Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32011R0457

    Uitvoeringsverordening (EU) nr. 457/2011 van de Raad van 10 mei 2011 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op melamine van oorsprong uit de Volksrepubliek China

    PB L 124 van 13.5.2011, p. 2–10 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 01/07/2017

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2011/457/oj

    13.5.2011   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 124/2


    UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 457/2011 VAN DE RAAD

    van 10 mei 2011

    tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op melamine van oorsprong uit de Volksrepubliek China

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name artikel 9,

    Gezien het voorstel dat de Europese Commissie („Commissie”) na overleg in het Raadgevend Comité heeft ingediend,

    Overwegende hetgeen volgt:

    A.   PROCEDURE

    1.   Voorlopige maatregelen

    (1)

    De Commissie heeft bij Verordening (EG) nr. 1035/2010 (2) („de voorlopige verordening”) een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op melamine van oorsprong uit de Volksrepubliek China („de VRC”). De voorlopige antidumpingrechten liepen uiteen van 44,9 % tot 65,2 %.

    (2)

    De procedure werd gestart naar aanleiding van een klacht die op 4 januari 2010 werd ingediend door Borealis Agrolinz Melamine GmbH, DSM Melamine bv en Zakłady Azotowe Puławy („de klagers”), die goed zijn voor een groot deel, in dit geval meer dan 50 %, van de totale melamineproductie van de Unie.

    (3)

    Het onderzoek naar dumping en schade had betrekking op de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009 („het onderzoektijdvak” of „OT”). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die relevant zijn voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van 1 januari 2006 tot het eind van het OT („de beoordelingsperiode”).

    2.   Vervolg van de procedure

    (4)

    Na de mededeling van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan was besloten voorlopige antidumpingmaatregelen in te stellen („mededeling van de voorlopige bevindingen”) hebben verscheidene belanghebbenden schriftelijke opmerkingen over de voorlopige bevindingen gemaakt. De partijen die verzochten te worden gehoord, zagen hun verzoek ingewilligd.

    (5)

    De Commissie heeft vervolgens alle informatie verzameld en gecontroleerd die zij voor haar definitieve bevindingen noodzakelijk achtte. Daartoe werd bij de volgende gebruiker ter plaatse een controle uitgevoerd, teneinde de mogelijke gevolgen van de instelling van definitieve antidumpingmaatregelen te beoordelen:

    Coveright Surfaces Spain, Martorelles (Barcelona), Spanje.

    (6)

    Vervolgens werden alle partijen in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie wilde aanbevelen een definitief antidumpingrecht op melamine van oorsprong uit de VRC in te stellen en de bedragen die uit hoofde van het voorlopige recht als zekerheid waren gesteld, definitief te innen („mededeling van de definitieve bevindingen”). De partijen konden hierover binnen een bepaalde termijn na deze mededeling opmerkingen maken.

    (7)

    Met de mondelinge en schriftelijke opmerkingen van de belanghebbenden werd waar nodig rekening gehouden.

    3.   Partijen bij de procedure

    (8)

    Aangezien er geen opmerkingen over de bij de procedure betrokken partijen werden ontvangen, worden de overwegingen 4 tot en met 10 van de voorlopige verordening bevestigd.

    B.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

    1.   Betrokken product

    (9)

    Zoals in overweging 12 van de voorlopige verordening al werd vermeld, gaat het bij het betrokken product om melamine, momenteel ingedeeld onder GN-code 2933 61 00 en van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

    (10)

    Melamine is een wit kristallijn poeder verkregen uit ureum. Het wordt voornamelijk gebruikt in laminaten, vormpoeder, houten panelen en bekledingsharsen.

    2.   Soortgelijk product

    (11)

    Een producent-exporteur herhaalde zijn in overweging 65 van de voorlopige verordening genoemde argument dat de melamine die uit de VRC wordt ingevoerd, in het algemeen van iets mindere kwaliteit is dan de melamine die door de bedrijfstak van de Unie wordt geproduceerd, en daarom niet kan worden gebruikt voor bepaalde oppervlaktebehandelingen. Diverse gebruikers in de Unie voerden dit argument ook aan.

    (12)

    Uit het onderzoek is gebleken dat er bij de melamine weliswaar sprake is van een gering kleurverschil, maar dat er bij de verkoop geen verschillende kwaliteitsnormen worden gehanteerd, noch op de EU-markt, noch op de exportmarkten. Er werd niet aangetoond dat de mogelijke geringe variaties bij de melamine tot uiteenlopende fysische en chemische basiseigenschappen en een verschillend eindgebruik leiden. Dit punt werd niet aangevoerd door de andere producenten-exporteurs. Bovendien bleek uit het onderzoek dat de producent-exporteur in kwestie een soortgelijk productieproces gebruikt als de bedrijfstak van de Unie.

    (13)

    Op grond van bovenstaande overweging wordt het argument afgewezen en wordt bevestigd dat de door de bedrijfstak van de Unie geproduceerde en in de Unie verkochte melamine, de op de binnenlandse markt van de VRC verkochte melamine, de uit de VRC in de Unie ingevoerde melamine en de in Indonesië (het referentieland) geproduceerde en verkochte melamine als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening worden beschouwd.

