EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32015R0942

Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/942 van de Commissie van 4 maart 2015 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 529/2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van technische reguleringsnormen voor het beoordelen van het wezenlijke karakter van uitbreidingen en wijzigingen van interne benaderingen bij de berekening van de eigenvermogensvereisten voor marktrisico (Voor de EER relevante tekst)

PB L 154 van 19.6.2015, p. 1–7 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_del/2015/942/oj

19.6.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 154/1


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2015/942 VAN DE COMMISSIE

van 4 maart 2015

tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 529/2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van technische reguleringsnormen voor het beoordelen van het wezenlijke karakter van uitbreidingen en wijzigingen van interne benaderingen bij de berekening van de eigenvermogensvereisten voor marktrisico

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) Nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (1), en met name de derde alinea van artikel 363, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 529/2014 van de Commissie (2) stelt de criteria vast voor het beoordelen van het wezenlijke karakter van uitbreidingen en wijzigingen van de interneratingbenaderingen (IRB) en geavanceerde meetbenaderingen (AMA) ten behoeve van de berekening van de kapitaalvereisten voor kredietrisico en operationeel risico. Deze verordening moet de voorwaarden bepalen voor het beoordelen van het wezenlijke karakter van de uitbreidingen en wijzigingen van de internemodellenbenaderingen (IMA) die worden gebruikt voor de berekening van de eigenvermogensvereisten voor marktrisico. Rekening houdend met het feit dat alle betrokken toezichtskwesties en -procedures voor alle soorten interne benaderingen, d.w.z. met betrekking tot krediet-, operationeel of marktrisico vergelijkbaar zijn, is het belangrijk voor coherentie tussen alle bepalingen tot regeling van uitbreidingen en wijzigingen van interne benaderingen te zorgen en een uitgebreid overzicht ervan en gecoördineerde toegang ertoe te vergemakkelijken voor personen die onderworpen zijn aan de verplichtingen als neergelegd in die bepalingen. Daarom is het noodzakelijk alle in Verordening (EU) nr. 575/2013 vereiste technische reguleringsnormen over uitbreidingen en wijzigingen van interne benaderingen in één juridische tekst op te nemen.

(2)

Net als bij de interneratingbenaderingen en geavanceerde meetbenaderingen geeft Verordening (EU) nr. 575/2013 voor uitbreidingen en wijzigingen in het gebruik van de internemodellenbenaderingen die aan een procedure van kennisgeving zijn onderworpen, niet aan of die wijzigingen vóór of na de tenuitvoerlegging ervan ter kennis moeten worden gebracht. De bevoegde autoriteiten dienen niet van tevoren bekend te zijn met uitbreidingen of wijzigingen van geringe betekenis; het zou efficiënter en minder belastend zijn voor de instellingen om dergelijke wijzigingen van geringe betekenis te verzamelen en op gezette tijden aan de bevoegde autoriteiten mee te delen; ook de bevoegde autoriteiten zouden hierdoor bij hun toezichtstaken worden ontlast. Andere uitbreidingen en wijzigingen die aan een kennisgevingsprocedure onderworpen zijn, moeten vóór hun tenuitvoerlegging ter kennis worden gebracht om de bevoegde autoriteiten in staat te stellen de correcte toepassing van deze verordening te toetsen. Daarom moet hetzelfde onderscheid tussen uitbreidingen en wijzigingen afhankelijk van de kennisgevingsprocedure als in Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 529/2014 voor interneratingbenaderingen en geavanceerde meetbenaderingen is vastgesteld, ook gelden voor uitbreidingen en wijzigingen van de internemodellenbenaderingen die kennisgeving vereisen, en moet derhalve ook daarbinnen een verder onderscheid worden gemaakt tussen uitbreidingen en wijzigingen die kennisgeving vóór tenuitvoerlegging vereisen en uitbreidingen en wijzigingen die geen kennisgeving vóór tenuitvoerlegging vereisen.

(3)

De internemodellenbenaderingen omvatten alle interne modellen die onderworpen zijn aan deel drie, titel IV, hoofdstuk 5, van Verordening (EU) nr. 575/2013 en die van de bevoegde autoriteiten voor de berekening van de kapitaalvereisten mogen worden gebruikt.

