Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32019R0099

    Uitvoeringsverordening (EU) 2019/99 van de Commissie van 22 januari 2019 tot beëindiging van het nieuwe onderzoek naar absorptie van rechten met betrekking tot de invoer van buizen en pijpen van nodulair gietijzer (eveneens bekend als gietijzer met bolgrafiet), van oorsprong uit India, zonder wijziging van de geldende maatregelen

    C/2019/184

    PB L 20 van 23.1.2019, p. 3–7 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2019/99/oj

    23.1.2019   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 20/3


    UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/99 VAN DE COMMISSIE

    van 22 januari 2019

    tot beëindiging van het nieuwe onderzoek naar absorptie van rechten met betrekking tot de invoer van buizen en pijpen van nodulair gietijzer (eveneens bekend als gietijzer met bolgrafiet), van oorsprong uit India, zonder wijziging van de geldende maatregelen

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) („de basisverordening”), en met name artikel 9, lid 2, en artikel 12,

    Overwegende hetgeen volgt:

    1.   PROCEDURE

    1.1.   Geldende maatregelen

    (1)

    Momenteel geldt een definitief antidumpingrecht dat werd ingesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/388 van de Commissie (2) tot instelling van een definitief antidumpingrecht op buizen en pijpen van nodulair gietijzer (eveneens bekend als gietijzer met bolgrafiet), van oorsprong uit India, zoals gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1369 (3).

    (2)

    Op het betrokken product is tevens een definitief compenserend recht van toepassing dat werd ingesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/387 van de Commissie (4). Het compenserend recht is echter geen voorwerp van dit nieuwe onderzoek.

    1.2.   Verzoek om nieuw onderzoek naar absorptie van rechten

    (3)

    De Commissie heeft een verzoek ontvangen om de geldende antidumpingmaatregelen te onderwerpen aan een nieuw onderzoek naar absorptie van rechten op grond van artikel 12 van de basisverordening.

    (4)

    Het verzoek werd op 16 maart 2018 ingediend door Saint-Gobain PAM, Saint-Gobain PAM Deutschland GmbH, Saint-Gobain PAM España SA en Duktus (Production) GmbH („de indieners van het verzoek”), vier producenten in de Unie die meer dan 90 % van de totale productie van buizen en pijpen van nodulair gietijzer in de Unie voor hun rekening nemen.

    (5)

    De indieners van het verzoek hebben voldoende bewijsmateriaal verstrekt dat een heropening van het antidumpingonderzoek rechtvaardigt. Zij hebben aangevoerd dat de prijzen bij wederverkoop aan niet-verbonden afnemers in de Unie na het oorspronkelijke onderzoek en na de instelling van het antidumpingrecht zijn gedaald, zodat de geldende maatregelen niet de beoogde corrigerende werking hadden. Uit het bij het verzoek gevoegde bewijsmateriaal is gebleken dat de daling van de wederverkoopprijzen niet door andere factoren kon worden verklaard, zoals veranderingen van de grondstoffenprijzen.

    1.3.   Heropening van antidumpingonderzoek

    (6)

    Op 30 april 2018 heeft de Commissie de heropening van het antidumpingonderzoek aangekondigd door bekendmaking van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie („bericht van heropening”) (5).

    (7)

    Het nieuwe onderzoek heeft betrekking op het huidige antidumpingrecht van 14,1 % dat is opgelegd aan Jindal Saw Limited („Jindal”) en aan haar verbonden ondernemingen alsmede aan „alle andere ondernemingen”, zoals vastgesteld in artikel 1 van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/388.

    1.4.   Belanghebbenden

    (8)

    In het bericht van heropening zijn de belanghebbenden verzocht om met de Commissie contact op te nemen teneinde aan het nieuwe onderzoek mee te werken. Daarnaast heeft de Commissie specifiek de indieners van het verzoek, de haar bekende betrokken producenten-exporteurs en importeurs alsmede de autoriteiten van het betrokken land in kennis gesteld van de opening van het nieuwe onderzoek naar absorptie van rechten en hen verzocht daaraan mee te werken.