    (14)

    Aangezien er geen andere opmerkingen over het soortgelijke product werden ontvangen, worden de overwegingen 12 tot en met 15 van de voorlopige verordening bevestigd.

    C.   DUMPING

    1.   Behandeling als marktgerichte onderneming

    (15)

    Aan geen van de producenten-exporteurs die erom verzochten, werd in eerste instantie een BMO toegekend omdat de kosten van de belangrijkste productiemiddelen niet hoofdzakelijk marktvoorwaarden bleken weer te geven, zoals is voorgeschreven bij artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening. Zoals in de overwegingen 20 tot en met 24 van de voorlopige verordening is uiteengezet, werd bij het BMO-onderzoek vastgesteld dat dit te wijten was aan staatsinmenging in de aardgas- en de ureummarkt in de VRC. Afgezien van deze algemene situatie waren er, zoals in de overwegingen 25 tot en met 28 van de voorlopige verordening is uiteengezet, ook ondernemingsspecifieke redenen om een BMO te weigeren.

    (16)

    Een producent-exporteur voerde aan dat de ureumprijs in de VRC in overeenstemming was met de prijs in andere delen van de wereld, zoals Indonesië en het Midden-Oosten, zodat de conclusie dat de kosten van de belangrijkste productiemiddelen verstoord waren, niet correct is.

    (17)

    De conclusie in eerste instantie dat er op de ureummarkt in de VRC sprake was van een aanzienlijke staatsinmenging (zie de overwegingen 23 en 24 van de voorlopige verordening), werd evenwel niet aangevochten. Dit element alleen al is voldoende om te concluderen dat niet is voldaan aan het eerste criterium van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening. Het feit dat op een bepaald tijdstip de ureumprijs in de VRC en in enkele andere delen van de wereld wellicht min of meer op hetzelfde niveau lagen, is niet van invloed op deze conclusie.

    (18)

    Een van de exporterende groepen was het er niet mee eens dat haar een BMO en een individuele behandeling (IB) werden geweigerd op grond van het feit dat de Commissie niet voor alle verbonden ondernemingen volledig ingevulde aanvraagformulieren had ontvangen. In haar opmerkingen ten aanzien van de mededeling van feiten en overwegingen bood de groep haar volledige medewerking aan, maar zij bestreed niet dat een met haar verbonden onderneming niet tegelijk met de rest van de groep een BMO-aanvraagformulier had ingediend. Dit argument wordt bijgevolg verworpen.

    (19)

    Daar geen andere opmerkingen over de behandeling als markgerichte onderneming werden ontvangen, worden de overwegingen 16 tot en met 32 van de voorlopige verordening bevestigd.

    2.   Individuele behandeling

    (20)

    In de voorlopige verordening werd vastgesteld dat drie van de vijf producenten-exporteurs (ondernemingen of groepen) in de VRC aan alle vereisten voor een IB voldeden.

    (21)

    De bedrijfstak van de Unie betwistte het besluit om aan drie groepen van ondernemingen een IB toe te kennen; hij voerde aan dat een van de producenten-exporteurs eigendom van de Chinese staat was en een andere op managementniveau diverse banden had met ondernemingen die uiteindelijk door de staat werden gecontroleerd. Bovendien was de inmenging door de staat van dien aard dat dit voor alle drie producenten-exporteurs mogelijkheden voor ontwijking van de maatregelen zou bieden.

    (22)

    Uit het onderzoek is gebleken dat geen van de producenten-exporteurs aan wie in eerste instantie een IB was toegekend, eigendom van de staat was. Bovendien was het argument dat het management van een van de producenten-exporteurs banden had met door de staat gecontroleerde ondernemingen niet onderbouwd. Wat het gevaar van ontwijking betreft, moet worden opgemerkt dat uit het onderzoek is gebleken dat bij uitvoer de prijzen, hoeveelheden en verkoopvoorwaarden na onderhandelingen vrij worden vastgesteld, dat de producenten-exporteurs geen eigendom van de staat waren en dat er ook anderszins geen sprake was van een overheersende invloed van de staat op managementniveau. Dientengevolge kan worden geconcludeerd dat de inmenging van de staat niet van dien aard is dat maatregelen kunnen worden ontweken.

    (23)

    Gezien bovenstaande overwegingen worden de argumenten van de bedrijfstak van de Unie afgewezen. De aanvankelijke conclusie dat drie van de vijf producenten-exporteurs aan alle voorwaarden voor een IB voldoen, wordt derhalve bevestigd.

    3.   Normale waarde

    a)   Keuze van het referentieland

    (24)

    Indonesië werd als referentieland gekozen. De antwoorden in de door de medewerkende Indonesische producent ingevulde vragenlijst werden ter plaatse gecontroleerd; zij werden betrouwbaar geacht en geschikt bevonden voor de vaststelling van de normale waarde.

    (25)

    Een van de producenten-exporteurs betwistte de keuze van Indonesië als referentieland op grond van het feit dat de belanghebbenden geen gelegenheid hadden gekregen om hun commentaar op deze keuze te geven. Sinds mei 2010 bevatte het dossier voor raadpleging door belanghebbenden evenwel een notitie waarin wordt uitgelegd waarom Indonesië als referentieland was gekozen. Aangezien de partijen dus ruim de tijd hebben gehad om commentaar op deze keuze te leveren, zijn hun procedurele rechten volledig in acht genomen. Er werden geen andere opmerkingen over de keuze van het referentieland ontvangen.