(4)

Het wezenlijke karakter van uitbreidingen of wijzigingen van de internemodellenbenaderingen hangt af van de soort en de categorie van de voorgestelde uitbreiding of wijziging (hetgeen in kwalitatieve criteria moet worden weergegeven) en van de mate waarin daardoor de eigenvermogensvereisten kunnen worden veranderd (hetgeen in kwantitatieve criteria moet worden weergegeven). Sommige wijzigingen echter, zoals organisatorische wijzigingen, wijzigingen in het interne proces of wijzigingen in het risicobeheerproces hebben misschien geen directe kwantitatieve impact. Voor die wijzigingen moeten voor de beoordeling van het wezenlijke karakter alleen de kwalitatieve criteria toegestaan worden.

(5)

Kwantitatieve drempels moeten zo worden opgezet dat rekening wordt gehouden met de totale impact van een uitbreiding of wijziging van de internemodellenbenadering op de risicowaarden die aan de hand van elk intern model waarop de uitbreiding of wijziging van invloed is, worden berekend, alsook op het vereiste kapitaal, op basis van zowel interne als standaardbenaderingen, om weer te geven in hoeverre voor de totale eigenvermogensvereisten voor marktrisico interne benaderingen worden gebruikt. Om echter de belasting voor de instellingen te verminderen, is het passend voor de berekening van deze kwantitatieve drempels bij de berekening van elk van de vereiste risicowaarden gedurende de waarnemingsperiode van 15 werkdagen niet het gemiddelde van de betrokken risicowaarden van de internemodellenbenadering gedurende de voorgaande 60 werkdagen, maar de recentste risicowaarde in aanmerking te nemen.

(6)

De bevoegde autoriteiten mogen op elk moment passende toezichtsmaatregelen nemen met betrekking tot uitbreidingen en wijzigingen van interne benaderingen waarvan zij in kennis zijn gesteld, op basis van de doorlopende toetsing van bestaande toelatingen om interne benaderingen te hanteren waarin artikel 101 van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (3) voorziet. Deze bevoegdheid is ingesteld om ervoor te zorgen dat aan de in deel drie, titel II, hoofdstuk 3, afdeling 6, of deel drie, titel III, hoofdstuk 4, of deel drie, titel IV, hoofdstuk 5, van Verordening (EU) nr. 575/2013 neergelegde eisen voldaan blijft worden. Bovendien moeten de triggers voor nieuwe goedkeuringen en kennisgevingen van uitbreidingen en wijzigingen van interne benaderingen worden vastgesteld. De regels tot vaststelling van de triggers mogen niet van invloed zijn op de toetsing van de interne benaderingen uit hoofde van het toezicht of de administratieve processen waarin artikel 20, lid 8, van Verordening (EU) nr. 575/2013 voorziet.

(7)

De door de bevoegde autoriteiten verleende toestemming heeft betrekking op de methoden, processen, controlemaatregelen, gegevensverzamelings- en IT-systemen van de benaderingen; deze verordening mag dan ook niet van toepassing zijn op de doorlopende afstemming van de modellen op de gebruikte berekeningsdataset, correctie van fouten of kleinere aanpassingen die noodzakelijk zijn voor het dagelijkse onderhoud van de interne benaderingen die binnen de strikte limiet van de reeds goedgekeurde methoden, processen, controlemaatregelen, gegevensverzamelings- en IT-systemen plaatsvinden.

(8)

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 529/2014 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Bankautoriteit aan de Commissie heeft voorgelegd.

(10)

De Europese Bankautoriteit heeft openbare raadplegingen over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, gehouden, de potentiële desbetreffende kosten en baten geanalyseerd en het advies van de overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad opgerichte Bankstakeholdersgroep ingewonnen (4),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 529/2014

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 529/2014 wordt als volgt gewijzigd:

1.

