EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32011R0627

Verordening (EU) nr. 627/2011 van de Commissie van 27 juni 2011 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op bepaalde naadloze buizen en pijpen van roestvrij staal, van oorsprong uit de Volksrepubliek China

PB L 169 van 29.6.2011, p. 1–22 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 30/12/2011

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2011/627/oj

29.6.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 169/1


VERORDENING (EU) Nr. 627/2011 VAN DE COMMISSIE

van 27 juni 2011

tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op bepaalde naadloze buizen en pijpen van roestvrij staal, van oorsprong uit de Volksrepubliek China

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name artikel 7,

Na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

1.   Inleiding van de procedure

(1)

Op 30 september 2010 heeft de Europese Commissie („de Commissie”) met een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2) de inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van bepaalde naadloze buizen en pijpen van roestvrij staal, van oorsprong uit de Volksrepubliek China („de VRC” of „het betrokken land”) aangekondigd.

(2)

De procedure werd ingeleid naar aanleiding van een klacht die op 16 augustus 2010 door het Defence Committee of the Seamless Steel Tubes Industry of the European Union („het Defence Committee”) werd ingediend namens twee groepen producenten in de Unie („de klagers”) die samen een groot deel, in dit geval meer dan 50 %, van de totale productie in de Unie van naadloze buizen en pijpen vertegenwoordigen. Het bij de klacht gevoegde voorlopige bewijsmateriaal betreffende de dumping van het product en de daaruit voortvloeiende aanmerkelijke schade werd voldoende geacht om een antidumpingprocedure in te leiden.

2.   Bij de procedure betrokken partijen

(3)

De Commissie heeft de klager, andere bekende producenten in de Unie, de haar bekende betrokken producenten-exporteurs en vertegenwoordigers van de VRC, haar bekende importeurs, leveranciers en gebruikers, alsmede hun verenigingen officieel van de inleiding van de procedure in kennis gesteld. De Commissie heeft ook producenten in de Verenigde Staten van Amerika („de VS”) in kennis gesteld, aangezien dit land als mogelijk referentieland in aanmerking kwam. Belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord.

(4)

Alle belanghebbenden die daar met opgave van redenen om hadden verzocht, werden gehoord.

(5)

Gezien het kennelijk grote aantal producenten-exporteurs, niet-verbonden importeurs en producenten in de Unie werd in het bericht van inleiding overwogen om overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening voor de vaststelling van dumping en schade gebruik te maken van steekproeven. Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te stellen, werd aan alle producenten-exporteurs, importeurs en producenten in de Unie gevraagd zich bij de Commissie kenbaar te maken en haar overeenkomstig het bericht van inleiding basisinformatie te verstrekken over hun activiteiten in verband met het onderzochte product gedurende het onderzoektijdvak (1 juli 2009 – 30 juni 2010). De autoriteiten van de VRC werden eveneens geraadpleegd.

a)   Steekproef van Chinese producenten-exporteurs

(6)

Uit de 31 Chinese producenten-exporteurs of groepen producenten-exporteurs die zich hebben gemeld, maakte de Commissie overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening een selectie voor de samenstelling van een steekproef op basis van de grootste representatieve uitvoerhoeveelheden die binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs konden worden onderzocht. De samengestelde steekproef bestond uit drie (groepen) ondernemingen, die tijdens het onderzoektijdvak samen 25 % van de totale door Eurostat geregistreerde invoer en meer dan 38 % van die van de medewerkende exporteurs vertegenwoordigen. Overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de basisverordening werd met de betrokken partijen en de Chinese autoriteiten overleg gepleegd waarbij zij geen bezwaar tegen de samenstelling van de steekproef maakten.

b)   Steekproef van producenten in de Unie

(7)

Van de 21 producenten in de Unie waarmee de Commissie contact heeft opgenomen, verstrekten elf de gevraagde informatie en stemden ermee in om in de steekproef te worden opgenomen. Op basis van de informatie die zij van deze medewerkende producenten in de Unie heeft ontvangen, heeft de Commissie een steekproef samengesteld bestaande uit twee groepen die vijf producenten in de Unie vertegenwoordigden. De steekproef werd samengesteld aan de hand van de omvang van de verkoop en van de productie. De in de steekproef opgenomen producenten in de Unie namen 48 % van de totale verkoop in de EU van alle producenten in de Unie voor hun rekening en vertegenwoordigden 80 % van de producenten die zich hadden gemeld.

(8)

Van de 62 niet-verbonden importeurs waarmee de Commissie contact had opgenomen, hebben slechts vijf ondernemingen de steekproefvragen binnen de termijn beantwoord. Derhalve werd besloten dat een steekproefselectie niet nodig was, en is aan al deze ondernemingen een vragenlijst toegestuurd. Uiteindelijk hebben slechts twee importeurs de vragenlijst beantwoord en volledig aan het onderzoek meegewerkt.

c)   Antwoorden op de vragenlijst en controles

(9)

Om de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in de VRC in staat te stellen desgewenst een verzoek om behandeling als marktgerichte onderneming („BMO”) of individuele behandeling („IB”) in te dienen, heeft de Commissie de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs de desbetreffende formulieren toegezonden. Alle groepen producenten-exporteurs verzochten overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening om BMO of, indien uit het onderzoek zou blijken dat zij niet aan de daarvoor geldende voorwaarden voldoen, om IB.

(10)

Drie (groepen) ondernemingen verzochten om een individueel onderzoek. Het was in de voorlopige fase niet haalbaar deze verzoeken binnen de termijn te onderzoeken. In de definitieve fase zal worden beslist of aan deze ondernemingen individueel onderzoek wordt toegekend.

(11)

De Commissie heeft de bevindingen van het BMO-onderzoek officieel aan de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in de VRC en aan de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie bekendgemaakt.

(12)

Er werden ingevulde vragenlijsten ontvangen van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in de VRC, van alle in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, van twee niet-verbonden importeurs in de Unie en van een gebruiker.

(13)

De Commissie heeft alle gegevens die zij voor de analyse van de BMO of IB en voor een voorlopige vaststelling van dumping, de daaruit voortvloeiende schade en het belang van de Unie noodzakelijk achtte, ingewonnen en gecontroleerd. Bij de volgende ondernemingen werd ter plaatse een controle uitgevoerd:

Changshu Walsin Specialty Steel Co., Ltd., Haiyu Town, Changshu City en hieraan verbonden ondernemingen: Shanghai Baihe Walsin Lihwa Specialty Steel Products Co., Ltd., Baihe Town, Qingpu District, Shanghai; Yantai Jin Cheng Precision Wire Rod Co., Ltd., ETDZ Yantai City, Shandong Province; Yantai Dazhong Recycling Resource Co., Ltd., ETDZ Yantai City, Shandong Province;

Shanghai Jinchang Stainless Steel Tube Manufacturing Co., Ltd., Situan Town, Fengxian District, Shanghai en hieraan verbonden ondernemingen: Shanghai Jinchang International Trade Co., Ltd., Situan Town, Fengxian District, Shanghai; Shanghai Jinchang international trading Chongqing Co., Ltd., Jieshi Town, Banan District, Chongqing;

Wenzhou Jiangnan Steel Pipe Manufacturing Co., Ltd.,Yongzhong, Longwan district, Wenzhou;

Salzgitter Mannesmann Stainless Tubes Headquarters; Mülheim an der Ruhr, Duitsland;

Salzgitter Mannesmann Stainless Tubes Deutschland; Remscheid, Duitsland;

Tubacex Tubos Inoxidables, S.A., Llodio, Spanje;

PEXCO, Scranton, Pennsylvania;

Salem Tube, Greenville, Pennsylvania;

Salzgitter Mannesmann Stainless Tubes USA, Houston, Texas;

Sandvik Materials Technology, Scranton, Pennsylvania.

3.   Onderzoektijdvak

(14)

Het onderzoek naar dumping en schade had betrekking op de periode van 1 juli 2009 tot en met 30 juni 2010 (het „onderzoektijdvak” of „OT”). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die van belang zijn voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van 2006 tot het eind van het onderzoektijdvak („de beoordelingsperiode”).

B.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

1.   Betrokken product

(15)

Bij het betrokken product, zoals beschreven in het bericht van inleiding, gaat het om bepaalde naadloze buizen en pijpen van roestvrij staal, andere dan die welke voorzien zijn van hulpstukken (fittings), voor gassen of vloeistoffen, bestemd voor burgerluchtvaartuigen, momenteel ingedeeld onder de GN-codes 7304 11 00, 7304 22 00, 7304 24 00, ex 7304 41 00, 7304 49 10, ex 7304 49 93, ex 7304 49 95, ex 7304 49 99 en ex 7304 90 00 („het betrokken product”). Dit omvat tevens onafgewerkte holle producten, warmvervormde en koudvervormde producten.

(16)

In het productieproces worden gewoonlijk cilinders („billets”) van roestvrij staal als grondstof gebruikt. In de eerste productiefase wordt met behulp van een extrusiepers of een warmwalsproces een onafgewerkt hol product vervaardigd. Vervolgens kan het holle product eerst door een warmvervormingsproces tot een warmvervormde buis worden verwerkt en voorts door een koudvervormingsproces (koudpilgerwalsen) of koudtrekken tot een koudvervormde buis. Alle soorten producten (holle producten, warmvervormde en koudvervormde pijpen) hebben dezelfde fysische, chemische en technische basiseigenschappen en dezelfde basistoepassingen.

(17)

Naadloze roestvrijstalen buizen en pijpen worden voornamelijk in de volgende sectoren gebruikt: chemische en petrochemische industrie, productie van meststoffen, opwekking van elektriciteit, civiele techniek en bouw, farmacologie en medische technologie, biotechnologie, waterbehandeling en afvalverbranding, olie- en gasexploratie en -productie, steenkool- en gasverwerking en levensmiddelenverwerking.

(18)

Eén producent in de Unie, die zich bezighoudt met de verdere verwerking van roestvrijstalen buizen, voerde aan dat voor het geval er maatregelen zouden worden opgelegd, GN-code 7304 49 10 daarvan zou moeten worden uitgesloten, omdat er tevens onafgewerkte holle producten onder vallen die alleen voor verdere verwerking worden gebruikt. Uit het onderzoek is echter gebleken dat zowel de leveranciers in de Unie als de Chinese leveranciers van die producent in de Unie verklaarden dat de aan deze producent verkochte producten warmvervormde of koudvervormde eindproducten betroffen.

