Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32016D0423(03)

    Besluit van de Commissie van 21 april 2016 inzake de kennisgeving aan een derde land van de mogelijkheid dat het wordt aangemerkt als derde land dat niet meewerkt bij de bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij

    C/2016/2256

    PB C 144 van 23.4.2016, p. 14–18 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    23.4.2016   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 144/14


    BESLUIT VAN DE COMMISSIE

    van 21 april 2016

    inzake de kennisgeving aan een derde land van de mogelijkheid dat het wordt aangemerkt als derde land dat niet meewerkt bij de bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij

    (2016/C 144/07)

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr. 601/2004 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1093/94 en (EG) nr. 1447/1999 (1), en met name artikel 32,

    Overwegende hetgeen volgt:

    1.   INLEIDING

    (1)

    Bij Verordening (EG) nr. 1005/2008 (hierna de „IOO-verordening” genoemd) is een Uniesysteem vastgesteld om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij) te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen.

    (2)

    Hoofdstuk VI van de IOO-verordening heeft betrekking op de identificatie van niet-meewerkende derde landen, de stappen met betrekking tot die landen, de vaststelling van een lijst van die landen, de schrapping van landen van die lijst, de bekendmaking van die lijst en noodmaatregelen.

    (3)

    Krachtens artikel 32 van de IOO-verordening moet de Commissie de derde landen in kennis stellen van de mogelijkheid dat zij als niet-meewerkend land worden aangemerkt. Deze kennisgeving is voorlopig. Zij moet worden gebaseerd op de criteria die zijn vastgesteld in artikel 31 van de IOO-verordening. Voorts moet de Commissie alle in artikel 32 van die verordening vastgestelde stappen nemen ten aanzien van de betrokken derde landen. Met name moet de Commissie in de kennisgeving melding maken van de essentiële feiten en overwegingen die aan die aanmerking ten grondslag liggen en van de gelegenheid die aan die landen wordt geboden om haar te antwoorden en het volgende te bezorgen: bewijsmateriaal dat de argumenten voor de aanmerking weerlegt of, indien van toepassing, een actieplan om de situatie te verbeteren en de maatregelen die zijn genomen om de situatie te verhelpen. De Commissie moet de in kennis gestelde derde landen voldoende tijd geven om op de kennisgeving te antwoorden, alsmede een redelijke termijn om de situatie te verhelpen.

    (4)

    Krachtens artikel 31 van de IOO-verordening moet de Commissie derde landen identificeren die naar haar mening niet meewerken bij de bestrijding van IOO-visserij. Een derde land moet als niet-meewerkend worden aangemerkt indien het zich niet kwijt van de taken die het krachtens internationaal recht als vlaggen-, haven-, kust- of marktstaat moet vervullen om IOO-visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen.

    (5)

    Om derde landen als niet-meewerkend aan te merken moet worden uitgegaan van de beoordeling van alle in artikel 31, lid 2, van de IOO-verordening bedoelde informatie.

    (6)

    Overeenkomstig artikel 33 van de IOO-verordening moet de Raad een lijst van niet-meewerkende derde landen opstellen. Op die landen zijn onder meer de in artikel 38 van de IOO-verordening vastgestelde maatregelen van toepassing.

    (7)

    Op grond van artikel 20, lid 1, van de IOO-verordening kunnen vangstcertificaten die zijn gevalideerd door derde landen die vlaggenstaat zijn, slechts worden aanvaard indien de Commissie van die derde landen een kennisgeving heeft ontvangen van de regelingen die zij hebben ingesteld voor de tenuitvoerlegging, de controle en de handhaving van de wet- en regelgeving en instandhoudings- en beheersmaatregelen die hun vissersvaartuigen moeten naleven.

    (8)

    Overeenkomstig artikel 20, lid 4, van de IOO-verordening moet de Commissie administratief met derde landen samenwerken op gebieden in verband met de uitvoering van die verordening.

    2.   PROCEDURE TEN AANZIEN VAN DE REPUBLIEK TRINIDAD EN TOBAGO

    (9)

    De Republiek Trinidad en Tobago (hierna „Trinidad en Tobago” genoemd) heeft in haar hoedanigheid van vlaggenstaat bij de Commissie geen kennisgeving ingediend, zoals nochtans vereist op grond van artikel 20 van de IOO-verordening.