    (9)

    De belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord door de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures. Jindal heeft om een hoorzitting met de Commissie verzocht en is gehoord.

    1.5.   Nieuw onderzoek van producenten-exporteurs

    (10)

    De Commissie heeft Jindal en haar verbonden ondernemingen een vragenlijst gestuurd en heeft andere producenten-exporteurs verzocht uiterlijk 15 dagen na de datum van bekendmaking van het bericht van heropening contact op te nemen.

    (11)

    Eén Indiase producent-exporteur, Electrosteel Castings Limited, heeft zich binnen de gestelde termijn gemeld, maar het nieuwe onderzoek had geen betrekking op haar omdat voor haar geen definitief antidumpingrecht op grond van artikel 1 van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/388 geldt.

    (12)

    Twee andere Indiase producenten-exporteurs, Electrotherm (India) Ltd en Tata Metaliks Limited, hebben zich na afloop van de gestelde termijn gemeld. Op deze ondernemingen is het tarief van toepassing dat volgens artikel 1 van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/388 voor „alle andere ondernemingen” geldt en dat in het oorspronkelijke onderzoek is vastgesteld op het niveau van het individuele antidumpingrecht voor Jindal, te weten 14,1 %. De hoeveelheden die beide ondernemingen in het tijdvak van het nieuwe onderzoek naar absorptie van rechten in de Unie verkochten, waren te verwaarlozen. Aangezien deze ondernemingen zich te laat hebben gemeld, heeft de Commissie ze geen vragenlijst gestuurd.

    1.6.   Steekproef van niet-verbonden importeurs

    (13)

    Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze te kunnen samenstellen, heeft de Commissie niet-verbonden importeurs verzocht de in het bericht van heropening gevraagde informatie te verstrekken. Geen van hen heeft zich gemeld.

    1.7.   Antwoorden op vragenlijst

    (14)

    De Commissie heeft Jindal een vragenlijst gestuurd, die zij heeft beantwoord.

    1.8.   Controlebezoeken

    (15)

    De Commissie heeft alle gegevens die zij voor dit nieuwe onderzoek nodig achtte, verzameld en onderzocht. Overeenkomstig artikel 16 van de basisverordening is een controlebezoek afgelegd bij Jindal Saw Italia SpA, Triëst, Italië („Jindal Italië”). Jindal Italië is de enige met Jindal verbonden onderneming in de Unie (zie punt 3.1).

    1.9.   Mededeling van feiten en overwegingen

    (16)

    De Commissie heeft alle belanghebbenden op 24 oktober 2018 een informatiedocument gestuurd met de belangrijkste feiten en overwegingen op basis waarvan zij voorstelde het nieuwe onderzoek te beëindigen. De belanghebbenden zijn in kennis gesteld van de termijn waarbinnen zij opmerkingen konden maken over de mededeling van feiten en overwegingen. De indieners van het verzoek en Jindal hebben gereageerd op de mededeling van feiten en overwegingen. De indieners van het verzoek hebben om een hoorzitting met de Commissie verzocht en zijn gehoord. De opmerkingen van de belanghebbenden zijn onderzocht en, voor zover zij gegrond werden geacht, in aanmerking genomen.

    1.10.   Door nieuwe onderzoek naar absorptie van rechten bestreken tijdvakken

    (17)

    Het tijdvak van het nieuwe onderzoek naar absorptie van rechten („TOA”) liep van 1 april 2017 tot en met 31 maart 2018. De betrokken periode liep van 1 april 2016 tot en met 31 maart 2018. Het tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek („TOO”) duurde van 1 oktober 2013 tot en met 30 september 2014.

    2.   BETROKKEN PRODUCT

    (18)

    Bij het betrokken product gaat het om buizen en pijpen van nodulair gietijzer (eveneens bekend als gietijzer met bolgrafiet), met uitzondering van buizen en pijpen van nodulair gietijzer zonder inwendige en uitwendige bekleding („kale buizen”), momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7303 00 10 en ex 7303 00 90 (Taric-codes 7303001010 en 7303009010), van oorsprong uit India („het betrokken product”).

