EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32020H0723(01)

Aanbeveling van de Raad van 20 juli 2020 over het economisch beleid van de eurozone 2020/C 243/01

ST/6301/2020/INIT

PB C 243 van 23.7.2020, p. 1–7 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

23.7.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 243/1


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 20 juli 2020

over het economisch beleid van de eurozone

(2020/C 243/01)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 136, in samenhang met artikel 121, lid 2,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De eurozone zet haar expansie voort, maar er is sprake van onderling verbonden risico’s voor de vooruitzichten en de toekomst is onzeker. Bovendien dreigt een verdere langdurige periode van lage groei en inflatie als gevolg van een zwakke productiviteit en een vergrijzende bevolking. De outputgap is sinds 2017 weliswaar positief geworden en bedroeg in 2018 0,7 % van het potentiële bruto binnenlands product (bbp), maar verwacht wordt dat de potentiële groei onder het niveau van vóór de crisis zal blijven (3). De kerninflatie is in 2018 en 2019 binnen de bandbreedte van 1 à 1,5 % gebleven en volgens de prognoses zal zij in 2020 en 2021 in de buurt van 1,5 % blijven. De verbetering van de arbeidsmarktindicatoren houdt aan, zij het in een trager tempo. De werkgelegenheidsgroei zal naar verwachting verder vertragen. Daarnaast blijven er uitdagingen op het gebied van de kwaliteit van banen bestaan. De nominale loongroei is krachtiger geworden en is in 2018 op ongeveer 2,25 % uitgekomen, na verscheidene jaren minder dan 2,0 % te hebben bedragen. Geraamd wordt dat hij in 2019 ongeveer 2,5 % bedroeg en dat hij in de periode 2020‐2021 wederom zal afnemen tot 2,25 %. In weerwil van de gunstige arbeidsmarktomstandigheden laten de reële lonen slechts een langzame en beperkt blijvende stijging zien, die in 2018 onder de 1 % bleef, en die voor 2019 op ongeveer hetzelfde niveau en voor 2020 en 2021 op 0,7 % respectievelijk 0,8 % wordt geraamd. Zoals uiteengezet in het waarschuwingsmechanismeverslag voor 2020 dat op 17 december 2019 door de Commissie is aangenomen, wordt voorspeld dat het overschot op de lopende rekening van de eurozone zal teruglopen, maar dicht bij de piek zal blijven. De tekortlidstaten hebben hun tekort op de lopende rekening teruggedrongen of naar een overschot omgebogen, maar blijven toch grote negatieve internationale netto-investeringsposities vertonen.

Hoewel sommige lidstaten hun overschot op de lopende rekening hebben teruggedrongen, blijven zij tegelijkertijd onverminderd grote overschotten op de lopende rekening boeken, waardoor hun internationale netto-investeringsposities alsmaar verder toenemen. De dynamiek van het saldo van de lopende rekening in de eurozone wordt beïnvloed door een verzwakkende buitenlandse vraag. Dat geldt vooral voor exportgeoriënteerde lidstaten met grote overschotten op de lopende rekening, omdat deze sterk afhankelijk zijn van de buitenlandse exportvraag. Een gunstige vraagdynamiek is eveneens van belang, en lidstaten met een groot overschot zouden ook kunnen bijdragen aan het evenwichtsherstel door betere randvoorwaarden voor loongroei te creëren, met inachtneming van de rol van de sociale partners, en publieke en particuliere investeringen te verhogen.

(2)

Om het groeipotentieel te verhogen en tegelijkertijd de ecologische en sociale duurzaamheid te verzekeren en een reële convergentie tussen de eurozonelidstaten te bevorderen, zijn structurele hervormingen ter versterking van duurzame groei en investeringen in materieel en immaterieel kapitaal vereist om de productiviteit naar een hoger peil te tillen. Dat zou vooral ten goede komen aan de lidstaten met een duidelijk lager groeipotentieel dan het gemiddelde van de eurozone. Dat is ook noodzakelijk om te voorkomen dat de economie van de eurozone ten prooi valt aan een langdurige periode van lage potentiële groei en productiviteit, van lage prijsinflatie en loongroei en van toenemende ongelijkheid. Hervormingen en investeringen blijven van cruciaal belang om de eurozone in staat te stellen haar groei een nieuw elan te geven, weerstand te bieden aan de toenemende druk op de middellange tot lange termijn, onder meer als gevolg van een verslechterende demografie, en gemakkelijker de omschakeling naar een duurzame economie te maken, wat de eurozone en haar lidstaten zal helpen de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties te verwezenlijken.

