Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32014D0224

    2014/224/EU: Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 16 april 2014 betreffende de overheveling van toegewezen eenheden naar de partijtegoedrekening van het register van Finland (Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 2475)

    PB L 119 van 23.4.2014, p. 75–77 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec_impl/2014/224/oj

    23.4.2014   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 119/75


    UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

    van 16 april 2014

    betreffende de overheveling van toegewezen eenheden naar de partijtegoedrekening van het register van Finland

    (Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 2475)

    (2014/224/EU)

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Beschikking 2002/358/EG van de Raad van 25 april 2002 betreffende de goedkeuring, namens de Europese Gemeenschap, van het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering en de gezamenlijke nakoming van de in dat kader aangegane verplichtingen (1), en met name artikel 3,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Bij Beschikking 2006/944/EG van de Commissie (2) zijn de respectieve emissieniveaus voor de Unie en haar lidstaten voor de eerste verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto vastgesteld.

    (2)

    Bij Besluit 2010/778/EU van de Commissie (3) wordt Beschikking 2006/944/EG gewijzigd door de definitieve emissieniveaus vast te stellen die worden toegewezen aan de Unie en elk van haar lidstaten en door te bepalen dat het uiteindelijke rekenkundige verschil van 19 357 532 t kooldioxide-equivalent tussen de emissieniveaus van de Unie en de som van de emissieniveaus van de lidstaten door de Unie in de vorm van toegewezen eenheden wordt vrijgegeven. Bovendien voorziet dat besluit in de overheveling van vijf miljoen van deze toegewezen eenheden van het EU-register naar de partijtegoedrekening van het register van Denemarken.

    (3)

    In het kader van de vaststelling van Besluit 2010/778/EU werd erkend dat de overheveling van de vijf miljoen toegewezen eenheden naar Denemarken de eigendom van het resterende rekenkundige overschot van de Unie onverlet laat.

    (4)

    In december 2011 heeft de 17e Conferentie van de Partijen bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (hierna „UNFCCC” genoemd) in Durban Besluit 2/CMP.7 van de Conferentie van de Partijen waarin de Partijen bij het Protocol van Kyoto bijeenkomen (hierna „het besluit van Durban” genoemd) aangenomen. In dat besluit worden boekhoudregels vastgesteld voor de sector landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw (hierna „LULUCF” genoemd) voor een tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto bij het UNFCCC (hierna „Protocol van Kyoto” genoemd).

    (5)

    Het besluit van Durban wijkt duidelijk af van de eerder in het kader van het Protocol van Kyoto overeengekomen boekhoudregels voor de eerste verbintenisperiode. Voor de verplichtingen van de partijen in het kader van de eerste verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto voorziet Besluit 16/CMP.1 van de Conferentie van de Partijen waarin de Partijen bij het Protocol van Kyoto bijeenkomen, dat in december 2005 door de 11e Conferentie van de Partijen bij het UNFCCC in Montreal is aangenomen, in grenswaarden zoals vastgesteld in de bijlage bij dat besluit. Daarnaast wordt in Besluit 16/CMP.1 bepaald dat partijen de mogelijkheid hebben deze grenswaarden te overschrijden door netto-emissies (hierna „tekorten” genoemd) die voortvloeien uit activiteiten op het gebied van bebossing, herbebossing en ontbossing overeenkomstig artikel 3, lid 3, van het Protocol van Kyoto te compenseren met nettoverwijderingen (hierna „kredieten” genoemd) ten gevolge van bosbeheeractiviteiten overeenkomstig artikel 3, lid 4, van het Protocol van Kyoto. Die boekhoudregel wordt doorgaans als de „compensatieregel” aangeduid. Het besluit van Durban voorziet niet in een dergelijke compensatieregel voor de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto.

    (6)

    De in het besluit van Durban neergelegde boekhoudregels voorzien in een beperking van het gebruik van kredieten ten gevolge van bosbeheeractiviteiten in de boekhouding van een mitigatieverplichting in het kader van de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto. Op grond van dat besluit mag een partij maximaal een aantal kredieten ten gevolge van bosbeheeractiviteiten dat overeenkomt met 3,5 % van de emissies van die partij, exclusief LULUCF, in het referentiejaar of de referentieperiode gebruiken om zijn mitigatieverplichting na te komen.

    (7)

    De wijzigingen van de boekhoudregels voor LULUCF in het besluit van Durban hebben belangrijke gevolgen voor de manier waarop de partijen LULUCF-activiteiten in de tweede verbintenisperiode meerekenen. Vanwege de geografische variatie in de landsector en de grote diversiteit aan nationale omstandigheden in dit opzicht lopen de gevolgen sterk uiteen tussen de lidstaten. Het weglaten van de compensatieregel uit de boekhoudregels in het besluit van Durban heeft gevolgen voor de naleving van de verplichtingen van de partijen in het kader van de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto. Deze situatie is vooral relevant voor dichtbeboste landen, aangezien de omstandigheden in de LULUCF-sector van land tot land verschillen.

