EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32014D0156

2014/156/EU: Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 19 maart 2014 tot vaststelling van een specifiek controle- en inspectieprogramma voor de bevissing van blauwvintonijnbestanden in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee en zwaardvisbestanden in de Middellandse Zee en voor de bevissing van sardine- en ansjovisbestanden in het noordelijke deel van de Adriatische Zee (Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 1717)

PB L 85 van 21.3.2014, p. 15–26 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2018; opgeheven door 32018D1986

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec_impl/2014/156/oj

21.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 85/15


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 19 maart 2014

tot vaststelling van een specifiek controle- en inspectieprogramma voor de bevissing van blauwvintonijnbestanden in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee en zwaardvisbestanden in de Middellandse Zee en voor de bevissing van sardine- en ansjovisbestanden in het noordelijke deel van de Adriatische Zee

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 1717)

(2014/156/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008 en (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (1), en met name artikel 95,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1224/2009 geldt voor alle onder het GVB vallende activiteiten die op het grondgebied van de lidstaten of in de uniale wateren, door uniale vissersvaartuigen of, onverminderd de primaire verantwoordelijkheid van de vlaggenlidstaat, door onderdanen van de lidstaten worden uitgevoerd, en daarin is met name bepaald dat elke lidstaat ervoor moet zorgen dat controle, inspectie en handhaving op niet-discriminerende wijze verlopen wat betreft sectoren, vaartuigen of personen, en dat zij op basis van risicobeheer worden verricht.

(2)

Verordening (EG) nr. 302/2009 van de Raad (2) voorziet in de algemene bepalingen voor de uitvoering, door de Unie, van een meerjarig herstelplan voor blauwvintonijn (Thunnus thynnus) overeenkomstig de aanbevelingen van de Internationale Commissie voor de instandhouding van tonijn in de Atlantische Oceaan (ICCAT).

(3)

Bij Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad (3) zijn voorschriften vastgesteld inzake technische maatregelen, beheersplannen en specifieke maatregelen voor over grote afstanden trekkende soorten, met het oog op de instandhouding, het beheer en de exploitatie van levende aquatische hulpbronnen.

(4)

Op haar 37e jaarlijkse vergadering heeft de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM) in mei 2013 Aanbeveling GFCM 37/2013/1 (4) inzake een meerjarig beheersplan voor de visserij op kleine pelagische soorten in het geografische subgebied 17 van de GFCM (het noordelijke deel van de Adriatische Zee) en inzake overgangsmaatregelen voor de instandhouding van de visserij op kleine pelagische soorten in geografisch subgebied 18 (het zuidelijke deel van de Adriatische Zee) goedgekeurd.

(5)

Tijdens haar jaarlijkse vergadering van 2011 heeft de ICCAT aanbeveling [11-03] (5) inzake beheersmaatregelen voor zwaardvis in de Middellandse Zee goedgekeurd. Bepalingen in door regionale organisaties voor visserijbeheer goedgekeurde aanbevelingen zijn bindend ten aanzien van de lidstaten en zijn dus relevant voor dit besluit, dat gaat over de wijze waarop de lidstaten hun in het kader van het GVB verrichte controle- en inspectieactiviteiten moeten plannen, programmeren en uitvoeren.

(6)

Op grond van artikel 95 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 kan de Commissie, in overleg met de betrokken lidstaten, bepalen voor welke visserijtakken specifieke controle- en inspectieprogramma’s moeten worden uitgevoerd. In een dergelijk specifiek controle- en inspectieprogramma moeten de doelstellingen, de prioriteiten en de procedures worden vastgesteld, alsook de ijkpunten voor de inspectieactiviteiten, die aan de hand van risicobeheer moeten worden bepaald en periodiek, na analyse van de bereikte resultaten, worden herzien. De betrokken lidstaten moeten de nodige maatregelen nemen om te zorgen voor de uitvoering van het specifieke controle- en inspectieprogramma, met name wat betreft de in te zetten personele en materiële middelen en de perioden en gebieden waarin deze zullen worden ingezet.

(7)

In artikel 95, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 is bepaald dat het specifieke controle- en inspectieprogramma ijkpunten voor de inspectieactiviteiten moet bevatten, die aan de hand van risicobeheer worden vastgesteld. Het is dan ook dienstig om voor controle-, inspectie- en verificatieactiviteiten gemeenschappelijke criteria voor risicobeoordeling en -beheer vast te stellen die het mogelijk maken tijdige risicoanalysen en totaalbeoordelingen van de betrokken controle- en inspectiegegevens te maken. De gemeenschappelijke criteria zijn bedoeld om een geharmoniseerde aanpak van de inspecties en verificaties in alle lidstaten te waarborgen en een gelijk speelveld voor alle exploitanten tot stand te brengen.

(8)

Het specifieke controle- en inspectieprogramma moet worden opgesteld voor de periode van 16 maart 2014 tot en met 15 maart 2018 en moet worden uitgevoerd door Cyprus, Frankrijk, Griekenland, Italië, Kroatië, Malta, Portugal, Slovenië en Spanje.

