Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32011R0791

    Uitvoeringsverordening (EU) nr. 791/2011 van de Raad van 3 augustus 2011 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op bepaalde open weefsels van glasvezels van oorsprong uit de Volksrepubliek China

    PB L 204 van 9.8.2011, p. 1–10 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 07/11/2017

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2011/791/oj

    9.8.2011   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 204/1


    UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 791/2011 VAN DE RAAD

    van 3 augustus 2011

    tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op bepaalde open weefsels van glasvezels van oorsprong uit de Volksrepubliek China

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name artikel 9, lid 4,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie („de Commissie”), ingediend na raadpleging van het Raadgevend Comité,

    Overwegende hetgeen volgt:

    A.   PROCEDURE

    1.   Voorlopige maatregelen

    (1)

    De Commissie heeft bij Verordening (EU) nr. 138/2011 (2) („de voorlopige verordening”) een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op de invoer van bepaalde open weefsels van glasvezels van oorsprong uit de Volksrepubliek China („China”).

    (2)

    De procedure is ingeleid naar aanleiding van een klacht die op 6 april 2010 is ingediend door Saint-Gobain Vertex s.r.o., Tolnatext Fonalfeldolgozó és Müszakiszövetgyártó, „Valmieras stikla šķiedra” AS en Vitrulan Technical Textiles GmbH („de klagers”), die samen een groot deel, in dit geval meer dan 25 %, van de totale productie van bepaalde open weefsels van glasvezels in de Unie voor hun rekening nemen.

    (3)

    Zoals in overweging 13 van de voorlopige verordening wordt uiteengezet, had het onderzoek naar dumping en schade betrekking op de periode van 1 april 2009 tot en met 31 maart 2010 („het onderzoektijdvak”). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die relevant zijn voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van 1 januari 2006 tot het einde van het onderzoektijdvak („de beoordelingsperiode”).

    2.   Vervolg van de procedure

    (4)

    Na de mededeling van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan was besloten voorlopige antidumpingmaatregelen in te stellen („mededeling van de voorlopige bevindingen”), hebben verscheidene belanghebbende partijen schriftelijk opmerkingen over de voorlopige bevindingen gemaakt. De partijen die verzochten te worden gehoord, zagen hun verzoek ingewilligd.

    (5)

    De Commissie heeft vervolgens alle informatie verzameld en gecontroleerd die zij voor haar definitieve bevindingen noodzakelijk achtte. Naast de controles die in overweging 11 van de voorlopige verordening worden genoemd, werd bij de volgende ondernemingen ter plaatse een controle uitgevoerd:

     

    Producent-exporteur die om een individueel onderzoek had verzocht:

    Yuyao Feitian Fiberglass Co. Ltd

     

    en de hieraan verbonden handelaar:

    Yuyao Winter International Trade Co. Ltd

     

    Niet-verbonden importeur in de Unie:

    Vimaplás — Tecidos Técnicos Lda., Portugal.

    (6)

    De Commissie heeft alle belanghebbende partijen in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan zij voornemens was de aanbeveling te doen een definitief antidumpingrecht op open weefsels van glasvezels van oorsprong uit China in te stellen en de bedragen die als zekerheid zijn gesteld uit hoofde van het voorlopige recht, definitief te innen („mededeling van de definitieve bevindingen”). Alle belanghebbende partijen konden hierover binnen een bepaalde termijn na de mededeling opmerkingen maken.

    (7)

    Met de mondelinge en schriftelijke opmerkingen van de belanghebbende partijen werd waar nodig rekening gehouden.

    B.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

    1.   Betrokken product

    (8)

    Zoals in overweging 14 van de voorlopige verordening wordt uiteengezet, heeft deze verordening betrekking op open weefsels van glasvezels, met een celgrootte van meer dan 1,8 mm in zowel lengte als breedte en met een gewicht van meer dan 35 g/m2 van oorsprong uit China („het betrokken product”), momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7019 40 00, ex 7019 51 00, ex 7019 59 00, ex 7019 90 91 en ex 7019 90 99.

    (9)

    Na de instelling van de voorlopige maatregelen bleek uit een nadere analyse dat het betrokken product niet kan worden ingedeeld onder drie van de vijf GN-codes die in overweging 8 worden genoemd. Daarom dienen GN-codes ex 7019 90 91, ex 7019 90 99 en ex 7019 40 00 te worden geschrapt uit de beschrijving van het betrokken product.

    (10)

    Zoals in overweging 16 van de voorlopige verordening wordt uiteengezet, heeft een Chinese producent-exporteur gevraagd of glasvezelschijven onder de productomschrijving vallen. De bedrijfstak van de Unie was van oordeel dat glasvezelschijven kunnen worden beschouwd als een downstreamproduct met andere kenmerken dan het betrokken product. Er werd echter besloten om extra informatie te verzamelen bij belanghebbende partijen, alvorens een definitieve conclusie ten aanzien van deze kwestie te trekken.

    (11)

    Naar aanleiding van de mededeling van de voorlopige bevindingen is door de bedrijfstak van de Unie en de Federation of European Producers of Abrasives („FEPA”), een organisatie die de gebruikers van glasvezelschijven vertegenwoordigt, bewijs geleverd waaruit blijkt dat in het productieproces een aantal stappen moet worden genomen om glasvezelschijven te maken van open weefsels van glasvezels. De fysieke vorm van een glasvezelschijf wijkt ook van het betrokken product, dat normaliter wordt geleverd in rollen (smal of breed). Ook zijn glasvezelschijven normaal gesproken bedoeld voor een ander eindgebruik (de versterking van slijpschijven). Deze argumenten werden gedeeld door de Chinese producent-exporteur.

