EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32011R0082

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 82/2011 van de Raad van 31 januari 2011 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op multiplex van okouméhout van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 en tot beëindiging van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek overeenkomstig artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1225/2009

PB L 28 van 2.2.2011, p. 1–13 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 06/04/2017

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2011/82/oj

2.2.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 28/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 82/2011 VAN DE RAAD

van 31 januari 2011

tot instelling van een definitief antidumpingrecht op multiplex van okouméhout van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 en tot beëindiging van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek overeenkomstig artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1225/2009

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name artikel 9, lid 4, en artikel 11, leden 2, 3, 5 en 6,

Gezien het voorstel van de Commissie, ingediend na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

1.   Geldende maatregelen

(1)

Na een antidumpingonderzoek („het oorspronkelijke onderzoek”) heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 1942/2004 (2) een definitief antidumpingrecht ingesteld op de invoer van multiplex van okouméhout van oorsprong uit de Volksrepubliek China (VRC). De vastgestelde rechten bedroegen 6,5 % tot 23,5 % voor vier producenten en 66,7 % voor alle andere producenten.

2.   Verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen en om een ambtshalve opening van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek

(2)

Na de bekendmaking van het bericht (3) dat de geldende antidumpingmaatregelen ten aanzien van okoumémultiplex van oorsprong uit de VRC binnenkort zouden vervallen, heeft de Commissie een verzoek ontvangen voor de opening van een nieuw onderzoek overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening.

(3)

Het verzoek werd ingediend door de European Federation of the Plywood Industry (FEIC) („de indiener van het verzoek”) namens producenten in de Unie die samen een groot deel, in dit geval meer dan 50 %, van de totale productie van okoumémultiplex in de Unie voor hun rekening nemen. Het verzoek werd ingediend omdat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk leidt tot voortzetting of herhaling van dumping en herhaling van schade voor de bedrijfstak van de Unie.

(4)

Bovendien werd in een Franse gerechtelijke procedure betreffende concurrentiebeperkend gedrag van een aantal Franse producenten van okoumémultiplex overwogen dat niet kon worden uitgesloten dat dit de schadebeoordeling in het oorspronkelijke onderzoek kon hebben vertekend. Daarom werd het passend geacht ambtshalve tegelijkertijd een tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening te openen om de situatie met betrekking tot de schade van de bedrijfstak van de Unie opnieuw te bekijken, in het bijzonder in vergelijking met de situatie tijdens het onderzoektijdvak van het oorspronkelijke onderzoek.

(5)

Nadat de Commissie, na raadpleging van het Raadgevend Comité, had vastgesteld dat er voldoende bewijs was om overeenkomstig artikel 11, lid 2, respectievelijk lid 3, van de basisverordening een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen en een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek dat beperkt is tot het onderzoek van de schade te openen, heeft zij een bericht van opening van deze nieuwe onderzoeken in het Publicatieblad van de Europese Unie gepubliceerd (4) („bericht van opening”).

3.   Onderzoek

3.1.   Onderzoektijdvak

(6)

Het onderzoek naar de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping had betrekking op de periode van 1 oktober 2008 tot en met 30 september 2009 („het tijdvak van het nieuwe onderzoek” of „TNO”).

(7)

Het onderzoek van de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van de voortzetting of herhaling van de schade had betrekking op de periode van 1 januari 2006 tot het einde van het TNO („de beoordelingsperiode”).

3.2.   Bij dit onderzoek betrokken partijen

(8)

De Commissie heeft de haar bekende producenten in de Unie, de producenten-exporteurs in de VRC, de haar bekende gebruikers en importeurs alsook de autoriteiten in de VRC in kennis gesteld van de opening van de nieuwe onderzoeken.

(9)

Belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van opening vermelde termijnen hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord. Alle belanghebbenden die daar met opgave van redenen om hadden verzocht, werden gehoord.

4.   Steekproeven

(10)

Wegens het kennelijk grote aantal producenten en importeurs in de Unie en producenten-exporteurs in de VRC werd het overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening passend geacht na te gaan of gebruik moest worden gemaakt van een steekproef. Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en zo ja, deze samen te stellen, heeft zij bovengenoemde partijen verzocht zich binnen 15 dagen na de opening van het nieuwe onderzoek bij haar te melden en haar de in het bericht van opening gevraagde gegevens te verstrekken.

(11)

Slechts één Chinese producent-exporteur heeft zich kenbaar gemaakt en verschafte de gevraagde informatie binnen de vastgestelde termijn. Daarom werd besloten dat een steekproef niet noodzakelijk was voor producenten-exporteurs in de VRC. De enige medewerkende Chinese producent-exporteur kreeg een vragenlijst toegestuurd, maar beëindigde vervolgens zijn medewerking en heeft nooit een ingevulde vragenlijst ingezonden. Daarom werden, zoals in overweging 20 wordt uiteengezet, overeenkomstig artikel 18, lid 1, van de basisverordening, de bevindingen gebaseerd op de beschikbare gegevens.