(19)

De aangifte van deze producten als „onbewerkte holle producten, uitsluitend bestemd om te worden verwerkt tot buizen en pijpen van ander profiel of van andere wanddikte” betreft goederen die niet noodzakelijkerwijs andere fysische eigenschappen hebben, maar slechts op een andere manier worden gebruikt. Er is voorlopig geconcludeerd dat er geen redenen waren om „onbewerkte holle producten” van de productomschrijving uit te sluiten.

2.   Soortgelijk product

(20)

Het betrokken product en bepaalde naadloze buizen en pijpen van roestvrij staal die in de VRC op de binnenlandse markt worden verkocht, alsmede bepaalde naadloze buizen en pijpen van roestvrij staal die door de bedrijfstak van de Unie in de Unie worden verkocht, bleken dezelfde fysische, chemische en technische basiseigenschappen en dezelfde basistoepassingen te hebben. Deze producten worden derhalve voorlopig beschouwd als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

C.   DUMPING

1.   Behandeling als marktgerichte onderneming

(21)

Ingevolge artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening wordt bij antidumpingonderzoeken betreffende producten van oorsprong uit de VRC de normale waarde voor producenten die aan alle criteria van lid 7, onder c), van dat artikel voldoen, overeenkomstig de leden 1 tot en met 6 van dat artikel vastgesteld.

(22)

Gemakshalve worden deze criteria hieronder nog eens kort samengevat:

1.

besluiten van ondernemingen worden genomen en kosten gemaakt als reactie op marktomstandigheden, zonder staatsinmenging van betekenis, en kosten geven marktvoorwaarden weer;

2.

ondernemingen beschikken over een duidelijke basisboekhouding die onder controle staat van een onafhankelijke instantie in overeenstemming met de internationale standaarden voor jaarrekeningen en die alle terreinen bestrijkt;

3.

er zijn geen verstoringen van betekenis die nog voortvloeien uit het vroegere systeem zonder markteconomie;

4.

faillissements- en eigendomswetten verschaffen juridische zekerheid en stabiliteit;

5.

munteenheden worden tegen de marktkoers omgerekend.

(23)

Alle drie in de steekproef opgenomen (groepen) producenten-exporteurs hebben in het kader van dit onderzoek om behandeling als marktgerichte onderneming („BMO”) overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening verzocht en hebben binnen de vastgestelde termijn het desbetreffende aanvraagformulier ingevuld.

(24)

Uit het onderzoek is gebleken dat geen van de in de steekproef opgenomen (groepen) producenten-exporteurs uit de VRC aan de voorwaarden van de criteria in artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening voldeden; derhalve kan geen BMO aan hen worden toegekend.

(25)

Geen van de ondernemingen voldoet aan de eisen van criterium 1 gezien de staatsinmenging in beslissingen betreffende de grondstof (met name roestvrijstalen billets, ingots en ronde staven). Deze grondstoffen vertegenwoordigen meer dan 50 % van de productiekosten van het betrokken product (naadloze roestvrijstalen buizen en pijpen). Deze grondstoffen zijn derhalve veruit de belangrijkste input voor de productie van het betrokken product.

(26)

De Chinese staat speelt een grote rol bij de prijsvorming voor grondstoffen van naadloze roestvrijstalen buizen en pijpen en grijpt met de volgende instrumenten permanent in op de markt: uitvoerrechten en geen btw-aftrek. Allereerst geldt sinds 1 januari 2008 voor de belangrijkste grondstoffen voor de vervaardiging van naadloze roestvrijstalen buizen en pijpen een uitvoerrecht van 15 %. Ten tweede betaalt de staat de btw op de uitvoer van deze grondstoffen niet terug.

(27)

De in de steekproef opgenomen ondernemingen kopen de voornaamste grondstoffen die zij voor de productie van naadloze roestvrijstalen buizen en pijpen gebruiken, op de Chinese binnenlandse markt. Tijdens het onderzoek werd vastgesteld dat de Chinese prijzen van de grondstoffen gemiddeld en afhankelijk van de staalsoort ongeveer 30 % lager liggen dan op de wereldmarkten (VS of EU).

(28)

Aangezien de VRC het merendeel van haar ijzererts tegen internationale marktprijzen moet invoeren, is het duidelijk dat zij geen natuurlijk comparatief voordeel heeft dat een verklaring kan bieden voor de lage prijzen van de voornaamste grondstoffen op de Chinese binnenlandse markt. Tegelijkertijd wijzen verschillende studies al enige jaren op staatsinmenging van betekenis in deze sector (3). Uit deze rapporten blijkt dat de Chinese regering 14 belangrijke sectoren en zeven ondersteunende sectoren heeft onderscheiden. De eerste afnemers van speciale stalen maken deel uit van de groep van zeven ondersteunende sectoren die de Chinese regering met haar industriebeleid ondersteunt (4). De negatieve gevolgen van uitvoerrechten en gedeeltelijke btw-aftrek zijn ook onderstreept in de toetsingen van het handelsbeleid door de WTO betreffende het handelsbeleid en de handelspraktijken van de VRC (5).

(29)

Zoals in de toetsingen van het handelsbeleid door de WTO is vermeld, zijn uitvoerrechten en btw-aftrek beleidsinstrumenten waarmee de omvang van de uitvoer van de desbetreffende grondstoffen wordt verminderd, leveringen naar de binnenlandse markt worden verlegd en een neerwaartse druk op de binnenlandse prijzen van deze producten wordt gelegd (6). In het huidige onderzoek wordt inderdaad een aanzienlijk verschil in de prijzen op de binnenlandse markt en op de wereldmarkt vastgesteld. Een dergelijk verschil betekent impliciete bijstand aan binnenlandse afnemers en biedt hun derhalve een concurrentievoordeel. Dit argument wordt nog versterkt door het feit dat er geen uitvoerrechten worden geheven op de uitvoer van het betrokken product (naadloze roestvrijstalen buizen en pijpen), waarvoor ook nog een btw-aftrek geldt.

(30)

In het huidige onderzoek zijn verschillen in het gebruik van uitvoerrechten en btw-aftrek voor toeleveranciers en afnemers vastgesteld, hetgeen staatsinmenging aantoont, die ook kan worden geconcludeerd uit de aanzienlijke verschillen in de prijs van roestvrijstalen grondstoffen (met name roestvrijstalen billets, ingots en ronde staven) op de Chinese en op de wereldmarkt.

(31)

Gezien het prijsverschil tussen de Chinese en de wereldmarkt zouden binnenlandse producenten van de bovengenoemde grondstoffen zonder staatsinmenging eerder geneigd zijn hun producten naar markten met hogere prijzen uit te voeren, waar zij hogere winsten zouden kunnen behalen. De Chinese douanestatistieken bevestigen inderdaad dat er vrijwel geen uitvoer van roestvrijstalen billets vanuit de VRC naar de rest van de wereld plaatsvindt. In 2009 bedroeg de uitvoer van roestvrijstalen ingots en andere primaire vormen van roestvrij staal minder dan twee ton en in 2010 minder dan vijf ton. Dit is nog een argument waaruit staatsinmenging op de grondstoffenmarkt blijkt.

(32)

Deze Chinese praktijken moeten als een onderliggende factor van staatsinmenging in besluiten van ondernemingen inzake grondstoffen worden beschouwd. Het huidige Chinese systeem van hoge uitvoerrechten en geen btw-aftrek voor de uitvoer van grondstoffen heeft hoofdzakelijk tot een situatie geleid waarin de Chinese prijzen voor grondstoffen het gevolg van staatsinmenging blijven, en dit systeem zal naar alle waarschijnlijkheid ook in de toekomst ondersteuning aan de Chinese producenten van naadloze roestvrijstalen buizen en pijpen blijven bieden.

(33)

Met betrekking tot criterium 1 heeft een van de ondernemingen nagelaten in zijn in verband met de steekproef verzamelde informatie en in het verzoek om een BMO twee verbonden leveranciers van grondstoffen te vermelden. De onderneming verklaarde dat deze leveranciers kleine hoeveelheden leveren en dat het feit dat zij niet zijn vermeld, geen grote gevolgen voor de uitkomst van het onderzoek zou kunnen hebben en zou hebben. De Commissie moet allereerst een volledig beeld krijgen van alle ondernemingen in een groep die bij de productie of verkoop van het betrokken product zijn betrokken, ongeacht de omvang van deze ondernemingen of de omvang van hun verkopen. Voorts zijn de leveranties van grondstoffen nogal gefragmenteerd en verspreid over verschillende kleine leveranciers. Er is geconcludeerd dat de onderneming, afgezien van de hierboven beschreven vertekening van de belangrijkste inputs, niet kon aantonen dat de besluiten van de onderneming een reactie zijn op marktsignalen, zonder staatsinmenging van betekenis, en dat de kosten de marktprijzen weerspiegelen.

(34)

Afgezien van criterium 1, konden bepaalde ondernemingen ook niet aantonen dat zij aan de criteria 2 en 3 voldeden. Twee ondernemingen konden niet aantonen dat zij over een duidelijke boekhouding beschikken die onder controle staat van een onafhankelijke instantie in overeenstemming met de hiervoor internationaal geldende normen. Bij één onderneming waren tegenstrijdigheden in de boekhouding niet weergegeven in de accountantsverklaring. Een andere onderneming was niet in staat voor enkele jaren een jaarrekening over de bedrijfsvoering te overleggen.

(35)

Ten slotte ontving een onderneming van staatsbanken leningen tegen voordelige rentetarieven die aanzienlijk lager lagen dan de markttarieven. Hieruit blijkt dat er sprake is van aanzienlijke verstoring van de productiekosten en de financiële situatie die nog voortvloeit uit het systeem zonder markteconomie.

(36)

Na de mededeling van de BMO-bevindingen heeft de Commissie opmerkingen ontvangen van de bedrijfstak van de Unie en van drie van de betrokken in de steekproef opgenomen (groepen) producenten-exporteurs.

(37)

Eén onderneming betoogde dat de beslissing van de Commissie om BMO af te wijzen was beïnvloed en wel negatief door de berekening van de dumpingmarge. In dit verband moet worden opgemerkt dat de beslissing over BMO voorafgaat aan alle dumpingberekeningen en dat elke controle die heeft plaatsgevonden, uitsluitend betrekking had op de gegevens in verband met de beslissing over BMO. Het argument is daarom ongegrond.

(38)

Eén onderneming betoogde dat het niet nodig was voor verbonden grondstoffenleveranciers een verzoek tot BMO in te dienen. Dit argument moet worden afgewezen. In het bericht van inleiding is duidelijk vermeld dat de namen en een nauwkeurige beschrijving van de activiteiten van alle verbonden ondernemingen die bij de productie en/of verkoop (uitvoer en/of binnenlandse verkoop) van het onderzochte product zijn betrokken, aan de Commissie moeten worden verstrekt.