    (26)

    Daarom wordt de keuze van Indonesië als geschikt en redelijk referentieland overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening bevestigd.

    b)   Vaststelling van de normale waarde

    (27)

    Er wordt aan herinnerd dat de normale waarde werd berekend aan de hand van de productiekosten van de Indonesische producent, vermeerderd met een redelijk bedrag aan VAA-kosten en een redelijke winstmarge op de binnenlandse markt.

    (28)

    Een producent-exporteur betwistte de hoogte van de berekende normale waarde, in het bijzonder wat de VAA-kosten en de winstmarge betreft, die op de cijfers voor de bedrijfstak van de Unie waren gebaseerd. Deze methode is evenwel in overeenstemming met artikel 2, lid 6, onder c), en wordt geschikt geacht. Er waren geen andere gegevens beschikbaar om als basis voor de VAA-kosten en de winstmarge te gebruiken omdat er geen andere exporteurs of producenten in het referentieland waren onderzocht en de onderzochte producent in het OT geen andere categorie producten had verkocht.

    (29)

    Dit argument wordt bijgevolg verworpen. De overwegingen 35 tot en met 45 over de vaststelling van de normale waarde worden derhalve bevestigd.

    c)   Uitvoerprijzen voor de producenten-exporteurs aan wie een IB werd toegekend

    (30)

    Aangezien geen opmerkingen over de vaststelling van de uitvoerprijs werden ontvangen, wordt overweging 46 van de voorlopige verordening bevestigd.

    d)   Vergelijking

    (31)

    Een producent-exporteur betwistte het in aanmerking nemen van de btw bij de vergelijking van de normale waarde en de uitvoerprijs. Omdat de vergelijking van de normale waarde en de uitvoerprijs in overeenstemming met artikel 2, lid 10, onder c), plaatsvond op hetzelfde niveau van indirecte belasting, d.w.z. btw inbegrepen, is een wijziging van de methode niet nodig. Daarom worden de overwegingen 47 en 48 van de voorlopige verordening bevestigd.

    4.   Dumpingmarges

    a)   Voor de medewerkende producenten-exporteurs aan wie een IB werd toegekend

    (32)

    Aangezien geen opmerkingen over de dumpingmarges werden ontvangen, wordt overweging 49 van de voorlopige verordening bevestigd.

    (33)

    Op grond hiervan bedragen de definitieve dumpingmarges, in procenten van de cif-prijs grens Unie, vóór inklaring:

    Onderneming

    Definitieve dumpingmarge

    Sichuan Jade Elephant Melamine S&T Co., Ltd

    44,9 %

    Shandong Liaherd Chemical Industry Co., Ltd

    47,6 %

    Henan Junhua Development Company Ltd

    49,0 %

    b)   Voor alle andere producenten-exporteurs

    (34)

    Aangezien geen opmerkingen over de dumpingmarges werden ontvangen, worden de overwegingen 51 en 52 van de voorlopige verordening bevestigd.

    Op grond hiervan wordt de dumpingmarge voor het gehele land definitief vastgesteld op 65,6 % van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring, en wordt overweging 53 van de voorlopige verordening bevestigd.

    D.   SCHADE

    1.   Schade

    1.1.    Productie in de Unie en bedrijfstak van de Unie

    (35)

    Aangezien geen opmerkingen over de productie in de Unie en de bedrijfstak van de Unie werden ontvangen, worden de overwegingen 54 tot en met 56 van de voorlopige verordening bevestigd.

    1.2.    Verbruik in de Unie

    (36)

    Enkele partijen voerden aan dat de cijfers van Eurostat over de uit de VRC ingevoerde hoeveelheden melamine niet betrouwbaar waren. Controle van de Eurostat-cijfers leidde tot kleine wijzigingen van de invoercijfers en bijgevolg van de cijfers over het verbruik in de Unie (zie onderstaande tabellen). Deze wijzigingen zijn niet van dien aard dat zij van invloed zijn op de analyse van het verbruik in de Unie in de overwegingen 57 tot en met 59, die daarom worden bevestigd.

    Tabel 1

     

    2006

    2007

    2008

    OT

    Omvang (t)

    368 873

    392 691

    326 409

    267 226

    Index

    100

    106

    88

    72

    Bron: Bijgewerkte gegevens van Eurostat en antwoorden op de vragenlijst.

    1.3.    Invoer in de Unie uit het betrokken land

    1.3.1.   Omvang, prijs en marktaandeel van de invoer uit de VRC

    Tabel 2

    Invoer uit de VRC

    2006

    2007

    2008

    OT

    Omvang (t)

    26 962

    46 874

    37 366

    18 482

    Index

    100

    174

    139

    69

    Bron: Bijgewerkte gegevens van Eurostat.

    (37)

    Bovenvermelde wijzigingen in de omvang van de invoer uit het betrokken land zijn niet van dien aard dat zij van invloed zijn op de bevindingen in de overwegingen 61 en 62 van de voorlopige verordening, die daarom worden bevestigd.

