Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32013R0871

    Uitvoeringsverordening (EU) nr. 871/2013 van de Raad van 2 september 2013 tot uitbreiding van het bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 511/2010 ingestelde definitieve antidumpingrecht op molybdeendraad met ten minste 99,95 gewichtspercenten molybdeen en een grootste afmeting der dwarsdoorsnede van meer dan 1,35 mm doch niet meer dan 4,0 mm, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, tot molybdeendraad met ten minste 97 gewichtspercenten molybdeen en een grootste afmeting der dwarsdoorsnede van meer dan 1,35 mm doch niet meer dan 4,0 mm, van oorsprong uit de Volksrepubliek China

    PB L 243 van 12.9.2013, p. 2–9 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2013/871/oj

    12.9.2013   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 243/2


    UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 871/2013 VAN DE RAAD

    van 2 september 2013

    tot uitbreiding van het bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 511/2010 ingestelde definitieve antidumpingrecht op molybdeendraad met ten minste 99,95 gewichtspercenten molybdeen en een grootste afmeting der dwarsdoorsnede van meer dan 1,35 mm doch niet meer dan 4,0 mm, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, tot molybdeendraad met ten minste 97 gewichtspercenten molybdeen en een grootste afmeting der dwarsdoorsnede van meer dan 1,35 mm doch niet meer dan 4,0 mm, van oorsprong uit de Volksrepubliek China

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name artikel 13,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie, ingediend na raadpleging van het Raadgevend Comité,

    Overwegende hetgeen volgt:

    1.   DE PROCEDURE

    1.1.   Bestaande maatregelen

    (1)

    In december 2009 heeft de Europese Commissie („de Commissie”) bij Verordening (EU) nr. 1247/2009 (2) („de voorlopige antidumpingverordening”) een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op molybdeendraad met ten minste 99,95 gewichtspercenten molybdeen en een grootste afmeting der dwarsdoorsnede van meer dan 1,35 mm doch niet meer dan 4,0 mm, van oorsprong uit de Volksrepubliek China („de VRC”).

    (2)

    In juni 2010 heeft de Raad bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 511/2010 (3) een definitief antidumpingrecht van 64,3 % ingesteld op hetzelfde product. Deze maatregelen worden hierna „de geldende maatregelen” genoemd en het onderzoek dat tot de bij de oorspronkelijke verordening ingestelde maatregelen heeft geleid, wordt hierna aangeduid als „het oorspronkelijke onderzoek”.

    (3)

    In januari 2012 heeft de Raad, na een onderzoek naar de ontwijking van de maatregelen overeenkomstig artikel 13 van de basisverordening, de geldende maatregelen bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 14/2012 (4) uitgebreid tot het vanuit Maleisië verzonden betrokken product, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Maleisië.

    1.2.   Verzoek

    (4)

    In november 2012 heeft de Commissie een verzoek ontvangen op grond van artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5, van de basisverordening om een onderzoek in te stellen naar de mogelijke ontwijking van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van bepaald molybdeendraad van oorsprong uit de VRC door de invoer van enigszins gewijzigd molybdeendraad, bevattende 97 of meer doch minder dan 99,95 gewichtspercenten molybdeen, van oorsprong uit de VRC, en deze invoer aan registratieplicht te onderwerpen.

    (5)

    Het verzoek was ingediend door Plansee SE („Plansee”), een producent van bepaalde molybdeendraad in de Unie die deelnam aan het oorspronkelijke onderzoek.

    (6)

    Het verzoek bevatte voldoende voorlopig bewijsmateriaal waaruit bleek dat de antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van bepaalde molybdeendraad van oorsprong uit de Volksrepubliek China worden ontweken door de invoer van bepaald enigszins gewijzigde molybdeendraad, bevattende 97 of meer doch minder dan 99,95 gewichtspercenten molybdeen, van oorsprong uit de VRC.

    1.3.   Opening van het onderzoek

    (7)

    Daar de Commissie na overleg met het Raadgevend Comité tot de conclusie was gekomen dat er voldoende voorlopig bewijsmateriaal was om op grond van artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5, van de basisverordening een onderzoek te openen, heeft zij bij Verordening (EU) nr. 1236/2012 (5) („de openingsverordening”) een onderzoek geopend naar de mogelijke ontwijking van de antidumpingmaatregelen die waren ingesteld ten aanzien van de invoer van bepaalde molybdeendraad van oorsprong uit de VRC, en heeft zij tevens de douaneautoriteiten de opdracht gegeven de invoer van molybdeendraad met 97 of meer doch minder dan 99,95 gewichtspercenten molybdeen en een grootste afmeting der dwarsdoorsnede van meer dan 1,35 mm doch niet meer dan 4,0 mm, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 8102 96 00 (Taric-code 8102960030), van oorsprong uit de Volksrepubliek China, met ingang van 21 december 2012 te registreren.

    1.4.   Betrokken product en onderzocht product

    (8)

    De definitie van het betrokken product komt overeen met die in het oorspronkelijke onderzoek, d.w.z. molybdeendraad met ten minste 99,95 gewichtspercenten molybdeen en een grootste afmeting der dwarsdoorsnede van meer dan 1,35 mm doch niet meer dan 4,0 mm („zuiver molybdeen”), van oorsprong uit de VRC, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 8102 96 00.