(3)

Het economische effect van de klimaatverandering, een van de grootste systeemrisico’s waarmee de wereldeconomie, financiële stelsels en samenlevingen vandaag worden geconfronteerd, begint zichtbaar te worden. De risico’s voor de mondiale economie van de klimaatverandering en, meer in het algemeen, van de achteruitgang van het milieu worden steeds tastbaarder en zullen wijdverspreide gevolgen hebben, ook voor de meest kwetsbaren in onze samenlevingen. Indien geen passende begeleidende maatregelen worden genomen, kunnen zich negatieve effecten voordoen op de veerkracht van onze economieën, op de inclusiviteit en op het groeipotentieel op lange termijn. In die context zijn investeringen en de totstandbrenging van financiële en regelgevingsvoorwaarden voor een ordelijke transitie naar een duurzame economie van essentieel belang. Als de milieu- en klimaatuitdagingen op de juiste manier worden aangepakt, zijn ze ook een kans om de Europese economie een nieuwe impuls te geven in de richting van duurzame ontwikkeling. Met dat doel voor ogen heeft de Commissie als groeistrategie voor Europa een Europese “Green Deal” voorgesteld, die een voorstel voor de eerste Europese klimaatwet zal omvatten waarin de doelstelling van klimaatneutraliteit in 2050 in wetgeving zal worden verankerd. Tegelijkertijd zal bij de omschakeling naar een groene economie rekening moeten worden gehouden met de gevolgen daarvan voor de verschillende geledingen van de samenleving. Investeringen ter bevordering van de omschakeling naar een duurzame economie zullen vergezeld moeten gaan van koolstofbeprijzing, geschikte regelgeving in alle sectoren, en investeringen in vaardigheden en steun bij het veranderen van baan om ervoor te zorgen dat alle burgers de vruchten van technologische verandering kunnen plukken, vooral in de sectoren en regio’s met een achterstand op het gebied van digitale en groene transitie.

(4)

Het mobiliseren van publieke en private middelen voor investeringen in de groene en digitale transitie kan de groei op korte termijn helpen schragen en het hoofd helpen bieden aan de uitdagingen op lange termijn waar onze economieën voor staan. De digitale revolutie kan weliswaar kansen op het gebied van productiviteit, groei en banencreatie bieden, maar zij kan ook uitdagingen met zich meebrengen, met name voor lager opgeleide werknemers, die de nodige vaardigheden ontberen om met nieuwe technologieën te werken. Het feit dat eurozonelidstaten in een verschillend tempo op de digitale economie overstappen, kan een aanzienlijk risico inhouden voor de convergentie en de macro-economische stabiliteit. Dat risico kan nog worden vergroot door sterke agglomeratie-effecten, die veelal grote steden ten goede komen, en door de vaak bij digitale technologieën voorkomende “winner takes all”-dynamiek, die de ongelijkheid nog kan doen toenemen en negatieve gevolgen kan hebben voor de convergentie. Investeringen moeten worden toegespitst op het genereren van onderzoek en innovatie, maar ook op een bredere verspreiding van innovaties over de gehele economie.

(5)

Een beter gecoördineerde investeringsstrategie in combinatie met een grotere hervormingsinspanning op het niveau van de eurozone zou instrumenteel zijn om duurzame groei te ondersteunen en een antwoord te bieden op langetermijnuitdagingen als klimaattransitie en technologische omschakeling. Het begrotingsinstrument voor convergentie en concurrentievermogen zou eurozonelidstaten financiële steun verschaffen voor de uitvoering van voorstellen die in de regel uit hervormings- en investeringspakketten moeten bestaan. Ook met InvestEU, dat tevens een bijdrage zal leveren aan het investeringsplan voor een duurzaam Europa, wordt beoogd aanvullende investeringen aan te trekken om innovatie en banenschepping in de Unie verder te bevorderen, onder meer door duurzame infrastructuur te financieren. Ook de fondsen voor het cohesiebeleid, die een cruciale rol spelen in het ondersteunen van onze regio’s en plattelandsgebieden, dragen bij tot de technologische en klimaattransitie doordat zij duurzame ontwikkeling bevorderen. De Europese Investeringsbank bestemt reeds 25 % van haar totale financiering voor klimaatinvesteringen en heeft aangekondigd dat zij dat aandeel wil verdubbelen. Om de duurzaamheidsdoelstellingen van de Unie te verwezenlijken, is het van essentieel belang om op nationaal en subnationaal niveau investeringsprojecten uit te voeren die betrekking hebben op aanpassing aan en beperking van klimaatverandering, energietransitie, decarbonisatie of de circulaire economie. Investeringen in netwerkindustrieën en infrastructuur kunnen het concurrentievermogen van de eurozone helpen verbeteren en de transitie naar duurzamer vervoer bevorderen. Daarnaast zijn investeringen in immateriële activa zoals onderzoek en ontwikkeling, en vaardigheden eveneens van vitaal belang om de eurozone voor te bereiden op de zich aandienende uitdagingen.