(12)

Tien producenten in de Unie verstrekten de gevraagde gegevens binnen de vastgestelde termijn en stemden ermee in om in de steekproef te worden opgenomen. Op basis van de gegevens die zij van de medewerkende producenten in de Unie had ontvangen, heeft de Commissie vijf van hen, die samen ongeveer 40 % van de verkopen van alle producenten in de Unie aan niet-verbonden afnemers in de Unie tijdens het TNO en ongeveer 35 % van de productie van alle producenten in de Unie tijdens het TNO vertegenwoordigden. De steekproef was samengesteld op basis van de grootste representatieve omvang van de verkoop die redelijkerwijze kon worden onderzocht binnen de beschikbare tijd en rekening houdend met de geografische verspreiding van de producenten in de Unie.

(13)

De Commissie heeft de vijf in de steekproef opgenomen ondernemingen in de Unie een vragenlijst toegezonden. Twee van de in de steekproef opgenomen ondernemingen beëindigden hun medewerking na de fase waarin de steekproeven werden genomen. Aangezien de drie ondernemingen die ingevulde vragenlijsten indienden nog altijd ongeveer 30 % van de verkopen door alle producenten in de Unie aan niet-verbonden afnemers in de Unie tijdens het TNO vertegenwoordigden, werd de steekproef nog representatief geacht.

(14)

Ook stuurde de Commissie een beknopte vragenlijst aan de vijf producenten die niet in de steekproef waren opgenomen, de twee die hun medewerking hadden beëindigd en twee andere bekende producenten om informatie te verkrijgen over economische indicatoren die een groter aantal producenten in de Unie betroffen. Zeven producenten hebben deze beknopte vragenlijst ingevuld teruggestuurd.

5.   Controle van ontvangen informatie

(15)

De Commissie verzamelde en controleerde alle gegevens die zij nodig achtte om vast te stellen of voortzetting en herhaling van dumping en schade waarschijnlijk waren en om het belang van de Unie te beoordelen. Bij de volgende ondernemingen werd een controle ter plaatse verricht:

5.1.

Producenten in de Unie

GARNICA PLYWOOD SA (Spanje);

JEAN THÉBAULT SAS (Frankrijk);

JOUBERT ST JEAN D’ANGÉLY SAS (Frankrijk).

5.2.

Producent in het referentieland

EKOL KONTRPLAK, Tasköprü (Turkije).

B.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

1.   Betrokken product

(16)

Het betrokken product is hetzelfde als in het oorspronkelijke onderzoek en wordt als volgt gedefinieerd: multiplex uitsluitend bestaande uit lagen van hout, waarvan elke laag niet meer dan 6 mm dik is en waarvan ten minste één buitenlaag van okouméhout is die niet met een permanente folie van ander materiaal is bedekt, van oorsprong uit de VRC, momenteel ingedeeld in GN-code ex 4412 31 10 (voorheen ex 4412 13 10). Het betrokken product wordt voor talrijke doeleinden gebruikt. Het wordt gebruikt in de bouw voor buitentimmerwerk, bekledingsplaten, bekistingsplaten, buitenkelders en balustrades alsmede voor oeverbeschoeiing. Het wordt ook gebruikt voor meer decoratieve doeleinden, onder meer in voertuigen (bijv. auto’s, bussen, caravans, kampeerwagens) en vaartuigen (jachten), in de meubelindustrie en bij de vervaardiging van deuren.

(17)

Er zijn twee hoofdtypen okoumémultiplex, namelijk multiplex dat uitsluitend van okoumé is vervaardigd („okoumé door-en-door”) en multiplex waarvan minstens één van de buitenzijden van okoumé en de rest van ander hout is vervaardigd („okoumé dekfineer voorzijde”). Beide hoofdtypen okoumémultiplex zien er aan de buitenzijde hetzelfde uit. Ondanks verschillen in mechanische eigenschappen hebben deze soorten dezelfde fysische basiskenmerken en worden zij in principe voor dezelfde doeleinden gebruikt.

2.   Soortgelijk product

(18)

Zoals in het oorspronkelijke onderzoek is gebleken en in het huidige onderzoek is bevestigd, hebben enerzijds het okoumémultiplex dat in de VRC wordt vervaardigd en op de binnenlandse markt wordt verkocht, en anderzijds het product dat in de Unie door de bedrijfstak van de Unie wordt geproduceerd en verkocht, dezelfde fysische en technische basiskenmerken en worden zij voor dezelfde doeleinden aangewend. Deze producten worden dan ook beschouwd als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

C.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING OF HERHALING VAN DUMPING

(19)

Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening werd onderzocht of het waarschijnlijk is dat het vervallen van de geldende maatregelen tegen de VRC tot voortzetting of herhaling van dumping zal leiden.

(20)

Zoals in overweging 11 wordt aangegeven, moest het onderzoek naar de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping, overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening en bij gebrek aan medewerking van de Chinese producenten-exporteurs, worden gebaseerd op informatie uit andere bronnen die de Commissie ter beschikking stonden. Aangezien er geen gedetailleerde informatie beschikbaar was over de precieze producttypen die vanuit de VRC naar de Unie worden uitgevoerd, moest de vergelijking van de normale waarde en de uitvoerprijzen worden beperkt tot de twee in overweging 17 genoemde hoofdtypen okoumémultiplex.

