This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32017D1789
Council Decision (EU) 2017/1789 of 25 September 2017 abrogating Decision 2009/415/EC on the existence of an excessive deficit in Greece
Besluit (EU) 2017/1789 van de Raad van 25 september 2017 tot intrekking van Beschikking 2009/415/EG betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Griekenland
Besluit (EU) 2017/1789 van de Raad van 25 september 2017 tot intrekking van Beschikking 2009/415/EG betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Griekenland
PB L 256 van 4.10.2017, p. 5–8
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force
4.10.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 256/5 |
BESLUIT (EU) 2017/1789 VAN DE RAAD
van 25 september 2017
tot intrekking van Beschikking 2009/415/EG betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Griekenland
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 126, lid 12,
Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Raad heeft op 27 april 2009, op grond van een aanbeveling van de Commissie, bij Beschikking 2009/415/EG van de Raad (1), overeenkomstig artikel 104, lid 6, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (hierna „VEG” genoemd), besloten dat er in Griekenland een buitensporig tekort bestond. De Raad merkte op dat het overheidstekort in 2007 was uitgekomen op 3,5 % van het bbp, waarmee de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 3 % van het bbp werd overschreden, en dat het overheidstekort voor 2008 was geraamd op 3,6 % van het bbp (zonder eenmalige maatregelen, of 3,4 % van het bbp als de eenmalige maatregelen worden meegerekend). Voor 2009 was in de prognoses gerekend met een overheidstekort van 4,4 % van het bbp (of 3,7 % als eenmalige ontvangsten worden meegeteld). De bruto overheidsschuld bedroeg 94,8 % van het bbp in 2007 en 94,6 % van het bbp in 2008 en is daarmee ruim boven de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 60 % van het bbp gebleven. Volgens de tussentijdse prognoses van januari 2009 van de Commissie zou de overheidsschuldquote verder stijgen tot 96,3 % in 2009 en 98,5 % van het bbp in 2010. |
(2) |
De Raad heeft op 27 april 2009, overeenkomstig artikel 104, lid 7, VEG en artikel 3, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad (2), op aanbeveling van de Commissie, een aanbeveling tot Griekenland gericht waarin de lidstaat is verzocht de buitensporigtekortsituatie uiterlijk in 2010 te verhelpen, door het overheidstekort op geloofwaardige en houdbare wijze onder 3 % van het bbp te brengen. Te dien einde heeft de Raad 27 oktober 2009 vastgesteld als uiterste datum voor de Griekse regering om doeltreffende actie te ondernemen. |
(3) |
De Raad heeft op 30 november 2009, overeenkomstig artikel 126, lid 8, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna „VWEU” genoemd), vastgesteld dat Griekenland geen effectief gevolg aan zijn aanbevelingen had gegeven; bijgevolg heeft de Raad op 16 februari 2010, overeenkomstig artikel 126, lid 9, VWEU, Griekenland, op grond van een aanbeveling van de Commissie, aangemaand maatregelen te treffen om het buitensporige tekort uiterlijk in 2012 te corrigeren. De Raad heeft voorts 15 mei 2010 vastgesteld als uiterste datum waarop doeltreffende actie moest worden ondernomen. |
(4) |
De zeer ernstige verslechtering van de financiële situatie van de Griekse overheid heeft de lidstaten die de euro als munt hebben, in 2010 ertoe doen besluiten om, op verzoek van Griekenland, stabiliteitssteun toe te kennen aan Griekenland, met de bedoeling de financiële stabiliteit in de eurozone als geheel te veilig te stellen; deze steun werd gecombineerd met multilaterale bijstand van het Internationaal Monetair Fonds (IMF). Sinds maart 2012 heeft de door de lidstaten die de euro als munt hebben, verleende steun de vorm van een lening van de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit (EFSF). |
(5) |
De Raad heeft op 10 mei 2010, op grond van artikel 126, lid 9, en artikel 136 VWEU, Besluit 2010/320/EU (3) vastgesteld, dat gericht was tot Griekenland met het oog op de versterking en verdieping van het begrotingstoezicht, en hij heeft Griekenland aangemaand om maatregelen te treffen om het tekort te verminderen in de mate die nodig wordt geacht om de buitensporigtekortsituatie uiterlijk in 2014 te verhelpen. |
(6) |
Besluit 2010/320/EU is diverse malen ingrijpend gewijzigd. Het is op 12 juli 2011 herschikt bij Besluit 2011/734/EU van de Raad (4). Besluit 2011/734/EU is vervolgens herhaaldelijk ingrijpend gewijzigd tussen 8 november 2011 en december 2012 (5). |
(7) |
Griekenland heeft op 8 juli 2015 verzocht om financiële bijstand uit het Europees stabiliteitsmechanisme (hierna „het ESM” genoemd) in de vorm van een lening met een looptijd van drie jaar, en op 12 juli 2015 is een principeakkoord bereikt over een lening van maximaal 86 000 miljoen EUR aan Griekenland. |
(8) |
Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 472/2013 van het Europees Parlement en de Raad (6), en met name artikel 7, moet een lidstaat die het ESM om financiële bijstand vraagt, een macro-economisch aanpassingsprogramma (hierna „het programma” genoemd) opstellen dat door de Raad moet worden goedgekeurd. Met een dergelijk programma wordt beoogd de goedkeuring te garanderen van een reeks hervormingen die vereist zijn om de houdbaarheid van de overheidsfinanciën en het regelgevingsklimaat te verbeteren. |
(9) |
Het door Griekenland opgestelde programma is goedgekeurd bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1411 van de Raad (7). Op 19 augustus 2015 is het memorandum van overeenstemming over de specifieke economische beleidsvoorwaarden tussen de Commissie, handelend namens het ESM, en de Griekse autoriteiten ondertekend. |
(10) |
De Raad heeft op 19 augustus 2015, op grond van artikel 126, lid 9, VWEU, Besluit (EU) 2015/1410 (8) vastgesteld en Griekenland aangemaand om maatregelen te treffen om het tekort te verminderen in de mate die nodig wordt geacht om de buitensporigtekortsituatie uiterlijk in 2017 te verhelpen. |
(11) |
Overeenkomstig artikel 10, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 472/2013 was Griekenland vrijgesteld van afzonderlijke verslaglegging in het kader van de buitensporigtekortprocedure en deed het verslag in het kader van het programma. |
(12) |
Griekenland heeft in juni 2016 met succes de eerste evaluatie van het programma voltooid. De Eurogroep toonde zich op 15 juni 2017 ingenomen met de uitvoering door Griekenland van de voorafgaande maatregelen voor de tweede evaluatie, waarmee de weg werd vrijgemaakt voor het afsluiten van die evaluatie. De bijeenkomsten van de Eurogroep van 24 mei 2016 en 15 juni 2017 brachten duidelijkheid over de maatregelen die zo nodig zouden worden genomen om de houdbaarheid van de Griekse schuld te verzekeren, na de succesvolle voltooiing van het programma. |
(13) |
Overeenkomstig artikel 4 van Protocol nr. 12 betreffende de procedure bij buitensporige tekorten, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het VWEU, verstrekt de Commissie de voor de toepassing van de procedure benodigde gegevens. In het kader van de toepassing van dat protocol dienen de lidstaten, overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 479/2009 van de Raad (9), tweemaal per jaar, namelijk vóór 1 april en vóór 1 oktober, gegevens te verstrekken over het overheidstekort en de overheidsschuld, alsmede over andere, daarmee samenhangende variabelen. |
(14) |
Op basis van de ter kennis gebrachte gegevens neemt de Raad besluiten over de intrekking van een besluit betreffende het bestaan van een buitensporig tekort. Bovendien mag een besluit betreffende het bestaan van een buitensporigtekortsituatie alleen worden ingetrokken als uit de prognoses van de Commissie blijkt dat het tekort gedurende de prognoseperiode de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 3 % van het bbp niet zal overschrijden (10). |
(15) |
Uit de gegevens die de Commissie (Eurostat) overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 479/2009, na de door Griekenland in april 2017 gedane kennisgeving, de eerste evaluatie van het programma en de voorjaarsprognoses 2017 van de Commissie, heeft verstrekt, blijkt dat de volgende conclusies gerechtvaardigd zijn:
|
(16) |
In het licht van de bekendmaking in april 2017 door de Commissie (Eurostat) van het begrotingsresultaat van Griekenland voor 2016, en afgaande op de voorjaarsprognoses 2017 van de Commissie, voldoet Griekenland aan de voorwaarden opdat de Raad zijn beschikking over het bestaan van een buitensporig tekort in Griekenland intrekt. Tegelijk kwamen diverse elementen (zoals het begrotingstraject voor de middellange termijn) die relevant zijn voor een aanbeveling van de Commissie aan de Raad om zijn beschikking over het bestaan van een buitensporig tekort in Griekenland in te trekken, ook aan bod tijdens het overleg op de bijeenkomst van de Eurogroep van 15 juni 2017. |
(17) |
Griekenland valt met ingang van 2017, het jaar na de correctie van het buitensporige tekort, onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact en zal in het kader van het programma over de periode tot medio 2018 verder worden gemonitord. Nadien moet Griekenland in een passend tempo vorderingen maken om aan zijn begrotingsdoelstelling op middellange termijn te voldoen, daaronder begrepen de naleving van de uitgavenbenchmark, en voldoen aan het schuldcriterium overeenkomstig artikel 2, lid 1 bis, van Verordening (EG) nr. 1467/97. |
(18) |
Overeenkomstig artikel 126, lid 12, VWEU moet een besluit van de Raad betreffende het bestaan van een buitensporig tekort worden ingetrokken wanneer de Raad van oordeel is dat het buitensporige tekort in de betrokken lidstaat is gecorrigeerd. |
(19) |
Volgens de Raad is het buitensporige tekort in Griekenland gecorrigeerd en dient Beschikking 2009/415/EG derhalve te worden ingetrokken, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Uit een algehele evaluatie volgt dat het buitensporige tekort in Griekenland is gecorrigeerd.