(6)

De effecten van de economische expansie van de afgelopen jaren hebben zich binnen de lidstaten en in de verschillende regio’s en lidstaten niet in gelijke mate doen gevoelen. Hoewel het beschikbaar inkomen onlangs is gestegen, ligt het in diverse eurozonelidstaten nog steeds lager dan vóór de crisis. Het aantal mensen dat met armoede of sociale uitsluiting wordt bedreigd, loopt in de meeste lidstaten terug en ligt thans vijf miljoen lager dan de in 2012 bereikte piek, maar blijft in de eurozone boven het niveau van 2008. Na een periode van toegenomen divergenties zijn sommige lidstaten de afgelopen paar jaar geconvergeerd naar de best presterende lidstaten wat bbp per hoofd betreft. Het inkomensaandeel van de hoogste inkomensgroep is de voorbije tien jaar echter langzaam gestegen en er bestaan nog steeds grote divergenties tussen de lidstaten. Ter bevordering van opwaartse convergentie binnen en tussen lidstaten is het van belang een beleid voor te staan dat zowel op meer efficiëntie als op grotere billijkheid is gericht, conform de VN-doelstellingen voor duurzame ontwikkeling. Een dergelijk beleid zou uitmonden in betere macro-economische resultaten met een gelijkere verdeling van de voordelen over de samenleving als geheel, hetgeen ook de cohesie binnen de eurozone ten goede komt.

(7)

Een consistente en evenwichtige macro-economische beleidsmix van de eurozone, die het monetaire, budgettaire en structurele beleid omvat, is van cruciaal belang om een solide, inclusieve en duurzame economische groei te realiseren en doeltreffend te reageren op de aanhoudend lage inflatie, de versomberende vooruitzichten en de risico’s voor de groei op lange termijn. De Europese Centrale Bank houdt vast aan een accommoderend monetair beleid om de inflatie in de richting te helpen duwen van haar inflatiedoelstelling op middellange termijn en tegelijkertijd groei en banenschepping te ondersteunen. Het begrotingsbeleid moet de monetaire beleidskoers aanvullen. Hetzelfde geldt voor structurele hervormingen in verschillende sectoren, zoals onder meer die welke noodzakelijk zijn om de architectuur van de economische en monetaire unie (EMU) te voltooien.

(8)

Coördinatie van het nationale begrotingsbeleid met volledige inachtneming van het stabiliteits- en groeipact, waarbij tegelijkertijd rekening wordt gehouden met de beschikbare budgettaire ruimte en de overloopeffecten tussen lidstaten, ondersteunt de goede werking van de EMU. Verwacht wordt dat de begrotingskoers van de eurozone in 2020 en 2021 vrijwel neutraal tot licht expansief zal zijn. Tegelijkertijd is het door de lidstaten gevoerde nationale begrotingsbeleid nog steeds niet gedifferentieerd genoeg. Indien de lidstaten met een hoge overheidsschuld een prudent begrotingsbeleid voeren, zou hun overheidsschuld op een neerwaarts pad worden gebracht, zouden zij minder kwetsbaar zijn voor schokken en zouden de automatische stabilisatoren in geval van een economische neergang ten volle kunnen functioneren. Daartegenover staat dat het verder verhogen van investeringen en andere productieve uitgaven in lidstaten met een gunstige begrotingssituatie de groei op korte en middellange termijn zou schragen en tegelijkertijd de economie van de eurozone zou helpen herbalanceren. Mochten de neerwaartse risico’s werkelijkheid worden, dan moeten de budgettaire antwoorden worden gedifferentieerd, met het oog op een meer ondersteunend beleid op geaggregeerd niveau en met volledige inachtneming van het stabiliteits- en groeipact. Er moet rekening worden gehouden met landspecifieke omstandigheden en procyclisch beleid moet zo veel mogelijk worden vermeden. De lidstaten moeten klaarstaan om het beleid in de Eurogroep te coördineren.