    (38)

    Verscheidene gebruikers voerden aan dat zij in 2009 en 2010 geen melamine uit de VRC hebben ingevoerd omdat de Chinese prijzen in vergelijking met de prijzen in de Unie te hoog waren. Zij betwistten daarom de voor het OT vastgestelde prijsonderbieding door de Chinese exporteurs.

    (39)

    Zoals in de overwegingen 63 en 64 van de voorlopige verordening werd vermeld, was de medewerking van de Chinese exporteurs gering. Daarom werd ter plaatse bij de medewerkende Chinese ondernemingen gecontroleerde informatie gebruikt om de prijsonderbieding vast te stellen. Zoals in de overwegingen 66 en 67 van de voorlopige verordening werd vermeld, onderboden de medewerkende producenten-exporteurs de prijzen van de bedrijfstak van de Unie tijdens het OT met 10,3 %. Omdat er geen ander bewijs werd verstrekt dan het bewijs dat al ten tijde van de instelling van de voorlopige maatregelen beschikbaar was, wordt dit argument afgewezen.

    1.3.2.   Prijsonderbieding

    (40)

    Enkele gebruikers voerden aan dat een marge in acht moet worden genomen voor het extra werk dat de behandeling van uit de VRC ingevoerd melamine met zich meebrengt. Volgens hen bleven deze kosten in de aankoopprijs van Chinese melamine buiten beschouwing.

    (41)

    Uit het onderzoek van dit argument kwam naar voren dat er geen betrouwbare basis was om vast te stellen onder welke omstandigheden melamine uit de VRC werd ingevoerd en hoeveel kosten er wellicht moesten worden gemaakt naast de aankoopprijs. Bovendien voerden bovenbedoelde partijen geen bewijzen aan, zodat het argument wordt afgewezen.

    (42)

    Evenals bij de instelling van de voorlopige maatregelen voerden enkele partijen aan dat de berekening van de onderbieding op gegevens van Eurostat moet worden gebaseerd en niet op de gecontroleerde gegevens van slechts 30 % van de medewerkende Chinese ondernemingen.

    (43)

    Zoals in overweging 66 van de voorlopige verordening werd vermeld, werden de gegevens van de medewerkende exporteurs gebruikt voor de berekening van de onderbieding. Deze gegevens werden gecontroleerd en daarom betrouwbaarder geacht dan die van Eurostat. Dit argument wordt daarom afgewezen.

    (44)

    Aangezien er geen andere opmerkingen over de prijsonderbieding werden ontvangen, wordt de in de overwegingen 66 en 67 van de voorlopige verordening beschreven methode voor de vaststelling van de prijsonderbieding bevestigd.

    1.4.    Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie

    (45)

    Aangezien er geen opmerkingen over de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie werden ontvangen, worden de overwegingen 68 tot en met 82 van de voorlopige verordening bevestigd.

    1.5.    Conclusie inzake schade

    (46)

    Aangezien er geen opmerkingen over de conclusie inzake schade werden ontvangen, worden de overwegingen 83 tot en met 86 van de voorlopige verordening bevestigd.

    2.   Oorzakelijk verband

    2.1.    Opmerking vooraf

    (47)

    Zoals in overweging 87 van de voorlopige verordening werd vermeld, heeft de Commissie onderzocht of de bedrijfstak van de Unie door de invoer met dumping van het betrokken product van oorsprong uit de VRC zodanige schade heeft geleden dat deze als aanmerkelijk kan worden beschouwd. Bovendien werden andere bekende factoren dan de invoer met dumping waardoor de bedrijfstak van de Unie terzelfder tijd schade kon hebben geleden, ook onderzocht, om te voorkomen dat mogelijke schade door deze andere factoren aan de invoer met dumping werd toegeschreven.

    2.2.    Gevolgen van de invoer met dumping

    (48)

    Ook met de herziene invoergegevens in tabel 2 blijven de opmerkingen in de overwegingen 88 tot en met 95 van de voorlopige verordening geldig. Over het geheel genomen nam de invoer uit de VRC in de beoordelingsperiode als gevolg van de daling van het verbruik in de Unie (– 28 %) sterk af (met 31 %). De bij de medewerkende Chinese producenten ter plaatse gecontroleerde uitvoerprijs was lager dan de door Eurostat gemelde gemiddelde invoerprijs. Voor de gecontroleerde medewerkende Chinese producenten, die ongeveer 30 % van de totale invoer uit de VRC vertegenwoordigden, werd vastgesteld dat zij de prijs van de bedrijfstak van de Unie met 10,3 % gedurende het OT onderboden.

    (49)

    Uit het onderzoek bleek dat de Chinese exporteurs in bepaalde maanden, wanneer de prijzen attractief voor hen waren, hun overschotten aan melamine op de markt van de Unie afzetten, terwijl zij zich terugtrokken wanneer de prijzen begonnen te dalen. Dit beleid van gerichte prijsstelling had gedurende het OT voortdurend negatieve gevolgen voor de markt van de Unie omdat de prijzen voor een periode van drie tot zes maanden konden vaststaan. De aanwezigheid van laaggeprijsde invoer met dumping op de markt van de Unie verergerde de negatieve ontwikkeling van de verkoopprijzen derhalve op de middellange termijn, ook nog nadat de Chinese exporteurs zich hadden teruggetrokken. Deze lage verkoopprijzen droegen bij tot de dramatische verliezen van de bedrijfstak van de Unie en waren een belangrijke factor voor de vastgestelde aanmerkelijke schade.