(9)

In artikel 98, leden 1 en 3, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie (6) is bepaald dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, onverminderd bepalingen in meerjarenplannen, aan de hand van alle beschikbare informatie een risicogebaseerde benadering voor de selectie van inspectiedoelen moeten vaststellen en aan de hand van een risicogebaseerde controle- en handhavingsstrategie en op objectieve wijze de inspectieactiviteiten moeten uitvoeren die nodig zijn om te voorkomen dat visserijproducten die afkomstig zijn van tegen de regels van het GVB indruisende activiteiten, aan boord worden gehouden of worden overgeladen, aangeland, verwerkt, vervoerd, opgeslagen, afgezet of in voorraad gehouden.

(10)

Het bij Verordening (EG) nr. 768/2005 van de Raad (7) opgerichte Europees Bureau voor visserijcontrole („EBVC”) coördineert de uitvoering van het specifieke controle- en inspectieprogramma via een gezamenlijk inzetplan, dat uitvoering geeft aan de in het specifieke controle- en inspectieprogramma vastgestelde doelstellingen, prioriteiten, procedures en ijkpunten voor de inspectieactiviteiten, en gaat na welke controle- en inspectiemiddelen door elke betrokken lidstaat kunnen worden gebundeld. Daarom moet worden verduidelijkt hoe de procedures die in het specifieke controle- en inspectieprogramma zijn vastgesteld en die welke in het kader van het gezamenlijk inzetplan zijn vastgesteld, zich tot elkaar verhouden.

(11)

Om de controle- en inspectieprocedures voor de visserij op blauwvintonijnbestanden in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee, op zwaardvisbestanden in de Middellandse Zee en op sardine- en ansjovisbestanden in het noordelijke deel van de Adriatische Zee te harmoniseren en het welslagen van de meerjarenplannen en beheersmaatregelen voor deze bestanden en de betrokken visserijtakken te garanderen, is het dienstig regels voor de door de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten te verrichten controle- en inspectieactiviteiten vast te stellen, onder meer met betrekking tot de wederzijdse toegang tot relevante gegevens. Met het oog daarop moeten streefijkpunten en doelstellingen worden vastgesteld die de intensiteit en de prioriteiten van de controle- en inspectieactiviteiten aangeven.

(12)

De gezamenlijke inspectie- en bewakingsactiviteiten van de betrokken lidstaten moeten in voorkomend geval overeenkomstig de door het EBVC opgestelde gezamenlijke inzetplannen worden verricht om de controle-, inspectie- en bewakingspraktijken eenvormiger te maken en de coördinatie van de controle-, inspectie- en bewakingsactiviteiten tussen de bevoegde autoriteiten van die lidstaten te helpen verbeteren.

(13)

De resultaten die door de toepassing van het specifieke controle- en inspectieprogramma worden verkregen, moeten worden beoordeeld aan de hand van jaarlijkse evaluatieverslagen die elke betrokken lidstaat aan de Commissie en het EBVC moet voorleggen.

(14)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overleg met de betrokken lidstaten vastgesteld. Dit besluit moet dan ook tot deze lidstaten worden gericht.

(15)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de visserij en de aquacultuur,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp en definities

Bij dit besluit wordt een specifiek controle- en inspectieprogramma vastgesteld voor de bevissing van blauwvintonijnbestanden in de Middellandse Zee, zwaardvisbestanden in de Middellandse Zee en voor de bevissing van sardine- en ansjovisbestanden in het noordelijke deel van de Adriatische Zee.

Het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan, de Middellandse Zee en het noordelijke deel van de Adriatische Zee worden hierna „de betrokken gebieden” genoemd.

In dit besluit wordt verstaan onder:

a)

„het noordelijke deel van de Adriatische Zee”: het als dusdanig in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011 van het Europees Parlement en de Raad (8) afgebakende gebied;

b)

„Middellandse Zee”: de door de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) begrensde deelgebieden 37.1, 37.2 en 37.3;

c)

„het oostelijke deel van de Adriatische Zee”: de door de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) begrensde gebieden VII, VIII, IX en X zoals omschreven in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 218/2009 van het Europees Parlement en de Raad (9) en FAO-sector 34.1.2.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.   Het specifieke controle- en inspectieprogramma heeft met name betrekking op de volgende activiteiten:

a)

visserijactiviteiten in de zin van artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 in de betrokken gebieden;

b)

visserijgerelateerde activiteiten, waaronder teelt, weging, verwerking, afzet, vervoer en opslag van visserijproducten;

c)

sport- en recreatievisserij;

d)

invoer als gedefinieerd in artikel 2, punt 11, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad (10);

e)

uitvoer als gedefinieerd in artikel 2, punt 13, van Verordening (EG) nr. 1005/2008.

2.   Het specifieke controle- en inspectieprogramma is van toepassing tot en met 15 maart 2018.

3.   Het specifieke controle- en inspectieprogramma wordt ten uitvoer gelegd door Cyprus, Frankrijk, Griekenland, Italië, Kroatië, Malta, Portugal, Slovenië en Spanje (hierna „de betrokken lidstaten” genoemd).

HOOFDSTUK II

DOELSTELLINGEN, PRIORITEITEN, PROCEDURES EN IJKPUNTEN

Artikel 3

Doelstellingen

1.   Het specifieke controle- en inspectieprogramma garandeert de eenvormige en doeltreffende uitvoering van de instandhoudings- en controlemaatregelen die op de in artikel 1 vermelde bestanden van toepassing zijn.