(39)

Voorts betoogde de onderneming dat de verstoring op de grondstoffenmarkt niet significant was omdat 17,5 % van de grondstoffen worden ingevoerd door niet-verbonden internationale leveranciers en de rest voornamelijk bij verbonden ondernemingen wordt ingekocht. Uit de informatie waarover de Commissie beschikt, blijkt dat circa 30 % van de grondstoffen lokaal worden ingekocht en de rest voornamelijk via verbonden leveranciers wordt ingevoerd. In dit verband moet worden opgemerkt dat verrekenprijzen van verbonden leveranciers normaal gesproken niet als betrouwbare informatie worden beschouwd. Voorts zijn in het algemeen de aankoopprijzen van grondstoffen bij onafhankelijke leveranciers aanzienlijk lager voor de onderneming dan prijzen in de EU of de VS, zoals voor de andere onderzochte producenten-exporteurs. Het argument wordt derhalve afgewezen.

(40)

Eén onderneming bestreed de berekening van de Commissie van het prijsverschil tussen grondstoffen op de Chinese binnenlandse markt en de wereldmarkt. Na controle bevestigt de Commissie deze berekening. De onderneming heeft met name geen rekening gehouden met de legeringstoeslagen die de leveranciers uit de VS en de EU toepassen. Dit argument moet derhalve worden afgewezen.

(41)

Voorts betoogde één onderneming dat de verschillen tussen de verklaring betreffende de inkomstenbelasting en de jaarrekening normaal en niet significant waren, en dat er derhalve geen verplichting tot uitleg in de toelichting bij de jaarrekening was. Dit zou derhalve geen gevolgen voor de beslissing van de Commissie mogen hebben. De verschillen betreffende de jaarlijkse winst bedragen bijna 30 miljoen RMB, moeten derhalve als aanzienlijk worden beschouwd en bijgevolg in de toelichting bij de jaarrekening worden toegelicht.

(42)

Een ander argument betrof een mogelijke inbreuk op de WTO-overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen en de basisantisubsidieverordening van de EU (7). De onderneming beweerde dat afwijzing van het verzoek tot BMO omdat ondernemingen mogelijk subsidies ontvangen, tot gevolg heeft dat exporteurs worden bestraft voor subsidies die zonder enige onderbouwing geacht worden illegaal te zijn. Dit argument moet worden afgewezen. De BMO-verzoeken zijn niet afgewezen op grond van mogelijke subsidies, maar op grond van specifieke argumenten die in de bovenstaande overwegingen en in de aan de betrokkenen toegezonden gedetailleerde informatiedocumenten over BMO zijn uiteengezet. De belangrijkste reden voor de afwijzing van BMO waren verstoringen die op de grondstoffenmarkt zijn vastgesteld. Voorts moet erop worden gewezen dat bijvoorbeeld het verschijnsel dat ondernemingen van staatsbanken leningen verkregen tegen voordelige rentetarieven die aanzienlijk lager lagen dan de markttarieven, duidelijk voortvloeit uit het vroegere systeem zonder markteconomie.

(43)

Tot besluit heeft geen van de ontvangen opmerkingen geleid tot aanpassing van de bevindingen inzake de beslissing tot BMO.

2.   Individuele behandeling

(44)

Ingevolge artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening moet voor landen waarop die bepaling van toepassing is, een voor het gehele land geldend recht worden vastgesteld, maar kunnen ondernemingen die kunnen aantonen dat zij aan de criteria van artikel 9, lid 5, van de basisverordening voldoen, daarvan worden uitgezonderd. Gemakshalve worden deze criteria hieronder in het kort weergegeven:

in het geval van ondernemingen of joint ventures die geheel of gedeeltelijk in buitenlandse handen zijn, zijn exporteurs vrij om kapitaal en winsten te repatriëren;

de uitvoerprijzen en -hoeveelheden en de verkoopvoorwaarden worden vrij vastgesteld;

de meerderheid van de aandeelhouders zijn particulieren. Staatsambtenaren die deel uitmaken van de raad van bestuur of die leidinggevende functies vervullen, moeten in de minderheid zijn of er moet worden aangetoond dat de onderneming niettemin voldoende vrij is van staatsinmenging;

bij de omrekening van valuta's worden marktkoersen gebruikt; en

de staatsinmenging is niet dusdanig dat maatregelen ontweken kunnen worden indien voor individuele exporteurs een ander recht wordt vastgesteld.

(45)

De drie bovengenoemde in de steekproef opgenomen (groepen) ondernemingen, waaraan BMO werd geweigerd, verzochten ook om individuele behandeling (IB). De voorlopige conclusie is dat alle drie de in de steekproef opgenomen (groepen) ondernemingen aan de voorwaarden van artikel 9, lid 5, van de basisverordening voldeden en derhalve IB aan hen kon worden toegekend.

3.   Normale waarde

a)   Referentieland

(46)

Overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening moet de normale waarde voor de producenten-exporteurs aan wie geen BMO werd toegekend, worden vastgesteld op grond van de binnenlandse prijzen of een berekende normale waarde in een referentieland.

(47)

In het bericht van inleiding gaf de Commissie te kennen dat zij overwoog de VS als referentieland te kiezen om de normale waarde voor de VRC vast te stellen. Eén partij betoogde dat India een betere referentiemarkt was omdat het eenzelfde ontwikkelingsniveau heeft als de VRC. De Commissie verkreeg geen medewerking van Indiase producenten. De VS leken aanvankelijk geschikt gezien hun openheid inzake invoerconcurrentie (0 % douanerechten in tegenstelling tot 10 % in India) en een redelijke concurrentie op de binnenlandse markt met 15 tot 20 producenten in de VS.

(48)

Uit de antwoorden op de vragenlijst en het controlebezoek is echter gebleken dat de VS geen geschikte referentiemarkt heeft. Alle medewerkende producenten in de VS verlaten zich op basisgrondstoffen en eindproducten van hun moedermaatschappijen in de EU en houden een beperkte productieactiviteit in de VS in stand, voornamelijk voor bestellingen op maat of tijdgevoelige bestellingen. Bovendien is de productieomvang van de medewerkende producenten in de VS een fractie van die van hun Europese moederproducenten. Maar het belangrijkst is dat de medewerkende producenten in de VS hoge verwerkingskosten hebben als gevolg van hun specifieke productieomstandigheden. Deze kosten resulteren in hoge binnenlandse prijzen op de markt in de VS.

b)   Vaststelling van de normale waarde

(49)

Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening wordt de normale waarde vastgesteld aan de hand van de prijs of de berekende waarde in een derde land met markteconomie of aan de hand van de prijs bij uitvoer uit een dergelijk land naar andere landen, waaronder de EU. Aangezien de normale waarde om de in de vorige overweging uiteengezette redenen niet op basis van de prijzen of berekende waarde in de VS kon worden vastgesteld, is de tweede methode onderzocht. Om de hieronder uiteengezette redenen is ook deze methode niet geschikt voor dit geval. De uitvoerprijzen in de VS worden, net als de binnenlandse verkoopprijzen in de VS, door de hoge productiekosten beïnvloed en de omvang van de uitvoer is gering, d.w.z. minder dan 2 % van de Chinese uitvoer naar de EU. Een deel van deze uitvoer vindt bovendien plaats naar verbonden ondernemingen en is derhalve onbetrouwbaar om voor de vaststelling van de normale waarde te worden gebruikt.

(50)

Als alternatief voor de beide bovengenoemde methoden wordt in artikel 2, lid 7, onder a), gesteld dat de normale waarde kan worden vastgesteld op een andere redelijke grondslag zoals de werkelijk betaalde of te betalen prijs van het soortgelijke product in de Unie, indien nodig verhoogd met een redelijke winstmarge. Deze methode is in dit geval voorlopig toegepast, aangezien in deze fase tijdens het onderzoek is vastgesteld dat de VS geen geschikt referentieland zijn.

(51)

Voor de productsoorten die de in de steekproef opgenomen Chinese (groepen) producenten-exporteurs uitvoeren en de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie niet hebben verkocht, heeft de Commissie voorlopig gebruikgemaakt van de werkelijk in de Unie betaalde of te betalen prijs, indien nodig verhoogd met een redelijke winstmarge, van een soortgelijk product dat de meeste overeenkomst vertoont en dezelfde diameter heeft, van dezelfde staalsoort is en dezelfde productsoort (bv. koud- of warmgetrokken) is.

4.   Uitvoerprijs

(52)

In alle gevallen was het betrokken product naar onafhankelijke afnemers in de Unie uitgevoerd en werd de uitvoerprijs vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening, d.w.z. aan de hand van de werkelijk betaalde of te betalen prijs.

5.   Vergelijking

(53)

De dumpingmarges zijn vastgesteld door de individuele uitvoerprijzen af fabriek van de in de steekproef opgenomen exporteurs al naargelang van het geval te vergelijken met de binnenlandse verkoopprijzen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie zoals uiteengezet in overweging 50.

(54)

Om een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs te kunnen maken, werden overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening correcties toegepast om rekening te houden met verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. Correcties werden toegestaan in alle gevallen waarin deze redelijk en nauwkeurig bleken te zijn en met bewijsmateriaal waren gestaafd. Er werd met name een correctie toegestaan voor indirecte belastingen, vervoer over zee en verzekering, vervoer in het land van uitvoer, garantiekosten, commissies, krediet- en bankkosten, handelsstadium en, zoals in overweging 70 uiteengezet, kwaliteitsbeeld.

6.   Dumpingmarges

(55)

De voorlopige dumpingmarges werden uitgedrukt in een percentage van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring.

a)   Voor de in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs aan wie IB werd toegekend

(56)

Overeenkomstig artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening werden de dumpingmarges voor de in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs aan wie IB werd toegekend, vastgesteld door vergelijking van een gewogen gemiddelde normale waarde die op basis van de werkelijk voor het soortgelijke product in de Unie betaalde of te betalen prijzen werd vastgesteld, zoals in de overwegingen 50 en 51 omschreven verhoogd met een redelijke winstmarge, met de gewogen gemiddelde prijs van het betrokken product bij uitvoer naar de Unie voor elke onderneming, zoals hierboven vastgesteld.

(57)

Op grond hiervan bedragen de voorlopige dumpingmarges, in procenten van de cif-prijs grens Unie, vóór inklaring:

Ondernemingen in de steekproef

Voorlopige dumpingmarge

Changshu Walsin Specialty Steel, Co. Ltd., Haiyu

83,2 %

Shanghai Jinchang Stainless Steel Tube Manufacturing, Co. Ltd., Situan

62,5 %

Wenzhou Jiangnan Steel Pipe Manufacturing, Co. Ltd., Yongzhong

66,5 %

b)   Voor alle andere medewerkende producenten-exporteurs

(58)

De dumpingmarge van de andere medewerkende producenten-exporteurs in de VRC die niet in de steekproef waren opgenomen, werd in overeenstemming met artikel 9, lid 6, van de basisverordening berekend als een gewogen gemiddelde van de dumpingmarges van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs.

