Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32013D0268

    2013/268/EU: Besluit van de Raad van 13 mei 2013 inzake het namens de Europese Unie in te nemen standpunt binnen de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) met betrekking tot de vaststelling van bepaalde codes en de daarbij horende wijzigingen van bepaalde verdragen en protocollen

    PB L 155 van 7.6.2013, p. 3–6 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2013/268/oj

    7.6.2013   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 155/3


    BESLUIT VAN DE RAAD

    van 13 mei 2013

    inzake het namens de Europese Unie in te nemen standpunt binnen de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) met betrekking tot de vaststelling van bepaalde codes en de daarbij horende wijzigingen van bepaalde verdragen en protocollen

    (2013/268/EU)

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2, in samenhang met artikel 218, lid 9,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    De Commissie voor de bescherming van het mariene milieu van de IMO (MEPC) tijdens haar 64e zitting in oktober 2012, en de Maritieme Veiligheidscommissie van de IMO (MSC) tijdens haar 91e zitting in november 2012, hebben de code inzake de uitvoering van IMO-instrumenten („III-code”) goedgekeurd. Op haar 28e algemene vergadering in december 2013, zal de IMO die code allicht vaststellen.

    (2)

    De Commissie voor de bescherming van het mariene milieu van de IMO (MEPC) en de Maritieme Veiligheidscommissie van de IMO (MSC) keurden ook, respectievelijk op de 64e zitting en op de 91e zitting, de IMO-code voor erkende organisaties („EO-code”) goed. De MEPC zal die code allicht vaststellen op haar 65e zitting in mei 2013 en de MSC op haar 92e zitting in juni 2013.

    (3)

    De Maritieme Veiligheidscommissie heeft tijdens haar 91e zitting wijzigingen goedgekeurd van de volgende verdragen: het Internationaal Verdrag betreffende de uitwatering van schepen, 1966 („Verdrag uitwatering schepen”); het Verdrag inzake de internationale bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee, 1972; het Internationaal Verdrag betreffende de meting van schepen, 1969. De wijzigingen zijn erop gericht de III-code en een bijhorend auditprogramma voor vlaggenstaten verplicht te stellen. Tijdens de 28e Algemene Vergadering van de IMO staan de behandeling en vaststelling hiervan op de agenda.

    (4)

    De Commissie voor de bescherming van het mariene milieu heeft tijdens haar 64e zitting wijzigingen goedgekeurd van de protocollen van 1978 en 1997 bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973 (het „Marpol-verdrag”) met het doel de III-code en een bijhorend auditprogramma voor vlaggenstaten verplicht te stellen. Naar verwachting zal de commissie die wijzigingen op haar 66e zitting in 2014, vaststellen.

    (5)

    De Maritieme Veiligheidscommissie heeft tijdens haar 91e zitting wijzigingen goedgekeurd van het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee, 1974 (het „SOLAS-verdrag”) en het protocol van 1988 bij het Solas-verdrag, alsmede van het protocol van 1988 bij het Internationaal Verdrag betreffende de uitwatering van schepen, 1966, met het doel de III-code en een bijbehorend auditprogramma voor vlaggenstaten verplicht te stellen. Naar verwachting zal de commissie tijdens haar 92e zitting in juni 2013 met hetzelfde oogmerk haar goedkeuring verlenen aan een aantal wijzigingen van het Internationaal Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst, 1978 (het „STCW-Verdrag”). Naar verwachting zal de commissie die wijzigingen van het Solas-verdrag en het STCW-verdrag in haar 93e zitting in 2014 vaststellen.

    (6)

    De Commissie voor de bescherming van het mariene milieu heeft tijdens haar 64e zitting wijzigingen van het protocol van 1978 met betrekking tot het Marpol-verdrag om de EO-code verplicht te stellen, goedgekeurd. De commissie zal die wijzigingen allicht in haar 65e zitting vaststellen.

    (7)

    De Maritieme Veiligheidscommissie heeft tijdens haar 91e zitting wijzigingen van het SOLAS-verdrag en van het protocol van 1988 bij het Verdrag uitwatering schepen om de EO-code verplicht te stellen, goedgekeurd. De commissie zal die wijzigingen allicht in haar 92e zitting vaststellen.

    (8)

    Zodra de wijzigingen van die verdragen en protocollen, zijn vastgesteld, zal de secretaris-generaal van de IMO deze voorleggen aan de desbetreffende verdragsluitende partijen. De partijen moeten dan, naargelang van de desbetreffende bepalingen van de verdragen of protocollen, impliciet of expliciet te kennen geven met die wijzigingen in te stemmen.

    (9)

    Geen van de verdragen of protocollen, bevat clausules die uitsluiten dat er bij de wijzigingen voorbehouden worden gemaakt.