2.   De controle- en inspectieactiviteiten die in het kader van het specifieke controle- en inspectieprogramma worden verricht, hebben met name tot doel de naleving te garanderen van:

a)

de regels inzake het beheer van de vangstmogelijkheden en alle daarmee verband houdende specifieke voorwaarden, met inbegrip van het monitoren van de benutting van de quota, de inspanningsregeling en de in de betrokken gebieden toegepaste technische maatregelen;

b)

de rapporteringsverplichtingen die voor visserijactiviteiten gelden, met name wat betreft de betrouwbaarheid van de geregistreerde en gerapporteerde gegevens;

c)

de verplichting tot aanlanding van alle vangsten voor onder dit besluit vallende bestanden en gebieden waarvoor overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (11) een aanlandingsverplichting geldt;

d)

specifieke door regionale visserijorganisaties goedgekeurde besluiten met betrekking tot de onder dit besluit vallende bestanden en gebieden.

Artikel 4

Prioriteiten

1.   Met betrekking tot de visserijactiviteiten van vissersvaartuigen en de visserijgerelateerde activiteiten van andere exploitanten voeren de betrokken lidstaten overeenkomstig artikel 4, punt 18, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 en artikel 98 van Uivoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 controle- en inspectieactiviteiten uit op basis van een strategie voor risicobeheer.

2.   Alle vissersvaartuigen, groepen vissersvaartuigen, categorieën vistuig, exploitanten of visserijgerelateerde activiteiten die betrekking hebben op de in artikel 1 vermelde bestanden, worden onderworpen aan controles en inspecties volgens de prioriteit die overeenkomstig lid 3 wordt toegekend.

3.   Elke betrokken lidstaat kent een prioriteit toe op basis van de resultaten van de risicobeoordeling die volgens de procedures van artikel 5 wordt uitgevoerd.

Artikel 5

Procedures voor risicobeoordeling

1.   De betrokken lidstaten beoordelen de risico’s ten aanzien van de betrokken bestanden en gebieden aan de hand van de tabel in bijlage I.

2.   Bij de door elke betrokken lidstaat te verrichten risicobeoordeling wordt, op basis van vroegere ervaringen en aan de hand van alle beschikbare relevante gegevens, nagegaan hoe waarschijnlijk het is dat de voorschriften niet worden nageleefd en wat de mogelijke gevolgen van een dergelijke niet-naleving zouden zijn. Door deze elementen te combineren beoordeelt elke betrokken lidstaat voor elke in artikel 4, lid 2, bedoelde inspectiecategorie het risiconiveau („zeer laag”, „laag”, „middelgroot”, „hoog” of „zeer hoog”).

3.   Als een vissersvaartuig dat de vlag voert van een lidstaat die geen betrokken lidstaat is, of een vissersvaartuig van een derde land actief is in de in artikel 1 vermelde gebieden, wordt daaraan overeenkomstig lid 3 een risiconiveau toegekend. Als er geen informatie is, wordt het betrokken vaartuig beschouwd als een vissersvaartuig met „zeer hoog” risiconiveau tenzij de autoriteiten van de vlaggenstaat van het vissersvaartuig in het kader van artikel 9 de resultaten van hun eigen, overeenkomstig artikel 4, lid 2, en onderhavig artikel, lid 3, uitgevoerde risicobeoordeling voorleggen en die tot een ander risiconiveau leiden.

Artikel 6

Strategie voor risicobeheer

1.   Elke betrokken lidstaat stelt op basis van zijn risicobeoordeling een strategie voor risicobeheer vast die erop gericht is te garanderen dat de voorschriften worden nageleefd. Die strategie heeft betrekking op de identificatie, beschrijving en toewijzing van op de aard en het verwachte niveau van elk risico afgestemde passende kostenefficiënte controle-instrumenten en inspectiemiddelen, en op het bereiken van de streefijkpunten.

2.   De in lid 1 bedoelde strategie voor risicobeheer wordt op regionaal niveau gecoördineerd via een gezamenlijk inzetplan als gedefinieerd in artikel 2, onder c), van Verordening (EG) nr. 768/2005.

Artikel 7

Verhouding met de procedures voor gezamenlijke inzetplannen

1.   In het kader van een gezamenlijk inzetplan deelt elke betrokken lidstaat in voorkomend geval de resultaten van zijn overeenkomstig artikel 5, lid 3, uitgevoerde risicobeoordeling aan het EBVC mee, en met name een lijst van de geraamde risiconiveaus met de overeenkomstige streefniveaus voor de inspectie.

2.   Indien van toepassing worden de in lid 1 bedoelde risiconiveaus en streefniveaus geactualiseerd aan de hand van tijdens gezamenlijke inspectie- en bewakingsactiviteiten verzamelde gegevens. Onmiddellijk na elke bijwerking wordt het EBVC van die actualisering in kennis gesteld.

3.   Het EBVC gebruikt de van de betrokken lidstaten ontvangen informatie om de strategie voor risicobeheer op regionaal niveau te coördineren overeenkomstig artikel 6, lid 2.