    (50)

    Op grond hiervan kan worden bevestigd dat er een oorzakelijk verband is tussen de invoer met dumping en de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade.

    2.3.    Gevolgen van andere factoren

    (51)

    Ten aanzien van dit punt herhaalden de belanghebbenden in wezen de meeste al in de voorlopige fase gemaakte opmerkingen. Over de gevolgen van de invoer met dumping beweerden enkele partijen opnieuw dat gekeken moet worden naar de gegevens van Eurostat en niet naar de ter plaatse gecontroleerde cijfers van de medewerkende producenten-exporteurs. Een dergelijk argument maakt controles ter plaatse zinloos en kan derhalve niet worden aanvaard. Er werd geen bewijs verstrekt om aan te tonen dat de voor dit onderzoek gebruikte gegevens onbetrouwbaar waren. De argumenten worden derhalve afgewezen.

    (52)

    Enkele partijen voerden aan dat de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade niet werd veroorzaakt door de invoer uit de VRC, maar door de wereldwijde economische crisis. Deze partijen toonden evenwel niet aan dat de voor dit onderzoek gebruikte gegevens onbetrouwbaar waren. Bovendien heeft de invoer met dumping de gevolgen van de economische crisis nog verergerd en de situatie van de bedrijfstak van de Unie bijgevolg nog verslechterd. Dit argument werd dan ook afgewezen.

    (53)

    De over andere factoren ontvangen opmerkingen en de verstrekte bewijzen ter zake waren niet van dien aard dat de conclusie in de overwegingen 108 tot en met 110 van de voorlopige verordening, namelijk dat geen van deze factoren het oorzakelijke verband tussen de invoer met dumping en de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade kan verbreken, moet worden gewijzigd. De voorlopige conclusie dat de bedrijfstak van de Unie door de invoer met dumping aanmerkelijke schade heeft geleden, wordt daarom bevestigd.

    3.   Belang van de unie

    3.1.    Belang van de bedrijfstak van de Unie

    (54)

    Er wordt aan herinnerd dat de bedrijfstak van de Unie bestaat uit drie producenten uit verschillende lidstaten, die voor activiteiten in verband met melamine meer dan 600 personen in dienst hebben.

    (55)

    Volgens enkele gebruikers zijn de cijfers van de klagers over de werkgelegenheid te hoog. Er werden geen bewijzen verstrekt om aan te tonen dat de voor het onderzoek gebruikte gecontroleerde gegevens onbetrouwbaar zijn, en daarom wordt het argument afgewezen.

    (56)

    Een van de gebruikers voerde aan dat de bedrijfstak van de Unie fabrieken sloot wegens technische problemen en niet als gevolg van de beweerde invoer met dumping.

    (57)

    Sommige fabrieken van de bedrijfstak van de Unie hadden inderdaad te kampen met technische problemen, maar dat was vooral na het OT. Na de instelling van de voorlopige maatregelen heeft de bedrijfstak van de Unie aangetoond dat fabrieken die als gevolg van de invoer met dumping niet in gebruik waren, onlangs weer zijn geopend. Dit toont aan dat de maatregelen nu al positieve gevolgen voor de bedrijfstak van de Unie hebben.

    (58)

    Verwacht wordt dat de instelling van definitieve antidumpingrechten op melamine van oorsprong uit de VRC verdere positieve gevolgen voor de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie zal hebben en deze in staat zal stellen ten minste een deel van zijn verloren winstgevendheid te herstellen.

    (59)

    Daar geen andere opmerkingen over het belang van de bedrijfstak van de Unie werden ontvangen, worden de overwegingen 112 tot en met 115 van de voorlopige verordening bevestigd.

    3.2.    Belang van de importeurs

    (60)

    Omdat geen opmerkingen over het belang van de importeurs werden ingediend, werd geconcludeerd dat de instelling van definitieve maatregelen ten aanzien van de invoer van melamine van oorsprong uit de VRC niet tegen hun belangen zou ingaan.

    3.3.    Belang van de gebruikers

    (61)

    In de voorlopige fase was er een vrij geringe medewerking van de kant van de gebruikers. Van de 44 verzonden vragenlijsten kwamen er slechts 7 met bruikbare informatie terug. De invoer van de medewerkende gebruikers vertegenwoordigde ongeveer 10 % van het verbruik in de Unie. De conclusie luidde toen dat het effect van de voorgestelde maatregelen vrij beperkt zou zijn.

    (62)

    Na de instelling van de voorlopige maatregelen werd een controlebezoek gebracht aan de belangrijkste medewerkende gebruiker in de Unie. Uit het onderzoek bleek dat het aandeel van melamine in de productiekosten afhankelijk van de activiteit tussen 8 % en 15 % lag. Het mogelijke effect van de maatregelen kan daarom vrij groot zijn, afhankelijk van het aandeel van melamine in de kosten en de mate van winstgevendheid, die betrekkelijk gering is.