    (9)

    Het onderzochte product, d.w.z. het product waarmee de antidumpingmaatregelen zouden worden ontweken, is hetzelfde als het in overweging 7 gedefinieerde product met ten minste 97 doch minder dan 99,95 gewichtspercenten molybdeen en een grootste afmeting der dwarsdoorsnede van meer dan 1,35 mm doch niet meer dan 4,0 mm, van oorsprong uit de VRC.

    1.5.   Onderzoek en bij het onderzoek betrokken partijen

    (10)

    De Commissie heeft de autoriteiten van de VRC officieel in kennis gesteld van de opening van het onderzoek en heeft een vragenlijst gestuurd naar de producenten-exporteurs in de VRC en de haar bekende betrokken importeurs in de Unie. De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de bij de openingsverordening vastgestelde termijn contact met de Commissie op te nemen, hun standpunt schriftelijk uiteen te zetten en te verzoeken te worden gehoord. Alle partijen werden ervan op de hoogte gesteld dat niet-medewerking kan leiden tot de toepassing van artikel 18 van de basisverordening en tot bevindingen die op de beschikbare gegevens zijn gebaseerd.

    (11)

    Twee producenten-exporteurs hebben bij de Commissie een ingevulde vragenlijst ingediend. Een van deze ondernemingen, die ook aan het oorspronkelijke onderzoek meewerkte, is daadwerkelijk een producent-exporteur van het onderzochte product. De tweede onderneming meldde geen enkele verkoop van het onderzochte product. Derhalve werden haar opmerkingen buiten beschouwing gelaten.

    (12)

    Vier importeurs hebben bij de Commissie een ingevulde vragenlijst ingediend. Een van hen meldde geen invoer van het onderzochte product en bleek een gebruiker van molybdeendraad te zijn.

    (13)

    De Commissie verrichte onderzoeken ter plaatse op de twee bedrijfslocaties van de medewerkende Chinese producent-exporteur:

    Jinduicheng Molybdenum Co., Ltd, No. 88, Jinye 1st Road, Hi-Tech Industry Developing Zone, Xi’an, Shaanxi Province, Volksrepubliek China („JDC”),

    Jinduicheng GuangMing Co., Ltd, No. 104 Mihe Road, Zhoucun District, Zibo City, Volksrepubliek China,

    en op de bedrijfslocatie van de volgende importeur in de Unie:

    GTV Verschleißschutz GmbH, Vor der Neuwiese 7, D-57629 Luckenbach, Duitsland („GTV”).

    (14)

    De drie andere importeurs werden niet bezocht, maar hun opmerkingen werden in de loop van het onderzoek zorgvuldig bestudeerd.

    1.6.   Onderzoek en rapportageperioden

    (15)

    Om te onderzoeken of zich een verandering in de structuur van het handelsverkeer had voorgedaan, werd een onderzoektijdvak van 1 januari 2008 tot en met 30 september 2012 vastgesteld („het OT”). Om te onderzoeken of invoer plaatsvindt tegen prijzen die lager zijn dan de geen schade veroorzakende prijs die werd vastgesteld in het kader van het onderzoek dat tot de constatering van dumping en tot de geldende maatregelen had geleid, werd een verslagperiode van 1 oktober 2011 tot en met 30 september 2012 vastgesteld („de VP”).

    2.   RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK

    2.1.   Algemene overwegingen

    (16)

    Overeenkomstig artikel 13, lid 1, van de basisverordening werd uitgemaakt of er sprake was van ontwijkingspraktijken door achtereenvolgens na te gaan of:

    1)

    zich een verandering in de structuur van het handelsverkeer tussen de VRC en de Unie had voorgedaan;

    2)

    deze verandering het gevolg was van praktijken, processen of werkzaamheden waarvoor, afgezien van de instelling van het recht, onvoldoende reden of economische rechtvaardiging bestond,

    3)

    uit bewijsmateriaal bleek dat er sprake was van schade of dat de corrigerende werking van het recht, gezien de prijzen en/of de hoeveelheden van het onderzochte product, werd ondermijnd, en

    4)

    uit bewijsmateriaal bleek dat dumping plaatsvond ten aanzien van de voor het soortgelijke product eerder vastgestelde normale waarden, zo nodig overeenkomstig artikel 2 van de basisverordening.