(9)

Budgettaire structurele hervormingen blijven van cruciaal belang om de budgettaire houdbaarheid te verbeteren, het groeipotentieel te versterken en een doeltreffend anticyclisch begrotingsbeleid mogelijk te maken in geval van een economische neergang. In combinatie met regelmatige en grondige uitgaventoetsingen en doeltreffende en transparante aanbestedingsprocedures voor overheidsopdrachten kunnen goed functionerende nationale begrotingskaders leiden tot effectievere en efficiëntere overheidsuitgaven en tot een geloofwaardiger en kwaliteitsvoller begrotingsbeleid. Een verbeterde samenstelling van de nationale begrotingen, zowel aan de ontvangsten- als aan de uitgavenzijde, onder meer door middelen te verschuiven naar overheidsinvesteringen in het kader van goed ontworpen investeringsstrategieën en door groene begrotingsinstrumenten te ontwikkelen, zou het effect van overheidsbegrotingen op de groei vergroten, de productiviteit doen toenemen en een begin maken met het aanpakken van de dringende langetermijnuitdagingen waarmee de transitie naar groene en digitale economieën gepaard gaat. Het vereenvoudigen en moderniseren van de belastingstelsels en het bestrijden van belastingfraude, ‐ontduiking en ‐ontwijking, met name met maatregelen tegen agressieve fiscale planning, rekening houdend met de lopende besprekingen in het Inclusief Kader van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) over de resterende kwesties ten aanzien van grondslaguitholling en winstverschuiving (“BEPS”), zijn van essentieel belang om belastingstelsels efficiënter en rechtvaardiger te maken. Het gemak waarmee mobiele middelen binnen de eurozone kunnen circuleren, is een van de grondslagen van de interne markt, maar creëert ook meer mogelijkheden voor belastingconcurrentie. Coördinatie tussen de lidstaten is derhalve van essentieel belang om winstverschuiving, schadelijke belastingpraktijken en een algehele nivellering naar beneden op het gebied van de vennootschapsbelasting tegen te gaan.

Het zou in dit verband nuttig kunnen zijn om toe te werken naar overeenstemming over een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting en een akkoord over het Inclusief Kader van de OESO over de resterende BEPS-kwesties teneinde de winsttoerekening over landen onder de loep te nemen en een minimale effectieve belasting te garanderen. De belastingdruk in de eurozone is vrij zwaar en ligt te veel op arbeid, terwijl vastgoed- of milieubelastingen slechts een zeer klein deel van de belastinginkomsten uitmaken. Laatstgenoemde twee belastingen kunnen echter minder schadelijk uitvallen voor groei en arbeidsvraag en ‐aanbod. Een versterkt beroep op milieubelastingen kan bijdragen tot duurzame groei door stimulering van “groener” gedrag bij consumenten en producenten. Bij de belastingheffing moet beter rekening worden gehouden met de klimaatdimensie en moeten emissies en koolstoflekkage consequenter worden aangepakt. Het bevorderen van wereldwijd gecoördineerd optreden zou de doeltreffendheid van die maatregelen nog verder verbeteren. Om de transitie naar een groene economie te vergemakkelijken, zal daarom worden voorgesteld het uitstippelen van een voor de nakoming van toezeggingen op milieugebied bevorderlijk begrotingsbeleid te stimuleren, en Richtlijn 2003/96/EG van de Raad (4) te herzien alsmede een WTO-conform mechanisme voor koolstofcorrectie aan de grens indien noodzakelijk ter vermijding van koolstoflekkage.

(10)

Structurele en institutionele hervormingen die tot een scherpere concurrentie op de productmarkten leiden, een efficiënt gebruik van de hulpbronnen bevorderen en in een beter bedrijfsklimaat en overheidsdiensten van hogere kwaliteit, waaronder een doeltreffende justitie, resulteren, zijn belangrijk voor de veerkracht van de eurozonelidstaten. Veerkrachtige economische structuren en passend beleid voorkomen dat van schokken aanzienlijke en langdurige effecten op het inkomen en het arbeidsaanbod uitgaan, en kunnen de werking van het budgettaire en monetaire beleid faciliteren en divergenties binnen de perken houden, vooral bij een economische neergang, waardoor gunstigere omstandigheden voor duurzame en inclusieve groei worden geschapen. Een betere coördinatie en implementatie van structurele hervormingen, en met name van de hervormingen die in de landspecifieke aanbevelingen worden voorgeschreven, kunnen positieve overloopeffecten tussen lidstaten sorteren. In dat opzicht kunnen de nationale comités voor de productiviteit een belangrijke rol spelen in het vergroten van de betrokkenheid bij de hervormingen en in het verbeteren van de implementatie ervan. Tevens zijn er hervormingen vereist om het hoofd te bieden aan dringende uitdagingen op lange termijn, zoals klimaattransitie en technologische omschakeling. De verdieping van de integratie van de eengemaakte markt, die een belangrijke aanjager van groei en convergentie tussen de lidstaten is gebleken, kan ook bijdragen tot de bevordering van de productiviteitsgroei.