    (10)

    Tussen 2014 en 2016 heeft de Commissie administratief samengewerkt met de overheid van Trinidad en Tobago. Deze samenwerking had betrekking op de tenuitvoerlegging, controle en handhaving door Trinidad en Tobago van wet- en regelgeving en instandhoudings- en beheersmaatregelen. In dat verband werden mondelinge en schriftelijke opmerkingen uitgewisseld en werden bezoeken ter plaatse uitgevoerd. De Commissie heeft alle informatie opgevraagd en gecontroleerd die zij nodig achtte in verband met de regelingen van Trinidad en Tobago voor de tenuitvoerlegging, controle en handhaving van door de vissersvaartuigen van dit land in acht te nemen wet- en regelgeving en instandhoudings- en beheersmaatregelen en in verband met de maatregelen die het land heeft genomen om zijn verplichtingen in de strijd tegen de IOO-visserij na te komen.

    (11)

    Trinidad en Tobago is verdragsluitende partij bij het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 1982 (Unclos), bij de VN-overeenkomst van 1995 over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden (UNFSA) en bij de Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen (Iccat).

    (12)

    Om te beoordelen of Trinidad en Tobago zijn internationale verplichtingen als vlaggen-, haven-, kust- of marktstaat die zijn opgenomen in de in overweging 11 bedoelde internationale overeenkomsten en zijn vastgesteld door de betrokken regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB’s), naleeft, heeft de Commissie alle informatie die zij hiertoe nodig acht, verzameld en geanalyseerd.

    3.   MOGELIJKE IDENTIFICATIE VAN TRINIDAD EN TOBAGO ALS NIET-MEEWERKEND DERDE LAND

    (13)

    De Commissie heeft overeenkomstig artikel 31, lid 3, van de IOO-verordening de taken van Trinidad en Tobago als vlaggen-, haven-, kust- of marktstaat geanalyseerd. Bij die beoordeling heeft de Commissie rekening gehouden met de criteria die zijn opgenomen in artikel 31, leden 4 tot en met 7, van de IOO-verordening en met het toepasselijke internationale recht.

    3.1.   Herhaalde IOO-visserij en IOO-handelsstromen (artikel 31, lid 4, van de IOO-verordening)

    (14)

    Om de hieronder en in punt 3.2 beschreven redenen blijkt dat het rechtskader voor het visserijbeheer van Trinidad en Tobago, dat met name is gebaseerd op de visserijwet van 1916 (2) en de wet van 1986 betreffende de archipelwateren en de exclusieve economische zone (3), geen maatregelen bevat voor een doeltreffende controle van de vaartuigen die de vlag van Trinidad en Tobago voeren en van de vaartuigen van derde landen in de wateren en havens van Trinidad en Tobago.

    (15)

    Op basis van informatie die de Commissie heeft verzameld tijdens haar bezoeken ter plaatse, en van publiek beschikbare informatie zijn er sterke aanwijzingen dat Trinidad en Tobago niet in staat is informatie te verstrekken over de kenmerken van de door zijn vollezeevloot gevangen over grote afstanden trekkende soorten, noch over de in zijn havens aangelande of overgeladen visserijproducten en de handelsstromen van deze producten.

    (16)

    Wegens het klaarblijkelijke gebrek aan traceerbaarheid en het feit dat de autoriteiten van Trinidad en Tobago niet beschikken over voldoende informatie over de vis die in zijn havens wordt aangeland of overgeladen door onder zijn vlag varende vaartuigen of door onder de vlag van een derde land varende vaartuigen, is het onwaarschijnlijk dat Trinidad en Tobago kan garanderen dat bij de in dat land gevoerde handel geen van IOO-visserij afkomstige visserijproducten betrokken zijn.

    (17)

    In dat opzicht lijkt Trinidad en Tobago niet te voldoen aan de in artikel 23 UNFSA vastgestelde verplichting voor havenstaten om de doeltreffendheid van internationale instandhoudings- en beheersmaatregelen — waaronder inspectie in de haven van documenten, vistuig of vangsten — te bevorderen en dat het inbreuk maakt op het in datzelfde artikel vastgestelde verbod op aanlandingen en overladingen in gevallen waarin werd vastgesteld dat de vangsten werden gedaan op een manier die de doeltreffendheid van die instandhouding- en beheersmaatregelen ondermijnt. Voorts houdt Trinidad en Tobago geen rekening met de aanbevelingen in punt 24 van het internationale actieplan van de FAO om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen (IAP-IOO), waarin vlaggenstaten wordt aangeraden te zorgen voor een uitgebreide en doelmatige monitoring, controle en bewaking van de visserij vanaf het begin van die visserij via de plaats van aanlanding tot de eindbestemming; verder houdt het geen rekening met punt 71 van het IAP-IO, waarin staten wordt aangeraden actie te ondernemen om de transparantie van hun markten te verbeteren om de traceerbaarheid van vis of visproducten te waarborgen. Ook lijkt het land niet te voldoen aan artikel 11 van de gedragscode voor een verantwoorde visserij van de FAO (hierna „gedragscode van de FAO” genoemd), waar goede praktijken voor na de vangst en voor verantwoorde internationale handel zijn vastgesteld.