    2.2.   Lichte wijziging en wezenlijke kenmerken

    (17)

    Uit het onderzoek is gebleken dat het bij het onderzochte product om een draad gaat die van molybdeen (tussen de 99,6 en 99,7 %) en doorgaans lanthaan („La”) (tussen de 0,25 en 0,35 %) is vervaardigd. Deze legering bevat tevens andere scheikundige elementen en staat bekend als „doped” molybdeen of als „MoLa” dan wel „ML”. Het betrokken product en het onderzochte product vallen momenteel beide onder de GN-code 8102 96 00. Zoals hieronder wordt uiteengezet, werd in het kader van het onderzoek geen verschil tussen het productieproces van het onderzochte product en dat van het betrokken product vastgesteld, afgezien van het feit dat bij het mengen een laag percentage lanthaan aan het zuivere molybdeen wordt toegevoegd. Bovendien bevestigde de medewerkende producent-exporteur dat de productiekosten van het onderzochte product gelijk zijn aan die van het betrokken product. Dit betekent dat het enige economische voordeel dat de producent-exporteur met de productie van het onderzochte product behaalt, in het vermijden van de geldende maatregelen bestaat. Voorts werd geconstateerd dat de gebruikers van het betrokken product na de instelling van de voorlopige maatregelen zijn overgestapt op het onderzochte product, wat betekent dat er voor de gebruikers geen verschil is tussen het betrokken product en het onderzochte product.

    (18)

    Zoals vermeld in overweging 15 van de voorlopige antidumpingverordening wordt het betrokken product voornamelijk gebruikt voor coatings bij de productie van auto-onderdelen (met name versnellingsbakken) en vliegtuigonderdelen of voor elektrische contacten. Het betrokken product wordt het meest verhandeld met dwarsdoorsnedes van 2,31 mm en 3,17 mm, die worden toegepast bij vlamspuiten of boogspuiten.

    (19)

    Drie partijen voerden aan dat het onderzochte product en het betrokken product verschillende wezenlijke kenmerken hebben. Op verzoek van twee van de partijen vond in april 2013 een door de raadadviseur-auditeur voorgezeten confronterende hoorzitting met GTV, JDC en Plansee plaats. Zoals hieronder nader wordt uiteengezet, ging de aandacht tijdens de hoorzitting voornamelijk uit naar de beweerde technische verschillen tussen het betrokken product en het onderzochte product en naar de economische redenen voor de invoer van het laatstgenoemde product naar de Unie.

    (20)

    GTV en JDC stelden tijdens de hoorzitting en in hun schriftelijke opmerkingen dat het onderzochte product wezenlijke fysieke kenmerken vertoont die aanzienlijk verschillen van die van het betrokken product. Meer specifiek beweerden zij dat de rekbaarheid van het materiaal, d.w.z. de mate waarin het zonder te breken door trekkracht kan worden gerekt tot een draad met een kleinere doorsnede, de rekparameters en de coatingeigenschappen van het onderzochte product in bijzondere mate zijn verbeterd ten opzichte van het betrokken product.

    (21)

    Ter staving van deze bewering dienden de beide partijen een aantal artikelen en studies in met de bedoeling om aan te tonen dat een legering van molybdeen en lanthaan een product oplevert dat minder breekbaar is en door een grotere rekbaarheid is gekenmerkt dan het betrokken product. Deze partijen beweerden tevens dat de op de website van Plansee gepubliceerde informatie aantoont dat het onderzochte product betere eigenschappen heeft dan het betrokken product.

    (22)

    Wat de kenmerken van het product betreft, stelde Plansee voor om het betrokken product en het onderzochte product door een onafhankelijke instelling te laten vergelijken om uit te maken of het onderzochte product en het betrokken product verschillende wezenlijke kenmerken hebben.

    (23)

    Na de hoorzitting werd het hierboven genoemde verzoek beoordeeld op basis van het gedurende het onderzoek vergaarde bewijsmateriaal, met name de door de importeurs aan de producent-exporteur verzonden bestellingen, de toelichting van de producent-exporteur over zijn productieproces, de chemische samenstelling en de rek- en trekeigenschappen als vermeld op certificaten betreffende de productkwaliteit, de door de producent-exporteur opgestelde facturen en het feit dat aan de klanten geen handelsinformatie werd verstrekt over de ten opzichte van het betrokken product verbeterde kenmerken van het onderzochte product. Door al deze informatie werd bevestigd dat de klanten niet om producten met verbeterde eigenschappen hadden verzocht en dat deze ook niet door de producent van het onderzochte product werden geleverd. Daarom werd geconcludeerd dat het niet nodig was om het advies van een deskundige in te winnen. Dientengevolge werd dit verzoek afgewezen.

    (24)

    Met betrekking tot dit aspect heeft het onderzoek bevestigd dat de in overweging 20 genoemde verbeterde kwaliteit afhankelijk is van het lanthaangehalte en van de vraag of een geoptimaliseerd productieproces wordt toegepast. De medewerkende producent-exporteur heeft evenwel niet aangetoond dat hij voor het tijdens het OT naar de Unie geëxporteerde onderzochte product een geoptimaliseerd productieproces heeft toegepast. Het argument werd daarom als ongegrond afgewezen.

    (25)

    Eén partij beweerde dat het onderzochte product over verbeterde coatingeigenschappen beschikt. Deze partij heeft echter niet voldoende bewijsmateriaal aangedragen om die bewering te staven. Het argument werd daarom als ongegrond afgewezen.

    (26)

    Twee partijen stelden dat het onderzochte product beter bestand is tegen breuken. Dit betekent dat de draad nooit breekt bij het afrollen in een spuitmachine. Deze partijen werden verzocht bewijsstukken ter staving van deze bewering in te dienen, wat zij echter hebben nagelaten. Gezien het gebrek aan de nodige bewijsstukken werd dit argument niet aanvaard.