(11)

De Europese pijler van sociale rechten bevat twintig beginselen ter bevordering van gelijke kansen en toegang tot de arbeidsmarkt, eerlijke arbeidsvoorwaarden en sociale bescherming en inclusie. Daarmee wordt beoogd de koers uit te zetten voor het stimuleren van opwaartse convergentie in de richting van betere arbeids- en levensomstandigheden. Sterkere en meer inclusieve economieën en samenlevingen kunnen op hun beurt de veerkracht van de Unie en de eurozone vergroten. Hervormingen en investeringen in vaardigheden, veranderingen van baan en een doeltreffendere sociale bescherming zijn eveneens van belang ter flankering van een rechtvaardige en eerlijke transitie naar een groene en digitale economie. De volledige implementatie van de pijler op alle niveaus met inachtneming van de respectieve bevoegdheden zal essentieel zijn voor de bevordering van opwaartse convergentie.

(12)

Hervormingen die de arbeidsmarktparticipatie verhogen, de jongerenwerkloosheid en de langdurige werkloosheid verminderen, de creatie van hoogwaardige banen stimuleren, succesvolle arbeidsmarkttransities ondersteunen, segmentering verminderen en het sociale overleg bevorderen, kunnen bijdragen tot het versterken van inclusieve groei, het verbeteren van de economische veerkracht en de automatische stabilisatie, het terugdringen van ongelijkheden en het aanpakken van armoede en sociale uitsluiting. Individuele ondersteuning bij het veranderen van baan, opleiding en omscholing zijn van het grootste belang om een snelle herinschakeling van werkzoekenden te bevorderen. Een actief arbeidsmarktbeleid moet goed worden geïntegreerd in het sociaal beleid en moet de actieve inclusie in de arbeidsmarkt en de samenleving bevorderen. Levenslange toegang tot onderwijs en opleiding van hoge kwaliteit vergt passende investeringen om het menselijk potentieel en de vaardigheden te verbeteren, ook in het licht van de digitale en groene transitie. Deze maatregelen dragen bij tot een verbetering van de inzetbaarheid, de productiviteit, het innovatievermogen en de verloning op middellange en langere termijn, wat aan de veerkracht van de eurozone ten goede komt. De wetgeving op arbeidsbescherming moet zorgen voor eerlijke en fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden voor alle werknemers, vooral gelet op de opkomende atypische vormen van werkgelegenheid die nieuwe kansen bieden maar ook nieuwe uitdagingen op het gebied van werkzekerheid en sociale bescherming scheppen.

Ook effectieve en houdbare socialezekerheidsstelsels zijn van cruciaal belang om een toereikend inkomen en toegang tot kwaliteitsdiensten te waarborgen. Pensioenhervormingen en beleidsmaatregelen ter bevordering van het evenwicht tussen werk en privéleven kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het stimuleren van de arbeidsmarktparticipatie, hetgeen de langetermijnhoudbaarheid van de Europese socialezekerheidsstelsels moet waarborgen. Het zou nuttig zijn om bij het verlichten van de belastingdruk op arbeid vooral aandacht te besteden aan lage inkomens en tweede verdieners. Het is van cruciaal belang dat de sociale partners bij de hervormingen op sociaal, economisch en werkgelegenheidsgebied worden betrokken, zodat op een grotere inzet en steun bij de implementatie van de hervormingen kan worden gerekend. Ook de betrokkenheid van maatschappelijke organisaties is nuttig. Het is belangrijk dat collectieve overeenkomsten bijdragen aan de doelstellingen van aanbevelingen 1 tot en met 5 hieronder, met volledige inachtneming van de autonomie van sociale partners.