(21)

Daarom werd het onderzoek voornamelijk gebaseerd op de handelsstatistieken van Eurostat. Bovendien had één Chinese producent-exporteur tot juni 2009 de periodieke toezichtverslagen ingediend die waren voorgeschreven in overweging 61 van Verordening (EG) nr. 1942/2004. Daarom kon de informatie uit deze verslagen tot op zekere hoogte worden gebruikt voor het onderzoek naar de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping.

1.   Normale waarde

1.1.   Referentieland

(22)

Volgens artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening moet de normale waarde voor producenten-exporteurs in landen met een overgangseconomie aan wie geen behandeling als marktgerichte onderneming wordt toegestaan, worden vastgesteld aan de hand van de prijs of de berekende waarde in een land met een markteconomie („referentieland”).

(23)

In het bericht van opening werd Turkije, dat reeds in het oorspronkelijke onderzoek als referentieland was gebruikt, genoemd als geschikt referentieland om in het huidige nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen de normale waarde voor de VRC vast te stellen. Hoewel zij daarom werden gevraagd, heeft geen van de belanghebbenden opmerkingen gemaakt over de keuze van Turkije. Daarom werd op grond van de beschikbare gegevens op het ogenblik van de keuze geconcludeerd dat Turkije het geschiktste referentieland was.

1.2.   Vaststelling van de normale waarde

(24)

Eén Turkse producent verleende medewerking en beantwoordde de vragenlijst. Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening werd de normale waarde berekend aan de hand van de ter plaatse gecontroleerde gegevens van die medewerkende Turkse producent, zoals hieronder uiteengezet.

(25)

De normale waarde werd vastgesteld voor beide hoofdtypen van het product zoals omschreven in overweging 17. Voor één hoofdtype werd de normale waarde gebaseerd op de prijzen die bij verkoop op de binnenlandse markt van Turkije worden betaald of moeten worden betaald, aangezien werd vastgesteld dat deze verkopen in representatieve hoeveelheden en in het kader van normale handelstransacties plaatsvonden. Voor het andere hoofdtype, dat door de Turkse producent werd vervaardigd maar niet op de binnenlandse markt werd verkocht, werd overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de basisverordening een door berekening vastgestelde normale waarde gebruikt.

(26)

Om de normale waarde door berekening vast te stellen overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de basisverordening werden de verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten („VAA-kosten”) en de gewogen gemiddelde winst bij de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product in het kader van normale handelstransacties opgeteld bij de gemiddelde fabricagekosten van deze exporteurs tijdens het TNO.

2.   Uitvoerprijs

(27)

Zoals hierboven al is gezegd, werd de uitvoerprijs, bij gebrek aan medewerking van de Chinese producenten-exporteurs, overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening berekend aan de hand van beschikbare handelsstatistieken van Eurostat. Aangezien Eurostat geen informatie per producttype van okoumémultiplex heeft, zijn deze cijfers, om exportprijzen voor elk van de twee hoofdtypen van okoumémultiplex vast te stellen, gecorrigeerd op basis van het procentuele prijsverschil tussen „okoumé door-en-door” en „okoumé dekfineer voorzijde”, zoals geconstateerd bij de Turkse medewerkende producent. Het aldus verkregen prijsverschil werd vervolgens toegepast op de gewogen gemiddelde Eurostatprijzen.

(28)

Wat de volumes betreft, zijn op basis van de totale volumes van Eurostat, de Chinese exportvolumes voor elk van de twee hoofdtypen okoumémultiplex berekend op basis van de verhouding tussen „okoumé door-en-door” en „okoumé dekfineer voorzijde” die is geconstateerd in de in overweging 21 genoemde toezichtverslagen voor de periode die samenviel met het TNO.

3.   Vergelijking

(29)

Om een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs te kunnen maken, werden overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening correcties toegepast om rekening te houden met verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid ervan. Op basis hiervan werden in voorkomend geval correcties toegepast voor de kosten van vervoer, zeevracht, verzekering, lading, overlading, lossing en aanverwante kosten, waar die gerechtvaardigd waren. Omdat de Chinese producenten-exporteurs geen medewerking verleenden, is de hoogte van deze correctie vastgesteld op basis van de beschikbare gegevens.

4.   Dumpingmarge

(30)

De vastgestelde dumpingmarge bedraagt 34,2 % van de cif-prijs, franco grens Unie, vóór inklaring.

5.   Ontwikkeling van de invoer indien de maatregelen worden ingetrokken

5.1.   Opmerkingen vooraf

(31)

Uitgaande van het onderzoek waaruit bleek dat er in het TNO sprake was van dumping, werd ook de waarschijnlijkheid van voortzetting van de dumping onderzocht. Bij gebrek aan medewerking van de Chinese producenten-exporteurs zijn de onderstaande conclusies over volume van de invoer en reservecapaciteit overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening gebaseerd op de beschikbare feiten, met name handelsstatistieken en opmerkingen van belanghebbenden.