    3.   BEVINDINGEN

    (19)

    Een nieuw onderzoek naar absorptie van rechten op grond van artikel 12 van de basisverordening is bedoeld om vast te stellen of de uitvoerprijzen zijn gedaald dan wel of de wederverkoopprijzen of de latere verkoopprijzen van het betrokken product in de Unie niet of nauwelijks zijn veranderd sinds de instelling van de oorspronkelijke maatregelen. Indien de conclusie is dat de maatregel tot veranderingen van deze prijzen had moeten leiden om de voordien overeenkomstig artikel 3 van de basisverordening vastgestelde schade weg te nemen, worden in een volgende fase de uitvoerprijzen overeenkomstig artikel 2 van de basisverordening opnieuw bezien en worden de dumpingmarges, rekening houdend met de herziene uitvoerprijzen, opnieuw berekend.

    3.1.   Wijzigingen van bedrijfsmodel van Jindal en verkoop in de Unie

    (20)

    Na de instelling van de maatregelen is de verkoop van Jindal naar de Unie met zo'n 90 % teruggelopen in vergelijking met het TOO. De door Jindal in de Unie verkochte hoeveelheden [minder dan 2 000 ton] maken thans [minder dan 0,5 %] van het verbruik in de Unie uit.

    (21)

    Voorts heeft de verkoopstructuur van Jindal sinds het TOO wijzigingen ondergaan. In het TOO beschikte Jindal over drie verbonden verkoopondernemingen in respectievelijk het VK, Spanje en Italië, waarvan in het TOA slechts de verbonden onderneming in Italië is overgebleven. Het overgrote deel van de door Jindal naar de Unie verkochte hoeveelheden is afkomstig van Jindal Italië, waarbij slechts in beperkte mate sprake is van rechtstreekse uitvoer.

    (22)

    Bovendien heeft Jindal in het TOA aan beduidend minder klanten ([minder dan de helft in vergelijking met het TOO]) in minder lidstaten ([minder dan de helft in vergelijking met het TOO]) verkocht. Ook heeft Jindal een veel kleiner aantal productsoorten (productcontrolenummers, PCN's) verkocht: [minder dan de helft in vergelijking met het TOO].

    3.2.   Analyse van prijsontwikkelingen

    (23)

    Om te bepalen of er sprake was van een daling van de uitvoerprijzen, stelt de Commissie normaal gesproken voor elke onderzochte producent-exporteur diens uitvoerprijzen tijdens het TOA vast en vergelijkt zij deze met de overeenkomstige uitvoerprijzen die tijdens het TOO zijn vastgesteld. Gezien de zeer geringe omvang van de rechtstreekse uitvoer, zoals vermeld in overweging 21, konden de prijzen die Jindal bij rechtstreekse uitvoer naar de Unie aan onafhankelijke afnemers in rekening brengt echter niet zinvol worden vergeleken. Aangezien de analyse van de prijzen moet worden gebaseerd op de prijs voor de eerste onafhankelijke afnemer en de met Jindal verbonden ondernemingen in Spanje en het VK niet meer bestaan, heeft de Commissie uitsluitend de wederverkoopprijs van Jindal Italië voor de eerste niet-verbonden afnemer aan haar analyse ten grondslag gelegd.

    (24)

    Gezien deze zeer geringe hoeveelheden en de wijzigingen bij de productsoorten waarop in punt 3.1 is gewezen, was een vergelijking op PCN-basis niet representatief, zodat een zinvolle analyse niet mogelijk was.

    (25)

    Met het oog op een indicatieve analyse heeft de Commissie voor alle door Jindal Italië aan de eerste niet-verbonden afnemer verkochte productsoorten een vergelijking gemaakt aan de hand van de totale gewogen gemiddelde prijs per kilogram. Zij heeft vastgesteld dat de wederverkoopprijs van Jindal tussen het TOO en het TOA gemiddeld met [meer dan 10 %] is gestegen, wat overeenkomt met [meer dan 80 %] van het antidumpingrecht van 14,1 %.