Artikel 1 wordt vervangen door het volgende:

„Artikel 1

Onderwerp

Deze verordening stelt de voorwaarden vast voor het beoordelen van het wezenlijke karakter van uitbreidingen en wijzigingen van de interneratingbenadering, de geavanceerde meetbenadering en de internemodellenbenadering die op grond van Verordening (EU) nr. 575/2013 toegestaan zijn, met inbegrip van de voorwaarden waaronder van die uitbreidingen en wijzigingen kennis moet worden gegeven.”.

2.

Artikel 2, lid 1, wordt vervangen door het volgende:

„1.   Het wezenlijke karakter van wijzigingen van het toepassingsgebied van een ratingsysteem of een internemodellenbenadering voor blootstellingen in aandelen, of van wijzigingen van een ratingsysteem of een internemodellenbenadering voor blootstellingen in aandelen, voor de interneratingbenadering („wijzigingen van de interneratingbenadering”) of het wezenlijke karakter van uitbreidingen en wijzigingen voor de geavanceerde meetbenadering („uitbreidingen en wijzigingen van de geavanceerde meetbenadering”) of het wezenlijke karakter van uitbreidingen en wijzigingen voor de internemodellenbenadering („uitbreidingen en wijzigingen van de internemodellenbenadering”) wordt in één van de volgende categorieën ingedeeld:

a)

wezenlijke uitbreidingen en wijzigingen waarvoor overeenkomstig artikel 143, lid 3, artikel 312, lid 2, en artikel 363, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013 toestemming van de betrokken bevoegde autoriteiten vereist is;

b)

overige uitbreidingen en wijzigingen waarvan de bevoegde autoriteiten in kennis moeten worden gesteld.”.

3.

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a)

aan lid 1 wordt de volgende derde alinea toegevoegd:

„De indeling van de uitbreidingen en wijzigingen van de internemodellenbenadering wordt uitgevoerd overeenkomstig dit artikel en de artikelen 7 bis en 7 ter.”;

b)

in lid 2 wordt punt c) vervangen door het volgende:

„c)

voor wijzigingen die geen direct kwantitatief effect hebben, wordt geen kwantitatief effect overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder c), voor de interneratingbenadering of overeenkomstig artikel 6, lid 1, onder c), voor de geavanceerde meetbenadering of overeenkomstig artikel 7 bis, lid 1, onder c), voor de internemodellenbenadering berekend.”.

4.

De volgende artikelen 7 bis en 7 ter worden ingevoegd:

„Artikel 7 bis

Wezenlijke uitbreidingen en wijzigingen van de internemodellenbenadering

1.   Uitbreidingen en wijzigingen van de internemodellenbenadering worden als wezenlijk beschouwd als ze voldoen aan één van de volgende voorwaarden:

a)

ze vallen onder één van de uitbreidingen die zijn beschreven in bijlage III, deel I, afdeling 1;

b)

ze vallen onder één van de wijzigingen die zijn beschreven in bijlage III, deel II, afdeling 1;

c)

ze resulteren in een wijziging in absolute waarde van 1 % of meer, die berekend wordt gedurende de eerste werkdag dat de impact van de uitbreiding of wijziging wordt getest, van één van de betrokken risicowaarden als bedoeld in artikel 364, lid 1, onder a), i), of artikel 364, lid 1, onder b), i), of artikel 364, lid 2, onder b), i), of artikel 364, lid 3, onder a), van Verordening (EU) nr. 575/2013 en verband houdt met het toepassingsgebied van het betrokken internemodellenbenaderingsmodel waarop de risicowaarde betrekking heeft, en resulteren in één van de volgende wijzigingen:

i)

in een wijziging van 5 % of meer van de som van de risicowaarden als bedoeld in artikel 364, lid 1, onder a), i), artikel 364, lid 1, onder b), i), verhoogd met de vermenigvuldigingsfactor (mc) respectievelijk (ms) overeenkomstig artikel 366 van Verordening (EU) nr. 575/2013, artikel 364, lid 2, onder b), i), en artikel 364, lid 3, onder a), van Verordening (EU) nr. 575/2013, en de eigenvermogensvereisten overeenkomstig hoofdstukken 2, 3 en 4 van titel IV van die verordening, al naargelang het geval, berekend op het niveau van de EU-moederinstelling of, in het geval van een instelling die noch een moederinstelling noch een dochteronderneming is, op het niveau van die instelling;

ii)

in een wijziging van 10 % of meer van één of meer van de betrokken risicowaarden als bedoeld in artikel 364, lid 1, onder a), i), of artikel 364, lid 1, onder b), i), of artikel 364, lid 2, onder b), i), of artikel 364, lid 3, onder a), van Verordening (EU) nr. 575/2013, en die verband houdt met het toepassingsgebied van het betrokken internemodellenbenaderingsmodel waarop de risicowaarde betrekking heeft.