5.2.   Volume van de invoer

(32)

Volgens de Eurostathandelsstatistieken is de werkelijke invoer van okoumémultiplex vanuit de VRC in de Unie sinds het oorspronkelijke OT aanzienlijk gedaald, maar wisten de Chinese producenten een positie op de markt van de Unie te behouden, met een marktaandeel van 4,7 % tijdens het TNO.

5.3.   Productiecapaciteit, reservecapaciteit

(33)

Bij gebrek aan medewerking van de Chinese producenten-exporteurs van okoumémultiplex is de situatie van de Chinese multiplexbranche in haar geheel (producenten van multiplex van alle houtsoorten) onderzocht. Zoals vermeld in overweging 89 van Verordening (EG) nr. 988/2004 van de Commissie (5) waarmee voorlopige antidumpingrechten werden ingesteld naar aanleiding van het oorspronkelijke onderzoek, kunnen producenten met een en dezelfde installatie multiplex van verschillende houtsoorten vervaardigen, en doen zij dit ook. De indiener van het verzoek maakte een berekening van het in de VRC geproduceerde volume van okoumémultiplex, gebaseerd op het aantal stammen van okouméhout op de Chinese markt, dat werd geschat op ongeveer 900 000 m3 tijdens het TNO. Volgens een schatting van de indiener van het verzoek wordt ongeveer 85 %, ofwel 765 000 m3, gebruikt voor de productie van multiplex. De werkelijke productie van okoumémultiplex is moeilijk in te schatten, evenals de productmix, die van grote invloed is op de mogelijk geproduceerde hoeveelheden, en die bij gebrek aan medewerking van de Chinese producenten-exporteurs onbekend is. Uit een schatting van de productiecapaciteit op basis van de stammen van okouméhout blijkt echter duidelijk dat de productiecapaciteit in de VRC bij elke mogelijke productmix ruimschoots boven de op de markt van de Unie verbruikte hoeveelheden ligt (291 000 m3 tijdens het TNO, zie overweging 41).

(34)

Bovendien is zowel bij het huidige nieuwe onderzoek als bij het oorspronkelijke onderzoek gebleken dat ondernemingen met een en dezelfde installatie multiplex van verschillende houtsoorten vervaardigen. Daarom is te verwachten dat Chinese producenten die zich momenteel toeleggen op de productie van andere, minder lucratieve typen multiplex, bij het uitblijven van maatregelen overschakelen op de productie van okoumémultiplex. Volgens Chinese uitvoerstatistieken bedroeg de Chinese uitvoer van multiplex tijdens het TNO meer dan 5 miljoen m3. Dit is 17 maal de markt van okoumémultiplex in de Unie. Daarom is er slechts een kleine verschuiving in de productmix nodig om de volumes van okoumémultiplex voor de uitvoer aanzienlijk te vergroten.

5.4.   Omvang en prijzen van de invoer uit de VRC in de Unie en andere derde landen

(35)

In 2009 was volgens de Chinese uitvoergegevens slechts een klein deel (ongeveer 5 %) van de Chinese uitvoer van multiplex van tropische houtsoorten bestemd voor de Unie. De prijzen van de verkoop aan de Unie waren in vergelijking met de prijzen op andere markten relatief hoog. Daarom is aannemelijk dat bij intrekking van de maatregelen een groter aandeel van de Chinese uitvoer van okoumémultiplex naar de Unie zou gaan.

5.5.   Conclusie betreffende de waarschijnlijkheid van voortzetting van dumping

(36)

Uit het onderzoek is gebleken dat het betrokken product nog steeds tegen dumpingprijzen op de markt van de Unie wordt verkocht en dat de hoeveelheden niet insignificant zijn. Bovendien blijkt uit de beschikbare informatie dat de productievolumes in de VRC zeer hoog zijn en dat het aandeel van de uitvoer naar de Unie momenteel beperkt is als gevolg van de geldende maatregelen. In dit verband is te verwachten dat okoumémultiplex dat momenteel tegen lagere prijzen naar andere landen wordt uitgevoerd, op de markt van de Unie wordt afgezet indien de maatregelen worden ingetrokken. Bovendien zullen de Chinese multiplexfabrikanten de productie van okoumémultiplex opvoeren indien de maatregelen vervallen, aangezien de markt van okoumémultiplex in de Unie relatief lucratief is.

(37)

Gezien deze bevindingen luidt de conclusie daarom dat de dumping waarschijnlijk zal worden voortgezet als de antidumpingmaatregelen mochten komen te vervallen.

D.   DEFINITIE VAN DE BEDRIJFSTAK VAN DE UNIE

(38)

Het is bekend dat het soortgelijke product in de Unie wordt vervaardigd door zestien producenten in Cyprus, Frankrijk, Griekenland, Italië, Portugal en Spanje. De totale productie in de Unie wordt geschat op 235 000 m3. De producenten in de Unie die de totale productie in de Unie vertegenwoordigen, vormen de bedrijfstak van de Unie in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening. Tijdens de beoordelingsperiode in het oorspronkelijke onderzoek bestond de markt van de Unie uit de lidstaten van de EU-15. Aangezien echter de productie van okoumémultiplex in de twaalf nieuwe lidstaten niet significant is, is het zinvol om het huidige en het oorspronkelijke onderzoek te vergelijken.