    (63)

    Volgens een aantal gebruikers is na de instelling van de voorlopige maatregelen op de markt van de Unie een tekort aan melamine ontstaan, waardoor de prijzen voortdurend en aanzienlijk zijn gestegen. Terwijl de verkoopprijs van melamine gedurende het OT rond 900 EUR/ton bedroeg, lopen de prijzen sindsdien uiteen van 1 200 tot 1 500 EUR/ton.

    (64)

    Bij het controlebezoek aan de medewerkende gebruiker werd bevestigd dat de voorlopige maatregelen gevolgen voor zijn activiteiten hadden, mede doordat de bedrijfstak van de Unie hogere prijzen voor zijn melamine in rekening bracht. De bedrijfstak van de Unie heeft namelijk een marktaandeel van ongeveer 85 % op de markt van de Unie, zodat praktisch alle gebruikers een groot deel van hun melamine bij de producenten in de Unie betrekken.

    (65)

    De bij het onderzoek verzamelde informatie duidde er ook op dat verwacht wordt dat de prijzen na het OT nog verder zullen stijgen. Het lijkt daarom terecht om in het belang van de Unie de vorm van de voorlopige maatregelen te wijzigen, om zo verdere prijsstijgingen voor melamine te beperken daar dit in het algemeen ernstige gevolgen voor de bedrijfsactiviteiten van de gebruikers zou hebben.

    (66)

    Enkele gebruikers voerden aan dat er in 2010 een melaminetekort op de markt ontstond en de producenten in de Unie niet in staat waren aan de Europese vraag te voldoen, en dat de instelling van voorlopige maatregelen dit tekort nog verergerde.

    (67)

    Een analyse van de beschikbare gegevens liet zien dat er inderdaad gedurende een bepaalde periode een tekort op de melaminemarkt was, maar dat dit niet werd veroorzaakt door de voorlopige rechten, maar te wijten was aan de mondiale marktontwikkeling.

    (68)

    Volgens sommige gebruikers slaagden de Europese producenten er niet in zoveel melamine te leveren dat zij hun productie konden voortzetten.

    (69)

    Uit een analyse van de beschikbare gegevens bleek dat er alleen op de spotmarkt sprake was van een tekort, maar dat contractueel overeengekomen hoeveelheden wel werden geleverd.

    (70)

    Bovendien hebben de producenten in de Unie en ook producenten in derde landen nieuwe productiecapaciteit ingeschakeld, waardoor een stabiel melamineaanbod in de Unie gewaarborgd is.

    (71)

    Een gebruiker voerde aan dat hij de bouw van een nieuwe fabriek had stopgezet omdat hij zich realiseerde dat hij als gevolg van de hoogte van de voorlopige maatregelen niet langer concurrerend zou zijn.

    (72)

    Sommige gebruikers beweerden dat als de voorlopige maatregelen zouden worden bevestigd, de downstreamproducten in de Unie niet langer concurrerend zouden zijn met dezelfde producten uit de VRC. Deze gebruikers willen hun productiefaciliteiten daarom sluiten dan wel naar buiten de Unie verplaatsen.

    (73)

    Een vereniging van gebruikers voerde aan dat bij de productie van houten panelen duizenden banen betrokken zijn, veel meer dan bij de melamineproducenten in de Unie. De instelling van definitieve maatregelen is volgens haar daarom niet in het belang van de Unie.

    (74)

    Geen van deze partijen leverde een overtuigend bewijs ter onderbouwing van hun argumenten en daarom worden de overwegingen 116 tot en met 121 van de voorlopige verordening bevestigd.

    3.4.    Conclusie inzake het belang van de Unie

    (75)

    Op grond van bovenstaande overwegingen luidt de conclusie dat er geen dwingende redenen zijn die tegen de instelling van definitieve antidumpingrechten op melamine van oorsprong uit de VRC pleiten.

    (76)

    Het lijkt evenwel in het belang van de Unie om de vorm van de voorlopige maatregelen te wijzigen teneinde mogelijke ernstige gevolgen voor de algemene bedrijfsbelangen te beperken voor gebruikers die sterk van het aanbod van melamine afhankelijk zijn.

    4.   Definitieve antidumpingmaatregelen

    4.1.    Schademarge

    (77)

    Aangezien geen onderbouwde opmerkingen werden ontvangen die de conclusie over de schademarge zouden kunnen veranderen, worden de overwegingen 123 tot en met 127 van de voorlopige verordening bevestigd.

    4.2.    Definitieve maatregelen

    (78)

    In het licht van bovenstaande overwegingen wordt besloten de vorm van de maatregelen in dier voege te wijzigen dat definitieve maatregelen worden ingesteld die voor de medewerkende producenten-exporteurs aan wie een individuele behandeling (IB) is toegekend, de vorm hebben van een minimuminvoerprijs (MIP), terwijl voor alle andere producenten-exporteurs een vast recht van 415 EUR/ton nettoproductgewicht geldt. De MIP voor de medewerkende producenten-exporteurs aan wie een IB is toegekend, bedraagt 1 153 EUR/ton nettoproductgewicht.