(13)

De financiële sector van de eurozone is solider geworden sinds de crisis, al zijn er nog altijd kwetsbare punten die moeten worden aangepakt. De hoge schuldenlast van bedrijven en huishoudens, waartoe de bevoordeling van schulden in veel nationale belastingstelsels bijdraagt, kan een bron van risico vormen. De noodzaak om de bedrijfsmodellen van banken aan te passen, de lage rentestand en de toenemende concurrentie van andere vormen van financiering zetten de winstgevendheid van banken verder onder druk. Bij de risicoreductie zijn gestage vorderingen gemaakt, met name wat betreft het verminderen van niet-renderende leningen (“NPL”). Dat neemt evenwel niet weg dat waar de NPL-percentages hoog blijven, verdere volgehouden inspanningen noodzakelijk zijn, en dat alle lidstaten een passend beleid moeten voeren om de opbouw van niet-renderende leningen te voorkomen. In maart 2018 heeft de Commissie een risicoreductiepakket gepresenteerd, zowel om de aanpak van resterende niet-renderende leningen te faciliteren als om te voorkomen dat er nieuwe worden opgebouwd. Als onderdeel van de wetgevingsmaatregelen met betrekking tot niet-renderende leningen is in april 2019 Verordening (EU) 2019/630 van het Europees Parlement en de Raad (5) vastgesteld waarbij een wettelijke prudentiële achtervang wordt ingevoerd om het risico te vermijden dat voor toekomstige niet-renderende leningen onvoldoende voorzieningen worden aangelegd. Er moet verdere vooruitgang worden geboekt bij de aanpak van het probleem van de niet-renderende leningen, met name door werk te maken van de ontwerprichtlijn inzake secundaire NPL-markten.

Er is reeds vooruitgang geboekt met het verbeteren van het bestaande kader voor de bestrijding van witwassen. Zoals in de in juli 2019 gepubliceerde Commissieverslagen evenwel is benadrukt, is in de Unie een bredere benadering ten aanzien van de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terroristische activiteiten noodzakelijk om de geconstateerde structurele tekortkomingen te verhelpen. In het bijzonder moeten te dien einde manieren worden gezocht om meer harmonisatie, een beter toezicht en het handhaven van de voorschriften via een optreden van de Unie te bewerkstelligen.

(14)

De versterking van de bankenunie is al sinds 2013 een prioriteit, zulks met het oog op het waarborgen van de financiële stabiliteit, het terugdringen van de financiële fragmentatie en het beschermen van de kredietverstrekking aan de economie in tijden van crisis. Daarmee zijn verdere vorderingen gemaakt, mede door het akkoord over het rechtskader van het Europees stabiliteitsmechanisme (ESM) met betrekking tot het gemeenschappelijk achtervangmechanisme voor het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds (“GAF”), maar het is noodzakelijk de bankenunie nog verder te versterken. In dat verband heeft de Eurotop de Eurogroep opgedragen om op basis van consensus de werkzaamheden inzake het ESM-hervormingspakket voort te zetten in afwachting van de nationale procedures en verder te werken aan alle elementen voor het verder versterken van de bankenunie. Er is een werkgroep op hoog niveau opgezet om te werken aan een routekaart die het uitgangspunt zal vormen voor de politieke onderhandelingen over de oprichting van een Europees depositoverzekeringsstelsel. Het is belangrijk hiermee door te gaan om ten volle profijt te trekken van de voordelen van de bankenunie in termen van particuliere risicodeling, financiële stabiliteit en economische groei, en tegelijk de mogelijkheden voor arbitrage tussen lidstaten te verminderen. Uiteindelijk moet daarmee de financiële en economische soevereiniteit van Europa gewaarborgd worden. Te dien einde moet zonder verwijl en met hetzelfde ambitieniveau worden voortgewerkt aan alle onderdelen, waaronder die welke in de groep op hoog niveau inzake het depositoverzekeringsstelsel zijn besproken. De werkzaamheden met betrekking tot het ESM-hervormingspakket moeten worden afgerond, waaronder de invoering van het achtervangmechanisme voor het GAF. Het achtervangmechanisme voor het GAF moet in werking worden gesteld, zelfs eerder dan gepland indien voldoende voortgang is geboekt bij de beperking van risico’s.

Er moet worden voortgewerkt aan oplossingen om de tekortkomingen in het huidige systeem voor liquiditeitsverstrekking bij afwikkeling weg te werken. De Commissie heeft uiteindelijk alle maatregelen getroffen die in het actieplan voor de kapitaalmarktenunie van 2015 waren aangekondigd. Er blijven echter wettelijke, fiscale en regelgevende belemmeringen bestaan voor de oprichting van een kapitaalmarktenunie, en er zijn hernieuwde inspanningen nodig om deze weg te werken, met name wat betreft de voorschriften inzake toegang tot financiering, bepaalde verschillen op het gebied van insolventie en belastingen, en om te komen tot hoge, doeltreffende en convergente toezichtsnormen.