(39)

Zoals reeds in overweging 10 werd vermeld, is er een steekproef van drie producenten, die samen ongeveer 30 % van de verkoop in de Unie door alle producenten in die Unie aan niet-verbonden klanten tijdens het TNO en ongeveer 26 % van de productie door alle producenten in de Unie tijdens het TNO vertegenwoordigden, uitvoerig onderzocht. De steekproef bestond uit de volgende ondernemingen:

GARNICA PLYWOOD SA (Spanje);

JEAN THÉBAULT SAS (Frankrijk);

JOUBERT ST JEAN D’ANGÉLY SAS (Frankrijk).

E.   SITUATIE OP DE MARKT VAN DE UNIE

1.   Verbruik in de Unie

(40)

Het verbruik van okoumémultiplex in de Unie werd vastgesteld op basis van de omvang van de verkoop van de bedrijfstak van de Unie en van andere producenten in de Unie op de markt van de Unie en de van Eurostat verkregen gegevens over de in de Unie ingevoerde hoeveelheden.

(41)

In totaal is het verbruik in de Unie tussen het OT in het oorspronkelijke onderzoek en het TNO van het huidige nieuwe onderzoek afgenomen met 35 %. Het verbruik in de Unie daalde tijdens de beoordelingsperiode van het huidige nieuwe onderzoek met 22 %. De belangrijkste verklaring hiervoor is dat okoumémultiplex in zekere mate is vervangen door andere tropische houtsoorten zoals red canarium, bankirai of meranti. In 2008 en tijdens het TNO hebben de economische crisis en de daarmee samenhangende afname van bepaalde industriële activiteiten bijgedragen aan de daling in de vraag naar okoumémultiplex in de Unie.

 

2006

2007

2008

TNO

Totaal verbruik in de Unie (m3)

375 105

382 976

339 914

291 421

Index (2006 = 100)

100

102

91

78

Bron: gegevens in het verzoek om een nieuw onderzoek, antwoorden op de vragenlijst en Eurostat

2.   Omvang, marktaandeel en prijzen van de invoer uit de VRC

(42)

De werkelijke invoer van het betrokken product in de Unie daalde van 83 606 m3 tijdens het oorspronkelijke OT tot 23 531 m3 in 2006. Nadien is de invoer tussen 2006 en 2008 gestegen met meer dan 20 % en tussen 2008 en het einde van het TNO sterk gedaald tot 54 % van het niveau van 2006.

Invoer (m3)

2006

2007

2008

TNO

VRC

23 531

37 023

28 493

12 620

Index (2006 = 100)

100

157

121

54

Bron: Eurostat

(43)

Het marktaandeel steeg tussen 2006 en 2007 met 3,4 procentpunten. Tussen 2007 en 2008 nam het marktaandeel af met 1,3 procentpunten en het daalde verder met 4,1 procentpunten tussen 2008 en het einde van het TNO. In totaal daalde het marktaandeel van de invoer uit de VRC in de Unie in de beoordelingsperiode met 2 procentpunten.

Marktaandeel

2006

2007

2008

TNO

VRC

6,3 %

9,7 %

8,4 %

4,3 %

Bron: gegevens in het verzoek om een nieuw onderzoek, antwoorden op de vragenlijst en Eurostat

(44)

De gemiddelde prijs van het uit de VRC ingevoerde betrokken product steeg tussen 2006 en het einde van het TNO met 32 %. Meer specifiek steeg de prijs met 22 % tussen 2006 en 2007, vervolgens met 3 procentpunten tussen 2007 en 2008, en met nog eens 7 procentpunten tussen 2008 en het einde van het TNO.

Invoer (EUR/m3)

2006

2007

2008

TNO

VRC

485

590

608

642

Index (2006 = 100)

100

122

125

132

Bron: Eurostat

3.   Prijsonderbieding

(45)

Om de prijsonderbieding te onderzoeken, werd de gewogen gemiddelde verkoopprijs per producttype van de in de steekproef opgenomen bedrijven van de Unie bij verkoop aan niet-verbonden afnemers op de markt van de Unie vergeleken met de hiermee overeenstemmende gewogen gemiddelde prijs van het ingevoerde product. De vergelijking werd gemaakt na aftrek van kortingen en rabatten.

(46)

Op basis hiervan werd vastgesteld dat de Chinese invoerprijzen de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie tijdens het TNO onderboden met gemiddeld 10 %.