    (26)

    Bovendien heeft een deel van de verkoop door Jindal in het TOA plaatsgevonden tegen prijzen die waren vastgesteld in het kader van inschrijvingen vóór de instelling van de maatregelen. Er kan niet worden verwacht dat de desbetreffende verkoopprijzen zouden zijn veranderd, zodat een prijsvergelijking van beperkt belang is.

    (27)

    Na de mededeling van feiten en overwegingen hebben de indieners van het verzoek verschillende argumenten aangevoerd. In de eerste plaats zou de Commissie volgens hen rekening moeten houden met drie externe factoren: het compenserend recht van 8,7 %, het conventionele douanerecht van 3,2 % en de wisselkoers tussen de Indiase roepie en de euro.

    (28)

    Wat het compenserend recht betreft, hebben zij aangevoerd dat de stijging van de wederverkoopprijs in eerste instantie aan dit recht moet worden toegeschreven tot het niveau van 8,7 %. De Commissie heeft opgemerkt dat het nieuwe onderzoek zich beperkt tot de vermeende absorptie van het antidumpingrecht. In elk geval blijkt uit de bevindingen van dit onderzoek dat Jindal Italië haar prijzen heeft verhoogd tot boven het niveau van het in 2016 ingesteld compenserend recht. Dit argument werd dan ook afgewezen.

    (29)

    Wat het conventionele douanerecht betreft, hebben de indieners van het verzoek erop gewezen dat dit recht voor het betrokken product tussen het TOO en het TOA is gewijzigd van 0 % in 3,2 %. Voor de producten van categorie S-15a van het stelsel van algemene preferenties, waaronder de producten van hoofdstuk 73 en het betrokken product, geldt namelijk momenteel een conventioneel douanerecht van 3,2 %. Volgens de indieners van het verzoek moet bij de beoordeling van de stijging van de wederverkoopprijs met deze wijziging rekening worden gehouden. De Commissie heeft bevestigd dat in de aan de belanghebbenden meegedeelde analyse reeds met dit recht rekening was gehouden. Zij heeft echter opgemerkt dat als geen rekening was gehouden met de verhoging van het conventionele douanerecht, de vastgestelde prijsstijging nog hoger zou zijn uitgevallen. Aangezien geen van beide benaderingen aanleiding zou geven de bevindingen met betrekking tot de toereikende prijsstijging te wijzigen, heeft de Commissie in het midden gelaten of de verhoging van het conventionele douanerecht in dit geval al dan niet in aanmerking zou moeten worden genomen bij de vergelijking van de prijzen.

    (30)

    Wat de wisselkoers betreft, hebben de indieners van het verzoek aangevoerd dat de wisselkoerswijzigingen tussen de euro en de Indiase roepie in aanmerking zouden moeten worden genomen. Aangezien de Indiase roepi ten opzichte van de euro in waarde is gestegen, is het prijsconcurrentievermogen van de Indiase uitvoer afgenomen. De Commissie was van oordeel dat wisselkoersschommelingen een relevante factor kunnen zijn wanneer de facturering in een buitenlandse valuta plaatsvindt. In dit geval was de vergelijking echter gemaakt op basis van de wederverkoopprijs die zowel tijdens het TOO als tijdens het TOA in euro werd gefactureerd, zodat dezelfde valuta was gebruikt om de omvang van de prijsverhoging te ramen. Daarom waren aanpassingen als gevolg van wisselkoerswijzigingen tussen de Indiase roepi en de euro niet gerechtvaardigd en werd het argument afgewezen.

    (31)

    In de tweede plaats hebben de indieners van het verzoek tevens aangevoerd dat de verkopen in het kader van inschrijvingen niet als niet-representatief kunnen worden beschouwd en in aanmerking zouden moeten worden genomen. De Commissie heeft verduidelijkt dat deze verkopen niet van de prijsvergelijking waren uitgesloten (zie overweging 26).