(59)

Op grond hiervan bedragen de voorlopige dumpingmarges, in procenten van de cif-prijs grens Unie, vóór inklaring, 71,1 %.

c)   Voor alle andere (niet-medewerkende) producenten-exporteurs

(60)

Gezien de hoge mate van medewerking aan het onderzoek – de medewerkende ondernemingen namen ongeveer 64 % van alle door Eurostat geregistreerde invoer tijdens het OT voor hun rekening – werd voor alle niet-medewerkende producenten-exporteurs de dumpingmarge voor het gehele land berekend aan de hand van de hoogste marges die voor de in de steekproef opgenomen (groepen) ondernemingen werden vastgesteld.

(61)

Op grond hiervan bedragen de voorlopige dumpingmarges voor het gehele land, in procenten van de cif-prijs grens Unie, vóór inklaring, 83,2 %.

D.   SCHADE

1.   Productie in de Unie en bedrijfstak van de Unie

(62)

Gedurende het OT werd het soortgelijke product vervaardigd door 21 producenten in de Unie. Alle 21 bestaande producenten in de Unie vormen derhalve de bedrijfstak van de Unie in de zin van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 4, van de basisverordening en worden derhalve hierna de „bedrijfstak van de Unie” genoemd.

(63)

Zoals in overweging 7 vermeld, zijn voor de steekproef twee groepen producenten in de Unie bestaande uit vijf producenten in de Unie geselecteerd, die meer dan 50 % van de totale productie van de Unie van het soortgelijke product vertegenwoordigen. Eén van de overige medewerkende producenten in de Unie, de onderneming die om beperking van het toepassingsgebied heeft verzocht (zie de overwegingen 16 en 17), was het niet eens met de samenstelling van de steekproef. De producent hekelde met name dat de steekproef alleen ondernemingen bevat die zowel op de markt voor eindproducten als op die voor basismateriaal aanwezig zijn, en dat de steekproef alleen uit klagende ondernemingen bestaat. Er wordt herhaald dat de desbetreffende onderneming zowel basismateriaal uit de VRC als van de bedrijfstak van de Unie inkoopt. De producent is er echter niet in geslaagd te bewijzen dat er inderdaad twee zulke afzonderlijke markten bestaan. Bovendien vertegenwoordigde de producent minder dan 2 % van de totale productie in de Unie gedurende het OT, terwijl de twee groepen ondernemingen op basis van de in de overwegingen 7 en 8 beschreven objectieve criteria waren samengesteld.

2.   Verbruik in de Unie

(64)

Het verbruik in de Unie werd vastgesteld op basis van het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie, dat is gebaseerd op de informatie die is verkregen van het Defence Committee dat de klagers vertegenwoordigt (zie overweging 2), en op basis van de Eurostat-gegevens over de omvang van de invoer op de markt van de Unie. Deze laatste gegevens moesten voor de invoer uit Zuid-Afrika en Japan voor bepaalde perioden licht worden gecorrigeerd, aangezien de gegevens door onjuiste rapportering van informatie enigszins waren vertekend.

(65)

Het verbruik in de Unie is tussen 2006 en het einde van het OT sterk gedaald, nl. met 35 %. Het verbruik was echter tussen 2006 en 2007 licht gestegen, kende een piek in 2007 en daalde vervolgens jaarlijks voortdurend tot in het OT.

Tabel 1

Verbruik in de Unie

 

2006

2007

2008

2009

OT

Eenheden (ton)

131 965

153 630

133 711

102 865

85 629

Index

100

116

101

78

65

(66)

De beoordelingperiode kende aanzienlijke schommelingen op de markt, voornamelijk als gevolg van een enorme volatiliteit in de vraag naar roestvrijstalen buizen. 2007 en de eerste drie kwartalen van 2008 kenden een sterk florerende markt. Uiteindelijk heeft de economische crisis grote gevolgen voor de vraag gehad. Deze gevolgen werden voor het eerst zichtbaar in het laatste kwartaal van 2008, verergerden gedurende 2009 en duurden zelfs voort in de eerste helft van 2010, waardoor het gehele OT werd getroffen. Dit alles komt duidelijk tot uiting in de trend van het verbruik in de Unie, dat in 2007 op zijn hoogtepunt was en vervolgens van jaar tot jaar kromp.

3.   Invoer uit het betrokken land

3.1.   Met dumping ingevoerde hoeveelheid

(67)

Het volume van de invoer van het betrokken product uit de VRC naar de markt van de Unie steeg in de beoordelingsperiode. Over het geheel beschouwd is de invoer uit de VRC in de beoordelingsperiode met 14 % gestegen. Tussen 2006 en 2007 is de invoer uit de VRC bijna verdubbeld, terwijl deze tussen 2007 en het OT jaarlijkse daalde, voornamelijk als gevolg van de daling van het verbruik (aangezien het marktaandeel tussen 2008 en het OT stabiel bleef – zie overweging 68).

Tabel 2

Invoer uit de VRC (hoeveelheden)

 

2006

2007

2008

2009

OT

Eenheden (ton)

13 804

26 790

25 186

17 043

15 757

Index

100

194

182

123

114

3.2.   Marktaandeel van de invoer met dumping

(68)

Het aandeel invoer met dumping uit de VRC is in de beoordelingsperiode bijna verdubbeld en met 76 % of 7,9 procentpunt gestegen. Deze groei van het marktaandeel vond voornamelijk tussen 2006 en 2007 plaats, waarna dit hoge niveau werd gehandhaafd.

Tabel 3

Invoer uit de VRC (marktaandeel)

 

2006

2007

2008

2009

OT

Marktaandeel (%)

10,5 %

17,4 %

18,8 %

16,6 %

18,4 %

Index

100

167

180

158

176

3.3.   Prijzen

a)   Prijsontwikkeling

(69)

De tabel hieronder geeft de gemiddelde prijs weer van de invoer met dumping uit de VRC, grens Unie, vóór inklaring, volgens de cijfers van Eurostat. Tijdens de beoordelingsperiode is de gemiddelde prijs van invoer uit de VRC tot in 2008 gestegen en vervolgens tussen 2008 en het OT gedaald.

Tabel 4

Invoer uit de VRC (prijzen)

 

2006

2007

2008

2009

OT

Gemiddelde prijs per ton (in euro's)

4 354

5 129

5 506

4 348

3 954

Index

100

118

126

100

91

b)   Prijsonderbieding

(70)

Voor elke productsoort werd een prijsvergelijking gemaakt tussen de verkoopprijzen van de Chinese producenten-exporteurs en de verkoopprijzen in de Unie van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. Daartoe werden de prijzen die de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie niet-verbonden afnemers in rekening brachten, vergeleken met de prijzen van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in het betrokken land. Waar nodig werden correcties gemaakt voor verschillen in de marktperceptie van de productkwaliteit, het handelsstadium en kosten na de invoer.

(71)

Uit deze vergelijking bleek dat het uit de VRC ingevoerde betrokken product tijdens het OT in de Unie werd verkocht tegen prijzen die, uitgedrukt als percentage van de prijzen van de bedrijfstak van de Unie, deze laatste met 21 tot 32 % onderboden.

4.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie

4.1.   Opmerkingen vooraf

(72)

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening heeft de Commissie alle relevante economische factoren en indicatoren onderzocht die op de situatie van de bedrijfstak van de Unie van invloed waren. Onderstaande gegevens hebben betrekking op alle producenten in de Unie voor zover het de verkoop en het marktaandeel betreft, en op de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie voor alle andere indicatoren. Aangezien de steekproef uit slechts twee groepen productenten bestond, konden, wat de indicatoren betreft die op de in de steekproef opgenomen producenten zijn gebaseerd, in verband met de geheimhouding de eigenlijke geaggregeerde gegevens niet in de desbetreffende tabellen hieronder openbaar worden gemaakt. Om de trend van deze indicatoren aan te geven worden in plaats daarvan alleen de indexcijfers vermeld.

4.2.   Productie

(73)

Het productievolume van de Unie is tussen 2006 en 2008 gestegen, maar tussen 2008 en het OT sterk gedaald. Deze aanzienlijke productiedaling werd zowel door de krimp van de markt als door de stijgende druk van invoer met dumping veroorzaakt.

Tabel 5

Productie

In de steekproef opgenomen producenten

2006

2007

2008

2009

OT

Productie (index)

100

107

121

84

66

4.3.   Productiecapaciteit en bezettingsgraad

(74)

De productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Unie is in de beoordelingsperiode relatief stabiel gebleven. De bezettingsgraad is echter tussen 2006 en het OT met 35 % gedaald. Tijdens het OT is de bezettingsgraad gedaald tot net iets meer dan de helft van het niveau in 2008.

Tabel 6

Productiecapaciteit

In de steekproef opgenomen producenten

2006

2007

2008

2009

OT

Capaciteit (index)

100

98

101

102

101

Bezettingsgraad (index)

100

109

120

82

65

4.4.   Voorraden

(75)

De onderstaande tabel laat zien dat de eindvoorraden eerst stegen tot in 2008, toen de productie van de Unie zijn hoogtepunt bereikte, maar vervolgens begonnen te dalen als gevolg van een verminderde productieactiviteit.

Tabel 7

Voorraden

In de steekproef opgenomen producenten

2006

2007

2008

2009

OT

Voorraden (index)

100

124

168

138

118

4.5.   Verkoopvolume in de Unie (bedrijfstak van de Unie in zijn geheel)

(76)

Het verkoopvolume van alle producenten in de Unie op de EU-markt is over het geheel genomen met 39 % gedaald, terwijl de Chinese uitvoer tegelijkertijd met 14 % is gestegen, zoals vermeld in overweging 68. Het verkoopvolume in de Unie van de bedrijfstak van de Unie ontwikkelde zich als volgt:

Tabel 8

Verkoop in de Unie (volume)

Alle EU-producenten

2006

2007

2008

2009

OT

Verkoop in de Unie (ton)

82 743

91 043

79 418

63 223

50 569

Index

100

110

96

76

61

4.6.   Marktaandeel (bedrijfstak van de Unie in zijn geheel)

(77)

Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie daalde tussen 2006 en 2007 met 3,4 procentpunten en bleef tijdens de rest van de beoordelingsperiode relatief stabiel, met een kleine tijdelijke toename in 2009. Over het geheel beschouwd verloor de bedrijfstak van de Unie echter 3,6 procentpunten aan marktaandeel terwijl, zoals blijkt uit tabel 3, het marktaandeel van de invoer met dumping uit de VRC in de beoordelingsperiode bijna verdubbelde.