    (27)

    In het licht van het bovenstaande werd geconcludeerd dat het onderzochte product niet over andere eigenschappen beschikt dan het betrokken product.

    (28)

    Voorts blijkt uit de tijdens de controlebezoeken verzamelde bewijzen dat de gebruikers/importeurs bij hun bestellingen niet specifiek hebben verzocht om het product met de beweerde betere fysieke kenmerken als bedoeld in overweging 20. Geen van hen heeft om een specifiek lanthaangehalte verzocht, terwijl zij wel om een gehalte van ten minste 99 % zuiver molybdeen hebben verzocht. Slechts één klant verzocht om specifieke kenmerken voor wat betreft de rek- en trekparameters. In dit geval heeft de producent-exporteur deze parameters getest en aan zijn klant kwaliteitscertificaten verstrekt. Aangezien ook voor het betrokken product dergelijke certificaten werden geleverd, was het mogelijk om de twee producten met betrekking tot deze parameters met elkaar te vergelijken. Uit de vergelijking bleek dat de aan de beide producten gestelde eisen met betrekking tot rek- en trekeigenschappen identiek waren.

    (29)

    Bovendien kwam uit het onderzoek naar voren dat de producent-exporteur de markt of zijn klanten niet van de beweerde voordelen van het onderzochte product ten opzichte van het betrokken product op de hoogte heeft gesteld en het licht gewijzigde MoLa-draad niet als nieuw of ander product in de handel heeft gebracht.

    (30)

    Op grond van een door Plansee in januari 1996 verkregen octrooi voerde één partij aan dat het bij het betrokken product en het onderzochte product om verschillende producten gaat. Uit een analyse van dit argument bleek dat het octrooi geen betrekking heeft op het onderzochte product, maar op het gebruik van een molybdeenlegering als steekcontact voor lampen, elektronenbuizen en soortgelijke componenten. Bovendien is de dwarsdoorsnede van deze productsoort kleiner dan de voor het onderzochte product gedefinieerde dwarsdoorsnedes. Zoals reeds in overweging 24 vermeld, is daarnaast de beweerde betere kwaliteit van MoLa in vergelijking met het betrokken product afhankelijk van de toepassing van een geoptimaliseerd productieproces. Het argument werd derhalve afgewezen.

    (31)

    Daarom moet worden geconcludeerd dat het betrokken product en het onderzochte product vanuit het oogpunt van een klant zeer gelijksoortig zijn.

    (32)

    Eén partij voerde aan dat uit de commerciële aanbiedingen die door Plansee op haar website worden gepubliceerd, blijkt dat die onderneming het onderzochte product niet alleen voor toepassingen op het gebied van thermisch spuiten aanbood, maar ook voor toepassingen op tal van andere gebieden (zoals lamponderdelen, industriële draadsnijtoepassingen). Plansee merkte evenwel op dat in de op haar website gepubliceerde commerciële informatie is aangegeven welke draaddiameters de onderneming kan leveren. Daarnaast bleek uit het onderzoek dat de verkoop van Plansee voor andere toepassingsgebieden zeer beperkt is (namelijk minder dan 2 % van de verkoop van het betrokken product) en dat de onderneming gebruikmaakt van een geoptimaliseerd productieproces. Dit argument werd derhalve afgewezen.

    (33)

    Eén partij voerde aan dat het onderzochte product reeds door Plansee werd geproduceerd toen deze onderneming de klacht indiende die tot de opening van het oorspronkelijke onderzoek leidde, en aangezien Plansee van mening is dat het onderzochte product en het betrokken product dezelfde wezenlijke kenmerken hebben, zou zij het eveneens aan het onderzoek hebben moeten laten onderwerpen. Zoals in overweging 32 uiteengezet, heeft het onderzoek echter bevestigd dat dit specifieke MoLa-draad van het onderzochte product verschilt. De dwarsdoorsneden zijn over het algemeen kleiner dan 1 mm en de draad wordt voornamelijk toegepast in de verlichtingsindustrie. Zoals vermeld in tabel 1 begon de invoer van het onderzochte product bovendien pas nadat de voorlopige maatregelen ten aanzien van het betrokken product waren ingesteld. Gezien het feit dat er tijdens het OT van het oorspronkelijke onderzoek geen invoer van het onderzochte product plaatsvond, was er dus geen reden om dit product in de productomschrijving op te nemen. Het argument werd daarom als ongegrond afgewezen.

    (34)

    Eén partij voerde aan dat door de uitbreiding van producten met een gehalte van 99,95 % tot producten met een gehalte van ten minste 97 % allerlei molybdeenlegeringen onder het toepassingsgebied komen te vallen, waardoor deze producten niet beschikbaar zouden zijn op de markt van de Unie (bijvoorbeeld voor de markt voor fijngetrokken draad). Ten eerste heeft deze partij geen bewijsstukken ter staving van deze bewering overgelegd. Ten tweede blijkt uit het onderzoek dat slechts één producent-exporteur tijdens het OT weliswaar MoLa naar de Unie uitvoerde, maar geen andere legeringen die onder de definitie van het onderzochte product vallen. Ten derde kwam uit het onderzoek naar voren dat de markt in de Unie voor fijngetrokken draad en de verkoop van molybdeenlegeringen zeer klein is. Tot slot zal de uitbreiding van de maatregelen het niet onmogelijk maken om het onderzochte product in te voeren. Het argument werd daarom afgewezen.