    (10)

    De ontwerpversie van de III-code vervangt Resolutie A.1054(27) van de IMO-vergadering, die de bestaande code voor de tenuitvoerlegging van verplichte IMO-instrumenten omvat en die op haar beurt, na diverse wijzigingen, Resolutie A.847(20) van de IMO-algemene vergadering verving, die de lidstaten ten aanzien van hun verantwoordelijkheden als vlaggenstaten moeten toepassen krachtens Richtlijn 2009/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties (1).

    (11)

    De kwestie van de EO-code wordt, ofwel rechtstreeks ofwel door te verwijzen naar diverse resoluties van de IMO, grondig gereguleerd bij Richtlijn 2009/15/EG en bij Verordening (EG) nr. 391/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties (2).

    (12)

    Richtlijn 2009/15/EG bepaalt tevens dat, na de aanneming van nieuwe instrumenten of protocollen bij de internationale verdragen daarin bedoeld, de Raad, op voorstel van de Commissie en rekening houdend met de parlementaire procedures van de lidstaten en met de desbetreffende IMO-procedures, beslist over de gedetailleerde wijze van bekrachtiging van deze nieuwe instrumenten of protocollen, waarbij wordt toegezien op de eenvormige en gelijktijdige toepassing ervan in de lidstaten. Volgens de definitie van de term „internationale verdragen” zoals bepaald in Richtlijn 2009/15/EG en in Verordening (EG) nr. 391/2009 vallen hieronder het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee (SOLAS), het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen (MARPOL) en het Internationaal Verdrag betreffende de uitwatering van schepen, samen met de bij deze verdragen horende protocollen en wijzigingen, alsmede de verwante, verplicht toe te passen codes in de versie die van kracht is.

    (13)

    De verplichtingen waaraan de vlaggenstaten overeenkomstig het STCW-verdrag moeten voldoen, vallen tevens onder Richtlijn 2008/106/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 inzake het minimum opleidingsniveau van zeevarenden (3).

    (14)

    Op sommige gebieden zijn er mogelijke verschillen vastgesteld tussen enerzijds, de III-code en de EO-code en rechtshandelingen van de Unie, anderzijds. De overeenstemming tussen het recht van de Unie en de verplichtingen van de lidstaten die voortvloeien uit de toepassing van de III-code en de EO-code overeenkomstig het STCW-verdrag, het Solas-verdrag, het MARPOL-verdrag en het Internationaal Verdrag betreffende de uitwatering van schepen, hun protocollen en andere verdragen en protocollen, die de III-code en de EO-code verplicht stellen voor de verdragsluitende partijen, moet verzekerd worden.

    (15)

    Bij Richtlijn 2009/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de naleving van vlaggenstaatverplichtingen (4), is een aantal verplichtingen vastgesteld waaraan de lidstaten in hun hoedanigheid van vlaggenstaat moeten voldoen. Hieronder valt met name de verplichting voor de lidstaten om de nodige maatregelen te nemen teneinde hun instanties minstens om de zeven jaar aan een IMO-audit te onderwerpen. De desbetreffende verplichting vervalt echter ten laatste op 17 juni 2017 of op een eerdere datum, als vastgesteld door de Commissie, indien een verplicht auditprogramma van de IMO-lidstaten in werking is getreden.

    (16)

    Met uitzondering van de gebieden waarop er verschillen zijn met het recht van de Unie, dienen de twee ontwerpcodes in hun geheel te worden beschouwd als een positieve ontwikkeling, aangezien zij de vaststelling van strenge internationale normen voor de activiteiten van vlaggenstaten en erkende organisaties omvatten. Om deze redenen wordt de ontwikkeling van een code voor IMO erkende organisaties expliciet genoemd in overweging 4 van Verordening (EG) nr. 391/2009. De Unie dient daarom de vaststelling van beide codes als verplichte instrumenten van de IMO te steunen.

    (17)

    De Unie is geen lid van de IMO en geen verdragsluitende partij bij de betrokken verdragen en protocollen. De Raad moet daarom de lidstaten machtigen om er in het belang van de Unie mee in te stemmen, te worden gebonden door de wijzigingen van die verdragen en protocollen, waardoor de III-code en de EO-code alsmede een bijbehorend auditprogramma voor vlaggenstaten verplicht worden gesteld,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1.   Het standpunt van de Unie op de 28e Algemene Vergadering van de IMO houdt in dat wordt ingestemd met de ontwerpversie van de code inzake de uitvoering van IMO-instrumenten, zoals goedgekeurd door de Maritieme Veiligheidscommissie van de IMO tijdens haar 91e zitting en zoals vastgelegd in bijlage 16 bij IMO-document MSC 91/22.