    (18)

    Gezien de in dit deel beschreven situatie, alle door de Commissie verzamelde feitelijke gegevens en de door Trinidad en Tobago afgelegde verklaringen kan op grond van artikel 31, lid 3, en lid 4, onder a) en b), van de IOO-verordening worden gesteld dat er sterke aanwijzingen zijn dat Trinidad en Tobago zich niet heeft gekweten van de taken die het krachtens internationaal recht als vlaggen- en marktstaat dient te vervullen om te voorkomen dat van IOO-visserij afkomstige visserijproducten toegang tot zijn markt hebben.

    3.2.   Niet-naleving van de verplichting tot samenwerking en handhaving (artikel 31, lid 5, van de IOO-verordening)

    (19)

    De autoriteiten van Trinidad en Tobago hebben zich doorgaans coöperatief opgesteld wat betreft het reageren op verzoeken om informatie en het geven van feedback, maar de betrouwbaarheid en de juistheid van hun antwoorden werden geschaad en ondermijnd door het verouderde rechtskader, dat niet in overeenstemming is met de internationale juridische verbintenissen van het land, en door het gebrek aan transparantie van zijn visserijbeheerssysteem (zoals vermeld in punt 3.1 en in de overwegingen 20 tot en met 23). De autoriteiten van Trinidad en Tobago hebben een ontwerp voor een nieuwe wet inzake visserijbeheer ingediend, maar dit kan nog steeds niet als in overeenstemming met de internationale verbintenissen worden beschouwd.

    (20)

    Trinidad en Tobago is een belangrijke havenstaat in het oostelijke deel van de Caraïben. Onder de vlag van een derde land varende vaartuigen landen grensoverschrijdende en over grote afstanden trekkende soorten aan in havens van Trinidad en Tobago of laden ze er over. Toch lijkt er geen formele of informele samenwerking met deze derde landen te zijn. Bovendien konden de autoriteiten van Trinidad en Tobago niet zeggen welke derde landen bij deze activiteiten in de havens van dit land betrokken zijn.

    (21)

    Het verouderde rechtskader voor de visserij omvat, in tegenstelling tot wat het toepasselijke internationale recht vereist, geen algemene beginselen en maatregelen voor de instandhouding en het beheer van visbestanden. Voorts voorziet het rechtskader van Trinidad en Tobago niet in bepalingen om IOO-visserij aan te pakken. Zo bevat het huidige rechtskader geen definitie van het begrip „ernstige inbreuken” en evenmin een volledige lijst van ernstige overtredingen met bijbehorende evenredig zware sancties. Het bedrag van de boete hangt niet af van de waarde van de illegaal gevangen vis en de boete op zich volstaat niet om de overtreders de uit hun illegale activiteiten voortvloeiende voordelen stelselmatig te ontnemen. Het sanctiesysteem is in zijn huidige vorm dus niet uitgebreid en streng genoeg om een afschrikkend effect te hebben.

    (22)

    Het departement Visserij binnen het ministerie voor Landbouw, Land en Visserij heeft geen eenheid voor monitoring, bewaking en handhaving van de visserij. Blijkt dat geen controle wordt verricht op visserijactiviteiten door onder de vlag van Trinidad en Tobago varende vaartuigen waar dan ook en door onder de vlag van een derde land varende vaartuigen in de wateren en havens van Trinidad en Tobago. Niet alle semi-industriële en industriële (meer dan 24 m) vaartuigen die onder de vlag van Trinidad en Tobago varen, zijn uitgerust met een satellietvolgsysteem voor vissersvaartuigen (VMS) en een logboek is niet verplicht. Er is geen waarnemersprogramma. Bovendien is er geen operationeel visserijcontrolecentrum.