    (35)

    Wat betreft de vraag of wezenlijke kenmerken van het betrokken product door de in overweging 19 genoemde wijziging zijn veranderd, bleek uit de in de overwegingen 24 tot en met 34 geanalyseerde informatie die door de medewerkende partijen was verstrekt, dat het onderzochte product dezelfde fysieke basiskenmerken heeft en voor dezelfde doeleinden wordt gebruikt als het betrokken product.

    (36)

    Dientengevolge werd vastgesteld dat er qua fysieke kenmerken geen relevante verschillen bestaan tussen het onderzochte product en het betrokken product. Daarom werd geconcludeerd dat het onderzochte product als soortgelijk product wordt beschouwd in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

    (37)

    Derhalve moet worden geconcludeerd dat het onderzochte product slechts licht is gewijzigd ten opzichte van het betrokken product en dat voor de invoer van dat product geen andere economische rechtvaardiging kon worden gevonden dan de ontwijking van de geldende antidumpingrechten.

    2.3.   Verandering in de structuur van het handelsverkeer

    2.3.1.   Invoer van molybdeendraad in de Unie

    (38)

    Het was niet mogelijk om aan de Eurostat-gegevens rechtstreeks informatie over de invoer in de Unie te ontlenen, aangezien de GN-code waaronder het onderzochte product wordt gedeclareerd eveneens betrekking heeft op andere producten dan het onderzochte product. Bij gebrek aan specifieke invoerstatistieken voor het onderzochte product werden de Eurostat-gegevens daarom gecorrigeerd overeenkomstig de in het verzoek voorgestelde methode. Dienovereenkomstig werd de invoer van het onderzochte product in de Unie bepaald op basis van een raming van het verbruik in de Unie van molybdeendraad, gecorrigeerd aan de hand van de totale productie in de Unie van het betrokken product. Deze methode bleek betrouwbaar voor het verkrijgen van gegevens betreffende het onderzochte product.

    (39)

    Zoals reeds vermeld in overweging 11, heeft slechts één producent-exporteur in de VRC aan het onderzoek meegewerkt. Op basis van een vergelijking van de door deze producent-exporteur verstrekte informatie met de in de vorige overweging bedoelde gecorrigeerde Eurostat-gegevens werd echter vastgesteld dat deze onderneming in het OT het grootste deel van de totale invoer van het onderzochte product in de Unie voor haar rekening nam en dus representatief werd geacht voor de totale invoer van molybdeendraad in de Unie.

    (40)

    Zoals in de tabel hieronder is aangegeven, werd de invoer van het betrokken product in de Unie na de instelling van de definitieve maatregelen in juni 2010 geheel beëindigd en werd deze onmiddellijk vervangen door de invoer van het onderzochte product.

    Tabel 1

    Evolutie van de invoer van het betrokken product en het onderzochte product van oorsprong uit de VRC

    Invoer in de EU

    2008

    2009

    1.1.2010 (7) - 16.6.2010

    17.6.2010 (8) - 31.12.2010

    2010

    2011

    RP (9)

    Totale invoer in ton (geïndexeerd) (6)

    100

    31

    10

    17

    27

    128

    99

    Totale invoer (%)

    100

    100

    100

    100

    100

    100

    100

    Betrokken product (%)

    100

    100

    20

    0

    7

    0

    0

    Onderzocht product (%)

    0

    0

    80

    100

    93

    100

    100

    Bron:

    opmerkingen van JDC

    (41)

    Het onderzoek bevestigde dat partijen die het onderzochte product na de instelling van het voorlopige recht inkochten, vóór de instelling van de maatregelen het betrokken product afnamen. Tijdens de VP namen deze partijen 99,8 % van de totale hoeveelheid van het onderzochte product af.

    (42)

    Twee belanghebbenden voerden aan dat zij reeds in 2007 een aanvang hadden genomen met een project ter ontwikkeling van het onderzochte product in de VRC en dat de uitvoer van het onderzochte product derhalve geen verband hield met de instelling van de maatregelen ten aanzien van het betrokken product. Door het onderzoek werd het bestaan van een dergelijk project evenwel niet bevestigd. Al met al werden één e-mail, het verslag van een conferentiegesprek, en een monster van het onderzochte product voor verdere analyse overgelegd. Bovendien resulteerde dit project vóór de instelling van de voorlopige maatregelen ten aanzien van het betrokken product in oktober 2010 niet in de uitvoer van het onderzochte product naar de Unie. Het feit dat een project beweerdelijk in 2007 werd gestart verandert echter niets aan de bevinding dat het betrokken product en het onderzochte product gelijksoortig zijn. Ook de conclusie van het onderzoek dat er afgezien van de instelling van de maatregelen ten aanzien van het betrokken product geen economische rechtvaardiging was voor de uitvoer van het onderzochte product, blijft geldig.