(47)

In het oorspronkelijke onderzoek is een correctie toegepast voor het kwaliteitsverschil tussen het betrokken product dat uit de VRC wordt ingevoerd en het soortgelijke product dat door de bedrijfstak van de Unie wordt verkocht. In het huidige onderzoek is de codificatie van producttypen in de vragenlijsten zodanig aangepast dat hiermee rekening wordt gehouden. Aangezien in het huidige onderzoek rekening werd gehouden met het kwaliteitsverschil en omdat er geen gegevens van Chinese producenten-exporteurs over latere bijkomende kwaliteitsverschillen werden ontvangen, werd de correctie die bij het oorspronkelijke onderzoek werd toegepast, in het huidige onderzoek dan ook achterwege gelaten. Gedurende het OT voor het oorspronkelijke onderzoek werden de uit de VRC ingevoerde betrokken producten in de Unie verkocht tegen prijzen die de prijzen van de bedrijfstak van de Unie met 11 % tot 52 % onderboden.

4.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie

(48)

Alle in artikel 3, lid 5, van de basisverordening genoemde schade-indicatoren zijn onderzocht. Indicatoren van productievolume, productiecapaciteit, bezettingsgraad, werkgelegenheid, omvang van de verkoop, verkoopprijzen, productiviteit en marktaandeel zijn onderzocht op basis van verzamelde gegevens over de hele bedrijfstak van de Unie. Wat de andere schade-indicatoren betreft, is het onderzoek gebaseerd op de informatie die is ingediend door de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, die ter plaatse is geverifieerd bij alle ondernemingen.

a)   Productie

(49)

Het productievolume van de bedrijfstak van de Unie steeg met 31 % tussen 2006 en 2007, en daalde met 2 procentpunten tussen 2007 en 2008, en met nog eens 13 procentpunten tussen 2008 en het einde van het TNO. Ondanks de stijging van het productievolume met 16 % tussen 2006 en het einde van het TNO blijft het productievolume van de bedrijfstak van de Unie onder de hoeveelheden die bij het oorspronkelijke onderzoek naar voren kwamen, namelijk 283 265 m3 in 2002 en 267 591 m3 in het oorspronkelijke OT.

 

2006

2007

2008

TNO

Productie (m3)

203 604

267 155

263 080

235 182

Index (2006 = 100)

100

131

129

116

Bron: gegevens in het verzoek om een nieuw onderzoek en antwoorden op de vragenlijst

b)   Productiecapaciteit en bezettingsgraad

(50)

De productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Unie steeg met 33 % tussen 2006 en 2007 en vervolgens met 12 procentpunten tussen 2007 en 2008. Tussen 2008 en het einde van het TNO bleef de productiecapaciteit op hetzelfde niveau. In totaal is de productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode met 45 % gestegen. De bezettingsgraad bedroeg 51 % in 2006 en daalde verder tot 41 % tijdens het TNO.

 

2006

2007

2008

TNO

Productiecapaciteit (m3)

399 016

532 415

578 484

577 205

Index (2006 = 100)

100

133

145

145

Bezettingsgraad

51 %

50 %

45 %

41 %

Index (2006 = 100)

100

98

89

80

Bron: gegevens in het verzoek om een nieuw onderzoek en antwoorden op de vragenlijst

c)   Werkgelegenheid

(51)

De werkgelegenheid in de bedrijfstak van de Unie is tussen 2006 en het einde van het TNO met 11 % toegenomen. Meer in het bijzonder is het aantal werknemers gestegen met 21 % tussen 2006 en 2007, en bleef het in 2008 dicht bij dat niveau. Tussen 2008 en het einde van het TNO is het aantal werknemers gedaald met 9 procentpunten. Als gevolg van sluitingen en herstructurering van ondernemingen heeft de werkgelegenheid tijdens de beoordelingsperiode nooit de hoogte bereikt die tijdens het oorspronkelijke onderzoek werd vastgesteld.

 

2006

2007

2008

TNO

Werkgelegenheid(aantal personen)

883

1 064

1 060

983

Index (2006 = 100)

100

121

120

111

Bron: gegevens in het verzoek om een nieuw onderzoek en antwoorden op de vragenlijst

d)   Omvang van de verkoop

(52)

Tijdens de beoordelingsperiode is de verkoop van de producenten in de Unie aan niet-verbonden afnemers in de Unie gedaald met 16 %. Tussen 2006 en 2007 is de verkoop stabiel gebleven, en in 2008 en tijdens het TNO gedaald. Tijdens de beoordelingsperiode waren de verkoopvolumes in dezelfde orde van grootte als in de beoordelingsperiode in het oorspronkelijke onderzoek.

 

2006

2007

2008

TNO

Omvang van de verkoop in de Unie (m3)

277 739

272 341

242 728

233 333

Index (2006 = 100)

100

98

87

84

Bron: gegevens in het verzoek om een nieuw onderzoek en antwoorden op de vragenlijst

e)   Verkoopprijzen

(53)

Tussen 2006 en 2007 steeg de gemiddelde prijs van de verkoop van de bedrijfstak van de Unie aan niet-verbonden afnemers met 13 % en tussen 2007 en 2008 met nog eens 5 procentpunten. Tijdens het TNO daalden de prijzen weer tot het niveau van 2007. In totaal zijn de verkoopprijzen in de Unie tijdens de beoordelingsperiode gestegen met 13 %.