    (8)

    In zijn conclusies van 9 maart 2012 erkende de Raad de gevolgen van de wijzigingen in de boekhoudkundige compensatieregel voor de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto, door „de specifieke kenmerken van dichtbeboste landen, vooral wat betreft de beperkte mogelijkheden om de emissies ten gevolge van bebossing, herbebossing en ontbossing te compenseren met meer koolstofsinks door bosbeheer” te erkennen. Tegelijkertijd verzocht de Raad de Commissie „de mogelijkheden te onderzoeken voor een bevredigende oplossing en tegelijkertijd de milieu-integriteit te waarborgen”.

    (9)

    De specifieke situatie van dichtbeboste landen is in 2012 ook erkend door de Raad in de aanloop naar de vaststelling van Besluit nr. 529/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 inzake boekhoudregels met betrekking tot broeikasgasemissies en -verwijderingen als gevolg van activiteiten met betrekking tot landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw en inzake informatie betreffende acties met betrekking tot deze activiteiten (4), zoals blijkt uit de verwijzing naar de milieuomstandigheden in dichtbeboste landen die is opgenomen in de considerans van dat besluit.

    (10)

    Finland heeft bij herhaling bezorgdheid geuit over zijn tekorten ten gevolge van ontbossing voor de LULUCF-sector die voortvloeien uit de wijziging van de compensatieregel in het besluit van Durban. Finland lijkt door de toepassing van het besluit van Durban op specifieke en unieke wijze te worden geraakt. Uit de huidige beoordelingen blijkt dat Finland de enige lidstaat is waarvoor het jaarlijkse maximum van 3,5 % zou betekenen dat zijn tekorten die voortvloeien uit activiteiten op het gebied van bebossing, herbebossing en ontbossing niet kunnen worden gedekt door kredieten ten gevolge van bosbeheeractiviteiten in de boekhouding van zijn verplichtingen in het kader van de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto.

    (11)

    Om rekening te houden met de bijzondere en unieke situatie van Finland, moet de Unie een totale hoeveelheid van maximaal tien miljoen toegewezen eenheden van het rekenkundig overschot als bedoeld in Beschikking 2006/944/EG, zoals gewijzigd bij Besluit 2010/778/EU, naar Finland overhevelen. Deze totale hoeveelheid moet uitsluitend dienen als eenmalige compensatie van Finland voor de gevolgen van de wijziging van de compensatieregel, voor zover dit noodzakelijk is opdat Finland kan voldoen aan zijn verplichtingen in het kader van de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto.

    (12)

    De overheveling moet zo spoedig mogelijk plaatsvinden en in ieder geval vóór het einde van de bufferperiode („true up period”) van de eerste verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto, voor zover in het EU-register toegewezen eenheden beschikbaar zijn en wanneer de verplichting jegens Kroatië, zoals vastgesteld in het Protocol betreffende bepaalde regelingen voor de mogelijke eenmalige overdracht aan de Republiek Kroatië van uit hoofde van het Protocol van Kyoto bij de Kaderovereenkomst van de Verenigde Naties over klimaatverandering toegewezen eenheden, alsmede de compensatie daarvoor (5) is nagekomen of afgedaan.

    (13)

    Het gebruik van die toegewezen eenheden door Finland mag het aantal kredieten ten gevolge van bosbeheeractiviteiten in Finland die overeenkomstig punt 13 van de bijlage bij het besluit van Durban niet mogen worden gebruikt, niet overschrijden. De Commissie heeft nota genomen van de toezegging van Finland om alle uit deze overheveling overblijvende toegewezen eenheden aan het einde van de tweede verbintenisperiode te annuleren.

    (14)

    De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité klimaatverandering,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1.   Maximaal tien miljoen (10 000 000) van de in artikel 2 van Beschikking 2006/944/EG bedoelde toegewezen eenheden worden beschikbaar gesteld om Finland in staat te stellen aan zijn verplichtingen in het kader van de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto te voldoen.

    De centrale administrateur van het EU-register hevelt zo spoedig mogelijk en in ieder geval vóór het einde van de bufferperiode („true up period”) van de eerste verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto een totale hoeveelheid van maximaal tien miljoen (10 000 000) van deze toegewezen eenheden over naar de partijtegoedrekening van het register van Finland.

    2.   De in lid 1 bedoelde overheveling vindt plaats voor zover in het EU-register toegewezen eenheden beschikbaar zijn en wanneer de verplichting jegens Kroatië, zoals vastgesteld in het Protocol betreffende bepaalde regelingen voor de mogelijke eenmalige overdracht aan de Republiek Kroatië van uit hoofde van het Protocol van Kyoto bij de Kaderovereenkomst van de Verenigde Naties over klimaatverandering toegewezen eenheden, alsmede de compensatie daarvoor is nagekomen of afgedaan.

    Artikel 2

    Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

    Gedaan te Brussel, 16 april 2014.

    Voor de Commissie

    Connie HEDEGAARD

    Lid van de Commissie


    (1)  PB L 130 van 15.5.2002, blz. 1.

    (2)  PB L 358 van 16.12.2006, blz. 87.

    (3)  PB L 332 van 16.12.2010, blz. 41.

    (4)  PB L 165 van 18.6.2013, blz. 80.

    (5)  PB L 112 van 24.4.2012, blz. 92.


    Top