    (43)

    Uit het onderzoek bleek eveneens dat het onderzochte product in het OT niet naar landen buiten de Unie werd uitgevoerd en dat slechts kleine hoeveelheden ervan op de Chinese markt werden verkocht (zie tabel 2).

    Tabel 2

    Markt voor het onderzochte product

     

    2008

    2009

    1.1.2010 - 16.6.2010

    17.6.2010 - 31.12.2010

    2010

    2011

    1.10.2011 - 30.9.2012

    Totale omzet (geïndexeerd) (10)

    100

    96

    863

    1 529

    2 392

    11 168

    8 123

    Totale omzet (%)

    100

    100

    100

    100

    100

    100

    100

    Binnenlandse verkoop (VRC) (%)

    100

    100

    5

    4,2

    4,2

    0,4

    2

    Uitvoer naar EU (%)

    0

    0

    95,8

    96

    95,8

    99,6

    98

    Uitvoer naar andere landen (%)

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    Bron:

    opmerkingen van JDC

    (44)

    Op grond van het bovenstaande werd het argument afgewezen.

    2.3.2.   Conclusie over de verandering in de structuur van het handelsverkeer

    (45)

    De totale toename van de uitvoer van het onderzochte product vanuit de VRC naar de Unie na de instelling van de voorlopige en de definitieve maatregelen en de parallel daaraan verlopende daling van de invoer van het betrokken product vormden een verandering in de structuur van het handelsverkeer tussen de VRC en de Unie.

    2.4.   Aard van de ontwijkingspraktijken en onvoldoende reden of economische rechtvaardiging

    (46)

    In artikel 13, lid 1, van de basisverordening is bepaald dat de verandering in de structuur van het handelsverkeer het gevolg moet zijn van praktijken, processen of werkzaamheden waarvoor, afgezien van de instelling van het recht, onvoldoende reden of economische rechtvaardiging bestaat.

    (47)

    Zoals vermeld in overweging 45 werd geconcludeerd dat er sprake is van een verandering in de structuur van het handelsverkeer.

    (48)

    Zoals vermeld in de overwegingen 28 en 29 werd geconcludeerd dat noch de producent-exporteur noch de importeurs de markt of hun klanten op de hoogte hebben gesteld van de beweerde voordelen van het onderzochte product boven het betrokken product en dat zij het onderzochte product niet als nieuw of ander product in de handel hebben gebracht.

    (49)

    Voorts wordt zowel het betrokken product als het onderzochte product voornamelijk gebruikt als spuitdraad in de automobielindustrie en hebben beide producten dezelfde eindgebruikers.

    (50)

    Eén partij voerde aan dat het onderzochte product significante voordelen biedt wanneer het als spuitdraad wordt gebruikt. Deze voordelen hebben een effect op de productiviteit van coatingapparatuur, doordat productieonderbrekingen als gevolg van draadbreuk tot een minimum worden beperkt. Het onderzoek heeft echter uitgewezen dat deze partij het onderzochte product niet in de handel heeft gebracht en evenmin haar klanten op de hoogte heeft gesteld van de beweerde andere technische kenmerken of de voordelen van het onderzochte product. Bovendien hebben de klanten niet specifiek om dergelijke verbeteringen verzocht. Het argument werd daarom als ongegrond afgewezen.

    (51)

    Eén partij voerde aan dat één gebruiker vanwege de technische gebreken van het betrokken product op het onderzochte product is overgestapt. Deze partij werd verzocht bewijsstukken ter staving van deze bewering in te dienen, wat zij echter heeft nagelaten. Gezien het gebrek aan de nodige bewijsstukken werd dit argument niet aanvaard.

    (52)

    GTV voerde aan dat voor spuitcoating gebruikt MoLa-draad betere resultaten oplevert wat betreft de microhardheid van de coating. Hierdoor kan slijtage van het materiaaloppervlak als gevolg van wrijving tussen onderdelen worden vermeden. GTV legde testresultaten van een onafhankelijk laboratorium voor waaruit blijkt dat de microhardheid door het gebruik van MoLa kan worden verhoogd. De door het onafhankelijke laboratorium gehanteerde methodologie bood echter geen garantie voor deze testresultaten, aangezien de test slechts op één partij molybdeendraad werd uitgevoerd, waarbij GTV stelde dat een nadere testanalyse betrekking zou moeten hebben op een groot aantal partijen van het product. Bovendien werd de chemische samenstelling van het beproefde monster niet geanalyseerd, wat betekent dat er geen garantie bestaat dat het bij de geanalyseerde partij daadwerkelijk om het onderzochte product ging. Het argument werd daarom als ongegrond afgewezen.

    (53)

    Uit het onderzoek zijn afgezien van de ontwijking van de betaling van het geldende recht geen andere redenen of economische rechtvaardigingen voor de invoer van het onderzochte product naar voren gekomen.

    (54)

    In afwezigheid van enige andere voldoende reden of economische rechtvaardiging in de zin van artikel 13, lid 1, tweede zin, van de basisverordening wordt derhalve geconcludeerd dat de verandering in de structuur van het handelsverkeer tussen de VRC en de Unie was toe te schrijven aan de instelling van de geldende maatregelen.