 

2006

2007

2008

TNO

Eenheidsprijs op de markt van de Unie (EUR/m3)

786

885

930

887

Index (2006 = 100)

100

113

118

113

Bron: gegevens in het verzoek om een nieuw onderzoek en antwoorden op de vragenlijst

f)   Productiviteit

(54)

De productiviteit van de producenten in de Unie, in jaarlijkse productie (in kubieke meters) per werknemer, steeg in de beoordelingsperiode met 4 %. Dat betekent dat de productie sneller is gestegen dan de werkgelegenheid en dit wijst erop dat de producenten in de Unie efficiënter zijn geworden.

 

2006

2007

2008

TNO

Productiviteit (m3 per werknemer)

231

251

248

239

Index (2006 = 100)

100

109

108

104

Bron: gegevens in het verzoek om een nieuw onderzoek en antwoorden op de vragenlijst

g)   Marktaandeel

(55)

Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie steeg in de beoordelingsperiode met bijna 6 procentpunten. Meer specifiek daalde het met 3 procentpunten tussen 2006 en 2007 en bleef het redelijk stabiel tussen 2007 en 2008. Tussen 2008 tot het eind van het TNO nam het toe met 8,6 procentpunten tot 80,2 %. De toename van het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode is het gevolg van een afname van de verkoop in de Unie in combinatie met een sterkere afname van het verbruik in de Unie.

 

2006

2007

2008

TNO

Marktaandeel producenten in de Unie (%)

74,3 %

71,3 %

71,6 %

80,2 %

Bron: gegevens in het verzoek om een nieuw onderzoek, antwoorden op de vragenlijst en Eurostat

h)   Hoogte van de dumpingmarge en herstel van dumping in het verleden

(56)

Tijdens het TNO was er ondanks de geldende maatregelen nog steeds sprake van aanmerkelijke dumping, ook al was de marge lager dan bij het oorspronkelijke onderzoek. Gezien de omvang van de invoer met dumping en de prijs van deze producten zijn de gevolgen van de dumpingmarge, die aanzienlijk is, niet te verwaarlozen. Hoewel er enig herstel van de eerdere dumping kon worden vastgesteld, blijft de bedrijfstak van de Unie kwetsbaar voor schadelijke gevolgen van invoer met dumping op de markt van de Unie.

(57)

Wat de algemene situatie van de bedrijfstak van de Unie betreft, is gebleken dat verscheidene producenten zijn gesloten sinds het oorspronkelijke onderzoek. Volgens de beschikbare informatie is de producent die tijdens het oorspronkelijke OT de grootste was, in 2008 failliet gegaan en heeft hij de productie eerst verlaagd en vervolgens volledig stopgezet. Twee andere producenten in de Unie die in de steekproef van het oorspronkelijke onderzoek waren opgenomen, zijn respectievelijk in 2005 en 2006 gesloten. Begin 2009 heeft nog een Franse producent zijn activiteiten gestaakt. Bovendien heeft een Griekse producent zijn productie wezenlijk verlaagd. Hoewel deze ontwikkelingen wellicht hebben geleid tot een hoger marktaandeel van de resterende producenten in de Unie, wijzen zij erop dat de bedrijfstak van de Unie in zijn geheel nog zwak en kwetsbaar is.

a)   Voorraden

(58)

De eindvoorraden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie zijn in de loop van de beoordelingsperiode bijna vervijfvoudigd. In vergelijking met de beoordelingsperiode tijdens het oorspronkelijke onderzoek, toen okoumémultiplex voornamelijk op bestelling werd geproduceerd, blijken de voorraden te zijn toegenomen tijdens de beoordelingsperiode. Dit is vooral het geval in 2008 en het TNO, als gevolg van een daling in de verkochte hoeveelheden.

Steekproef

2006

2007

2008

TNO

Eindvoorraad (m3)

1 419

3 954

6 805

6 589

Index (2006 = 100)

100

279

480

464

Bron: antwoorden op de vragenlijst

b)   Lonen

(59)

De jaarlijkse arbeidskosten van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie zijn in de beoordelingsperiode gestegen met 26 %. Meer specifiek zijn de jaarlijkse arbeidskosten tussen 2006 en 2007 gestegen met 29 %. Vervolgens daalden zij tussen 2007 en 2008 met 3 procentpunten. Tussen 2008 en het einde van het TNO bleven zij stabiel.

Steekproef

2006

2007

2008

TNO

Jaarlijkse arbeidskosten (EUR)

6 429 123

8 262 078

8 125 944

8 100 326

Index (2006 = 100)

100

129

126

126

Bron: antwoorden op de vragenlijst

c)   Winstgevendheid en rendement van investeringen

(60)

De winst van de producenten in de Unie bedroeg 4,3 % in 2006 en steeg naar respectievelijk 9,8 % en 8,3 % in 2007 en 2008, en daalde vervolgens naar 5,9 % tijdens het TNO. Het rendement van investeringen, uitgedrukt als de winst in procenten van de nettoboekwaarde van de investeringen, daalde in de beoordelingsperiode met 51 %, namelijk van 12,5 % in 2006 tot 6,2 % in het TNO.