2.   Voor de toepassing van lid 1, onder c), i), en overeenkomstig artikel 3, lid 2, is de impact van elke uitbreiding of wijziging gelijk aan de hoogste absolute waarde gedurende de periode als bedoeld in lid 4 van dit artikel van een ratio die als volgt wordt berekend:

a)

in de teller, het verschil tussen het bedrag als bedoeld in lid 1, onder c), i), met en zonder de uitbreiding of wijziging;

b)

in de noemer, het bedrag als bedoeld in lid 1, onder c), i), zonder de uitbreiding of wijziging.

3.   Voor de toepassing van lid 1, onder c), ii), en overeenkomstig artikel 3, lid 2, is de impact van elke uitbreiding of wijziging gelijk aan de hoogste absolute waarde gedurende de periode als bedoeld in lid 4 van dit artikel van een ratio die als volgt wordt berekend:

a)

in de teller, het verschil tussen de risicowaarde als bedoeld in artikel 364, lid 1, onder a), i), artikel 364, lid 1, onder b), i), artikel 364, lid 2, onder b), i), of artikel 364, lid 3, onder a), van Verordening (EU) nr. 575/2013 met en zonder de uitbreiding of wijziging;

b)

in de noemer, de risicowaarde als respectievelijk bedoeld in artikel 364, lid 1, onder a), i), of artikel 364, lid 1, onder b), i), of artikel 364, lid 2, onder b), i) of artikel 364, lid 3, onder a), zonder de uitbreiding of wijziging.

4.   Voor de toepassing van lid 1, onder c), i), en lid 1, onder c), ii), worden de ratio's als bedoeld in de leden 2 en 3 berekend gedurende de kortste van de volgende perioden als bedoeld in de punten a) en b):

a)

15 opeenvolgende werkdagen met ingang van de eerste werkdag dat de impact van de uitbreiding of wijziging wordt getest;

b)

tot de dag waarop een dagelijkse berekening van één van de ratio's als bedoeld in de leden 2 en 3 resulteert in een impact die gelijk is aan of hoger dan de percentages als bedoeld in lid 1, onder c), i) respectievelijk lid 1, onder c), ii).

Artikel 7 ter

Uitbreidingen en wijzigingen van de internemodellenbenadering die niet als wezenlijk worden beschouwd

Van andere uitbreidingen en wijzigingen van de internemodellenbenadering die niet wezenlijk zijn, maar waarvan de bevoegde autoriteiten overeenkomstig de tweede alinea van artikel 363, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013 in kennis moeten worden gesteld, wordt op de volgende wijze kennis gegeven:

a)

van uitbreidingen en wijzigingen die vallen onder bijlage III, deel I, afdeling 2, en deel II, afdeling 2, worden de bevoegde autoriteiten twee weken vóór hun geplande tenuitvoerlegging in kennis gesteld;

b)

van alle overige uitbreidingen en wijzigingen worden de bevoegde autoriteiten na tenuitvoerlegging ten minste éénmaal per jaar in kennis gesteld.”.

5.