    (12)

    Er wordt tevens op gewezen dat geen van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in China of producenten uit de Unie glasvezelschijven vervaardigden of verkochten.

    (13)

    Eén producent van glasvezelschijven uit de Unie merkte na de instelling van de voorlopige maatregelen op dat glasvezelschijven niet mochten worden uitgesloten van de productomschrijving. Deze producent was van mening dat glasvezelschijven geen downstreamproduct zijn, maar dat er op het moment dat openweefselrollen worden gecoat een duidelijke scheidslijn moet worden getrokken tussen het betrokken product en een downstreamproduct. Volgens de onderneming is het coaten van openweefselrollen die in de bouwsector worden gebruikt niet hetzelfde als het coaten van openweefselrollen die later worden gebruikt voor het vervaardigen van glasvezelschijven. In het laatste geval worden de rollen gecoat met fenolhars. Met andere woorden, de chemische kenmerken van openweefselrollen die voor de vervaardiging van glasvezelschijven worden gebruikt, zijn naar verluidt hetzelfde als de chemische kenmerken van de glasvezelschijven. Volgens de onderneming kunnen openweefselrollen van dit type niet worden gebruikt als versterkingsmateriaal in de bouwsector, de belangrijkste toepassing van het betrokken product. De onderneming was daarom van mening dat als glasvezelschijven worden uitgesloten van de productomschrijving, openweefselrollen die zijn gecoat met fenolhars ook moeten worden uitgesloten.

    (14)

    Zoals in overweging 13 wordt uiteengezet, meldde de onderneming zich pas nadat de voorlopige maatregelen waren ingesteld en werden er ter ondersteuning van de argumenten geen controleerbare gegevens verstrekt. Omdat er naar aanleiding van het onderzoek geen gegevens beschikbaar waren over de verschillende soorten gebruikte coatings, kon de bewering van de onderneming niet worden beoordeeld op basis van uit het onderzoek verkregen gegevens. Bovendien delen verschillende soorten openweefselrollen dezelfde fysieke basiskenmerken, ongeacht de coating die wordt gebruikt, en daarom mogen met fenolhars gecoate openweefselrollen niet worden uitgesloten. Dit verzoek werd dan ook afgewezen.

    (15)

    Op basis van de gegevens die tijdens het onderzoek zijn verzameld en het bewijsmateriaal dat door de in overweging 10 genoemde producent-exporteur, de bedrijfstak van de Unie en de FEPA is geleverd in hun reactie op de voorlopige bevindingen, wordt het verzoek om glasvezelschijven uit te sluiten uit de productomschrijving ingewilligd. Er wordt geconcludeerd dat een glasvezelschijf een downstreamproduct is dat in vergelijking met open weefsels andere fysieke kenmerken heeft en voor een ander doel wordt gemaakt. Daarom moeten glasvezelschijven worden uitgesloten van de definitie van het betrokken product, zoals deze is vastgelegd in de voorlopige verordening. Glasvezelschijven zijn derhalve definitief uitgesloten van de procedure.

    2.   Soortgelijk product

    (16)

    Aangezien er geen andere opmerkingen over het soortgelijke product werden ontvangen, wordt overweging 17 van de voorlopige verordening bevestigd.

    C.   DUMPING

    1.   Behandeling als marktgerichte onderneming (BMO)

    (17)

    Zoals in overweging 18 tot en met 32 van de voorlopige verordening wordt uiteengezet, werd er in eerste instantie voorgesteld om een BMO toe te kennen aan twee ondernemingen. Later in de procedure is echter besloten dit voorstel terug te draaien, nadat uit onderzoek bleek dat beschuldigingen die waren ontvangen met betrekking tot de BMO-status van de betreffende ondernemingen, correct waren.

    (18)

    Eén exporteur, waarop artikel 18 van de basisverordening was toegepast, herhaalde de argumenten die al naar voren waren gebracht op het moment dat deze onderneming te horen kreeg dat de Commissie voornemens was een BMO te weigeren. Er werd opnieuw aangevoerd dat de statuten en de jointventureovereenkomst die de Commissie had ontvangen, oude versies waren die nooit van kracht waren geweest en derhalve geen impact hadden op de bevindingen van de BMO-evaluatie van de onderneming.

    (19)

    Zoals in overweging 28 van de voorlopige verordening wordt uiteengezet, waren deze argumenten onvoldoende om de twijfels weg te nemen over de echtheid van de aanvankelijk verstrekte documenten en informatie die de producent-exporteur in zijn BMO-aanvraagformulier had verstrekt.

    (20)

    Ten aanzien van het argument dat de toepassing van artikel 18, lid 1, van de basisverordening in dit geval disproportioneel is, is het zo dat de Commissie per geval bekijkt of de bepalingen van dit artikel worden toegepast. Zoals in de overwegingen 26, 27 en 31 van de voorlopige verordening wordt uiteengezet, wordt het gebruik van dit artikel bij de huidige procedure passend geacht omdat het feit dat er vervalste documenten zijn verstrekt ervoor zorgt dat alle documenten die door deze onderneming zijn verstrekt, in een twijfelachtig licht komen te staan.

    (21)

    De tweede exporteur, aan wie een BMO werd geweigerd maar die een individuele behandeling (IB) kreeg toegekend, betwistte de redenen waarom de Commissie haar beslissing had teruggedraaid. Zij waren van mening dat er geen nieuwe overtuigende bewijzen waren die een aanzienlijke ondermijning betekenden van de oorspronkelijk bevindingen en er dus geen gronden waren om de toekenning van een BMO later weer in te trekken. Zij voerden aan dat de onnauwkeurigheden en onvolledigheden die in hun jaarrekeningen werden aangetroffen en die niet waren gemeld door de auditor, geen wezenlijke gevolgen hadden voor de betrouwbaarheid van deze jaarrekeningen.