Artikel 8

Streefijkpunten

1.   Onverminderd de streefijkpunten die in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1224/2009 en in artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 zijn vastgesteld, worden de streefijkpunten voor vissersvaartuigen, vallen of andere exploitanten met een „hoog” en „zeer hoog” risiconiveau vastgesteld in bijlage II.

2.   Voor sommige van de onder dit besluit vallende soorten zijn in bijlage II controledoelstellingen voor alle risiconiveaus vastgesteld.

3.   De streefijkpunten voor vissersvaartuigen, vallen of andere exploitanten met een „zeer laag”, een „laag” of een „middelgroot” risiconiveau worden door de betrokken lidstaten vastgesteld via nationale controleactieprogramma’s als bedoeld in artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 en nationale maatregelen als bedoeld in artikel 95, lid 4, van die verordening.

4.   In afwijking van de leden 1 en 2 kunnen de lidstaten bij wijze van alternatief andere streefijkpunten toepassen, uitgedrukt in de vorm van verbeterde nalevingsniveaus, op voorwaarde dat:

a)

een gedetailleerde analyse van de visserijactiviteiten of visserijgerelateerde activiteiten en van wetshandhavingsgerelateerde vraagstukken de noodzaak om streefijkpunten in de vorm van verbeterde nalevingsniveaus vast te stellen, rechtvaardigt;

b)

de Commissie in kennis wordt gesteld van de in de vorm van verbeterde nalevingsniveaus uitgedrukte ijkpunten en binnen 90 dagen geen bezwaar daartegen maakt en dat die ijkpunten niet discriminerend zijn en de doelstellingen, prioriteiten en risicogebaseerde procedures die in het specifieke controle- en inspectieprogramma zijn omschreven, onverlet laten.

5.   Alle streefijkpunten en doelstellingen worden elk jaar op basis van de in artikel 13, lid 1, bedoelde evaluatieverslagen beoordeeld en zo nodig dienovereenkomstig herzien in het kader van de in artikel 13, lid 4, bedoelde evaluatie.

6.   Zo nodig geeft een gezamenlijk inzetplan uitvoering aan de in dit artikel bedoelde streefijkpunten.

HOOFDSTUK III

UITVOERING

Artikel 9

Samenwerking tussen de lidstaten en met derde landen

1.   De betrokken lidstaten werken met elkaar samen bij de uitvoering van het specifieke controle- en inspectieprogramma.

2.   Zo nodig werken alle andere lidstaten samen met de betrokken lidstaten.

3.   De lidstaten kunnen voor de uitvoering van het specifieke controle- en inspectieprogramma samenwerken met de bevoegde autoriteiten van derde landen.

Artikel 10

Gezamenlijke inspectie- en bewakingsactiviteiten

1.   Om hun nationale visserijcontrolesystemen efficiënter en doeltreffender te maken voeren de betrokken lidstaten gezamenlijke inspectie- en bewakingsactiviteiten uit in de onder hun jurisdictie vallende wateren en indien nodig op hun grondgebied. In voorkomend geval worden die activiteiten uitgevoerd in het kader van gezamenlijke inzetplannen als bedoeld in artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 768/2005.

2.   Met betrekking tot de gezamenlijke inspectie- en bewakingsactiviteiten moet elke betrokken lidstaat:

a)

ervoor zorgen dat functionarissen van andere betrokken lidstaten worden uitgenodigd om aan de gezamenlijke inspectie- en bewakingsactiviteiten deel te nemen;

b)

gezamenlijke operationele procedures voor hun bewakingsvaartuigen opstellen;

c)

indien nodig contactpunten aanwijzen als bedoeld in artikel 80, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

3.   Aan de gezamenlijke inspectie- en bewakingsactiviteiten kunnen functionarissen en EU-inspecteurs deelnemen.

Artikel 11

Uitwisseling van gegevens

1.   Voor de uitvoering van het specifieke controle- en inspectieprogramma zorgt elke betrokken lidstaat voor de in artikel 111 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 en bijlage XII bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 bedoelde rechtstreekse elektronische uitwisseling van gegevens met de andere betrokken lidstaten en het EBVC.

2.   De in lid 1 bedoelde gegevens hebben betrekking op visserijactiviteiten en visserijgerelateerde activiteiten die worden verricht in de gebieden die onder het specifieke controle- en inspectieprogramma vallen.

Artikel 12

Informatieverstrekking

1.   In afwachting van de volledige uitvoering van titel XII, hoofdstuk III, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 deelt elke betrokken lidstaat, in het in bijlage III bij dit besluit vastgestelde formaat op elektronische wijze de Commissie en het EBVC de volgende gegevens mee:

a)

de identificatie, datum en aard van elke uitgevoerde controle- of inspectieactiviteit;

b)

de identificatie van elk vissersvaartuig (nummer in het EU-vlootregister), elke val, elk voertuig of elke exploitant (bedrijfsnaam) dat/die is gecontroleerd of geïnspecteerd;

c)

indien van toepassing, het soort geïnspecteerd vistuig, en

d)

als een of meer inbreuken zijn geconstateerd:

i)

het soort inbreuk(en);

ii)

de stand van zaken betreffende de follow-up van de inbreuk(en) (met name of de zaak wordt onderzocht, hangende is of in hoger beroep wordt behandeld), en

iii)

de sanctie(s) die is (zijn) opgelegd als follow-up voor de inbreuk(en): hoogte van de boeten, waarde van de in beslag genomen vis of het in beslag genomen vistuig, overeenkomstig artikel 126, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 toegewezen punten of andere soorten sancties.