    (23)

    Doeltreffende handhaving lijkt hoogst onwaarschijnlijk gezien het onmiskenbare gebrek aan een geschikt rechtskader en passende controlemiddelen. De enige informatie die de autoriteiten van Trinidad en Tobago ontvangen, zijn de visreisverslagen die door de marktdeelnemers worden ingevuld en overgelegd. Zoals de situatie momenteel is, kunnen de geschiedenis, de aard, de omstandigheden, de omvang en de ernst van concrete IOO-visserijactiviteiten niet behoorlijk worden geanalyseerd.

    (24)

    Door de in overweging 20 beschreven tekortkomingen van Trinidad en Tobago voldoet het land niet aan de artikelen 63, 64 en 117 tot en met 119 Unclos, waarin is vastgesteld dat alle staten moeten samenwerken voor de instandhouding en het beheer van de biologische rijkdommen van de zee, waaronder grensoverschrijdende en over grote afstanden trekkende soorten. In de artikelen 7, 8 en 20 UNFSA wordt de verplichting voor de staten tot samenwerking verder uitgewerkt, respectievelijk wat de vaststelling van compatibele instandhoudings- en beheersmaatregelen en wat het waarborgen van de naleving en handhaving van die maatregelen betreft. Dit wordt verder gespecificeerd in de punten 28 en 51 van het IOO-IAP, waarin gedetailleerde methoden voor directe samenwerking tussen staten worden beschreven, waaronder de uitwisseling van gegevens of informatie waarover kuststaten beschikken.

    (25)

    Het rechtskader, waaronder de handhavingsmaatregelen, van Trinidad en Tobago lijkt niet te voldoen aan de basisvereisten van de artikelen 61, 62 en 117 tot en met 119 Unclos en van de artikelen 5 tot en met 23 UNFSA. Uit de in de overwegingen 21 tot en met 23 beschreven feiten blijkt dat Trinidad en Tobago artikel 94 Unclos, waarin is bepaald dat een vlaggenstaat krachtens zijn interne recht jurisdictie moet uitoefenen ten aanzien van elk onder zijn vlag varend vaartuig en ten aanzien van de kapitein, de officieren en de bemanning van dat vaartuig, niet naleeft. Het beschreven gedrag van Trinidad en Tobago ten aanzien van zijn vaartuigen is eveneens in strijd met artikel 18, lid 3, UNFSA, waarin maatregelen zijn vastgesteld die een staat moet nemen ten aanzien van onder zijn vlag varende vaartuigen. Bovendien voldoet Trinidad en Tobago niet aan de nalevings- en handhavingsverplichtingen die het in zijn hoedanigheid van vlaggenstaat conform artikel 19 UNFSA moet vervullen, aangezien het blijkbaar niet heeft kunnen aantonen dat het overeenkomstig de in dat artikel vastgestelde gedetailleerde voorschriften heeft gehandeld. De sanctieregeling blijkt met name niet in overeenstemming te zijn met artikel 19, lid 2, UNFSA, waarin is bepaald dat de sancties voor inbreuken streng genoeg moeten zijn om ervoor te zorgen dat de bepalingen worden nageleefd om inbreuken, waar deze ook worden gepleegd, te ontmoedigen en om overtreders de uit hun onwettige activiteiten voortvloeiende voordelen te ontnemen. Trinidad en Tobago heeft ook geen rekening gehouden met de aanbevelingen in punt 24 van IOO-IAP, waarin aan vlaggenstaten wordt aangeraden te zorgen voor omvattende en doeltreffende monitoring, controle en bewaking van de visserij, vanaf het begin van die visserij via de plaats van aanlanding tot de eindbestemming, onder meer door een VMS-systeem ten uitvoer te leggen overeenkomstig de ter zake geldende nationale, regionale en internationale normen.

    (26)

    Gezien de in dit deel beschreven situatie, alle door de Commissie verzamelde feitelijke gegevens en alle door het land afgelegde verklaringen kan op grond van artikel 31, leden 3 en 5, van de IOO-verordening worden gesteld dat er sterke aanwijzingen zijn dat Trinidad en Tobago zich niet heeft gekweten van de taken die het als vlaggenstaat krachtens internationaal recht dient te vervullen op het gebied van samenwerking en handhaving.

    3.3.   Niet-naleving van de verplichting tot tenuitvoerlegging van internationale regelgeving (artikel 31, lid 6, van de IOO-verordening)

    (27)

    De Commissie heeft alle door haar als relevant beschouwde informatie over de status van Trinidad en Tobago als verdragsluitende partij bij Unclos, UNFSA en Iccat geanalyseerd.