    (22)

    Zoals in overweging 30 van de voorlopige verordening wordt uiteengezet, konden deze argumenten geen einde maken aan de twijfels omtrent de nauwkeurigheid en volledigheid van de cijfers in hun jaarrekeningen.

    (23)

    Tevens waren zij van mening dat de uitkomst van het onderzoek en het individuele recht dat zij moeten betalen, oneerlijk en disproportioneel zijn aangezien ze tijdens de procedure hun medewerking hebben verleend en net als niet-medewerkende ondernemingen en ondernemingen waarop artikel 18 van de basisverordening van toepassing is, het hoogste recht moeten betalen. In dit opzicht wordt aangetekend dat het recht dat op deze onderneming van toepassing is, het resultaat is van de gebruikelijke methodologie die wordt toegepast op ondernemingen aan wie een IB is toegekend.

    (24)

    Aangezien er geen andere opmerkingen over BMO werden ontvangen, worden de overwegingen 18 tot en met 32 van de voorlopige verordening bevestigd.

    2.   Individueel onderzoek (IO)

    (25)

    Zoals in overweging 37 van de voorlopige verordening wordt uiteengezet, heeft een niet in de steekproef opgenomen groep van verbonden ondernemingen overeenkomstig artikel 17, lid 3, van de basisverordening om een individueel onderzoek verzocht en het BMO-aanvraagformulier binnen de vastgestelde termijn ingediend.

    (26)

    Zoals in overweging 5 wordt uiteengezet, is er bij de groep van verbonden ondernemingen ter plaatse een controle uitgevoerd. Hierbij is geconstateerd dat de ondernemingen niet voldeden aan de criteria 1, 2 en 3 van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening.

    (27)

    Ten aanzien van het eerste criterium hebben de twee verbonden ondernemingen niet genoeg bewijs geleverd als het gaat om de bijdrage van de aandeelhouders aan het vermogen van de ondernemingen. De aandeelhouders namen de ondernemingen, die in eerste instantie waren opgericht met overheidsgeld, over zonder zelf een bijdrage te betalen. Bovendien zijn er, in strijd met de bepalingen in de statuten, geen aandeelhoudersvergaderingen gehouden en zijn er geen notulen van deze vergaderingen verstrekt. Hierdoor is er twijfel ontstaan of zakelijke beslissingen zonder staatsinmenging door de aandeelhouders zijn genomen. Gezien het voorgaande wordt er geoordeeld dat de ondernemingen niet hebben kunnen aantonen dat hun bedrijfsbesluiten worden genomen zonder staatsinmenging van betekenis.

    (28)

    Ten aanzien van het tweede criterium bleek uit het onderzoek dat de boekhoudingen van de twee verbonden ondernemingen niet waren gecontroleerd in overeenstemming met de hiervoor internationaal geldende normen, aangezien er is geconstateerd dat de boekhoudingen een aantal tekortkomingen en fouten bevatten, onder meer met betrekking tot geboekte en betaalde belastingen. Ook zijn er doorlopende onjuistheden geconstateerd in de te betalen dividenden en ontbraken er afschrijvingsposten waarvan geen melding is gemaakt in de auditverslagen.

    (29)

    Ten aanzien van het derde criterium kon één verbonden onderneming geen overeenkomst inzake grondgebruiksrechten overleggen, werd hiervoor in hun boekhouding geen boeking aangetroffen en werd hiervoor geen betalingsbewijs verstrekt. De tweede onderneming verkreeg kosteloos een grondgebruiksrecht van een verbonden onderneming, maar dit recht werd niet in de boekhouding geboekt en derhalve niet afgeschreven.

    (30)

    Gezien het voorgaande werd er voorgesteld een BMO te weigeren aan de groep ondernemingen die heeft verzocht om een individueel onderzoek.

    (31)

    De Commissie heeft de bevindingen van het BMO-onderzoek officieel meegedeeld aan de betrokken groep verbonden ondernemingen in China en de klagers. Zij kregen ook de gelegenheid om hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord indien daar bijzondere redenen voor waren. Er zijn geen opmerkingen ontvangen na de bekendmaking van de BMO-bevindingen.

    3.   Individuele behandeling (IB)

    (32)

    Er was voorlopig vastgesteld dat een in de steekproef opgenomen groep van producenten-exporteurs in China aan wie een BMO was geweigerd, voldeed aan alle vereisten voor een IB.

    (33)

    Zoals bovendien in overweging 35 van de voorlopige verordening wordt uiteengezet, voldeed de producent-exporteur waarvoor een BMO was teruggedraaid, aan de criteria van artikel 9, lid 5, van de basisverordening en kreeg deze producent-exporteur in plaats hiervan een IB toegekend.

    (34)

    De bedrijfstak van de Unie betwistte het besluit om een IB toe te kennen aan de onderneming waarvoor een BMO was teruggedraaid. De bedrijfstak was van mening dat de onvolledige boekhouding en de discrepanties alle gegevens van de onderneming in een twijfelachtig licht stellen. Er is echter geconstateerd dat de onregelmatigheden in de boekhouding geen invloed hadden op de betrouwbaarheid van de exportprijzen van de onderneming. Het verzoek van de bedrijfstak van de Unie werd dan ook afgewezen.

    (35)

    De voorlopige conclusie dat twee van de drie in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs voldoen aan alle criteria voor een IB, wordt gezien het voorgaande bevestigd. De overwegingen 33 tot en met 36 van de voorlopige verordening ten aanzien van een IB, worden bevestigd.