2.   De in lid 1 bedoelde informatie wordt meegedeeld voor elke controle of inspectie en wordt in elk volgend verslag vermeld en bijgewerkt totdat de maatregel overeenkomstig de wetgeving van de betrokken lidstaat is afgesloten. Als na de constatering van een ernstige inbreuk geen maatregelen worden genomen, wordt daarvoor een verklaring bijgevoegd.

3.   Voor de bevissing van blauwvintonijnbestanden in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee en zwaardvisbestanden in de Middellandse Zee wordt de in de leden 1 en 2 bedoelde informatie op 15 september aan de Commissie en de EBVC toegezonden en op 31 januari van het volgende jaar bijgewerkt.

4.   Voor de bevissing van sardine- en ansjovisbestanden in het noordelijke deel van de Adriatische Zee wordt de in de leden 1 en 2 bedoelde informatie op 15 april aan de Commissie en de EBVC toegezonden en op 31 januari van het volgende jaar bijgewerkt.

Artikel 13

Evaluatie

1.   Elke betrokken lidstaat stuurt uiterlijk op 31 maart van het jaar na het betrokken kalenderjaar de Commissie en het EBVC een evaluatieverslag toe betreffende de doeltreffendheid van de controle- en inspectieactiviteiten die in het kader van dit specifieke controle- en inspectieprogramma zijn uitgevoerd.

2.   Het in lid 1 bedoelde evaluatieverslag bevat ten minste de in bijlage IV vermelde informatie. De betrokken lidstaten kunnen in hun evaluatieverslag ook andere acties vermelden zoals opleidings- en voorlichtingssessies die zijn opgezet om de naleving door de vissersvaartuigen, vallen en andere exploitanten te beïnvloeden.

3.   Het EBVC houdt met de in lid 1 bedoelde evaluatieverslagen rekening bij zijn jaarlijkse beoordeling van de doeltreffendheid van de gezamenlijke inzetplannen als bedoeld in artikel 14 van Verordening (EG) nr. 768/2005.

4.   De Commissie belegt eenmaal per jaar een vergadering van het Comité voor de visserij en de aquacultuur om de geschiktheid, adequaatheid en doeltreffendheid van het specifieke controle- en inspectieprogramma en zijn algemene impact op de naleving door de vissersvaartuigen, vallen en andere exploitanten te beoordelen op basis van de in lid 1 bedoelde evaluatieverslagen. De in bijlage II vastgestelde streefijkpunten en doelstellingen kunnen dienovereenkomstig worden herzien.

Artikel 14

Adressaten

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 19 maart 2014.

Voor de Commissie

Maria DAMANAKI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 302/2009 van de Raad van 6 april 2009 betreffende een meerjarig herstelplan voor blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 43/2009 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1559/2007 (PB L 96 van 15.4.2009, blz. 1).

(3)  Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad van 21 december 2006 inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1626/94 (PB L 409 van 30.12.2006, blz. 1).

(4)  Recommendation GFCM 37/2013/1 on a multiannual management plan for fisheries on small pelagic stocks in the GFCM-GSA 17 (Northern Adriatic Sea) and on transitional conservation measures for fisheries on small pelagic stocks in GSA 18 (Southern Adriatic Sea).

(5)  ICCAT-aanbeveling inzake beheersmaatregelen voor zwaardvis in de Middellandse Zee in het kader van de ICCAT.

(6)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie van 8 april 2011 houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (PB L 112 van 30.4.2011, blz. 1).

(7)  Verordening (EG) nr. 768/2005 van de Raad van 26 april 2005 tot oprichting van een Communautair Bureau voor visserijcontrole en houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (PB L 128 van 21.5.2005, blz. 1).

(8)  Verordening (EU) nr. 1343/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 tot vaststelling van een aantal bepalingen voor de visserij in het GFCM-overeenkomstgebied (General Fisheries Commission for the Mediterranean — Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee) en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee (PB L 347 van 30.12.2011, blz. 44).

(9)  Verordening (EG) nr. 218/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van lidstaten die in het noordoostelijke gedeelte van de Atlantische Oceaan vissen (PB L 87 van 31.3.2013, blz. 70).

(10)  Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr. 601/2004 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1093/94 en (EG) nr. 1447/1999 (PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1).

(11)  Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).


BIJLAGE I

PROCEDURES VOOR RISICOBEOORDELING

Alle vissersvaartuigen, groepen vissersvaartuigen, categorieën vistuig, exploitanten en/of visserijgerelateerde activiteiten die betrekking hebben op verschillende in artikel 1 vermelde bestanden en gebieden, worden volgens de daaraan toegekende prioriteit onderworpen aan controles en inspecties. Op basis van de resultaten van de risicobeoordeling die door een betrokken lidstaat of, enkel voor de toepassing van artikel 5, lid 4, door een andere lidstaat wordt verricht, wordt prioriteit toegekend volgens de onderstaande procedure.