Tabel 9

Marktaandeel van de Unie

Alle EU-producenten

2006

2007

2008

2009

OT

Marktaandeel (%)

62,7 %

59,3 %

59,4 %

61,5 %

59,1 %

Index

100

95

95

98

94

4.7.   Verkoopprijzen

(78)

Wat de gemiddelde verkoopprijzen betreft, blijkt uit de tabel hieronder dat de bedrijfstak van de Unie in 2007 zijn verkoopprijzen heeft verhoogd en deze vervolgens elk jaar tot het OT geleidelijk heeft verlaagd tot een prijsniveau dat onder dat van 2006 lag. De ontwikkeling en de grote volatiliteit van de verkoopprijzen waren ten dele het gevolg van aanzienlijke fluctuaties van de grondstoffenkosten.

Tabel 10

Verkoop in de Unie – (gemiddelde prijzen)

In de steekproef opgenomen producenten

2006

2007

2008

2009

OT

Gemiddelde prijs per ton (index)

100

135

126

100

92

4.8.   Werkgelegenheid

(79)

De werkgelegenheid heeft grotendeels de ontwikkeling van het productievolume gevolgd (zie tabel 5), waaruit blijkt dat de bedrijfstak van de Unie, toen dat nodig was, heeft gepoogd de productiekosten te rationaliseren. De bedrijfstak van de Unie heeft geprobeerd zijn personeelsbezetting aan de verslechterende marktomstandigheden aan te passen en gaf hierbij de voorkeur aan arbeidstijdverkorting boven vermindering van het aantal personeelsleden. Daarom is in de onderstaande tabel de werkgelegenheid in voltijdequivalenten (vte's) opgenomen. De werkgelegenheid in vte's van de producenten in de Unie is tussen 2006 en 2008 met 11 procentpunten gestegen, gevolgd door een daling van 19 procentpunten tussen 2008 en het OT. Over het geheel genomen is het aantal vte's tijdens de beoordelingperiode met 8 % gedaald.

Tabel 11

Werkgelegenheid

In de steekproef opgenomen producenten

2006

2007

2008

2009

OT

Werkgelegenheid in voltijdequivalenten (index)

100

106

111

95

92

4.9.   Productiviteit

(80)

Ondanks de genoemde pogingen van de bedrijfstak van de Unie is de output per vte van de producenten in de Unie aanzienlijk gedaald, over het geheel genomen met 29 %. De ernstige gevolgen van de invoer met dumping uit de VRC ten tijde van een instortende markt hebben de bedrijfstak van de Unie belet om zijn productiviteitsniveau te behouden.

Tabel 12

Productiviteit

In de steekproef opgenomen producenten

2006

2007

2008

2009

OT

Productievolume per vte (index)

100

102

109

88

71

4.10.   Loonkosten

(81)

De bedrijfstak van de Unie heeft de ontwikkeling van de loonkosten tijdens de beoordelingsperiode onder controle weten te houden. Uit de tabel hieronder blijkt immers dat de gemiddelde jaarlijkse loonkosten in 2007 en 2008 licht gestegen zijn, maar in 2009 en het OT zijn gedaald. Over de hele periode beschouwd gingen de loonkosten met 2 % omlaag. Deze daling zou echter meer uitgesproken geweest zijn, als de ontslagvergoedingen in de bovenbeschreven trend buiten beschouwing waren gelaten.

Tabel 13

Loonkosten

In de steekproef opgenomen producenten

2006

2007

2008

2009

OT

Jaarlijkse loonkosten per werknemer (index)

100

103

109

100

98

4.11.   Winstgevendheid en rendement van investeringen

(82)

De winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie werd vastgesteld door de nettowinst vóór belastingen op de verkoop van het soortgelijke product op de EU-markt aan niet-verbonden afnemers uit te drukken als percentage van de omzet. Hieruit blijkt dat de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt heeft ontwikkeld:

Tabel 14

Winstgevendheid en rendement van investeringen

In de steekproef opgenomen producenten

2006

2007

2008

2009

OT

Netto winst (index)

100

202

89

– 147

– 188

Rendement van investeringen (index)

100

289

215

– 107

– 153

(83)

Uit de bovenstaande tabel blijkt dat de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie in 2007 een hoogtepunt bereikte als gevolg van de buitengewone marktomstandigheden waarvan alle marktdeelnemers konden profiteren. De gemiddelde winstgevendheid is vanaf 2007 fors verslechterd en de winst is in 2009 en tijdens het OT in een aanzienlijk verlies omgeslagen.

(84)

Het rendement van investeringen, uitgedrukt als de winst in procenten van de nettoboekwaarde van de investeringen, bleek gelijke tred te houden met de winstgevendheid.

4.12.   Kasstroom en vermogen om kapitaal aan te trekken

(85)

De nettokasstroom uit bedrijfsactiviteiten ontwikkelde zich als volgt (gezien het negatieve bedrag in 2006, uitzonderlijk voor deze tabel, is 2007 als het referentiejaar beschouwd om de ontwikkeling van de kasstroom aan te geven):

Tabel 15

Kasstroom

In de steekproef opgenomen producenten

2006

2007

2008

2009

OT

Kasstroom (index)

negatief

100

685

175

53

(86)

Uit de bovenstaande tabel blijkt dat de kasstroom van de bedrijfstak van de Unie in 2008 een hoogtepunt bereikte, vervolgens daalde tot het einde van de beoordelingsperiode en in het OT een nogal laag niveau had.

4.13.   Investeringen

(87)

Tijdens de beoordelingsperiode hebben de investeringen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 16

Investeringen

In de steekproef opgenomen producenten

2006

2007

2008

2009

OT

Netto-investeringen (index)

100

192

406

286

183

(88)

Zoals de bovenstaande tabel laat zien, hebben de producenten in de Unie ondanks hun fragiele financiële situatie in 2009 en het OT besloten te blijven investeren. Hieraan lagen de volgende redenen ten grondslag: i) in dit type bedrijfstak zijn bepaalde meerjarige investeringen noodzakelijk die ongeacht de marktomstandigheden moesten worden voltooid, en ii) in deze sector is regelmatige modernisering van machines een voorwaarde voor de productie van grotere hoeveelheden hoogwaardiger producten (in een poging om ten opzichte van andere fabrikanten concurrerend te blijven).

4.14.   Hoogte van de werkelijke dumpingmarge

(89)

De dumpingmarges voor invoer uit de VRC, zoals gespecificeerd in overweging 57, zijn zeer hoog. De gevolgen van de dumpingmarges kunnen, gezien de omvang, het marktaandeel en de prijzen van de invoer met dumping, als aanzienlijk worden beschouwd.

5.   Conclusie inzake schade

(90)

De schade-indicatoren kenden in de beoordelingsperiode een negatieve ontwikkeling. Dit blijkt vooral uit de indicatoren betreffende winstgevendheid, productievolume, bezettingsgraad, omvang van de verkoop en marktaandeel die een duidelijk verslechterende trend vertoonden.

(91)

Tegelijkertijd werden de prijzen van de bedrijfstak van de Unie in het OT bij de invoer van roestvrijstalen buizen met 32 % onderboden (zie overweging 71).

(92)

Uit het bovenstaande wordt voorlopig geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening heeft geleden.

E.   OORZAKELIJK VERBAND

1.   Inleiding

(93)

Overeenkomstig artikel 3, leden 6 en 7, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of de schade die de bedrijfstak van de Unie door de invoer met dumping heeft geleden, als aanmerkelijk kan worden beschouwd. Andere bekende factoren dan de invoer met dumping waardoor de bedrijfstak van de Unie terzelfder tijd schade kon hebben geleden, werden ook onderzocht om te voorkomen dat mogelijke schade door deze andere factoren werd toegeschreven aan de invoer met dumping.

2.   Gevolgen van de invoer met dumping

(94)

Tussen 2006 en het einde van het OT is de invoer met dumping van het betrokken product in volume met 14 % gestegen in een markt die met 35 % is gekrompen, wat leidde tot een toename van het marktaandeel in de Unie met 76 %, van 10,5 tot 18,4 %.

(95)

De toename van de invoer met dumping van het betrokken product uit de VRC tijdens de beoordelingsperiode viel samen met een neerwaartse trend voor de meeste schade-indicatoren betreffende de bedrijfstak van de Unie. De bedrijfstak van de Unie zag 3,6 procentpunten aan marktaandeel verloren gaan en zijn verkoopprijzen daalden met 8 % als gevolg van de prijsdruk die van de laaggeprijsde invoer met dumping op de markt van de Unie uitging. De aanzienlijke prijsonderbieding belette de bedrijfstak van de Unie de hogere productiekosten in aanvaardbare mate in de verkoopprijzen door te berekenen, wat weer leidde tot een negatieve winstgevendheid in het OT.

(96)

Op basis van het bovenstaande wordt voorlopig geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade lijdt door de met dumping uit de VRC ingevoerde laaggeprijsde producten, die in grote en gestaag toenemende hoeveelheden in de Unie werden binnengebracht en waardoor de prijzen van de bedrijfstak van de Unie gedurende de hele beoordelingsperiode aanzienlijk werden onderboden.

3.   Gevolgen van andere factoren

3.1.   Invoer uit derde landen

(97)

De invoer uit derde landen bleef gedurende de beoordelingsperiode beperkt. Het totale marktaandeel van de invoer uit andere landen dan de VRC is met 4,3 procentpunten gedaald, van 26,8 naar 22,5 %.

(98)

Tijdens het OT waren de op een na grootste invoerbronnen Japan en Oekraïne. Beide hadden zij een marktaandeel van 5,2 %. Tijdens het OT had India een marktaandeel van 3,0 %, terwijl het marktaandeel van de invoer uit de VS 2,7 % bedroeg. Uit de volgende tabel blijkt de ontwikkeling van de omvang, de prijzen en het marktaandeel van de invoer van de vier grootste invoerbronnen na de VRC en van de overige invoer uit derde landen, waarbij alle cijfers op gegevens van Eurostat zijn gebaseerd. Zoals reeds in overweging 64 vermeld, moesten de Eurostat-gegevens betreffende de invoer uit Japan licht worden gecorrigeerd om vertekening door onjuiste rapportering van transacties uit te sluiten.