    (36)

    De groep van de twee verbonden ondernemingen die had verzocht om een individueel onderzoek, had ook verzocht om een IB, indien uit het onderzoek zou blijken dat deze ondernemingen niet aan de criteria voor een BMO voldeden. Er is geconstateerd dat zij voldeden aan de criteria voor het toekennen van een IB volgens artikel 9, lid 5, van de basisverordening.

    (37)

    De bedrijfstak van de Unie was het ook niet eens met de beslissing de groep van twee verbonden ondernemingen een IB toe te kennen, aangezien de door die ondernemingen verstrekte gegevens onvoldoende betrouwbaar waren gebleken voor de BMO-beoordeling, en dus ook als onvoldoende beschouwd moesten worden voor de toekenning van een IB. Dit bezwaar van de bedrijfstak van de Unie moest worden afgewezen, aangezien de bij de BMO-beoordeling geconstateerde onregelmatigheden niet van invloed bleken te zijn op het in aanmerking komen voor een individueel recht, zodat een IB kon worden toegekend.

    4.   Normale waarde

    a)   Keuze van het referentieland

    (38)

    Er zijn geen opmerkingen ontvangen over de keuze van het referentieland. Daarom wordt bevestigd dat Canada een geschikt en redelijk referentieland is overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening. De overwegingen 39 tot en met 45 van de voorlopige verordening worden bevestigd.

    b)   Vaststelling van de normale waarde

    (39)

    Er wordt aan herinnerd dat het wegens de kwaliteitsverschillen tussen het in Canada vervaardigde en verkochte soortgelijke product en het betrokken product uit China, passender werd geacht de normale waarde door berekening vast te stellen om met die verschillen rekening te kunnen houden. De normale waarde werd bijgevolg berekend aan de hand van de productiekosten van de Canadese producent plus een redelijk bedrag voor de verkoopkosten, de administratiekosten en de algemene kosten en de winst op de binnenlandse markt.

    (40)

    De ondernemingen waaraan een IB was toegekend, betwistten de berekening van de normale waarde en een onderneming vroeg zich met name af of deze normale waarde per productsoort was berekend. Er werd bevestigd dat de normale waarde per productsoort was berekend op basis van de gegevens die waren verstrekt door de enige producent van het betrokken product in het referentieland. Gezien de behoefte aan vertrouwelijkheid, werd de normale waarde meegedeeld in de vorm van prijsvorken.

    (41)

    Drie partijen waren van mening dat de meegedeelde normale waarde geen redelijk inzicht gaf in de feiten en overwegingen op grond waarvan de dumpingmarges werden vastgesteld. Alle ondernemingen verzochten om meer informatie over de berekening van de normale waarde, waaronder over het bedrag van de verschillende wijzigingen die in de normale waarde werden aangebracht om rekening te houden met de kwaliteitsverschillen. Gezien de noodzaak de vertrouwelijkheid van de gegevens te waarborgen, werd er echter geoordeeld dat alle informatie die bekend mocht worden gemaakt, is ontvangen door de ondernemingen.

    (42)

    Dit verzoek werd dan ook afgewezen. De overwegingen 46 tot en met 49 van de voorlopige verordening ten aanzien van de berekening van de normale waarde worden bevestigd.

    c)   Uitvoerprijzen voor de producenten-exporteurs aan wie een IB werd toegekend

    (43)

    Een van de ondernemingen die voorlopig een IB was toegekend, verzocht om opheldering over de verpakkingskosten. Zij waren van mening dat de meegedeelde verpakkingsgegevens geen samenhangend verband leken te hebben met het volume en de waarde van de transacties. Aangezien deze onderneming in haar antwoord op de antidumpingvragenlijst geen melding had gemaakt van verpakkingskosten, waren deze kosten bijgevolg berekend op basis van de informatie die was verkregen van de twee andere in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs.

    (44)

    Aangezien er geen andere opmerkingen over de uitvoerprijzen werden ontvangen, wordt overweging 50 van de voorlopige verordening bevestigd.

    (45)

    Na de mededeling van de definitieve bevindingen stelde de groep van verbonden ondernemingen waaraan een IB zou worden toegekend dat bij de berekening van de verschillende correcties van de uitvoerprijs geen rekening gehouden had moeten worden met commissiekosten. Dit argument werd aanvaard, de uitvoerprijs werd dienovereenkomstig aangepast, en de dumpingmarge van de groep werd herzien.

    d)   Vergelijking

    (46)

    Aangezien er geen opmerkingen over de vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijzen op basis van de prijs af fabriek werden ontvangen, worden de overwegingen 51 en 52 van de voorlopige verordening bevestigd.

    5.   Dumpingmarges

    a)   Voor de medewerkende producenten-exporteurs aan wie een IB werd toegekend

    (47)

    Een importeur van het betrokken product uit de Unie verwelkomde de instelling van de voorlopige maatregelen, aangezien deze de importprijs zouden herstellen naar een niet-schadelijk niveau. Niettemin was hij van mening dat een verschil van meer dan 10 % tussen de verschillende rechten de markt zou kunnen verstoren. Hij verzocht derhalve om aanpassing van de maatregelen zodat de onderneming aan wie een IB werd toegekend en waarvoor het lagere individuele recht geldt, hier niet van kan profiteren. De importeur beweerde dat er een groter risico is op ontwijking door de producent-exporteur waarvoor het lagere individuele recht geldt. Er werd echter geen aanvullende informatie of aanvullend bewijs verstrekt om deze bewering te onderbouwen. Dit verzoek werd dan ook afgewezen.