Risicobeschrijving

[naargelang van het risico/de visserijtak/het gebied en de beschikbare gegevens]

Indicator

[naargelang van het risico/de visserijtak/het gebied en de beschikbare gegevens]

Stap in de visserijketen/de afzetketen (wanneer en waar doet het risico zich voor)

In overweging te nemen punten

[naargelang van het risico/de visserijtak/het gebied en de beschikbare gegevens]

Frequentie van voorkomen in de visserij (1)

Potentiële gevolgen (1)

Risiconiveau (1)

[Noot: de door de lidstaten geïdentificeerde risico’s moeten in overeenstemming zijn met de in artikel 3 omschreven doelstellingen]

 

 

Vangst- en aanlandingsniveaus, uitgesplitst per vissersvaartuig, bestand en vistuig

Beschikbaarheid van quota voor de vissersvaartuigen, uitgesplitst per vissersvaartuig, bestand en vistuig

Het gebruik van gestandaardiseerde dozen

Niveau en fluctuatie van de marktprijs voor de aangelande visserijproducten (eerste verkoop)

Aantal tevoren uitgevoerde inspecties en aantal inbreuken die voor het betrokken vissersvaartuig en/of de andere betrokken exploitant zijn geconstateerd

Verplichting om met ingang van 1 januari 2015 overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1380/2013 aan te landen

Achtergrond en/of potentieel gevaar van met de haven/locatie/regio en visserijtak verbonden fraude

Enige andere relevante informatie of inlichtingen

frequent/

af en toe/

zelden/of

niet significant

ernstig/

significant/

aanvaardbaar/of marginaal

zeer laag/laag/middelgroot/hoog/of zeer hoog


(1)  

Opmerking: Moet door de lidstaten worden beoordeeld. Bij de risicobeoordeling wordt, op basis van vroegere ervaringen en aan de hand van alle beschikbare gegevens, nagegaan hoe waarschijnlijk het is dat de voorschriften niet worden nageleefd en wat de mogelijke gevolgen van een dergelijke niet-naleving zouden zijn.


BIJLAGE II

STREEFIJKPUNTEN

1.   Niveau van de inspecties op zee (waaronder, indien van toepassing, bewaking vanuit de lucht)

Op jaarbasis gelden de volgende streefijkpunten en doelstellingen voor de inspecties op zee van vissersvaartuigen die vissen op blauwvintonijnbestanden in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee en op zwaardvisbestanden in de Middellandse Zee of op sardine- en ansjovisbestanden in het noordelijke deel van de Adriatische Zee, voor zover die inspecties op zee relevant zijn voor de betrokken stap in de visserijketen en deel uitmaken van de strategie voor risicobeheer.

IJkpunten per jaar (1)

Overeenkomstig artikel 5, lid 2, geraamd risiconiveau voor de vissersvaartuigen

hoog

zeer hoog

Visserij nr. 1 blauwvintonijn

Inspectie op zee van ten minste [2,5] % van de visreizen die worden gemaakt door vissersvaartuigen met een „hoog” risiconiveau die op de betrokken vissoort vissen

Inspectie op zee van ten minste [5] % van de visreizen die worden gemaakt door vissersvaartuigen met een „zeer hoog” risiconiveau die op de betrokken vissoort vissen

Doelstellingen

Elk risiconiveau

Visserij nr. 1 blauwvintonijn

Niettegenstaande de hierboven vermelde streefijkpunten moet er voor overhevelingsverrichtingen naar worden gestreefd zo veel mogelijk inspecties te verrichten.

Visserij nr. 2 zwaardvis

Voor inspecties op zee moet prioriteit worden gegeven aan de naleving van de technische maatregelen en sluitingsperioden.

Visserij nr. 3 sardine en ansjovis

Inspectie op zee van ten minste 20 % van de vissersvaartuigen die gedurende het respectieve visseizoen op de betrokken bestanden vissen

2.   Niveau van de inspecties aan land (waaronder controles op basis van documenten en inspecties in havens of bij de eerste verkoop)

Op jaarbasis gelden de volgende streefijkpunten en doelstellingen voor de inspecties aan land (waaronder controles op basis van documenten en inspecties in havens of bij eerste verkoop) van vissersvaartuigen en andere exploitanten die vissen op blauwvintonijnbestanden in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee, op zwaardvisbestanden in de Middellandse Zee en op bestanden sardine en ansjovis in het noordelijke deel van de Adriatische Zee, voor zover die inspecties aan land relevant zijn voor de betrokken stap in de visserij- en/of de afzetketen en deel uitmaken van de strategie voor risicobeheer.

IJkpunten per jaar (2)

Risiconiveau voor de vissersvaartuigen en/of andere exploitanten (eerste koper)

hoog

zeer hoog

Visserij nr. 1 blauwvintonijn

Inspectie in de haven van ten minste [10] % van de totale hoeveelheden die worden aangeland door vissersvaartuigen met een hoog risiconiveau

Inspectie in de haven van ten minste [15] % van de totale hoeveelheden die worden aangeland door vissersvaartuigen met een zeer hoog risiconiveau

Visserij nr. 3 sardine en ansjovis

Inspectie in de haven van in totaal [10] % van de hoeveelheden die worden aangeland door vissersvaartuigen met een hoog risiconiveau

Inspectie in de haven van in totaal [15] % van de hoeveelheden die worden aangeland door vissersvaartuigen met een zeer hoog risiconiveau

Doelstellingen

Elk risiconiveau

Visserij nr. 2 zwaardvis

Voor inspecties aan land moet prioriteit worden gegeven aan de naleving van de technische maatregelen en sluitingsperioden.