Tabel 17

Invoer uit andere landen

Land

 

2006

2007

2008

2009

OT

Japan

Hoeveelheid (ton)

5 801

7 211

6 955

6 753

4 445

 

Marktaandeel (%)

4,4 %

4,7 %

5,2 %

6,6 %

5,2 %

 

Gem. prijs (EUR)

7 981

7 396

8 591

11 634

9 596

Oekraïne

Hoeveelheid (ton)

7 820

8 536

7 904

4 659

4 431

 

Marktaandeel (%)

5,9 %

5,6 %

5,9 %

4,5 %

5,2 %

 

Gem. prijs (EUR)

6 775

9 212

8 100

6 336

6 031

India

Hoeveelheid (ton)

3 664

4 323

3 461

3 265

2 540

 

Marktaandeel (%)

2,8 %

2,8 %

2,6 %

3,2 %

3,0 %

 

Gem. prijs (EUR)

5 519

6 874

6 789

3 929

4 111

VS

Hoeveelheid (ton)

3 739

6 019

2 724

2 740

2 344

 

Marktaandeel (%)

2,8 %

3,9 %

2,0 %

2,7 %

2,7 %

 

Gem. prijs (EUR)

16 235

5 597

12 892

11 175

11 054

Andere landen

Hoeveelheid (ton)

14 394

9 709

8 063

5 183

5 542

 

Marktaandeel (%)

10,9 %

6,3 %

6,0 %

5,0 %

6,5 %

 

Gem. prijs (EUR)

6 643

7 880

8 553

6 695

6 497

Totaal van alle derde landen m.u.v. de VRC

Hoeveelheid (ton)

35 418

35 797

29 107

22 600

19 303

 

Marktaandeel (%)

26,8 %

23,3 %

21,8 %

22,0 %

22,5 %

 

Gem. prijs (EUR)

5 586

7 540

8 453

8 392

7 484

(99)

Zoals in de tabel hierboven is aangegeven, heeft Japan in de beoordelingsperiode zijn marktaandeel met 0,8 procentpunten van 4,4 tot 5,2 % enigszins vergroot. De prijzen van de Japanse invoer lijken echter veel beter vergelijkbaar met de prijzen van de Unie dan de prijzen van de invoer uit de VRC. Het belangrijkst is dat de Japanse invoerprijzen tijdens het OT beduidend hoger waren dan die van de bedrijfstak van de Unie.

(100)

Tijdens de beoordelingsperiode (met uitzondering van het jaar 2007) vond de invoer uit de VS tegen aanzienlijk hogere prijzen plaats dan de prijzen van de bedrijfstak van de Unie. Hoewel de gemiddelde prijzen van de invoer uit Oekraïne en India in het algemeen lager waren dan die van de Unie, behielden beide landen een relatief stabiel marktaandeel op de markt van de Unie: het marktaandeel van Oekraïne daalde tijdens de beoordelingsperiode van 5,9 naar 5,2 %, terwijl dat van India van 2,8 tot 3,0 % groeide.

(101)

Concluderend is tijdens de beoordelingsperiode het marktaandeel van de invoer uit alle derde landen met uitzondering van de VRC met 4,3 procentpunten (van 26,8 naar 22,5 %) gedaald. Over het geheel genomen is de gemiddelde invoerprijs van alle derde landen met uitzondering van de VRC tijdens de beoordelingsperiode met 34 % (van 5 586 naar 7 484 euro per ton) gestegen; dit staat in schril contrast met de vermindering van 9 % van de al zeer lage Chinese invoerprijzen en de daling van 8 % van de gemiddelde verkoopprijzen in de Unie.

(102)

Aan de hand van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de invoer uit andere derde landen dan de VRC geen bijdrage lijkt te hebben geleverd aan de schade die de bedrijfstak van de Unie tijdens het OT heeft geleden.

3.2.   Gevolgen van marktschommelingen en de economische crisis

(103)

Hoewel 2007 en de eerste drie kwartalen van 2008 een sterk florerende markt voor roestvrijstalen buizen kenden, heeft de financiële en economische crisis uiteindelijk ook voor deze sector grote gevolgen gehad. De economische neergang begon in het laatste kwartaal van 2008, zette zich gedurende 2009 voort en trof zelfs de eerste helft van 2010, d.w.z. het gehele OT. Dit alles komt tot uiting in de trends van het verbruik in de Unie, dat in 2007 op zijn hoogtepunt was en vervolgens van jaar tot jaar kromp (zie tabel 1).

(104)

De bovengenoemde daling van het verbruik als gevolg van de economische neergang heeft ongetwijfeld ook gevolgen voor de situatie van de bedrijfstak van de Unie gehad. Deze negatieve gevolgen zijn echter sterk verergerd door de invoer met dumping uit de VRC, waarbij de prijzen van de bedrijfstak van de Unie aanzienlijk werden onderboden. Zelfs als de economische neergang als een factor kan worden beschouwd die aan de schade tijdens het OT heeft bijgedragen, vermindert dit geenszins de schadelijke gevolgen van de laaggeprijsde invoer met dumping uit de VRC op de markt van de Unie. Zonder deze oneerlijke concurrentie uit de VRC en de druk op de omvang en de prijzen die op de producenten in de Unie werd uitgeoefend, zouden de producenten in de Unie zelfs in een situatie met een afnemende vraag het niveau van hun verkoopprijzen en winstgevendheid op een enigszins aanvaardbaar niveau kunnen hebben handhaven.

(105)

Eigenlijk kunnen de gevolgen van de invoer met dumping uit de VRC die tijdens het OT de verkoopprijzen in de Unie fors heeft onderboden, in een periode van economische crisis als nog schadelijker worden beschouwd, aangezien de omvang van de verkoop en de prijzen dan door het lagere verbruik sowieso al onder druk staan.

(106)

Gezien de bovenbeschreven omstandigheden kan de economische neergang niet worden beschouwd als mogelijke factor waardoor het oorzakelijke verband tussen de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade en de invoer met dumping uit de VRC wordt verbroken.

3.3.   Uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie

(107)

Wat de ontwikkeling van de uitvoer door de bedrijfstak van de Unie betreft, is de uitvoer minder gedaald dan de binnenlandse verkoop, ongeacht of alle producenten in de Unie of alleen de in de steekproef opgenomen producenten worden beschouwd. Wat de ontwikkeling van de omvang van de uitvoer betreft, kan tijdens de beoordelingsperiode voor de bedrijfstak van de Unie de volgende trend worden vastgesteld:

Tabel 18

Bedrijfstak van de Unie - uitvoer aan niet-verbonden partijen (ton)

Alle EU-producenten

2006

2007

2008

2009

OT

Index

100

99

108

88

64

(108)

De uitvoer van de bedrijfstak van de Unie is langzamer gedaald dat de verkoop op de markt van de Unie. Dit kan betekenen dat de druk van de invoer met dumping uit de VRC met name op de markt van de Unie zeer sterk is. Gelet hierop en op het aanzienlijke aandeel van de uitvoer in de totale verkoop van de bedrijfstak van de Unie (tijdens de beoordelingsperiode permanent tussen 39 en 45 %) kan gebrek aan concurrentievermogen van de producenten in de Unie op de wereldmarkt zeker worden uitgesloten.

3.4.   Concurrentievermogen van invoer met dumping uit de VRC en productiekosten van de bedrijfstak van de Unie

(109)

De grote volatiliteit van de legeringsprijzen en de algemene ontwikkelingen in de marktvraag hebben tot grote schommelingen in de kosten van de voornaamste grondstoffen voor de vervaardiging van het onderzochte product geleid. De gemiddelde productiekosten per eenheid van de bedrijfstak van de Unie hebben zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 19

Bedrijfstak van de Unie – productiekosten (in euro's per ton)

In de steekproef opgenomen producenten

2006

2007

2008

2009

OT

Index

100

120

119

124

118

(110)

Zoals al in overweging 78 werd gezegd, is de markt van de VRC voor de voornaamste grondstoffen ernstig verstoord. Als gevolg van deze verstoring blijken producenten-exporteurs in de VRC de mogelijkheid te hebben het betrokken product naar de markt van de Unie uit te voeren tegen een prijs die kennelijk minder gevoelig is voor de prijzen van grondstoffen en die de prijzen op de markt van de Unie sterk onderbiedt. Met andere woorden, als gevolg van de verstoring op de Chinese grondstoffenmarkt hebben de fabrikanten van roestvrijstalen buizen in de VRC een oneerlijk concurrentievoordeel in vergelijking met de bedrijfstak van de Unie. Deze verstoring heeft eraan bijgedragen dat de Chinese producenten in staat waren een laag prijsniveau voor de invoer met dumping uit de VRC te handhaven.

4.   Conclusie inzake het oorzakelijk verband

(111)

Concluderend is uit de bovenstaande analyse gebleken dat gedurende de beoordelingsperiode de invoer uit de VRC in hoeveelheid is toegenomen en het marktaandeel aanzienlijk is gegroeid. Bovendien onderboden deze toegenomen hoeveelheden, die tegen dumpingprijzen op de markt van de Unie binnenkwamen, in ernstige mate de prijzen van de bedrijfstak van de Unie. Hoewel de bedrijfstak van de Unie er dankzij de uitzonderlijke gunstige marktvoorwaarden in 2007 en 2008 een tijdlang in is geslaagd de negatieve gevolgen van deze druk te neutraliseren, was dit niet langer mogelijk toen de vraag als gevolg van de economische crisis sterk terugliep.

(112)

Andere factoren die de bedrijfstak van de Unie schade konden hebben toegebracht, werden eveneens geanalyseerd. Zo bleken de invoer uit derde landen, de gevolgen van de economische crisis, de uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie, en andere factoren waaronder die welke verband houden met de verstoringen op de grondstoffenmarkt in de VRC, niet van zo grote betekenis te zijn dat het vastgestelde oorzakelijke verband in het OT tussen de invoer met dumping en de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade erdoor werd verbroken.

(113)

Op grond van deze analyse, waarin een duidelijk onderscheid is gemaakt tussen de gevolgen van alle andere bekende factoren voor de situatie van de bedrijfstak van de Unie en de schadelijke gevolgen van de invoer met dumping, wordt voorlopig geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie door de invoer uit de VRC aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3, lid 6, van de basisverordening.

F.   BELANG VAN DE UNIE

(114)

Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of er, ondanks de conclusies inzake dumping, schade en oorzakelijk verband, redenen waren om duidelijk te concluderen dat het in dit specifieke geval niet in het belang van de Unie is om maatregelen vast te stellen. Hiertoe heeft de Commissie overeenkomstig artikel 21, lid 1, van de basisverordening een onderzoek ingesteld naar de waarschijnlijke gevolgen van mogelijke maatregelen voor alle betrokken partijen en naar de waarschijnlijke consequenties van het achterwege laten van maatregelen.