    (28)

    Sinds 2011 heeft Iccat de autoriteiten van Trinidad en Tobago (4) officieel meegedeeld dat het land zijn verplichtingen overeenkomstig bepaalde Iccat-aanbevelingen (met name aanbeveling 05-09 inzake de nakoming van statistische rapportageverplichtingen, de aanbevelingen 06-09 en 12-04 betreffende verdere versterking van het plan voor de heropbouw van de bestanden blauwe marlijn en witte marlijn, en aanbeveling 13-02 inzake de instandhouding van Noord-Atlantische zwaardvis) niet volledig en effectief is nagekomen. Bovendien heeft Iccat de volgende tekortkomingen bij Trinidad en Tobago geconstateerd: 1) er werden geen gegevens voor Task I (vlootkenmerken) overgelegd; 2) er werden geen gegevens voor Task II (grootte van de vangsten) overgelegd; 3) er werden geen nalevingstabellen overgelegd; 4) er werd geen ontwikkelings- of beheersplan voor de visserij op zwaardvis overgelegd; 5) Iccat heeft geen antwoord ontvangen op haar brief van 2014 waarin zij haar bezorgdheid uitte; 6) de lijst van op grootoog-/geelvintonijn vissende vaartuigen werd te laat overgelegd; 7) het jaarverslag voor het Permanent Comité voor onderzoek en statistiek (SCRS) werd te laat ontvangen; 8) permanente en toenemende overbevissing op zeilvis. Wegens permanente en aanzienlijke overbevissing op witte en blauwe marlijn, een gebrek aan binnenlandse beheersmaatregelen voor deze visserijen en niet-naleving van de vereisten betreffende logboeken en monitoring van de handel heeft Iccat in 2015 een brief over de tekortkomingen (5) gestuurd.

    (29)

    Het nalevingscomité van Iccat heeft erop gewezen dat deze „problemen betreffende het gebrek aan rapportering, laattijdige indieningen, onvolledige rapportering en geringe kwaliteit van gegevens een blijvende belemmering vormen voor de werkzaamheden van het SCRS op het gebied van beoordeling van de bestanden en advies over het beheer. Laattijdige of onvolledige rapportering bemoeilijkt de voorbereiding door het secretariaat van documenten voor de commissie en voor de panels en commissies en vermindert de doeltreffendheid van het nalevingscomité.”.

    (30)

    Trinidad en Tobago is geen verdragsluitende partij noch samenwerkende niet-verdragsluitende partij bij de Commissie voor de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren (CCAMLR). CCAMLR heeft het land voor 2012-2013 evenwel aangemerkt als niet-verdragsluitende partij die mogelijk betrokken was bij de vangst van, de aanlanding van en/of de handel in Dissostichus spp., maar niet deelnam aan de vangstdocumentatieregeling (6) die in 2000 is geïmplementeerd om deze soort vanaf de aanlanding door de volledige handelscyclus heen te traceren. Ook in 2014 en 2015 (7) werd het land op dezelfde wijze aangemerkt.

    (31)

    Door de in de overwegingen 28 tot en met 30 beschreven elementen voldoet Trinidad en Tobago in zijn hoedanigheid van vlaggenstaat niet aan de in de artikelen 117 tot en met 119 Unclos vastgestelde samenwerkings- en instandhoudingsverplichtingen. Het land handelt eveneens in strijd met artikel 18 UNFSA, waarin is bepaald dat staten met vaartuigen die op volle zee vissen, controlemaatregelen moeten nemen om te garanderen dat die vaartuigen aan de ROVB-voorschriften voldoen.

    (32)

    Tot slot heeft Trinidad en Tobago in strijd met de aanbevelingen in de punten 25, 26 en 27 van IOO-IAP geen nationaal actieplan tegen IOO-visserij opgesteld.

    (33)

    Gezien de in dit deel van het besluit beschreven situatie, alle door de Commissie verzamelde feitelijke gegevens en alle door het land afgelegde verklaringen kan op grond van artikel 31, leden 3 en 6, van de IOO-verordening worden gesteld dat er sterke aanwijzingen zijn dat Trinidad en Tobago zich niet heeft gekweten van de taken die het krachtens internationaal recht dient te vervullen op het gebied van internationale voorschriften en regelingen en instandhoudings- en beheersmaatregelen.