    (32)

    In de derde plaats hebben zij aangevoerd dat de verandering van de wederverkoopprijs uitsluitend aanzienlijk kan worden geacht als die ten minste even groot was geweest als de hoogte van het ingestelde recht. Volgens de Commissie is de beoordeling gevalspecifiek en is het juridisch criterium voor de vaststelling van absorptie niet of de prijs aanzienlijk is veranderd, maar of de wederverkoopprijs niet of nauwelijks is veranderd, waardoor het effect van het antidumpingrecht ongedaan wordt gemaakt. In dit geval heeft de Commissie vastgesteld dat een prijsverhoging van meer dan 10 % niet als ontoereikend kon worden beschouwd.

    (33)

    In de vierde plaats hebben de indieners van het verzoek de Commissie gevraagd een onderzoek in te stellen naar de door Jindal Italië ingevoerde producten die afkomstig waren uit de fabriek van Jindal in de Verenigde Arabische Emiraten of uit enige andere bron, teneinde te bevestigen dat deze ingevoerde producten niet van oorsprong uit India waren of anderszins verkeerd waren ingedeeld. De Commissie heeft opgemerkt dat dit verzoek eerder betrekking heeft op vermeende ontwijking, wat niet het voorwerp van een nieuw onderzoek naar absorptie van rechten is.

    (34)

    In de vijfde plaats hebben de indieners van het verzoek aangevoerd dat de Commissie de wederverkoopprijs van Jindal Italië in het TOA niet alleen had moeten vergelijken met haar wederverkoopprijs in het TOO, maar ook met de wederverkoopprijs van de voormalige dochterondernemingen van Jindal in Spanje en het VK in het TOO. Volgens hen is deze aanpak gerechtvaardigd, aangezien het antidumpingrecht betrekking heeft op alle verkopen van Jindal.

    (35)

    De Commissie was van oordeel dat een dergelijke vergelijking niet passend zou zijn en geen zinvolle resultaten te zien zou geven, met name gelet op de uiteenlopende productmix, leveringsvoorwaarden en factuurvaluta's. Zij bleef derhalve bij haar standpunt dat een prijsvergelijking die uitsluitend betrekking had op de verkopen van Jindal Italië, de passende benchmark was. Niettemin heeft zij volledigheidshalve een simulatie uitgevoerd waarbij zij de wederverkoopprijs van Jindal Italië in het TOA heeft vergeleken met de wederverkoopprijs van alle dochterondernemingen van Jindal in het TOO. Die simulatie heeft aangetoond dat de wederverkoopprijs gemiddeld verder zou zijn gestegen (met [meer dan 13 %]) tussen het TOO en het TOA. Derhalve zou een dergelijke analyse, ondanks de beperkte relevantie ervan, de conclusie van de Commissie in het kader van dit nieuwe onderzoek hebben versterkt.

    (36)

    Ten slotte hebben de indieners van het verzoek vragen gesteld over de rechtstreekse verkopen van Jindal naar de Unie. De Commissie heeft opgemerkt dat de hoeveelheden niet als aanzienlijk konden worden aangemerkt ([minder dan 300 ton]) en voornamelijk waren verkocht tegen andere leveringsvoorwaarden dan in het oorspronkelijke onderzoek. Een zinvolle vergelijking was derhalve niet mogelijk. Bijgevolg waren die verkopen uitgesloten van de prijsvergelijking.

    3.3.   Conclusie

    (37)

    Gezien de beperkte hoeveelheden en het gebrek aan vergelijkbaarheid heeft de Commissie geen sluitende en gedetailleerde prijsanalyse voor Jindal kunnen uitvoeren. Zoals vermeld in overweging 25, heeft zij evenwel geconstateerd dat over het algemeen de wederverkoopprijs van Jindal Italië ten opzichte van het TOO was gestegen en dat de maatregelen derhalve tot een soortgelijke gunstige ontwikkeling van de prijzen als het betrokken recht hadden geleid. Aangezien de hoeveelheden aanzienlijk waren teruggelopen, heeft zij bovendien vastgesteld dat het effect van de maatregelen niet was uitgehold.