    (48)

    Op grond hiervan bedragen de definitieve dumpingmarges, in procenten van de cif-prijs grens Unie, vóór inklaring:

    Onderneming

    Definitieve dumpingmarge

    Yuyao Mingda Fiberglass Co. Ltd

    62,9 %

    Grand Composite Co. Ltd en de hieraan verbonden onderneming Ningbo Grand Fiberglass Co. Ltd

    48,4 %

    Yuyao Feitian Fiberglass Co. Ltd

    60,7 %

    b)   Voor alle andere producenten-exporteurs

    (49)

    Aangezien er geen opmerkingen over de dumpingmarges werden ontvangen, worden de overwegingen 53 tot en met 57 van de voorlopige verordening bevestigd.

    (50)

    Op grond hiervan wordt het dumpingniveau voor het hele land vastgesteld op 62,9 % van de cif-prijs grens Unie, vóór inklaring en wordt overweging 58 van de voorlopige verordening bevestigd.

    D.   SCHADE

    1.   Productie in de Unie

    (51)

    Ter verduidelijking wordt er gemeld dat de term „bedrijfstak van de Unie” in overweging 59 van de voorlopige verordening verwijst naar alle producenten uit de Unie. Aangezien er geen opmerkingen over de productie in de Unie werden ontvangen, wordt overweging 60 van de voorlopige verordening bevestigd.

    2.   Verbruik in de Unie

    (52)

    Zoals uiteengezet in overweging 9 dienen de GN codes ex 7019 90 91, ex 7019 90 99 en ex 7019 40 00 geschrapt te worden uit de beschrijving van het betrokken product. De uitsluiting van deze codes is niet van invloed op de bevindingen ten aanzien van verbruik in de Unie, met inbegrip van invoer, die gebaseerd waren op de in de klacht aangegeven cijfers, aangevuld met geverifieerde gegevens van meewerkende ondernemingen en van Eurostat.

    (53)

    Aangezien er geen opmerkingen over het verbruik in de Unie werden ontvangen, worden de overwegingen 61 tot en met 63 van de voorlopige verordening bevestigd.

    3.   Invoer uit het betrokken land

    (54)

    Aangezien er geen opmerkingen over het volume, de prijs en het marktaandeel van de invoer met dumping uit het betrokken land werden ontvangen, worden de bevindingen in de overwegingen 64 tot en met 66 van de voorlopige verordening bevestigd.

    (55)

    Aangezien er geen opmerkingen over prijsonderbieding werden ontvangen, wordt de methodologie voor het vaststellen van prijsonderbieding en kwaliteitscorrectie, zoals beschreven in de overwegingen 67 en 68 van de voorlopige verordening, bevestigd. Nadat na de instelling van de voorlopige maatregelen een individueel onderzoek was toegekend aan één groep van producenten-exporteurs in China, is de prijsvergelijking van soortgelijke productsoorten echter opnieuw geëvalueerd. Deze evaluatie bevestigde dat de prijzen van de bedrijfstak van de Unie in het onderzoektijdvak met 30-35 % werden onderboden door de invoer met dumping uit China.

    4.   Situatie van de bedrijfstak van de Unie

    (56)

    Aangezien er geen opmerkingen over de situatie van de bedrijfstak van de Unie werden ontvangen, worden de overwegingen 69 tot en met 84 van de voorlopige verordening bevestigd.

    5.   Conclusie inzake schade

    (57)

    Aangezien er geen opmerkingen over de conclusie inzake schade werden ontvangen, worden de overwegingen 85 tot en met 87 van de voorlopige verordening bevestigd.

    E.   OORZAKELIJK VERBAND

    1.   Gevolgen van de invoer met dumping

    (58)

    Aangezien er geen opmerkingen over de gevolgen van de invoer met dumping werden ontvangen, worden de overwegingen 89 tot en met 91 van de voorlopige verordening bevestigd.

    2.   Gevolgen van andere factoren

    (59)

    Aangezien er geen opmerkingen over de gevolgen van andere factoren werden ontvangen, worden de overwegingen 92 tot en met 96 van de voorlopige verordening bevestigd.

    3.   Conclusie inzake het oorzakelijk verband

    (60)

    Aangezien er geen opmerkingen over de conclusie inzake het oorzakelijk verband werden ontvangen, worden de overwegingen 97 tot en met 99 van de voorlopige verordening bevestigd.

    F.   BELANG VAN DE UNIE

    1.   Belang van de bedrijfstak van de Unie

    (61)

    Aangezien er geen opmerkingen over het belang van de bedrijfstak van de Unie werden ontvangen, worden de overwegingen 101 tot en met 103 van de voorlopige verordening bevestigd.

    2.   Belang van de importeurs

    (62)

    Aangezien er geen opmerkingen over het belang van de importeurs werden ontvangen, wordt er geconcludeerd dat het instellen van definitieve maatregelen tegen de invoer van het betrokken product niet strijdig is met het belang van de importeurs.

    3.   Belang van de gebruikers en de consumenten

    (63)

    Er wordt aan herinnerd dat in het voorlopige stadium van het onderzoek geen medewerking werd ontvangen van gebruikers of consumentenorganisaties. Na de publicatie van de voorlopige verordening heeft één gebruikersvereniging opmerkingen ingediend. Deze opmerkingen hadden echter alleen betrekking op de potentiële negatieve gevolgen van de instelling van maatregelen tegen glasvezelschijven indien deze niet van de productomschrijving zouden worden uitgesloten. Zoals in overweging 15 wordt uiteengezet, is er geoordeeld dat glasvezelschijven worden uitgesloten van de productomschrijving. De instelling van definitieve antidumpingmaatregelen zal derhalve geen negatieve gevolgen hebben voor de gebruikers van glasvezelschijven.

