Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32011R1339

    Verordening (EU) nr. 1339/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1905/2006 tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking

    PB L 347 van 30.12.2011, p. 30–31 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2013; stilzwijgende opheffing door 32016R1238

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2011/1339/oj

    30.12.2011   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 347/30


    VERORDENING (EU) Nr. 1339/2011 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    van 13 december 2011

    tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1905/2006 tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 209, lid 1,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure, in het licht van de gemeenschappelijke ontwerptekst goedgekeurd door het bemiddelingscomité op 31 oktober 2011 (1),

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Om de doeltreffendheid en transparantie van de externe hulp van de Gemeenschap te vergroten, is in 2006 een nieuw kader voor het plannen en verstrekken van steun vastgesteld, meer bepaald Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad van 17 juli 2006 tot invoering van een instrument voor pretoetredingssteun (IPA) (2), Verordening (EG) nr. 1638/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 houdende algemene bepalingen tot invoering van een Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (3), Verordening (EG) nr. 1934/2006 van de Raad van 21 december 2006 tot vaststelling van een financieringsinstrument voor de samenwerking met geïndustrialiseerde landen en andere landen en gebieden met een hoog inkomen (4), Verordening (EG) nr. 1717/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 tot invoering van een stabiliteitsinstrument (5), Verordening (Euratom) nr. 300/2007 van de Raad van 19 februari 2007 tot invoering van een instrument voor samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid (6), Verordening (EG) nr. 1889/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot instelling van een financieringsinstrument voor de bevordering van democratie en mensenrechten in de wereld (7) en Verordening (EG) nr. 1905/2006 van het Europees Parlement en de Raad (8).

    (2)

    Bij de tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 1905/2006 zijn incoherenties gebleken wat betreft de uitzonderingen op het beginsel dat de kosten met betrekking tot belastingen, rechten en andere heffingen niet in aanmerking komen voor financiering door de Unie. Daarom wordt voorgesteld de desbetreffende bepalingen van die verordening te wijzigen om deze met de andere instrumenten in overeenstemming te brengen.

    (3)

    Deze verordening gaat overeenkomstig artikel 5, lid 4, van het Verdrag betreffende de Europese Unie niet verder dan nodig is om de beoogde doelstellingen te verwezenlijken.

    (4)

    Verordening (EG) nr. 1905/2006 moet derhalve dienovereenkomstig gewijzigd worden,

    HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Artikel 25, lid 2), van Verordening (EG) nr. 1905/2006 wordt vervangen door:

    „2.   Steun van de Unie wordt in beginsel niet aangewend voor het betalen van belastingen, rechten of heffingen in de begunstigde landen.”.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Straatsburg, 13 december 2011.

    Voor het Europees Parlement

    De voorzitter

    J. BUZEK

    Voor de Raad

    De voorzitter

    M. SZPUNAR


    (1)  Standpunt van het Europees Parlement van 21 oktober 2010 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en standpunt in eerste lezing van de Raad van 10 december 2010 (PB C 7 E van 12.1.2011, blz. 11). Standpunt van het Europees Parlement van 3 februari 2011 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad). Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 1 december 2011 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 28 november 2011.

    (2)  PB L 210 van 31.7.2006, blz. 82.

    (3)  PB L 310 van 9.11.2006, blz. 1.

    (4)  PB L 405 van 30.12.2006, blz. 41.

    (5)  PB L 327 van 24.11.2006, blz. 1.

    (6)  PB L 81 van 22.3.2007, blz. 1.

    (7)  PB L 386 van 29.12.2006, blz. 1.

    (8)  PB L 378 van 27.12.2006, blz. 41.


    VERKLARING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD BETREFFENDE HET GEBRUIK VAN GEDELEGEERDE HANDELINGEN IN HET TOEKOMSTIGE MEERJARIG FINANCIEEL KADER (MFK) 2014-2020

    Het Europees Parlement en de Raad nemen nota van de mededeling van de Commissie „Een begroting voor Europa 2020” (COM(2011) 500 (1)), met name wat het voorgestelde gebruik van gedelegeerde handelingen in de toekomstige externe financieringsinstrumenten betreft, en zijn in afwachting van wetgevingsvoorstellen, die grondig zullen worden bestudeerd.


    (1)  In haar mededeling „Een begroting voor Europa 2020 (COM(2011) 500)” verklaart de Commissie het volgende:

    „Bovendien zal in de toekomstige basisbesluiten voor de verschillende instrumenten worden voorgesteld om zoveel mogelijk gebruik te maken van gedelegeerde handelingen met het oog op een flexibeler beheer van de beleidsvormen tijdens de financieringsperiode, met inachtneming van de prerogatieven van de beide wetgevende takken.”,

    alsmede

    „Er wordt ook geoordeeld dat de democratische controle van de externe steun moet worden verbeterd. Dit kan worden bereikt door gebruikmaking van gedelegeerde besluiten overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag voor bepaalde aspecten van de programma's, waarbij niet alleen de medewetgevers op gelijke voet worden geplaatst, maar ook grotere flexibiliteit in de programmering verzekerd is. Voor het EOF wordt voorgesteld de controle op één lijn te brengen met het DCI, zonder de specificiteit van het instrument uit het oog te verliezen.”.


    Top