Artikel 8, lid 1, wordt vervangen door het volgende:

„1.   Voor uitbreidingen en wijzigingen van de interneratingbenadering of de geavanceerde meetbenadering of de internemodellenbenadering die zijn ingedeeld als uitbreidingen en wijzigingen waarvoor toestemming van de bevoegde autoriteiten vereist is, verstrekken de instellingen bij het verzoek om toestemming de volgende documentatie:

a)

een beschrijving, de motivering en de doelstelling van de uitbreiding of wijziging;

b)

de datum van tenuitvoerlegging;

c)

het toepassingsgebied waarop de uitbreiding of wijziging van het model van invloed is, met inbegrip van volumekenmerken;

d)

technische en procedurele document(en);

e)

verslagen van de onafhankelijke toetsing of validatie van de instelling;

f)

een bewijsstuk dat de uitbreiding of wijziging via het goedkeuringsproces van de instelling is goedgekeurd door de bevoegde organen, en de datum van goedkeuring;

g)

in voorkomend geval de kwantitatieve impact van de wijziging of uitbreiding op de risicogewogen posten of op de eigenvermogensvereisten of op de betrokken risicowaarden of de som van de betrokken eigenvermogensvereisten en risicowaarden;

h)

bescheiden van het huidige en het vorige versienummer van de interne modellen van de instelling waarvoor toestemming vereist is.”.

6.

Bijlage III wordt aan Verordening (EU) nr. 529/2014 toegevoegd zoals aangegeven in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 maart 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 529/2014 van de Commissie van 12 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van technische reguleringsnormen voor het beoordelen van het wezenlijke karakter van uitbreidingen en wijzigingen van de interneratingbenadering en de geavanceerde meetbenadering (PB L 148 van 20.5.2014, blz. 36).

(3)  Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).

(4)  Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).


BIJLAGE

„BIJLAGE III

Uitbreidingen en wijzigingen van de internemodellenbenadering

DEEL I

UITBREIDINGEN VAN DE INTERNEMODELLENBENADERING

Afdeling 1

Uitbreidingen waarvoor toestemming van de bevoegde autoriteiten vereist is („wezenlijk”)

1.

Uitbreiding van het marktrisicomodel tot een bijkomende locatie in een ander rechtsgebied, daaronder begrepen het uitbreiden van het marktrisicomodel tot de posities van een desk die in een andere tijdzone is gevestigd of waarvoor verschillende frontoffice- of IT-systemen worden gebruikt.

2.

Integratie in het toepassingsgebied van een internemodellenbenaderingsmodel van productcategorieën waarvoor de VaR-waarde, berekend overeenkomstig artikel 364, lid 1, onder a), i), van Verordening (EU) nr. 575/2013, groter is dan 5 % van de VaR-waarde, berekend overeenkomstig artikel 364, lid 1, onder a), i), van Verordening (EU) nr. 575/2013, van de totale portefeuille die het toepassingsgebied van dat internemodellenbenaderingsmodel vormde vóór de integratie.

3.

Alle omgekeerde uitbreidingen, zoals gevallen waarin de instellingen de toepassing van de standaardmethode beogen op risicocategorieën waarvoor zij een intern marktrisicomodel mogen gebruiken.

Afdeling 2

Uitbreidingen waarvoor voorafgaande kennisgeving aan de bevoegde autoriteiten vereist is

De opneming in het toepassingsgebied van een internemodellenbenaderingsmodel van productcategorieën die andere risicomodelleringstechnieken vereisen dan die welke deel uitmaken van de toestemming om dat internemodellenbenaderingsmodel te gebruiken, zoals padafhankelijke producten of meerdere onderliggende posities overeenkomstig artikel 367 van Verordening (EU) nr. 575/2013.

DEEL II

WIJZIGINGEN VAN DE INTERNEMODELLENBENADERING

Afdeling 1

Wijzigingen waarvoor toestemming van de bevoegde autoriteiten vereist is („wezenlijk”)

1.

Wijzigingen tussen historische simulatie, parametrische of Monte Carlo VaR.

2.

Wijzigingen in het aggregatiestelsel zoals indien een eenvoudige optelling van risicowaarden door geïntegreerde modellering wordt vervangen.

Afdeling 2

Wijzigingen waarvoor voorafgaande kennisgeving aan de bevoegde autoriteiten vereist is

1.