(15)

Voor het versterken van de architectuur van de EMU is het noodzakelijk dat de in de verklaring van de Eurotop van december 2019 aangegeven maatregelen prioriteit krijgen, en dat de besprekingen over de overige aspecten worden voortgezet. In de mededeling van de Commissie van 12 juni 2019 met de titel “De verdieping van de Europese economische en monetaire unie: een balans vier jaar na het verslag van de vijf voorzitters” wordt de actuele stand van zaken uiteengezet en wordt aangegeven op welke terreinen de hervormingsinspanningen op korte en middellange termijn moeten worden toegespitst. Wat de economische unie betreft, zijn enige vorderingen gemaakt met het bereiken van een politiek akkoord over de kenmerken van een begrotingsinstrument voor convergentie en concurrentievermogen voor de eurozone. Onder voorbehoud van de voltooiing van de nationale procedures is een beginselakkoord bereikt over de verdere ontwikkeling van het ESM en de herziening van het ESM-verdrag. In de Raad is evenwel nog geen consensus bereikt over een budgettaire stabilisatiefunctie voor de eurozone, noch over een hervorming van de governance van de eurozone.

(16)

De verdieping van de EMU zou leiden tot betere macro-economische uitkomsten. Een onvoltooide EMU zet immers een rem op de financiële integratie. Dat beperkt de financieringsmogelijkheden voor de hoognodige investeringen ter bevordering van een inclusieve, productieve, duurzame en stabiele economie. Een onvoltooide EMU belemmert tevens een soepele transmissie van het monetaire beleid in de eurozone als geheel en heeft tot gevolg dat Europa minder goed in staat is zijn economische lot in eigen handen te nemen. Indien overeengekomen, zou een centrale budgettaire stabilisatiefunctie de capaciteit van de lidstaten van de eurozone om een anticyclisch begrotingsbeleid te voeren, aanvullen. De Raad neemt nota van het voornemen van de Commissie een Europees herverzekeringsstelsel voor werkloosheidsuitkeringen voor te stellen om burgers beter te beschermen in geval van economische schokken. Versterking van de EMU is, tezamen met deugdelijk beleid op Europees en nationaal niveau, van het grootste belang om de invloed van Europa in de wereld te vergroten, de internationale rol van de euro te versterken en bij te dragen aan een open, multilaterale en op regels gebaseerde mondiale economie. Het is belangrijk dat hierover verder op open en transparante wijze met de lidstaten buiten de eurozone wordt gediscussieerd, met volledige inachtneming van de interne markt van de Unie.

(17)

Het Comité voor de werkgelegenheid en het Comité voor sociale bescherming zijn geraadpleegd over de sociale en werkgelegenheidsaspecten van deze aanbeveling,

BEVEELT AAN dat de lidstaten van de eurozone in de periode 2020-2021 zowel individueel als collectief binnen de Eurogroep de volgende actie ondernemen:

1.

In de lidstaten van de eurozone met tekorten op de lopende rekening of hoge externe schulden, hervormingen doorvoeren om het concurrentievermogen te verbeteren en de externe schulden af te bouwen. In de lidstaten van de eurozone met grote overschotten op de lopende rekening, de randvoorwaarden voor loongroei verbeteren, met inachtneming van de rol van de sociale partners, en maatregelen implementeren ter bevordering van publieke en particuliere investeringen. In alle lidstaten, de productiviteit bevorderen door het bedrijfsklimaat en de kwaliteit van de instellingen te verbeteren, de veerkracht versterken door te zorgen voor beter functionerende goederen- en dienstenmarkten, in het bijzonder door de eengemaakte markt te verdiepen. Een eerlijke en inclusieve transitie naar een concurrerende groene en digitale economie ondersteunen met behulp van zowel publieke als particuliere materiële en immateriële investeringen.

2.