Artikel 2
Beschikking 2009/415/EG wordt ingetrokken.
Artikel 3
Dit besluit is gericht tot de Helleense Republiek.
Gedaan te Brussel, 25 september 2017.
Voor de Raad
De voorzitter
M. MAASIKAS
(1) Beschikking 2009/415/EG van de Raad van 27 april 2009 betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Griekenland (PB L 135 van 30.5.2009, blz. 21).
(2) Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6).
(3) Besluit 2010/320/EU van de Raad van 8 juni 2010 gericht tot Griekenland met het oog op de versterking en verdieping van het begrotingstoezicht en tot aanmaning van Griekenland om maatregelen te treffen om het tekort te verminderen in de mate die nodig wordt geacht om de buitensporigtekortsituatie te verhelpen, is diverse malen ingrijpend gewijzigd (PB L 145 van 11.6.2010, blz. 6).
(4) Besluit 2011/734/EU van de Raad van 12 juli 2011 gericht tot Griekenland met het oog op de versterking en verdieping van het begrotingstoezicht en tot aanmaning van Griekenland om maatregelen te treffen om het tekort te verminderen in de mate die nodig wordt geacht om de buitensporigtekortsituatie te verhelpen (PB L 296 van 15.11.2011, blz. 38).
(5) Besluit 2011/791/EU van de Raad van 8 november 2011 tot wijziging van Besluit 2011/734/EU gericht tot Griekenland met het oog op de versterking en verdieping van het begrotingstoezicht en tot aanmaning van Griekenland om maatregelen te treffen om het tekort te verminderen in de mate die nodig wordt geacht om de buitensporigtekortsituatie te verhelpen (PB L 320 van 3.12.2011, blz. 28); Besluit 2012/211/EU van de Raad van 13 maart 2012 tot wijziging van Besluit 2011/734/EU gericht tot Griekenland met het oog op de versterking en verdieping van het begrotingstoezicht en tot aanmaning van Griekenland om maatregelen te treffen om het tekort te verminderen in de mate die nodig wordt geacht om de buitensporigtekortsituatie te verhelpen (PB L 113 van 25.4.2012, blz. 8); Besluit 2013/6/EU van de Raad van 4 december 2012 tot wijziging van Besluit 2011/734/EU gericht tot Griekenland met het oog op de versterking en verdieping van het begrotingstoezicht en tot aanmaning van Griekenland om maatregelen te treffen om het tekort te verminderen in de mate die nodig wordt geacht om de buitensporigtekortsituatie te verhelpen (PB L 4 van 9.1.2013, blz. 40).
(6) Verordening (EU) nr. 472/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 21 mei 2013 betreffende de versterking van het economische en budgettaire toezicht op lidstaten in de eurozone die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden ten aanzien van hun financiële stabiliteit (PB L 140 van 27.5.2013, blz. 1).
(7) Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1411 van de Raad van 19 augustus 2015 tot goedkeuring van het macro-economische aanpassingsprogramma voor Griekenland (PB L 219 van 20.8.2015, blz. 12). Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1411 werd opnieuw, in alle officiële talen, bekendgemaakt in PB L 91 van 7.4.2016, blz. 27.
(8) Besluit (EU) 2015/1410 van de Raad van 19 augustus 2015 tot aanmaning van Griekenland om maatregelen te treffen om het tekort te verminderen in de mate die nodig wordt geacht om de buitensporigtekortsituatie te verhelpen (PB L 219 van 20.8.2015, blz. 8). Besluit (EU) 2015/1410 werd opnieuw, in alle officiële talen, bekendgemaakt in PB L 91 van 7.4.2016, blz. 18.
(9) Verordening (EG) nr. 479/2009 van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de toepassing van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten (PB L 145 van 10.6.2009, blz. 1).
(10) Overeenkomstig de „specificaties inzake de uitvoering van het stabiliteits- en groeipact en richtsnoeren inzake de vorm en de inhoud van stabiliteits- en convergentieprogramma's”, zoals op 15 mei 2017 door het Economisch en Financieel Comité (EFC) overeengekomen. Zie: http://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-9344-2017-INIT/en/pdf
(11) Op basis van de door Eurostat verstrekte gegevens kwam het primaire begrotingssaldo in 2016 uit op 3,9 % van het bbp. Volgens de definitie van het programma beliep het primaire saldo 4,2 % van het bbp. In de definitie die in het programma wordt gehanteerd, worden de eenmalige kosten van bankherkapitalisaties, uitgaven in verband met migratie ongerekend Unietransfers, transfers in verband met besluiten van de lidstaten die de euro als munt hebben, ten aanzien van inkomsten van nationale centrale banken van de eurozone (SMP- en ANFA-equivalente winst) en een deel van de privatiseringsopbrengsten uitgesloten, maar wordt de verandering in het volume uitstaande, nog niet verwerkte belastingteruggaven meegerekend.
(12) In 2008 is de schuldquote opwaarts herzien ten opzichte van de aanvankelijk bekendgemaakte waarde van 94,6 % van het bbp, als gevolg van statistische herzieningen die invloed hadden op zowel de overheidsschuld als het bbp.