    (79)

    De MIP is gebaseerd op de in het referentieland vastgestelde normale waarde die aan de hand van de uitvoergegevens van de medewerkende Chinese exporteurs wordt verhoogd tot een cif-prijs, grens Unie, en vervolgens wordt uitgedrukt in EUR/ton nettoproductgewicht.

    (80)

    Voor invoer tegen cif-prijzen, grens Unie, die gelijk is aan of hoger is dan de MIP, is geen recht verschuldigd. Bij invoer tegen een lagere prijs is het verschil tussen de werkelijke prijs en de MIP verschuldigd.

    (81)

    Voor niet-medewerkende exporteurs en exporteurs aan wie geen IB is toegekend, geldt een residueel recht van 415 EUR/ton nettoproductgewicht (gebaseerd op het verschil tussen de geen schade veroorzakende prijs, die is vermeld in overweging 126 van de voorlopige verordening, en de transactie van een medewerkende exporteur die gedurende het OT de meeste schade veroorzaakte), ongeacht de invoerprijs.

    (82)

    Deze maatregelen zullen de producenten in de Unie in staat stellen te herstellen van de gevolgen van de schade veroorzakende dumping en ook moeten voorkomen dat er sprake zal zijn van overmatige prijsverhogingen die significante negatieve gevolgen voor de bedrijven van de gebruikers kunnen hebben.

    (83)

    De Commissie heeft alle partijen in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op basis waarvan zij voornemens was de instelling van definitieve antidumpingrechten aan te bevelen. Zij konden hierover binnen een bepaalde termijn na de mededeling opmerkingen maken. De bedrijfstak van de Unie bestreed vervolgens de beweringen van de gebruikers over het tekort aan het betrokken product en over de prijsontwikkeling op de markt van de Unie na het OT. Ten aanzien van het tekort voerde de bedrijfstak van de Unie aan dat het om een cyclische bedrijfstak ging en dat het betrokken product ook uit andere bronnen kon worden betrokken, zoals Trinidad en Qatar. Wat de prijsontwikkeling betreft, betwistte hij dat de prijzen ver voor de instelling van de voorlopige maatregelen waren gaan stijgen. Niet ontkend kan evenwel worden dat de prijzen sinds de instelling van de voorlopige maatregelen verder zijn gestegen en dat de invoer uit andere bronnen niet groot is. De door andere partijen gemaakte opmerkingen werden terdege overwogen, maar waren niet van dien aard dat de conclusies erdoor werden gewijzigd.

    (84)

    De individuele antidumpingrechten voor ondernemingen die in de verordening met naam worden genoemd, zijn uitsluitend van toepassing op de invoer van het betrokken product dat door deze ondernemingen en dus door de specifiek vermelde juridische entiteiten is vervaardigd. Deze rechten zijn niet van toepassing op het ingevoerde betrokken product dat is vervaardigd door andere, niet specifiek in artikel 1 met naam en adres genoemde ondernemingen, ook al gaat het hierbij om entiteiten die verbonden zijn met de specifiek genoemde ondernemingen; op die producten is het recht van toepassing dat geldt voor „alle andere ondernemingen”.

    (85)

    Verzoeken in verband met de toepassing van een individueel antidumpingrecht (bijvoorbeeld na een naamswijziging van de onderneming of na de oprichting van een nieuwe productie- of handelsmaatschappij) moeten onverwijld aan de Commissie (3) worden gericht en vergezeld gaan van alle relevante gegevens, met name over wijzigingen in de activiteiten van de onderneming die verband houden met de productie, de binnenlandse verkoop en de uitvoer die bijvoorbeeld tot die naamswijziging of de oprichting van een productie- of handelsmaatschappij hebben geleid. Indien het verzoek gerechtvaardigd is, zal deze verordening dienovereenkomstig worden gewijzigd door bijwerking van de lijst van ondernemingen waarvoor een individueel antidumpingrecht geldt.

    (86)

    Om het gevaar van ontwijking zoveel mogelijk te beperken, moeten in dit geval bijzondere maatregelen worden genomen om een goede toepassing van de antidumpingrechten te garanderen. Deze bijzondere maatregelen omvatten onder meer de overlegging aan de douaneautoriteiten van de lidstaten van een geldige handelsfactuur die voldoet aan de vereisten die zijn vermeld in de bijlage bij deze verordening. Voor producten die niet van een dergelijke factuur vergezeld gaan, geldt het residuele antidumpingrecht dat van toepassing is op alle andere exporteurs.

    (87)

    Indien het volume van de uitvoer door een van de ondernemingen die van de MIP profiteren, na de instelling van de maatregelen in kwestie aanzienlijk toeneemt, kan dit op zich worden beschouwd als een verandering in de structuur van het handelsverkeer als gevolg van de instelling van maatregelen in de zin van artikel 13, lid 1, van de basisverordening. In dergelijke omstandigheden kan, mits aan de voorwaarden is voldaan, een onderzoek naar ontwijking van de maatregelen worden geopend. Hierbij kan onder meer worden onderzocht of het nodig is de MIP in te trekken en in plaats daarvan een recht in te stellen.