    2.5.   Ondermijning van de corrigerende werking van het recht, gezien de prijzen en/of de hoeveelheden van het soortgelijke product

    (55)

    Om te beoordelen of de invoer van het onderzochte product, gezien de hoeveelheden en de prijzen, de corrigerende werking van de geldende maatregelen heeft ondermijnd, werd gebruikgemaakt van gegevens van de enige medewerkende producent-exporteur, zoals vermeld in overweging 39.

    (56)

    De ingevoerde hoeveelheid van het onderzochte product van oorsprong uit de VRC nam vanaf de instelling van de voorlopige maatregelen in aanzienlijke mate toe. De omvang van de invoer vanuit de VRC naar de Unie in het OT komt overeen met de omvang van de invoer in de Unie van het betrokken product van oorsprong uit de VRC in 2008, vóór de instelling van maatregelen.

    (57)

    Uit de vergelijking van de schademarge, zoals vastgesteld in de oorspronkelijke verordening, en de gewogen gemiddelde uitvoerprijs is gebleken dat er sprake is van aanzienlijk prijsbederf. Derhalve werd geconcludeerd dat de corrigerende werking van de geldende maatregelen, zowel gezien de hoeveelheid als de prijs, wordt ondermijnd.

    2.6.   Bewijs van dumping ten aanzien van de voor het soortgelijke product eerder vastgestelde normale waarde

    (58)

    De uitvoerprijzen van het onderzochte product werden vastgesteld aan de hand van de gecontroleerde gegevens van de medewerkende producent-exporteur.

    (59)

    Deze uitvoerprijzen bleken iets lager te zijn dan de eerder bij het oorspronkelijke onderzoek vastgestelde uitvoerprijzen voor het betrokken product. Twee belanghebbenden hebben bevestigd dat er tussen het betrokken product en het onderzochte product bijna geen prijsverschillen zijn.

    (60)

    Overeenkomstig artikel 13, lid 1, van de basisverordening werd het derhalve passend geacht de eerder bij het oorspronkelijke onderzoek vastgestelde normale waarde te vergelijken met de uitvoerprijs van het onderzochte product.

    (61)

    Zoals in de overwegingen 24 en 25 van de voorlopige antidumpingverordening werd vermeld, werden de VS als geschikt referentieland met een markteconomie beschouwd. Er zij aan herinnerd dat de producent in het referentieland slechts marginaal op de Amerikaanse binnenlandse markt verkocht, zodat het onredelijk werd geacht de gegevens met betrekking tot de binnenlandse verkoop in de VS te gebruiken voor de vaststelling of berekening van de normale waarde. Bijgevolg werd de normale waarde voor de VRC vastgesteld aan de hand van de prijzen bij uitvoer uit de VS naar andere derde landen, waaronder de Unie.

    (62)

    Eén partij voerde aan dat de in het kader van het oorspronkelijke onderzoek vastgestelde normale waarde dient te worden gecorrigeerd omdat de prijs van molybdeenoxide, die een doorslaggevende factor vormt bij de prijsstelling voor zowel het betrokken product als het onderzochte product, tijdens de verslagperiode van het onderhavige onderzoek scherp is gedaald. Zoals vermeld in overweging 61 werd de normale waarde in het kader van het oorspronkelijke onderzoek vastgesteld op basis van de uitvoerprijzen die door een in de VS gevestigde producent werden toegepast, en niet op basis van de productkosten. Een correctie op basis van de kosten lijkt daarom in dit geval niet gepast. Daar de prijs van de belangrijkste grondstof aanzienlijk is gedaald, kan nog duidelijker worden geconcludeerd dat in dit geval prijselementen moeten worden gebruikt om de relevante normale waarde vast te stellen.

    (63)

    De correctie van de normale waarde vond derhalve plaats op basis van de evolutie van de prijzen van het betrokken product. Gezien het feit dat de producent in de VS zijn activiteiten heeft gestaakt en geen gegevens uit het referentieland beschikbaar waren, werd de correctie berekend op basis van de prijzen die door Plansee in het kader van het oorspronkelijke onderzoek en tijdens de VP zijn gemeld. Dit resulteerde in een neerwaartse correctie van de in het oorspronkelijke onderzoek vastgestelde normale waarde met rond 20 %.

    (64)

    Overeenkomstig artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening werd de dumping berekend door de gecorrigeerde gewogen gemiddelde normale waarde die was vastgesteld bij het oorspronkelijke onderzoek, te vergelijken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijzen van het onderzochte product die bij dit onderzoek voor de VP zijn vastgesteld, uitgedrukt als een percentage van de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring.

    (65)

    Uit de vergelijking tussen de gecorrigeerde gewogen gemiddelde normale waarde en de gewogen gemiddelde uitvoerprijzen bleek dat er sprake was van dumping.

    3.   VERZOEKEN OM VRIJSTELLING

    (66)

    Eén producent-exporteur in de VRC verzocht overeenkomstig artikel 13, lid 4, van de basisverordening om vrijstelling van de eventuele uitgebreide maatregelen en diende een ingevulde vragenlijst in.