    (64)

    Aangezien er geen andere opmerkingen over het belang van de gebruikers en de consumenten werden ontvangen, wordt er geconcludeerd dat het instellen van definitieve maatregelen tegen de invoer van het betrokken product niet strijdig is met hun belang.

    4.   Conclusie inzake het belang van de Unie

    (65)

    Op grond van het voorgaande wordt er geconcludeerd dat er geen dwingende redenen bestaan om geen definitieve antidumpingrechten in te stellen op de invoer van open weefsels van glasvezels van oorsprong uit China.

    G.   DEFINITIEVE ANTIDUMPINGMAATREGELEN

    1.   Schademarge

    (66)

    Na de mededeling van de voorlopige bevindingen verklaarde een Chinese producent-exporteur dat de gegevens die hij had ontvangen met betrekking tot de berekening van zijn schademarge niet gedetailleerd genoeg waren, aangezien gegevens over volumes, waarden en prijzen van de bedrijfstak van de Unie niet per productsoort waren bekendgemaakt. De onderneming was van mening dat deze gegevens niet als vertrouwelijk konden worden beschouwd, omdat er in de steekproef vier producenten uit de Unie waren opgenomen. Er moet echter worden aangetekend dat sommige productsoorten in het onderzoektijdvak werden verkocht door zeer beperkt aantal producenten uit de Unie. Daarom werd het verstandig geacht van dergelijke transacties geen prijzen, volumes of waarden bekend te maken. Om de partijen voldoende inzicht te geven in de berekeningsmethode en het resultaat van de berekening, wordt het bovendien niet nodig geacht om van elke productsoort uitgebreide statistieken bekend te maken.

    (67)

    Dezelfde Chinese producent-exporteur had vraagtekens bij de nagestreefde winst die werd gebruikt voor het berekenen van de schademarge, en in het bijzonder bij het feit dat de nagestreefde winst in het onderzoektijdvak gelijk was aan de gewogen gemiddelde winst van de bedrijfstak van de Unie. Tevens was deze producent het oneens met het feit dat bij het vaststellen van de nagestreefde winst de gegevens werden gebruikt van de in de steekproef opgenomen producenten uit de Unie en er geen gegevens werden gebruikt die betrekking hadden op de bedrijfstak van de Unie als geheel. Ten slotte twijfelde deze producent aan het gebruikte niveau van de nagestreefde winst, in vergelijking met het niveau dat werd gebruikt in een ander recent onderzoek met betrekking tot een nauw verwante productsector.

    (68)

    Zoals in overweging 112 van de voorlopige verordening wordt uiteengezet, vormt de nagestreefde winstmarge een afspiegeling van de gemiddelde winstmarge die de bedrijfstak van de Unie in 2006-2007 heeft gehaald. De gewogen gemiddelde winst in het onderzoektijdvak is echter berekend op basis van de gegevens van de vier in de steekproef opgenomen ondernemingen. Zoals in overweging 79 van de voorlopige verordening wordt uiteengezet, is bij deze winstberekening bovendien geen rekening gehouden met de buitengewone herstructureringskosten die bepaalde in de steekproef opgenomen producenten hebben gemeld. Het is derhalve louter toeval dat deze twee winstcijfers identiek zijn.

    (69)

    Ten aanzien van de vraag welke gegevens er gebruikt moeten worden bij het vaststellen van de nagestreefde winst, moet er worden aangetekend dat als er wordt gebruikgemaakt van een steekproef het winstniveau een van de micro-economische indicatoren van de schadeanalyse is. Het cijfer dat wordt vastgesteld voor de steekproef wordt dus gezien als representatief voor de bedrijfstak van de Unie als geheel. In een onderzoek waarbij een steekproef wordt gebruikt, is de nagestreefde winst die wordt gebruikt voor berekenen van de schademarge altijd gebaseerd op gegevens die zijn verzameld van in de steekproef opgenomen ondernemingen.

    (70)

    Ten aanzien van de verwijzing naar de nagestreefde winst die in een ander antidumpingonderzoek wordt gehanteerd, moet ten slotte worden benadrukt dat de bevindingen en conclusies van elk onderzoek zijn gebaseerd op de gegevens die voor een specifieke productomschrijving en een specifiek tijdvak zijn verzameld van de medewerkende ondernemingen van het betreffende onderzoek. Het is daarom onmogelijk om een rechtstreeks verband te leggen tussen de bevindingen van deze twee afzonderlijke onderzoeken, die betrekking hadden op verschillende onderzoektijdvakken.

    (71)

    Ten aanzien van de schademarge moet worden gemeld dat als gevolg van de correctie van een administratieve fout in de berekening van de voorlopige schademarge van een producent-exporteur, de betreffende marge naar boven is bijgesteld. Dit heeft echter geen invloed op de hoogte van het antidumpingrecht van deze onderneming, aangezien het recht is gebaseerd op de dumpingmarge.

    (72)

    Tevens moet worden aangetekend dat er als gevolg van het toekennen van een IB aan een andere groep Chinese producenten-exporteurs, zoals in overweging 32 wordt uiteengezet, een afzonderlijke schademarge voor hen is berekend.

    (73)

    Als gevolg van de correctie die in overweging 71 wordt genoemd, is er tevens een aanpassing gemaakt in de gewogen gemiddelde schademarge voor de medewerkende niet in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs en in de residuele schademarge voor niet-medewerkende producenten.