    (88)

    Indien de marktomstandigheden na de instelling van de definitieve maatregelen aanzienlijk veranderen, kan de Commissie de vorm van de maatregelen op eigen initiatief opnieuw bekijken om te beoordelen of de maatregelen de beoogde resultaten opleveren doordat zij de vroeger vastgestelde schade opheffen, en of een wijziging van de vorm van de maatregelen gerechtvaardigd is.

    4.3.    Definitieve inning van de voorlopige antidumpingrechten

    (89)

    Gezien de hoogte van de vastgestelde dumpingmarges en de ernst van de schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden, wordt het noodzakelijk geacht de bedragen die als zekerheid zijn gesteld uit hoofde van het bij de voorlopige verordening ingestelde voorlopige antidumpingrecht, definitief te innen tot het bedrag van de ingestelde definitieve rechten. Wanneer het definitieve recht lager is dan het voorlopige recht, worden de voorlopige, als zekerheid gestelde bedragen die het bedrag van het definitieve recht overschrijden, vrijgegeven. Wanneer het definitieve recht hoger is dan het voorlopige recht, worden uitsluitend de bedragen die uit hoofde van het voorlopige recht als zekerheid werden gesteld, definitief geïnd,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1.   Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op melamine, momenteel ingedeeld onder GN-code 2933 61 00, van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

    2.   Het definitieve antidumpingrecht dat van toepassing is op het in lid 1 omschreven, door onderstaande ondernemingen vervaardigde product is als volgt:

    Onderneming

    Minimuminvoerprijs

    (EUR/t nettoproductgewicht)

    Recht

    (EUR/t nettoproductgewicht)

    Aanvullende Taric-code

    Sichuan Jade Elephant Melamine S&T Co., Ltd

    1 153

    A986

    Shandong Liaherd Chemical Industry Co., Ltd

    1 153

    A987

    Henan Junhua Development Company Ltd

    1 153

    A988

    Alle andere ondernemingen

    415

    A999

    Voor de specifiek genoemde producenten komt het definitieve antidumpingrecht voor de in lid 1 omschreven producten overeen met het verschil tussen de minimuminvoerprijs en nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, in alle gevallen waarin deze nettoprijs lager is dan de minimuminvoerprijs. Voor die producenten wordt geen recht geheven wanneer de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, gelijk is aan of hoger is dan die minimuminvoerprijs.

    De minimuminvoerprijs voor de in dit lid genoemde ondernemingen is uitsluitend van toepassing indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur, opgesteld conform de voorwaarden in de bijlage, wordt overgelegd. Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het recht toegepast dat voor alle andere ondernemingen geldt.

    3.   Voor de specifiek genoemde producenten geldt dat wanneer goederen zijn beschadigd voordat zij in het vrije verkeer worden gebracht en de werkelijk betaalde of te betalen prijs dientengevolge overeenkomstig artikel 145 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (4) voor het bepalen van de douanewaarde verhoudingsgewijs wordt verlaagd, wordt bovenbedoelde minimuminvoerprijs verlaagd met hetzelfde percentage als de verlaagde werkelijk betaalde of te betalen prijs. Het te betalen recht is dan gelijk aan het verschil tussen de verlaagde minimuminvoerprijs en de verlaagde nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring.

    Voor alle andere ondernemingen geldt dat wanneer goederen zijn beschadigd voordat zij in het vrije verkeer worden gebracht en de werkelijk betaalde of te betalen prijs derhalve overeenkomstig artikel 145 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 verhoudingsgewijs wordt verlaagd, wordt het op basis van lid 2 berekende antidumpingrecht met hetzelfde percentage verlaagd als de verlaagde werkelijk betaalde of te betalen prijs.

    4.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

    Artikel 2

    De bedragen die als zekerheid zijn gesteld voor de voorlopige antidumpingrechten die op grond van Verordening (EU) nr. 1035/2010 worden definitief geïnd. De bedragen die als zekerheid zijn gesteld en die het definitieve bedrag van het antidumpingrecht overschrijden, worden vrijgegeven. Wanneer het definitieve recht hoger is dan het voorlopige recht, worden uitsluitend de bedragen die uit hoofde van het voorlopige recht als zekerheid werden gesteld, definitief geïnd.

    Artikel 3

    Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 10 mei 2011.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    MARTONYI J.


    (1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

    (2)  PB L 298 van 16.11.2010, blz. 10.

    (3)  Europese Commissie, Directoraat-generaal Handel, Directoraat H, NERV-105, 1049 Brussel, BELGIË.

    (4)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1.


    BIJLAGE

    De in artikel 1, lid 2, bedoelde geldige handelsfactuur moet een verklaring, ondertekend door een daartoe bevoegde werknemer van de entiteit die de handelsfactuur uitschrijft, bevatten met de volgende gegevens:

    1.

    de naam en functie van de bevoegde werknemer van de entiteit die de handelsfactuur uitschrijft;

    2.

    de volgende verklaring:

    „Ondergetekende verklaart dat de [hoeveelheid] melamine die naar de Europese Unie is uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, vervaardigd is door [naam en adres van de onderneming] [aanvullende Taric-code] in de Volksrepubliek China. Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.

    Datum en handtekening”.


    Top