(115)

De Commissie heeft de onafhankelijke importeurs en gebruikers een vragenlijst toegezonden. Uiteindelijk hebben twee importeurs en één gebruiker binnen de vastgestelde termijn een ingevulde vragenlijst ingediend.

1.   Belang van de bedrijfstak van de Unie

(116)

Eén producent in de Unie maakte bezwaar tegen het instellen van antidumpingmaatregelen, aangezien de onderneming onbewerkte holle roestvrijstalen producten uit de VRC invoert met het oog op de verdere verwerking tot afgewerkte buizen. De producent vertegenwoordigt echter minder dan 2 % van de totale productie in de Unie.

(117)

Er wordt aan herinnerd dat de schade-indicatoren wezen op een algemene negatieve trend en dat met name de schade-indicatoren betreffende de omvang van de productie en de verkoop, het marktaandeel, alsmede de financiële prestaties van de bedrijfstak van de Unie, zoals de winstgevendheid en het rendement van investeringen, zware klappen incasseerden.

(118)

Als er maatregelen worden genomen, wordt verwacht dat de neerwaartse prijsdruk en het verlies van marktaandeel worden verminderd en dat de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie zullen beginnen te herstellen, waardoor de financiële situatie van de bedrijfstak van de Unie aanzienlijk zal verbeteren.

(119)

Als daarentegen geen antidumpingmaatregelen worden ingesteld, zullen de marktsituatie en de financiële situatie van de bedrijfstak van de Unie waarschijnlijk verder verslechteren. In een dergelijk scenario zal de bedrijfstak van de Unie verder marktaandeel verliezen, aangezien deze niet in staat is de marktprijzen te volgen die door de invoer uit de VRC worden bepaald. De waarschijnlijke gevolgen zijn verdere afname van de productie en sluiting van productiefaciliteiten in de Unie, hetgeen tot aanzienlijk banenverlies leidt.

(120)

Gelet op alle bovengenoemde factoren wordt voorlopig geconcludeerd dat de instelling van antidumpingmaatregelen in het belang van de bedrijfstak van de Unie is.

2.   Belang van niet-verbonden importeurs in de Unie

(121)

Zoals hierboven vermeld, werd geen gebruik gemaakt van een steekproef voor niet-verbonden importeurs, aangezien slechts twee niet-verbonden importeurs volledig aan dit onderzoek meewerkten door een ingevulde vragenlijst in te dienen. Slechts een klein deel van de omzet van deze twee importeurs hield verband met de wederverkoop van het betrokken product uit de VRC.

(122)

De door deze twee importeurs aangegeven invoer maakte echter slechts een relatief klein deel uit van alle invoer uit de VRC in het OT (minder dan 10 %). Gezien de hoogte van de marges die de importeurs tijdens het OT op de wederverkoop van het betrokken product realiseerden, mag worden aangenomen dat de instelling van antidumpingrechten voor hen tot een lagere winstgevendheid kan leiden. Geen van de importeurs heeft echter argumenten aangevoerd die aangeven dat de instelling van antidumpingrechten tegen hun belang ingaat. Aangezien zij bovendien beiden roestvrijstalen buizen die niet uit de VRC afkomstig zijn (waaronder buizen uit de Unie), wederverkopen, kunnen zij net zo goed besluiten bij niet-Chinese leveranciers in te kopen die geen last van de rechten hebben.

(123)

Er hebben geen andere importeurs meegewerkt door een ingevulde vragenlijst of met bewijsmateriaal gestaafde opmerkingen in te dienen. Op grond daarvan wordt voorlopig geconcludeerd dat de instelling van voorlopige maatregelen geen aanzienlijke negatieve gevolgen zal hebben voor het belang van de importeurs van de Unie.

3.   Belang van de gebruikers

(124)

De naadloze roestvrijstalen buizen en pijpen waarop deze procedure betrekking heeft, worden voor vele toepassingen gebruikt (zie overweging 17). Desondanks was slechts één gebruiker tot medewerking bereid; hij gebruikt roestvrijstalen buizen voor de vervaardiging van luchtvinkoelers en luchtgekoelde condensoren en nam tijdens het OT minder dan 1 % van de totale Chinese invoer voor zijn rekening. Er kan echter voorlopig worden geconcludeerd dat de zeer geringe medewerking van gebruikers lijkt aan te geven dat in het algemeen de gevolgen voor de winstgevendheid en de economische situatie van de bedrijfstak van de gebruikers beperkt zullen blijven.

(125)

Uit de antwoorden van deze gebruiker op de vragenlijst blijkt dat de onderneming door de antidumpingmaatregelen niet ernstig zal worden getroffen, zelfs niet voor wat betreft de afdeling die de roestvrijstalen buizen gebruikt. Wanneer de waarde van de invoer van het betrokken product met de omzet van de afdeling die de ingevoerde goederen gebruikt, wordt vergeleken, kunnen de gevolgen als niet significant worden beschouwd.

(126)

Gezien de gegevens van deze gebruiker kan echter niet worden uitgesloten dat bepaalde verwerkende ondernemingen die grotere hoeveelheden uit de VRC ingevoerde roestvrijstalen buizen gebruiken, door de antidumpingmaatregelen nadelig kunnen worden getroffen.

(127)

Gezien de beperkte representativiteit en de zeer uiteenlopende toepassingen van de enige medewerkende gebruiker is het onmogelijk op basis van de door hem ingediende informatie een schatting te geven van de totale werkgelegenheid in de gehele verwerkende bedrijfstak in de Unie.

(128)

Het niveau van de maatregelen belemmert hoogstwaarschijnlijk niet dat de Chinese invoer aan de markt van de Unie blijft leveren, maar dan tegen prijzen die geen schade veroorzaken. Bovendien blijkt uit de ongebruikte productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Unie en de andere invoerbronnen uit verschillende derde landen dat er geen risico voor de aanbodzekerheid van roestvrijstalen buizen op de markt van de Unie bestaat.

(129)

Daarnaast is de bedrijfstak van de Unie ondanks de recente problemen nog steeds de grootste leverancier aan de verwerkende ondernemingen in de Unie. In geval van verdere verslechtering van de financiële situatie van de bedrijfstak van de Unie zou de bedrijfstak zonder het instellen van maatregelen in zijn bestaan worden bedreigd, hetgeen ook tot een leveringsrisico voor de gebruikers in de Unie zou leiden.

(130)

Alles welbeschouwd, alle gevolgen van de antidumpingmaatregelen overziend, lijken de positieve effecten voor de bedrijfstak van de Unie het duidelijk te winnen van de mogelijke negatieve gevolgen voor andere belanghebbenden. Derhalve wordt voorlopig geconcludeerd dat de antidumpingrechten niet in strijd zijn met het belang van de Unie.

4.   Conclusie inzake het belang van de Unie

(131)

Er kan worden geconcludeerd dat de instelling van maatregelen betreffende de invoer met dumping van het betrokken product uit de VRC de bedrijfstak van de Unie in de gelegenheid zal stellen om verbetering in zijn situatie te brengen door meer verkoop, hogere verkoopprijzen en een groter marktaandeel. Hoewel zich voor sommige gebruikers nadelen in de vorm van kostenstijgingen kunnen voordoen, zullen die waarschijnlijk worden gecompenseerd door de voor de producenten en hun leveranciers verwachte voordelen.

(132)

Gezien het bovenstaande wordt voorlopig geconcludeerd dat er, alles in aanmerking genomen, geen dwingende redenen zijn om geen voorlopige maatregelen betreffende de invoer van het betrokken product van oorsprong uit de VRC in te stellen.

G.   VOORLOPIGE ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(133)

Gezien de conclusies inzake dumping, schade, oorzakelijk verband en belang van de Unie moeten voorlopige maatregelen ten aanzien van de invoer van het betrokken product van oorsprong uit de VRC worden ingesteld om te voorkomen dat de bedrijfstak van de Unie door de invoer met dumping nog meer schade lijdt.

1.   Schademarge

(134)

De voorlopige rechten ten aanzien van de invoer van oorsprong uit de VRC moeten hoog genoeg zijn om een einde aan de dumping te maken, maar mogen de door de invoer met dumping jegens de bedrijfstak van de Unie veroorzaakte schade niet overschrijden. Bij de berekening van het recht dat nodig is om de gevolgen van de schade veroorzakende dumping teniet te doen, wordt in aanmerking genomen dat de maatregelen de bedrijfstak van de Unie in staat moeten stellen zijn productiekosten te dekken en een winst vóór belasting te behalen die redelijkerwijs onder normale concurrentieomstandigheden, d.w.z. zonder invoer met dumping, kan worden behaald.

(135)

De bedrijfstak van de Unie voerde aan dat voor de vaststelling van de schademarge gebruik moet worden gemaakt van een beoogde winst van 12 %. Uit het tot op heden verstrekte bewijs is echter niet gebleken dat in een normale marktsituatie een dergelijke winstgevendheid kan worden bereikt. Zelfs in het buitengewone jaar 2007 was de bedrijfstak van de Unie niet in staat zo'n hoog niveau van winstgevendheid te bereiken. Aan de hand van de tijdens het onderzoek verzamelde informatie is voorlopig geconcludeerd dat een winstmarge van 5 % geschikt is voor de vaststelling van de schademarge.

(136)

Op basis hiervan werd voor de bedrijfstak van de Unie een prijs van het soortgelijke product berekend die geen schade veroorzaakt. Deze prijs is vastgesteld door de werkelijke winstmarge in mindering te brengen op de prijs af fabriek en bij de aldus berekende break-evenprijs bovengenoemde beoogde winstmarge op te tellen.

(137)

Op die manier zijn voorlopig de volgende schademarges vastgesteld:

Onderneming/ondernemingen

Schademarge

Changshu Walsin Specialty Steel, Co. Ltd., Haiyu

71,5 %

Shanghai Jinchang Stainless Steel Tube Manufacturing, Co. Ltd., Situan

48,2 %

Wenzhou Jiangnan Steel Pipe Manufacturing, Co. Ltd., Yongzhong

48,0 %

In bijlage I vermelde ondernemingen

56,6 %

Alle andere ondernemingen

71,5 %

2.   Voorlopige maatregelen

(138)

Gelet op het voorgaande wordt overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening geoordeeld dat op de invoer van het betrokken product van oorsprong uit de VRC een voorlopig antidumpingrecht moet worden ingesteld, dat volgens de regel van het laagste recht gelijk moet zijn aan de dumpingmarge of aan de schademarge indien deze lager is; in dit geval was de schademarge steeds lager.

