsprong uit de Volksrepubliek China. De volgende producten blijven buiten beschouwing:

    i)

    producten die met elkaar zijn verbonden (bv. door lassen of met behulp van bevestigingsmiddelen) om subassemblages te vormen;

    ii)

    gelaste buizen en pijpen;

    iii)

    producten die in een kit zijn verpakt met de onderdelen die nodig zijn voor de assemblage van een eindproduct zonder dat de onderdelen verdere af- of bewerking moeten ondergaan (“kit voor eindproducten”).

    2.   De registratie wordt negen maanden na de datum van inwerkingtreding van de onderhavige verordening beëindigd.

    3.   Alle belanghebbenden wordt verzocht uiterlijk 21 dagen na de datum van bekendmaking van de onderhavige verordening hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken, bewijsmateriaal in te dienen of te verzoeken te worden gehoord.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 21 augustus 2020.

    Voor de Commissie

    De voorzitter

    Ursula VON DER LEYEN


    (1)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.

    (2)  PB C 51 van 14.2.2020, blz. 26.

    (3)  Na de opening van het onderzoek werden onder de overige in overweging 4 genoemde Taric-codes (7604101011, 7604109011, 7604109025, 7604109080, 7608100011, 7608100080) slechts verwaarloosbare hoeveelheden van het betrokken product ingevoerd.

    (4)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).


    Top