    (74)

    Op grond hiervan bedragen de definitieve schademarges, in procenten van de cif-prijs grens Unie, vóór inklaring:

    Onderneming

    Definitieve schademarge

    Yuyao Mingda Fiberglass Co. Ltd

    69,1 %

    Grand Composite Co. Ltd en de hieraan verbonden onderneming Ningbo Grand Fiberglass Co. Ltd

    77,4 %

    Yuayo Feitian Fiberglass Co. Ltd

    87,6 %

    Gewogen gemiddelde van de steekproef voor de niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs

    72,1 %

    Residuele marge voor niet-medewerkende producenten-exporteurs en Ningbo Weishan Duo Bao Building Materials Co. Ltd

    87,6 %

    2.   Definitieve maatregelen

    (75)

    Gelet op het voorgaande wordt geoordeeld dat, overeenkomstig artikel 9, lid 4, van de basisverordening, definitieve antidumpingmaatregelen moeten worden ingesteld tegen de invoer van het betrokken product. Deze maatregelen moeten overeenstemmen met de dumpingmarge of met de schademarge, indien deze lager is. Alle antidumpingrechten moeten dienovereenkomstig worden ingesteld op het niveau van de vastgestelde dumpingmarges.

    (76)

    De voorgestelde antidumpingrechten zijn als volgt:

    Onderneming

    Schademarge

    Dumpingmarge

    Antidumpingrecht

    Yuyao Mingda Fiberglass Co. Ltd

    69,1 %

    62,9 %

    62,9 %

    Grand Composite Co. Ltd en de hieraan verbonden onderneming Ningbo Grand Fiberglass Co. Ltd

    77,4 %

    48,4 %

    48,4 %

    Yuayo Feitian Fiberglass Co. Ltd

    87,6 %

    60,7 %

    60,7 %

    Gewogen gemiddelde van de steekproef voor de niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs

    72,1 %

    57,7 %

    57,7 %

    Residuele marge voor niet-medewerkende producenten-exporteurs en Ningbo Weishan Duo Bao Building Materials Co. Ltd

    87,6 %

    62,9 %

    62,9 %

    (77)

    De bij deze verordening voor bepaalde ondernemingen vastgestelde individuele antidumpingrechten zijn gebaseerd op de bevindingen van dit onderzoek. Zij weerspiegelen daarom de situatie die bij dit onderzoek voor die ondernemingen werd geconstateerd. Deze rechten (in tegenstelling tot het voor het gehele land geldende recht, dat van toepassing is op „alle andere ondernemingen”) gelden dus uitsluitend voor ingevoerde producten van oorsprong uit de Volksrepubliek China die vervaardigd zijn door de specifiek vermelde juridische entiteiten. De rechten zijn niet van toepassing op ingevoerde producten die zijn vervaardigd door andere, niet specifiek in het dispositief van deze verordening met naam en adres genoemde ondernemingen, ook al gaat het hierbij om entiteiten die verbonden zijn met de specifiek genoemde ondernemingen; op die producten is het recht van toepassing dat geldt voor „alle andere ondernemingen”.

    (78)

    Verzoeken in verband met de toepassing van individuele antidumpingrechten voor bepaalde ondernemingen (bv. na een naamswijziging van de entiteit of na de oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen) dienen onverwijld aan de Commissie (3) te worden gericht, onder opgave van alle relevante gegevens, met name indien de naamswijziging of de oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen verband houdt met wijzigingen in de activiteiten van de onderneming op het gebied van de productie en de verkoop in binnen- en buitenland. Indien het verzoek gerechtvaardigd is, zal de verordening dienovereenkomstig worden gewijzigd door bijwerking van de lijst van ondernemingen waarvoor een individueel recht geldt.

    (79)

    De Commissie heeft alle partijen in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan zij voornemens was de instelling van definitieve antidumpingrechten aan te bevelen. De partijen konden hierover tevens binnen een bepaalde termijn na deze mededeling opmerkingen maken. De opmerkingen van de partijen werden naar behoren onderzocht en waar nodig werden de bevindingen dienovereenkomstig gewijzigd.

    (80)

    De groep van twee verbonden ondernemingen die om een individueel onderzoek had verzocht en waaraan een IB was toegekend, gaf te kennen dat zij een verbintenis wilde aanbieden. De groep diende echter geen aanbod in binnen de in artikel 8, lid 2, van de basisverordening bepaalde termijn, zodat daarmee geen rekening kon worden gehouden.

    (81)

    Om een gelijke behandeling van nieuwe exporteurs en de in de bijlage bij deze verordening vermelde niet in de steekproef opgenomen medewerkende ondernemingen te garanderen, moet het voor laatstgenoemde ondernemingen geldende gewogen gemiddelde recht eveneens gelden voor alle nieuwe exporteurs die anders voor een nieuw onderzoek krachtens artikel 11, lid 4, van de basisverordening in aanmerking zouden komen, daar dat artikel niet geldt wanneer is gebruikgemaakt van een steekproef.

    3.   Definitieve inning van de voorlopige rechten

    (82)

    Gezien de hoogte van de vastgestelde dumpingmarges en de ernst van de schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden, wordt het noodzakelijk geacht de bedragen die als zekerheid zijn gesteld uit hoofde van het bij de voorlopige verordening ingestelde voorlopige antidumpingrecht, definitief te innen tot het bedrag van de ingestelde definitieve rechten. Aangezien glasvezelschijven nu zijn uitgesloten van de productomschrijving (zie overweging 15), moeten de voorlopige, als zekerheid gestelde bedragen voor de invoer van glasvezelschijven, worden vrijgegeven. Wanneer het definitieve recht lager is dan het voorlopige recht, moeten de voorlopige, als zekerheid gestelde bedragen die het bedrag van het definitieve recht overschrijden, worden vrijgegeven,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1.   Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op open weefsels van glasvezels van oorsprong uit de Volksrepubliek China, met een celgrootte van meer dan 1,8 mm in zowel lengte als breedte en met een gewicht van meer dan 35 g/m2, die momenteel zijn ingedeeld onder de GN-codes ex 7019 51 00 en ex 7019 59 00 (Taric-codes 7019510010 en 7019590010). Glasvezelschijven zijn van het antidumpingrecht uitgesloten.