    2.   Het standpunt van de Unie op de 28e Algemene Vergadering van de IMO houdt in dat wordt ingestemd met het volgende:

    a)

    wijzigingen van voorschrift 3 van hoofdstuk 1 van bijlage I en de invoeging van een nieuwe bijlage IV bij het Internationaal Verdrag betreffende de uitwatering van schepen, 1966, om de code inzake de uitvoering van IMO-instrumenten en een bijbehorend auditprogramma voor vlaggenstaten verplicht te stellen, zoals goedgekeurd door de Maritieme Veiligheidscommissie van de IMO tijdens haar 91e zitting en vastgelegd in bijlage 10 bij IMO-document MSC 91/22;

    b)

    wijzigingen van voorschrift 2 van bijlage I en de invoeging van een nieuwe bijlage III bij het Internationaal Verdrag betreffende de meting van schepen, 1969, om de code inzake de uitvoering van IMO-instrumenten en een bijbehorend auditprogramma voor vlaggenstaten verplicht te stellen, zoals goedgekeurd door de Maritieme Veiligheidscommissie van de IMO tijdens haar 91e zitting en vastgelegd in bijlage 12 bij IMO-document MSC 91/22;

    c)

    wijzigingen van het Verdrag inzake de internationale bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee, 1972, door invoeging van een nieuw deel F om de code inzake de uitvoering van IMO-instrumenten en een bijbehorend auditprogramma voor vlaggenstaten verplicht te stellen, zoals goedgekeurd door de Maritieme Veiligheidscommissie van de IMO tijdens haar 91e zitting en vastgelegd in bijlage 11 bij IMO-document MSC 91/22.

    Artikel 2

    1.   Het standpunt van de Unie op de 65e zitting van de Commissie voor de bescherming van het mariene milieu van de IMO houdt in dat wordt ingestemd met de ontwerpversie van de IMO-code voor erkende organisaties, zoals goedgekeurd door die commissie tijdens haar 64e zitting en door de Maritieme Veiligheidscommissie van de IMO tijdens haar 91e zitting en vastgelegd in bijlage 19 bij IMO-document MSC 91/22.

    2.   Het standpunt van de Unie op de 65e zitting van de Commissie voor de bescherming van het mariene milieu van de IMO houdt in dat wordt ingestemd met de vaststelling van de wijzigingen van voorschrift 6 van bijlage I en voorschrift 8 van bijlage II bij het protocol van 1978 van het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973, met het doel de IMO-code voor erkende organisaties verplicht te stellen, zoals goedgekeurd door die Commissie tijdens haar 64e zitting en vastgelegd in bijlage 23 bij IMO-document MEPC 64/23.

    3.   Het standpunt van de Unie op de 66e zitting van de Commissie voor de bescherming van het mariene milieu van de IMO houdt in dat wordt ingestemd met de vaststelling van de wijzigingen van voorschrift 1 van bijlage I; de invoeging van een nieuw hoofdstuk 10 in bijlage I; de wijzigingen van voorschrift 1 van bijlage II; de invoeging van een nieuw hoofdstuk 9 in bijlage II; de invoeging van de nieuwe hoofdstukken 1 en 2 in bijlage III; de wijzigingen van voorschrift 1 van bijlage IV; de invoeging van een nieuw hoofdstuk 6 in bijlage IV; de invoeging van de nieuwe hoofdstukken 1 en 2 in bijlage V; de wijzigingen van voorschrift 2 van bijlage VI; en de invoeging van een nieuw hoofdstuk 5 in bijlage VI bij de protocollen van 1978 en 1997 bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973, met het doel de code inzake de uitvoering van IMO-instrumenten en een bijbehorend auditprogramma voor vlaggenstaten verplicht te stellen, zoals goedgekeurd door die Commissie tijdens haar 64e zitting en vastgelegd in bijlage 20 bij IMO-document MEPC 64/23.

    Artikel 3

    1.   Het standpunt van de Unie op de 92e zitting van de Maritieme Veiligheidscommissie van de IMO houdt in dat wordt ingestemd met de ontwerpversie van de IMO-code voor erkende organisaties, zoals goedgekeurd door deze commissie tijdens haar 91e zitting en door die Commissie tijdens haar 64e zitting en vastgelegd in bijlage 19 bij IMO-document MSC 91/22.

    2.   Het standpunt van de Unie op de 92e zitting van de Maritieme Veiligheidscommissie van de IMO houdt in dat wordt ingestemd met het volgende:

    a)

    wijzigingen voorschrift 1 van hoofdstuk XI-1 van het Internationaal Verdrag inzake de veiligheid van mensenlevens op zee, 1974, zoals gewijzigd (SOLAS 1974), met het doel de IMO-code voor erkende organisaties verplicht te stellen, zoals goedgekeurd door die commissie tijdens haar 91e zitting en vastgelegd in bijlage 20 bij IMO-document MSC 91/22;

    b)

    wijzigingen van voorschrift 2-1 van hoofdstuk 1 van bijlage I bij het protocol van 1988 bij het Internationaal Verdrag betreffende de uitwatering van schepen, 1966, met het doel de IMO-code voor erkende organisaties verplicht te stellen, zoals goedgekeurd door die commissie van de IMO tijdens haar 91e zitting en vastgelegd in bijlage 21 bij IMO-document MSC 91/22.