De inspecties na aanlanding of overlading worden met name gebruikt als aanvullend kruiscontrolemechanisme om de betrouwbaarheid van de geregistreerde en gerapporteerde informatie over vangsten en aanlandingen te controleren.

3.   Niveau van de inspecties in tonnara’s en kweekinstallaties

Op jaarbasis gelden de volgende streefijkpunten voor de inspecties van tonnara’s en kweekinstallaties voor blauwvintonijn in de betrokken gebieden, voor zover die inspecties aan land relevant zijn voor de betrokken stap in de visserij- en/of afzetketen en deel uitmaken van de strategie voor risicobeheer.

IJkpunten per jaar (3)

Risiconiveau voor de tonnara’s en/of andere exploitanten (exploitant van de kwekerij of eerste koper)

Elk risiconiveau

Visserij nr. 1 blauwvintonijn

Inspectie van 100 % van de kooi- en overhevelingsverrichtingen in tonnara’s en kweekinstallaties, met inbegrip van de vrijlating van vis


(1)  Uitgedrukt in % van de visreizen die per jaar in het gebied worden gemaakt door vissersvaartuigen met een hoog of zeer hoog risico.

(2)  Uitgedrukt in % van de hoeveelheden die per jaar worden aangeland door vissersvaartuigen met een hoog of zeer hoog risiconiveau.

(3)  Uitgedrukt in een percentage van de hoeveelheden die betrokken zijn bij kooiverrichtingen, tonnara’s en kweekinstallaties met een hoog/zeer hoog risiconiveau per jaar, met inbegrip van overhevelingen en vrijlatingen.


BIJLAGE III

PERIODIEKE INFORMATIE OVER DE UITVOERING VAN HET SPECIFIEKE CONTROLE- EN INSPECTIEPROGRAMMA

Formaat voor de mededeling van de informatie die overeenkomstig artikel 12 voor elke in het verslag op te nemen inspectie moet worden verstrekt:

Naam element

Code

Omschrijving en inhoud

Identificatie van de inspectie

II

Tweeletterige ISO-landcode + 9 cijfers, bijv. DK201200000

Datum van de inspectie

DA

JJJJ-MM-DD

Soort inspectie of controle

IT

Op zee, aan land, vervoer, overheveling, controleoverheveling, kooien, opslag, overlading, vrijlating, document (duid aan)

Identificatie van elk vissersvaartuig, elk voertuig of elke exploitant

ID

Nummer in het vlootregister van de Unie en ICCAT registratienr. (indien van toepassing), en de naam van het vissersvaartuig, tonnara’s, voertuigidentificatienummer, en/of de naam van de onderneming van de exploitant, met inbegrip van kweekinstallaties

Soort vistuig

GE

Vistuigcode volgens de internationale statistische standaardclassificatie van vistuig van de FAO

Inbreuk

SI

Y = ja, N = neen

Soort geconstateerde inbreuk

TS

Beschrijving van de inbreuk met vermelding van de betrokken bepaling.

Vermeld indien van toepassing het soort geconstateerde ernstige inbreuk aan de hand van het nummer (linkerkolom) in bijlage XXX bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011. Ernstige inbreuken als bedoeld in artikel 90, lid 1, onder a), b) of c), van de controleverordening worden respectievelijk met de cijfers „13”, „14” en „15” geïdentificeerd. Voorts worden de in bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 302/2009 van de Raad bedoelde inbreuken (indien van toepassing) respectievelijk aangeduid met de letters „a”, „b”, … „p”.

Betrokken hoeveelheid vis per soort

AF

Vermeld de betrokken hoeveelheden van elk van de soorten aan boord of (voor levende blauwvintonijn) in de kooi (voor blauwvintonijn: gewicht en aantallen).

Stand van zaken betreffende de follow-up

FU

Geef de stand van zaken aan: PENDING (hangende), APPEAL (hoger beroep) of CLOSED (afgesloten)

Boete

SF

Boete in EUR, bv. 500

Inbeslagneming

SC

CATCH/GEAR/OTHER (vangst/vistuig/andere) voor fysieke inbeslagneming. Als het om een in beslag genomen bedrag aan vangst of vistuig gaat, dat bedrag in EUR, bv. 10 000

Andere

SO

Bij intrekking van de visvergunning of de vismachtiging, vermeld respectievelijk LI of AU + aantal dagen, bijv. AU30

Punten

SP

Aantal toegekende punten, bv. 12

Opmerkingen

RM

Als na de constatering van een inbreuk geen maatregelen worden genomen, moet hier worden toegelicht waarom (vrije tekst).