(139)

Gezien de hoge mate van medewerking van de Chinese producenten-exporteurs wordt het recht voor alle andere ondernemingen vastgesteld op het niveau van het hoogste recht van de aan de steekproef medewerkende ondernemingen. Voor de in de bijlage vermelde medewerkende ondernemingen die niet in de steekproef waren opgenomen, wordt het voorlopige antidumpingrecht vastgesteld op het gewogen gemiddelde van de rechten van de in de steekproef opgenomen ondernemingen. Op basis van het bovenstaande worden de volgende antidumpingrechten voorgesteld:

Onderneming/ondernemingen

Voorlopig recht

Changshu Walsin Specialty Steel, Co. Ltd., Haiyu

71,5 %

Shanghai Jinchang Stainless Steel Tube Manufacturing, Co. Ltd., Situan

48,2 %

Wenzhou Jiangnan Steel Pipe Manufacturing, Co. Ltd., Yongzhong

48,0 %

In bijlage I vermelde ondernemingen

56,6 %

Alle andere ondernemingen

71,5 %

(140)

De bij deze verordening voor bepaalde ondernemingen vastgestelde individuele antidumpingrechten zijn gebaseerd op de bevindingen van dit onderzoek. Zij weerspiegelen daarom de situatie die bij dit onderzoek voor die ondernemingen werd geconstateerd. Deze rechten (in tegenstelling tot het voor het gehele land geldende recht dat van toepassing is op „alle andere ondernemingen”) gelden dus uitsluitend bij de invoer van producten van oorsprong uit het betrokken land die door deze ondernemingen en dus door de specifiek genoemde juridische entiteiten vervaardigd zijn. De rechten zijn niet van toepassing op ingevoerde producten die zijn vervaardigd door andere, niet specifiek in het dispositief van deze verordening met naam en adres genoemde ondernemingen, ook al gaat het hierbij om entiteiten die verbonden zijn met de specifiek genoemde ondernemingen; op die producten is het recht van toepassing dat geldt voor „alle andere ondernemingen”.

(141)

Verzoeken in verband met de toepassing van deze individuele antidumpingrechten voor bepaalde ondernemingen (bv. na de naamswijziging van de entiteit of na de oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen) moeten onverwijld aan de Commissie (8) worden gericht, onder opgave van alle relevante gegevens, met name indien deze naamswijziging of deze oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen verband houdt met wijzigingen in de activiteiten van de onderneming op het gebied van productie en verkoop in binnen- en buitenland. Indien het verzoek gerechtvaardigd is, zal de verordening dienovereenkomstig worden gewijzigd door bijwerking van de lijst van ondernemingen die voor een individueel recht in aanmerking komen.

(142)

Om een goede toepassing van het antidumpingrecht te garanderen, moet het voor alle andere ondernemingen vastgestelde recht niet alleen gelden voor niet-medewerkende producenten-exporteurs, maar ook voor producenten die het betrokken product in het OT niet naar de Unie hebben uitgevoerd.

H.   SLOTBEPALING

(143)

Met het oog op de beginselen van behoorlijk bestuur moet een termijn worden vastgesteld waarbinnen belanghebbenden die zich binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn kenbaar hebben gemaakt, schriftelijk opmerkingen kunnen maken en kunnen vragen te worden gehoord. Voorts moet worden opgemerkt dat alle bevindingen betreffende de instelling van rechten in het kader van deze verordening voorlopig zijn en bij de instelling van definitieve maatregelen kunnen worden herzien,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op bepaalde naadloze buizen en pijpen van roestvrij staal, andere dan die welke voorzien zijn van hulpstukken (fittings), voor gassen of vloeistoffen, bestemd voor burgerluchtvaartuigen, momenteel ingedeeld onder de GN-codes 7304 11 00, 7304 22 00, 7304 24 00, ex 7304 41 00, 7304 49 10, ex 7304 49 93, ex 7304 49 95, ex 7304 49 99 en ex 7304 90 00 (TARIC-codes 7304410090, 7304499390, 7304499590, 7304499990 en 7304900091), en van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

2.   De voorlopige antidumpingrechten, die van toepassing zijn op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van de in lid 1 omschreven producten, vervaardigd door onderstaande ondernemingen, zijn als volgt:

Onderneming/ondernemingen

Voorlopig recht

Aanvullende TARIC-code

Changshu Walsin Specialty Steel, Co. Ltd., Haiyu

71,5 %

B120

Shanghai Jinchang Stainless Steel Tube Manufacturing, Co. Ltd., Situan

48,2 %

B118

Wenzhou Jiangnan Steel Pipe Manufacturing, Co. Ltd., Yongzhong

48,0 %

B119

In bijlage I vermelde ondernemingen

56,6 %

B121

Alle andere ondernemingen

71,5 %

B999

3.   De individuele rechten voor de in lid 2 genoemde ondernemingen zijn uitsluitend van toepassing indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur, opgesteld conform de voorwaarden in bijlage II, wordt overgelegd. Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het recht dat voor alle andere ondernemingen geldt, toegepast.

4.   Bij het in het vrije verkeer brengen in de Unie van het in lid 1 genoemde product moet een zekerheid worden gesteld ten bedrage van het voorlopige recht.

5.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

Onverminderd artikel 20 van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad kunnen belanghebbenden binnen een maand na de inwerkingtreding van deze verordening verzoeken in kennis te worden gesteld van de bijzonderheden die ten grondslag liggen aan de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan deze verordening werd vastgesteld, schriftelijk opmerkingen maken en vragen door de Commissie te worden gehoord.

Overeenkomstig artikel 21, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 kunnen de betrokken partijen binnen een maand na de inwerkingtreding van deze verordening opmerkingen maken over de toepassing van deze verordening.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 1 van deze verordening is gedurende een periode van zes maanden van toepassing.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 juni 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  PB C 265 van 30.9.2010, blz. 10.

(3)  Recent trends in steel trade and trade-related policy measures, OESO-rapport, 2010, DSTI/SU/SC(2010)15, blz. 14; China’s Specialty Steel Subsidies: Massive, Pervasive, and Illegal, 2008, rapport van de Speciality Steel Industry of North America, beschikbaar op http://www.ssina.com/news/releases/pdf_releases/20081014_report.pdf; Chinese government subsidies to the stainless steel industry, 2007, rapport van de Speciality steel industry of North America, beschikbaar op http://www.ssina.com/news/releases/pdf_releases/chinese_govt_subsidies0407.pdf; zie ook The Reform Myth, How China is using state power to create the world's dominant steel industry, The American Iron & Steel Institute, The Steel Manufacturers Association, 2010; http://www.ustr.gov/webfm_send/2694.

(4)  Rapporten van de bovengenoemde Speciality Steel Industry of North America waarin wordt verwezen naar het tiende vijfjarenplan voor de aanpassing van de industriële structuur.

(5)  The third WTO Review of China’s trade policies and practices and their impact on the functioning of the multilateral trading system, WT/TPR/S/230, beschikbaar op http://www.wto.org/english/tratop_e/tpr_e/tp330_e.htm; alsmede The second WTO Review of China’s trade policies and practices and their impact on the functioning of the multilateral trading system, WT/TPR/S/199, beschikbaar op http://www.wto.org/english/tratop_e/tpr_e/tp299_e.htm.

(6)  Zie met name WT/TPR/S/230, blz. 44.

(7)  PB L 188 van 18.7.2009, blz. 93.

(8)  

Europese Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat H

Kamer Nerv-105

1049 Brussel

België


BIJLAGE I

(1)

Baofeng Steel Group Co.Ltd., Lishui,

(2)

Changzhou City Lianyi Special Stainless Steel Tube Co.Ltd., Changzhou,

(3)

Huadi Steel Group Co.Ltd., Wenzhou,

(4)

Huzhou Fengtai Stainless Steel Pipes Co.Ltd, Huzhou,

(5)

Huzhou Gaolin Stainless Steel Tube Manufacture Co.Ltd., Huzhou,

(6)

Huzhou Zhongli Stainless Steel Pipe Co.Ltd., Huzhou,

(7)

Jiangsu Wujin Stainless Steel Pipe Group Co.Ltd., Beijing,

(8)

Jiangyin Huachang Stainless Steel Pipe Co.Ltd., Jiangyin,

(9)

Lixue Group Co.Ltd., Ruian,

(10)

Shanghai Crystal Palace Pipe Co.Ltd., Shanghai,

(11)

Shanghai Baoluo Stainless Steel Tube Co., Ltd., Shanghai,

(12)

Shanghai Shangshang Stainless Steel Pipe Co.Ltd., Shanghai,

(13)

Shanghai Tianbao Stainless Steel Co.Ltd., Shanghai,

(14)

Shanghai Tianyang Steel Tube Co.Ltd, Shanghai,

(15)

Wen zZhou Xindeda Stainless Steel Material Co.Ltd., Wenzhou,

(16)

Wenzhou Baorui Steel Co.Ltd., Wenzhou,

(17)

Zhejiang Conform Stainless Steel Tube Co.Ltd., Jixing,

(18)

Zhejiang Easter Steel Pipe Co.Ltd., Jiaxing,

(19)

Zhejiang Five - Star Steel Tube Manufacturing Co.Ltd., Wenzhou,

(20)

Zhejiang Guobang Steel Co.Ltd., Lishui,

(21)

Zhejiang Hengyuan Steel Co.Ltd., Lishui,

(22)

Zhejiang Jiashang Stainless Steel Co.Ltd., Jiaxing City,

(23)

Zhejiang Jinxin Stainless Steel Manufacture Co.Ltd., Xiping Town,

(24)

Zhejiang Jiuli Hi-Tech Metals Co.Ltd., Huzhou,

(25)

Zhejiang Kanglong Steel Co.Ltd., Lishui,

(26)

Zhejiang Qiangli Stainless Steel Manufacture Co.Ltd., Xiping Town,

(27)

Zhejiang Tianbao Industrial Co.Ltd., Wenzhou,

(28)

Zhejiang Tsingshan Steel Pipe Co.Ltd., Lishui,

(29)

Zhejiang Yida Special Steel Co.Ltd., Xiping Town.


BIJLAGE II

De in artikel 1, lid 3, bedoelde geldige handelsfactuur moet een verklaring, ondertekend door een daartoe bevoegde werknemer van de entiteit die de handelsfactuur uitschrijft, bevatten met de volgende gegevens:

1)

de naam en functie van de bevoegde werknemer van de entiteit die de handelsfactuur uitschrijft;

2)

de volgende verklaring:

„Ondergetekende verklaart dat de (hoeveelheid) naadloze buizen en pijpen van roestvrij staal die naar de Europese Unie wordt uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, is vervaardigd door (naam en adres van de onderneming) (aanvullende TARIC-code) in (betrokken land). Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.”


Top