    2.   Het definitieve antidumpingrecht, dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van het in lid 1 omschreven product dat door onderstaande ondernemingen wordt geproduceerd, is als volgt:

    Onderneming

    Recht (%)

    Aanvullende Taric-code

    Yuyao Mingda Fiberglass Co. Ltd

    62,9

    B006

    Grand Composite Co. Ltd en de hieraan verbonden onderneming Ningbo Grand Fiberglass Co. Ltd

    48,4

    B007

    Yuyao Feitian Fiberglass Co. Ltd

    60,7

    B122

    In bijlage I vermelde ondernemingen

    57,7

    B008

    Alle andere ondernemingen

    62,9

    B999

    3.   De individuele rechten voor de in lid 2 genoemde ondernemingen zijn uitsluitend van toepassing indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur, opgesteld conform de voorwaarden in bijlage II, wordt overgelegd. Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het recht dat voor alle andere ondernemingen geldt, toegepast.

    4.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

    Artikel 2

    1.   De bedragen die overeenkomstig Verordening (EU) nr. 138/2011 als zekerheid zijn gesteld uit hoofde van het voorlopige antidumpingrecht op glasvezelschijven van oorsprong uit de Volksrepubliek China, worden vrijgegeven op verzoek.

    2.   De bedragen die overeenkomstig Verordening (EU) nr. 138/2011 als zekerheid zijn gesteld uit hoofde van het voorlopige antidumpingrecht op bepaalde open weefsels van glasvezels van oorsprong uit de Volksrepubliek China worden definitief geïnd indien het gaat om producten die momenteel zijn ingedeeld onder de GN-codes ex 7019 51 00 en ex 7019 59 00. De bedragen die als zekerheid zijn gesteld en die het bedrag van het definitieve antidumpingrecht overschrijden, worden vrijgegeven, waaronder bedragen die als zekerheid zijn gesteld voor producten die momenteel zijn ingedeeld onder de GN-codes ex 7019 40 00, ex 7019 90 91 en ex 7019 90 99.

    Artikel 3

    Wanneer een nieuwe producent-exporteur in de Volksrepubliek China ten genoegen van de Commissie aantoont dat:

    hij het in artikel 1, lid 1, beschreven product in het onderzoektijdvak (1 april 2009 tot en met 30 maart 2010) niet naar de Unie heeft uitgevoerd,

    hij niet verbonden is met een exporteur of producent in de Volksrepubliek China voor wie de bij deze verordening ingestelde antidumpingmaatregelen gelden,

    hij het betrokken product na het onderzoektijdvak waarop de maatregelen zijn gebaseerd daadwerkelijk naar de Unie heeft uitgevoerd of een onherroepelijke contractuele verplichting is aangegaan om een aanzienlijke hoeveelheid van dit product naar de Unie uit te voeren,

    kan de Raad, met een gewone meerderheid, op een na raadpleging van het Raadgevend Comité door de Commissie ingediend voorstel, artikel 1, lid 2, wijzigen door de nieuwe producent-exporteur toe te voegen aan de medewerkende ondernemingen die niet in de steekproef zijn opgenomen en waarvoor bijgevolg het gewogen gemiddeld recht van 57,7 % geldt.

    Artikel 4

    Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 3 augustus 2011.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    M. DOWGIELEWICZ


    (1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

    (2)  PB L 43 van 17.2.2011, blz. 9.

    (3)  Europese Commissie, Directoraat-generaal Handel, Directoraat H, Kamer N105 04/090, 1049 Brussel, België.


    BIJLAGE I

    CHINESE NIET IN DE STEEKPROEF OPGENOMEN MEDEWERKENDE PRODUCENTEN-EXPORTEURS (AANVULLENDE TARIC-CODE B008)

     

    Jiangxi Dahua Fiberglass Group Co. Ltd

     

    Lanxi Jialu Fiberglass Net Industry Co. Ltd

     

    Cixi Oulong Fiberglass Co. Ltd

     

    Jiangsu Tianyu Fibre Co. Ltd

     

    Jia Xin Jinwei Fiber Glass Products Co. Ltd

     

    Jiangsu Jiuding New Material Co. Ltd

     

    Changshu Jiangnan Glass Fiber Co. Ltd

     

    Shandong Shenghao Fiber Glass Co. Ltd

     

    Yuyao Yuanda Fiberglass Mesh Co. Ltd

     

    Ningbo Kingsun Imp & Exp Co. Ltd

     

    Ningbo Integrated Plasticizing Co. Ltd

     

    Nankang Luobian Glass Fibre Co. Ltd

     

    Changshu Dongyu Insulated Compound Materials Co. Ltd


    BIJLAGE II

    De in artikel 1, lid 3, bedoelde geldige handelsfactuur moet een verklaring, ondertekend door een daartoe bevoegde werknemer van de entiteit die de handelsfactuur uitschrijft, bevatten met de volgende gegevens:

    1.

    de naam en functie van de bevoegde werknemer van de entiteit die de handelsfactuur uitschrijft;

    2.

    de volgende verklaring:

    „Ondergetekende verklaart dat de (hoeveelheid) open weefsels van glasvezels die naar de Europese Unie zijn uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, zijn vervaardigd door (naam en adres van de onderneming) (aanvullende Taric-code) in de Volksrepubliek China. Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.

    Datum en handtekening”.


    Top