BIJLAGE IV

INHOUD VAN DE EVALUATIEVERSLAGEN

De evaluatieverslagen moeten ten minste de volgende gegevens bevatten:

I.   Algemene analyse van de uitgevoerde controle-, inspectie- en handhavingsactiviteiten (voor elke betrokken lidstaat)

Beschrijving van de door de betrokken lidstaat vastgestelde risico’s en gedetailleerde inhoud van zijn strategie voor risicobeheer, met onder meer een beschrijving van het beoordelings- en herzieningsproces.

Vergelijking tussen enerzijds het soort toegepaste controle- en inspectiemiddelen en het aantal toegezegde inspectiemiddelen en anderzijds het aantal voor de uitvoering van het specifieke controle- en inspectieprogramma ingezette middelen, met inbegrip van de periode en de gebieden waarin die middelen zijn ingezet.

Vergelijking tussen enerzijds het soort toegepaste controle- en inspectiemiddelen en het aantal uitgevoerde controleactiviteiten en inspecties (gelieve aan te vullen aan de hand van de overeenkomstig bijlage III meegedeelde gegevens) en anderzijds het aantal geconstateerde inbreuken en, indien mogelijk, een analyse van de motieven voor het begaan van die inbreuken.

Voor inbreuken opgelegde sancties (gelieve aan te vullen aan de hand van de overeenkomstig bijlage III meegedeelde gegevens).

Analyse van andere acties (andere dan controle-, inspectie- en handhavingsactiviteiten, bv. opleidings- of voorlichtingssessies) die zijn opgezet om de naleving door de vissersvaartuigen en/of andere exploitanten te verbeteren [VOORBEELD: aantal ter verbetering van de selectiviteit van het vistuig ingezette middelen, aantal steekproeven van kabeljauw/jonge exemplaren, enz.].

II.   Gedetailleerde analyse van de uitgevoerde controle-, inspectie- en handhavingsactiviteiten (voor elke betrokken lidstaat)

Analyse van de inspectieactiviteiten op zee (waaronder, indien van toepassing, bewaking vanuit de lucht), met name:

vergelijking tussen de ingezette en de toegezegde patrouillevaartuigen;

percentage inbreuken op zee;

aandeel van de op vissersvaartuigen met een „zeer laag”, een „laag” of een „middelgroot” risiconiveau verrichte inspecties op zee dat het mogelijk heeft gemaakt een of meer inbreuken te constateren;

aandeel van de op vissersvaartuigen met een „hoog” of een „zeer hoog” risiconiveau verrichte inspecties op zee dat het mogelijk heeft gemaakt een of meer inbreuken te constateren;

soort sancties en hoogte daarvan/evaluatie van het afschrikkingseffect.

Analyse van de inspectieactiviteiten aan land (waaronder controles op basis van documenten en inspecties in havens, bij de eerste verkoop of bij overladingen), met name:

vergelijking tussen de ingezette en de toegezegde inspectie-eenheden aan land;

percentage inbreuken aan land;

aandeel van de op vissersvaartuigen en/of exploitanten met een „zeer laag”, een „laag” of een „middelgroot” risiconiveau verrichte inspecties aan land dat het mogelijk heeft gemaakt een of meer inbreuken te constateren;

aandeel van de op vissersvaartuigen en/of exploitanten met een „hoog” of een „zeer hoog” risiconiveau verrichte inspecties aan land dat het mogelijk heeft gemaakt een of meer inbreuken te constateren;

soort sancties en hoogte daarvan/evaluatie van het afschrikkingseffect.

Analyse van de inspectieactiviteiten (waaronder controles op basis van documenten en inspecties) uitgevoerd in tonnara’s en mest- en kweekinstallaties, met name:

Voor kooiverrichtingen

vergelijking tussen de verrichte en de toegezegde inspecties;

inbreuken met betrekking tot overhevelings-, kooi- en vrijlatingsverrichtingen;

soort sancties en hoogte daarvan/evaluatie van het afschrikkingseffect.

Voor tonnara’s

vergelijking van de verrichte inspecties, overwegende dat 100 % van de oogst- en overhevelingsverrichtingen in tonnara’s moet worden geïnspecteerd, met inbegrip van overhevelingen naar kwekerijen en naar transportkooien;

percentage inbreuken in tonnara’s;

soort sancties en hoogte daarvan/evaluatie van het afschrikkingseffect.

Analyse, indien van toepassing, van in nalevingsniveaus uitgedrukte streefijkpunten, met name:

vergelijking tussen de ingezette en de toegezegde inspectiemiddelen;

percentage inbreuken en tendens (op basis van een vergelijking met de twee voorgaande jaren);

aandeel van de inspecties op vissersvaartuigen/exploitanten dat het mogelijk heeft gemaakt een of meer inbreuken te constateren;

soort sancties en hoogte daarvan/evaluatie van het afschrikkingseffect.

Analyse van de overige inspectie- en controleactiviteiten: overladen, bewaking vanuit de lucht, invoer/uitvoer enz., alsook andere acties zoals opleidings- en voorlichtingssessies die zijn opgezet om de naleving van de voorschriften door de vissersvaartuigen en andere exploitanten te verbeteren.

III.   Voorstel(len) ter verbetering van de doeltreffendheid van de uitgevoerde controle-, inspectie- en handhavingsactiviteiten (voor elke betrokken lidstaat)


Top