    3.4.   Specifieke beperkingen van ontwikkelingslanden

    (34)

    Volgens de index voor menselijke ontwikkeling van de Verenigde Naties (UNHDI) (8) werd Trinidad en Tobago in 2015 als een land met een hoge menselijke ontwikkeling beschouwd (64e op 188 landen).

    (35)

    Gelet op de plaats die Trinidad en Tobago volgens die index inneemt en gelet op de bevindingen van het dienstbezoek in 2015 zijn er geen aanwijzingen dat een laag ontwikkelingsniveau de reden zou zijn waarom het land zich niet heeft gekweten van de taken die het krachtens internationaal recht dient te vervullen. Er zijn geen feitelijke gegevens op grond waarvan tekortkomingen bij de monitoring, de controle en de bewaking op het gebied van de visserij kunnen worden gelinkt aan ontoereikende capaciteit en infrastructuur. Trinidad en Tobago heeft nooit gesteld dat ontwikkelingsproblemen van invloed zijn op zijn vermogen om sterke prestaties op het gebied van monitoring, controle en bewaking te leveren.

    (36)

    Gezien de in dit deel van het besluit beschreven situatie, alle door de Commissie verzamelde feitelijke gegevens en alle door Trinidad en Tobago afgelegde verklaringen kan op grond van artikel 31, lid 7, van de IOO-verordening worden gesteld dat het ontwikkelingsniveau van Trinidad en Tobago geen remmende factor is voor de ontwikkelingsstatus en de algemene prestaties van het land op het gebied van visserijbeheer.

    4.   CONCLUSIE OVER DE MOGELIJKHEID TE WORDEN AANGEMERKT ALS NIET-MEEWERKEND DERDE LAND

    (37)

    Gezien de hier getrokken conclusies over het feit dat Trinidad en Tobago zich niet heeft gekweten van de taken die het krachtens internationaal recht als vlaggen-, haven-, kust- of marktstaat dient te vervullen en geen maatregelen heeft genomen om IOO-visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, moet aan dit land overeenkomstig artikel 32 van de IOO-verordening kennis worden gegeven van de mogelijkheid dat het door de Commissie wordt aangemerkt als derde land dat niet meewerkt aan de bestrijding van IOO-visserij.

    (38)

    Krachtens artikel 32, lid 1, van de IOO-verordening dient de Commissie Trinidad en Tobago kennis te geven van de mogelijkheid dat het wordt aangemerkt als niet-meewerkend derde land. De Commissie dient bovendien alle in artikel 32 van de IOO-verordening vastgestelde stappen met betrekking tot Trinidad en Tobago te nemen. Met het oog op een deugdelijk beheer dient een termijn te worden vastgesteld waarbinnen het land schriftelijk kan reageren op de kennisgeving en de situatie kan corrigeren.

    (39)

    De kennisgeving aan Trinidad en Tobago van de mogelijkheid dat het wordt aangemerkt als een land dat de Commissie voor de toepassing van dit besluit als een niet-meewerkend land beschouwt, sluit niet uit, en brengt evenmin automatisch met zich mee, dat de Commissie of de Raad vervolgens stappen onderneemt om dit land als niet-meewerkend land aan te merken en op de lijst van niet-meewerkende landen te plaatsen,

    BESLUIT:

    Enig artikel

    De Republiek Trinidad en Tobago wordt in kennis gesteld van de mogelijkheid dat zij door de Commissie wordt aangemerkt als derde land dat niet meewerkt bij de bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij.

    Gedaan te Brussel, 21 april 2016.

    Voor de Commissie

    Karmenu VELLA

    Lid van de Commissie


    (1)  PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1.

    (2)  http://rgd.legalaffairs.gov.tt/laws2/alphabetical_list/lawspdfs/67.51.pdf

    (3)  http://rgd.legalaffairs.gov.tt/laws2/alphabetical_list/lawspdfs/51.06.pdf

    (4)  Iccat-brief van 18 januari 2011, ICCAT Circular No 151; Iccat-brief van 21 februari 2012, ICCAT Circular No. 641; Iccat-brief van 11 februari 2013, ICCAT Circular No 613; Iccat-brief van 13 februari 2014, ICCAT Circular No 723.

    (5)  Doc. No. COC-308_Appendix 2, 2015.

    (6)  CCAMLR-XXXII/BG/08, 24 september 2013.

    (7)  CCAMLR-XXXIV/BG/41, 23 september 2015.

    (8)  Bron: http://hdr.undp.org/en/statistics


    Top