Wijzigingen in de grondslagen van statistische methoden overeenkomstig de artikelen 365, 374 of 377 van Verordening (EU) nr. 575/2013, met inbegrip van, maar niet beperkt tot elk van de volgende:

a)

vermindering van het aantal simulaties;

b)

invoering of schrapping van variantieverminderingsmethoden;

c)

wijzigingen van de algoritmen om de willekeurige waarden te genereren;

d)

wijzigingen in de statistische methode om volatiliteiten of correlaties tussen risicofactoren te schatten;

e)

wijzigingen in de veronderstellingen over de gezamenlijke verdeling van risicofactoren.

2.

Wijzigingen in de feitelijke lengte van de historische waarnemingsperiode, met inbegrip van een wijziging van het wegingsstelsel voor de tijdreeksen overeenkomstig artikel 365, lid 1, onder d), van Verordening (EU) nr. 575/2013.

3.

Wijzigingen in de benadering voor het vaststellen van de periode van stress om een Stressed VaR-maatstaf te berekenen, overeenkomstig artikel 365, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013.

4.

Wijzigingen in de omschrijving van marktrisicofactoren die in het interne VaR-model worden toegepast, inclusief overschakelen op een OIS-verdisconteringskader, veranderen tussen nulrente, nominale rente of swaprente.

5.

Wijzigingen in de wijze waarop verschuivingen in marktrisicofactoren zich vertalen in wijzigingen van de waarde van de portefeuille, zoals wijzigingen in modellen voor het waarderen van instrumenten die worden gebruikt om gevoeligheden voor risicofactoren te berekenen of posities te herwaarderen bij de berekening van risicowaarden, veranderen van een analytisch naar een simulatiegebaseerd prijsmodel, veranderen tussen een Taylor-benadering en volledige herwaardering, of wijzigingen in de toegepaste gevoeligheidsmaatstaven, overeenkomstig artikel 367 van Verordening (EU) nr. 575/2013.

6.

Wijzigingen in de methodologie voor het omschrijven van vervangende maatstaven.

7.

Wijzigingen in de hiërarchie van de bronnen van de ratings die worden gebruikt voor de bepaling van de rating van een individuele positie in het kader van het IRC (kapitaalvereiste voor het additioneel wanbetalingsrisico en migratierisico).

8.

Wijzigingen in de methodologie ten aanzien van het verlies bij wanbetaling (LGD) of de liquiditeitshorizons voor het IRC of correlatiehandelsmodellen overeenkomstig afdeling 4 of afdeling 5 van hoofdstuk 5 van titel IV van Verordening (EU) nr. 575/2013.

9.

Wijzigingen in de methodologie ten behoeve van de toewijzing van blootstellingen aan individuele blootstellingscategorieën in het kader van het IRC of correlatiehandelsmodellen overeenkomstig afdeling 4 of afdeling 5 van hoofdstuk 5 van titel IV van Verordening (EU) nr. 575/2013.

10.

Wijzigingen van methoden voor het schatten van de correlatie van blootstellingen of activa voor het IRC of correlatiehandelsmodellen overeenkomstig afdeling 4 of afdeling 5 van hoofdstuk 5 van titel IV van Verordening (EU) nr. 575/2013.

11.

Wijzigingen in de methodologie voor het berekenen van reële of hypothetische winst en reëel of hypothetisch verlies ten behoeve van backtesting overeenkomstig artikel 366, lid 3, en artikel 369, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013.

12.

Wijzigingen in de internevalideringsmethodologie overeenkomstig artikel 369 van Verordening (EU) nr. 575/2013.

13.

Structurele, organisatorische of operationele wijzigingen in de kernprocessen van de risicobeheer- of risicobeheersingsfuncties, overeenkomstig artikel 368, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013, met inbegrip van elk van het volgende:

a)

wijzigingen in het stafpersoneel,

b)

het limietstellingskader,

c)

het rapportagekader,

d)

de stresstestmethodologie,

e)

het nieuwe productproces,

f)

het beleid inzake wijziging van het interne model.

14.

Wijzigingen in de IT-omgeving, daaronder begrepen elk van het volgende:

a)

wijzigingen van het IT-systeem die resulteren in wijzigingen in de procedure voor de berekening van het interne model,

b)

toepassing van modellen voor prijsstelling door leveranciers,

c)

uitbesteding van centrale gegevensverzamelingsfuncties.”


Top