    (38)

    Bij het ontbreken van medewerking en gezien de te verwaarlozen hoeveelheden ([minder dan 0,1 %] van het verbruik in de Unie) die door andere bij dit nieuwe onderzoek betrokken Indiase producenten-exporteurs werden verkocht, is de Commissie van oordeel dat de bovenstaande bevindingen ook voor „alle andere ondernemingen” gelden. In dit verband heeft zij opgemerkt dat de beschikbare statistische gegevens voor „alle andere ondernemingen” gezien de geringe hoeveelheden en het feit dat er geen informatie voorhanden was over de verkoopkanalen van andere bij dit nieuwe onderzoek betrokken Indiase producenten-exporteurs, niet bruikbaar konden worden geacht. Om een idee te geven, heeft zij er evenwel op gewezen dat de gegevens over de prijzen van het te verwaarlozen verkoopvolume, die afkomstig zijn uit de databank met invoerstatistieken als bedoeld in artikel 14, lid 6, van de basisverordening, voor „alle andere ondernemingen” een gemiddelde prijs te zien gaven die vergelijkbaar was met de gemiddelde prijs van Jindal.

    (39)

    Derhalve is de Commissie van oordeel dat de maatregelen effect hebben gesorteerd ten aanzien van Jindal en „alle andere ondernemingen” als bedoeld in artikel 1 van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/388.

    (40)

    In het licht van deze bevindingen heeft de Commissie het niet nodig geacht het recht opnieuw te berekenen.

    4.   MEDEDELING VAN FEITEN EN OVERWEGINGEN EN CONCLUSIE

    (41)

    Zoals aangegeven in punt 1.9, heeft de Commissie alle belanghebbenden de belangrijkste feiten en overwegingen meegedeeld op basis waarvan zij voornemens was het nieuwe onderzoek naar absorptie van rechten te beëindigen. De opmerkingen zijn onderzocht en, voor zover zij gegrond werden geacht, in aanmerking genomen.

    (42)

    Om de hierboven vermelde redenen heeft de Commissie geconcludeerd dat het nieuwe onderzoek naar absorptie van rechten moet worden beëindigd zonder dat de geldende maatregelen worden gewijzigd.

    (43)

    Deze verordening is in overeenstemming met het advies van het bij artikel 15, lid 1, van (EU) Verordening 2016/1036 ingestelde comité,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Het op grond van artikel 12 van Verordening (EU) 2016/1036 geopende nieuwe onderzoek naar absorptie van rechten met betrekking tot de invoer van buizen en pijpen van nodulair gietijzer (eveneens bekend als gietijzer met bolgrafiet), van oorsprong uit India, wordt beëindigd zonder dat de geldende antidumpingmaatregelen worden gewijzigd.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 22 januari 2019.

    Voor de Commissie

    De voorzitter

    Jean-Claude JUNCKER


    (1)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.

    (2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2016/388 van de Commissie van 17 maart 2016 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op buizen en pijpen van nodulair gietijzer (eveneens bekend als gietijzer met bolgrafiet), van oorsprong uit India (PB L 73 van 18.3.2016, blz. 53).

    (3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1369 van de Commissie van 11 augustus 2016 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/388 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op buizen en pijpen van nodulair gietijzer (eveneens bekend als gietijzer met bolgrafiet) van oorsprong uit India (PB L 217 van 12.8.2016, blz. 4).

    (4)  Uitvoeringsverordening (EU) 2016/387 van de Commissie van 17 maart 2016 tot instelling van een definitief compenserend recht op buizen en pijpen van nodulair gietijzer (eveneens bekend als gietijzer met bolgrafiet), van oorsprong uit India (PB L 73 van 18.3.2016, blz. 1).

    (5)  PB C 151 van 30.4.2018, blz. 57.


    Top