    (67)

    Door het onderzoek werd echter bevestigd dat deze producent de geldende maatregelen heeft ontweken. Daarom werd besloten het verzoek af te wijzen.

    4.   MAATREGELEN

    (68)

    Gezien bovenstaande bevindingen werd geconcludeerd dat het definitieve antidumpingrecht op molybdeendraad van oorsprong uit de VRC werd ontweken door de invoer van bepaald enigszins gewijzigde molybdeendraad van oorsprong uit de VRC.

    (69)

    Overeenkomstig artikel 13, lid 1, eerste zin, van de basisverordening moeten de bestaande antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van het betrokken product van oorsprong uit de VRC worden uitgebreid tot de invoer van het onderzochte product.

    (70)

    Ingevolge artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5, van de basisverordening, waarin is bepaald dat eventuele uitgebreide maatregelen ten aanzien van geregistreerde invoer vanaf de datum van registratie moeten worden toegepast, dient het antidumpingrecht te worden geïnd op de gehele aan de bij de openingsverordening ingestelde registratieplicht onderworpen invoer in de Unie van molybdeendraad met 97 of meer doch minder dan 99,95 gewichtspercenten molybdeen en een grootste afmeting der dwarsdoorsnede van meer dan 1,35 mm doch niet meer dan 4,0 mm, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 8102 96 00 (Taric-code 8102960030).

    5.   MEDEDELING VAN FEITEN EN OVERWEGINGEN

    (71)

    Alle belanghebbenden werden op de hoogte gebracht van de belangrijkste feiten en overwegingen die tot voornoemde conclusies hebben geleid, en werden in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken. De mondelinge en schriftelijke opmerkingen van de partijen werden onderzocht. Geen van de aangevoerde argumenten heeft tot een wijziging van de bevindingen geleid,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Het bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 511/2010 ingestelde definitieve antidumpingrecht op molybdeendraad met ten minste 99,95 gewichtspercenten molybdeen en een grootste afmeting der dwarsdoorsnede van meer dan 1,35 mm doch niet meer dan 4,0 mm, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, wordt uitgebreid tot de invoer in de Unie van molybdeendraad met ten minste 97 gewichtspercenten molybdeen en een grootste afmeting der dwarsdoorsnede van meer dan 1,35 mm doch niet meer dan 4,0 mm, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 8102 96 00 (Taric-code 8102960030).

    Artikel 2

    Het recht wordt geïnd op invoer in de Unie van molybdeendraad, geregistreerd overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1236/2012 en artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1255/2009, met 97 of meer doch minder dan 99,95 gewichtspercenten molybdeen en een grootste afmeting der dwarsdoorsnede van meer dan 1,35 mm doch niet meer dan 4,0 mm, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 8102 96 00 (Taric-code 8102960030), van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

    Artikel 3

    De douaneautoriteiten wordt de opdracht gegeven de bij artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1236/2012 ingestelde registratie van de invoer te beëindigen.

    Artikel 4

    Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 2 september 2013.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    L. LINKEVIČIUS


    (1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

    (2)  Verordening (EU) nr. 1247/2009 van de Commissie van 17 december 2009 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op molybdeendraad van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 336 van 18.12.2009, blz. 16).

    (3)  Verordening (EU) nr. 511/2010 van de Raad van 14 juni 2010 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en definitieve inning van het voorlopige recht op molybdeendraad van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 150 van 16.6.2010, blz. 17).

    (4)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 14/2012 van de Raad van 9 januari 2012 tot uitbreiding van het bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 511/2010 ingestelde definitieve antidumpingrecht op bepaald molybdeendraad van oorsprong uit de Volksrepubliek China tot bepaald molybdeendraad verzonden vanuit Maleisië, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Maleisië, en tot beëindiging van het onderzoek betreffende de invoer van molybdeendraad verzonden vanuit Zwitserland (PB L 8 van 12.1.2012, blz. 22).

    (5)  Verordening (EU) nr. 1236/2012 van de Commissie van 19 december 2012 tot opening van een onderzoek naar de mogelijke ontwijking van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 511/2010 van de Raad ingestelde antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van molybdeendraad van oorsprong uit de Volksrepubliek China door de invoer van bepaald enigszins gewijzigde molybdeendraad, bevattende 97 of meer doch minder dan 99,95 gewichtspercenten molybdeen, van oosrpong uit de Volksrepubliek China, en tot onderwerping van deze invoer aan een registratieplicht (PB L 350 van 20.12.2012, blz. 51).

    (6)  Geïndexeerd op basis van de door de medewerkende producent-exporteur gerapporteerde hoeveelheid in kg (d.w.z. 2008 = 100). Zie overweging 39. Invoer = betrokken product + onderzocht product

    (7)  Periode gedurende welke de voorlopige maatregelen van kracht waren

    (8)  Periode gedurende welke de definitieve maatregelen van kracht waren

    (9)  VP = verslagperiode van 1 oktober 2011 tot en met 30 september 2012

    Bron:

    opmerkingen van JDC

    (10)  Methodologie als omschreven voor tabel 1

    Bron:

    opmerkingen van JDC


    Top