Beleidsmaatregelen treffen die volledig conform zijn met het stabiliteits- en groeipact en tegelijkertijd publieke en particuliere investeringen bevorderen en de kwaliteit en de samenstelling van de overheidsfinanciën verbeteren. In lidstaten met een hoge overheidsschuld, een prudent beleid voeren om de overheidsschuld op geloofwaardige wijze op een duurzaam neerwaarts pad te brengen. In lidstaten met een gunstige begrotingssituatie, van deze situatie gebruikmaken om hoogwaardige investeringen verder te stimuleren, en tegelijkertijd de langetermijnhoudbaarheid van de overheidsfinanciën handhaven. Mochten de neerwaartse risico’s werkelijkheid worden, dan moeten de budgettaire antwoorden worden gedifferentieerd, met het oog op een meer ondersteunend beleid op geaggregeerd niveau en met volledige inachtneming van het stabiliteits- en groeipact. Er moet rekening worden gehouden met landspecifieke omstandigheden en procyclisch beleid moet zo veel mogelijk worden vermeden. De lidstaten moeten klaarstaan om het beleid in de Eurogroep te coördineren. De effectiviteit van de nationale begrotingskaders en de kwaliteit van de overheidsfinanciën verbeteren en groeivriendelijke fiscale en andere dienstige begrotingsmaatregelen nemen ter bevordering van een duurzame en inclusieve economie. Ondersteunen en implementeren van Uniemaatregelen ter bestrijding van agressieve fiscale planning en ter voorkoming van een nivellering naar beneden op het gebied van de vennootschapsbelasting.

3.

Onderwijs- en opleidingssystemen versterken en investeringen in vaardigheden bevorderen. De doeltreffendheid vergroten van een actief arbeidsmarktbeleid dat arbeidsmarktintegratie en succesvolle arbeidsmarkttransities, onder meer naar meer digitale en groene banen, ondersteunt. De arbeidsmarktparticipatie, waaronder die van vrouwen en kwetsbare groepen, stimuleren en de belastingdruk op arbeid verminderen, met name voor lage inkomens en tweede verdieners. De creatie van hoogwaardige banen, het bieden van eerlijke arbeidsvoorwaarden en het evenwicht tussen werk en privéleven bevorderen, en de arbeidsmarktsegmentatie aanpakken. De toegang tot toereikende en houdbare socialezekerheidsstelsels verbeteren. De sociale dialoog doeltreffender maken en collectieve onderhandelingen stimuleren.

4.

Gevolg geven aan de verklaring van de Eurotop van 13 december 2019 om de bankenunie verder te versterken, met het oog op de voltooiing ervan, door onverwijld en met hetzelfde ambitieniveau te blijven werken aan alle elementen, ook aan die welke in de groep op hoog niveau inzake het Europees depositoverzekeringsstelsel zijn besproken. De werkzaamheden met betrekking tot het ESM-hervormingspakket afronden, waaronder de invoering van het achtervangmechanisme voor het GAF. Het achtervangmechanisme voor het GAF in werking stellen, zelfs eerder dan gepland indien voldoende voortgang is geboekt bij de beperking van risico’s. Verder werk maken van oplossingen om de tekortkomingen in het huidige systeem voor liquiditeitsverstrekking bij afwikkeling weg te werken. Het Europese toezicht- en regelgevingskader versterken, onder meer door te zorgen voor consistent en doeltreffend toezicht en dito handhaving van de antiwitwasregels. De ordelijke afbouw van grote volumes particuliere schulden bevorderen, onder meer door de fiscale bevoordeling van schulden te verminderen. Banken in de eurozone in de gelegenheid blijven stellen hun niveau aan niet-renderende leningen snel terug te dringen en de opbouw van dergelijke leningen voorkomen. Hernieuwde inspanningen leveren om de kapitaalmarktenunie te verdiepen.

5.

Ambitieuze vorderingen maken bij de verdieping van de EMU, met name door de in de verklaring van de Eurotop van 13 december 2019 aangegeven maatregelen snel te realiseren, ook wat betreft het begrotingsinstrument voor convergentie en concurrentievermogen, en andere aspecten te bespreken. Vorderingen op dit gebied zullen ook de internationale rol van de euro versterken en ervoor zorgen dat de economische belangen van Europa beter worden behartigd op wereldniveau. Zij moeten volledig in overeenstemming zijn met de interne markt van de Unie en moeten op open en transparante wijze ten aanzien van de lidstaten buiten de eurozone worden nagestreefd.

Gedaan te Brussel, 20 juli 2020.

Voor de Raad

De voorzitster

J. KLOECKNER


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(3)  Alle prognosecijfers in dit document zijn afkomstig van de najaarsprognoses 2019 van de Europese Commissie.

(4)  Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit (PB L 283 van 31.10.2003, blz. 51).

(5)  Verordening (EU) 2019/630 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 wat betreft minimale verliesdekking voor niet-renderende blootstellingen (PB L 111 van 25.4.2019, blz. 4).


Top