    3.   Het standpunt van de Unie op de 93e zitting van de Maritieme Veiligheidscommissie van de IMO houdt in dat wordt ingestemd met het volgende:

    a)

    wijzigingen van het Internationaal Verdrag inzake de veiligheid van mensenlevens op zee, 1974, zoals gewijzigd (SOLAS 1974) door invoeging van een nieuw hoofdstuk XIII, met het doel de code inzake de uitvoering van IMO-instrumenten en een bijbehorend auditprogramma voor vlaggenstaten verplicht te stellen, zoals goedgekeurd door die commissie tijdens haar 91e zitting en vastgelegd in bijlage 17 bij IMO-document MSC 91/22;

    b)

    wijzigingen van voorschrift 3 van hoofdstuk 1 van bijlage I, en invoeging van een nieuwe bijlage IV bij bijlage B bij het protocol van 1988 bij het Internationaal Verdrag betreffende de uitwatering van schepen, 1966 om de code inzake de uitvoering van IMO-instrumenten en een bijbehorend auditprogramma voor vlaggenstaten verplicht te stellen, zoals goedgekeurd door die commissie tijdens haar 91e zitting en vastgelegd in bijlage 18 bij IMO-document MSC 91/22.

    4.   Het standpunt van de Unie op de 92e en 93e zitting van de Maritieme Veiligheidscommissie van de IMO houdt in dat wordt ingestemd met de goedkeuring en daaropvolgende vaststelling van geschikte wijzigingen van het Internationaal Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst, 1978, om de code inzake de uitvoering van IMO-instrumenten en een bijbehorend auditprogramma voor vlaggenstaten verplicht te stellen.

    Artikel 4

    1.   Het standpunt van de Unie zoals vastgesteld in de artikelen 1, 2 en 3 wordt verwoord door de lidstaten die lid zijn van de IMO en die gezamenlijk optreden in het belang van de Unie, onder voorbehoud van de verklaring in de bijlage.

    2.   Formele en geringe wijzigingen van het in de artikelen 1, 2 en 3 vastgestelde standpunt van de Unie kunnen worden overeengekomen zonder dat het standpunt moet worden gewijzigd.

    Artikel 5

    De lidstaten worden hierbij gemachtigd om er in het belang van de Unie en onder voorbehoud van de verklaring in de bijlage, mee in te stemmen gebonden te zijn door de in artikel 1, lid 2, artikel 2, leden 2 en 3, en artikel 3, leden 2, 3 en 4 genoemde wijzigingen.

    Artikel 6

    Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

    Gedaan te Brussel, 13 mei 2013.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    S. COVENEY


    (1)  PB L 131 van 28.5.2009, blz. 47.

    (2)  PB L 131 van 28.5.2009, blz. 11.

    (3)  PB L 323 van 3.12.2008, blz. 33.

    (4)  PB L 131 van 28.5.2009, blz. 132.


    BIJLAGE

    Verklaring van [naam van de verdragsluitende lidstaat invullen]

    [naam van de verdragsluitende lidstaat invullen] is van mening dat de [naam van de desbetreffende code invullen] een reeks minimumvereisten omvat die de staten naar behoefte kunnen uitwerken en verbeteren ter verhoging van de maritieme veiligheid en de bescherming van het milieu.

    Meer bepaald met betrekking tot de [naam van de desbetreffende code invullen] geeft [naam van de verdragsluitende lidstaat invullen] te kennen dat geen enkele bepaling van deze code zodanig wordt uitgelegd dat de naleving van zijn verplichtingen overeenkomstig het recht van de Europese Unie wordt gehinderd of beperkt voor wat betreft:

    de definitie van „wettelijk voorgeschreven certificaten” en „klassecertificaten”;

    het toepassingsgebied van de verplichtingen en criteria waaraan erkende organisaties moeten voldoen;

    de plichten van de Europese Commissie betreffende het erkennen en beoordelen van erkende organisaties, alsmede, indien van toepassing, het opleggen van corrigerende maatregelen of sancties aan erkende organisaties.

    In geval van een audit door de IMO, zal [naam van de verdragsluitende lidstaat invullen] verklaren dat alleen de naleving van de bepalingen van de relevante internationale verdragen die [naam van de verdragsluitende lidstaat invullen] heeft aanvaard, waarbij rekening dient te worden gehouden met deze verklaring, zijn gecontroleerd.


    Top