Steekproef

2006

2007

2008

TNO

Winstgevendheid bedrijfstak van de Unie (% van nettoverkoop)

4,3 %

9,8 %

8,3 %

5,9 %

Index (2006 = 100)

100

230

193

137

Rendement van investeringen (winst in % van de nettoboekwaarde van de investeringen)

12,5 %

13,6 %

12,1 %

6,2 %

Index (2006 = 100)

100

109

97

49

Bron: antwoorden op de vragenlijst

d)   Kasstroom en vermogen om kapitaal aan te trekken

(61)

De nettokasstroom uit bedrijfsactiviteiten van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie is in de beoordelingsperiode toegenomen met 32 %. Er waren geen aanwijzingen dat de bedrijfstak van de Unie problemen had met het aantrekken van kapitaal.

Steekproef

2006

2007

2008

TNO

Kasstroom (EUR)

10 507 019

11 414 266

15 892 091

13 853 776

Index (2006 = 100)

100

109

151

132

Bron: antwoorden op de vragenlijst

e)   Investeringen

(62)

De jaarlijkse investeringen van de in de steekproef opgenomen producenten in de productie van het soortgelijke product namen tussen 2006 en 2007 toe met 10 %, met 100 procentpunten tussen 2007 en 2008 en met nog eens 16 procentpunten tussen 2008 en het einde van het TNO. In de totale beoordelingsperiode stegen de investeringen met 126 %.

Steekproef

2006

2007

2008

TNO

Netto-investeringen (EUR)

3 588 258

3 959 491

7 520 975

8 108 166

Index (2006 = 100)

100

110

210

226

Bron: antwoorden op de vragenlijst

5.   Conclusie over de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie

(63)

Uit het onderzoek van de macro-economische en micro-economische gegevens blijkt dat de bedrijfstak van de Unie zich in een relatief stabiele positie bevindt. Meer in het bijzonder is de winst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hersteld van –8,9 % (het niveau dat bij het oorspronkelijke onderzoek voor die producenten werd vastgesteld), en de gemiddelde winst bedroeg tijdens de hele beoordelingsperiode tussen 4,3 % en 9,8 %. Dankzij de geldende maatregelen is de bedrijfstak van de Unie er ook in geslaagd om zijn marktaandeel te verhogen in een krimpende markt.

F.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN HERHALING VAN SCHADE

1.   Effect van de verwachte omvang van de invoer en gevolgen voor de prijzen bij het intrekken van de maatregelen

(64)

Hoewel de bedrijfstak van de Unie is gestabiliseerd en zich heeft hersteld van de effecten van de invoer met dumping vanuit de VRC, is het productie-, verkoop- en werkgelegenheidsniveau van de periode vóór het oorspronkelijke onderzoek nog niet bereikt. Een aantal producenten in de Unie is gesloten, waaruit ook blijkt dat de bedrijfstak in zijn geheel nog enigszins kwetsbaar is.

(65)

Een aantal elementen wijst erop dat herhaling van de schade bij het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk is. In de eerste plaats zou de bedrijfstak van de Unie — gezien de huidige prijsonderbieding die bij de invoer vanuit de VRC is geconstateerd, en aangenomen dat het huidige lage niveau van invoerprijzen zou worden gehandhaafd of zelfs verder worden verlaagd om het verloren marktaandeel terug te winnen — het huidige prijsniveau niet kunnen handhaven. Deze waarschijnlijke prijsverlaging zou het huidige herstel van de bedrijfstak van de Unie in gevaar brengen en de winstgevendheid ondermijnen.

(66)

In de tweede plaats is het, gezien de aanzienlijke productiecapaciteit van de Chinese producenten-exporteurs, ook aannemelijk dat de invoer (met dumping) zou toenemen op een laag prijsniveau. Dit zou betekenen dat de bedrijfstak van de Unie afzet op de markt zou verliezen; gezien de reeds lage bezettingsgraad tijdens het TNO zou dit kunnen leiden tot een verdere productiedaling of zelfs meer sluitingen van producenten in de Unie.

(67)

Op basis van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat indien de maatregelen komen te vervallen, er waarschijnlijk een herhaling optreedt van de schade als gevolg van nieuwe invoer met dumping van het betrokken product vanuit de VRC.

(68)

Okoumé is een tropische houtsoort die vooral groeit in Gabon, en in mindere mate in Equatoriaal-Guinea en in Kameroen. De vereniging die de klacht heeft ingediend, heeft aangetoond dat de regering van Gabon met ingang van 1 januari 2010 de uitvoer van niet-ontschorste stammen okouméhout heeft verboden om de verwerking van stammen in fineer binnenslands te houden. Daarom is onderzocht of een dergelijk verbod, hoewel het na het TNO is ingevoerd, een wezenlijke invloed op deze analyse zou hebben.

(69)

Uit bij het onderzoek ingezamelde informatie is gebleken dat Aziatische ondernemingen, die meer dan 60 % van de Gabonese stammen in-/uitvoeren, een sterke positie hebben om te onderhandelen met de Société Nationale des Bois du Gabon (SNBG), de belangrijkste exporteur van okouméhout, en met de Gabonese regering. Zij lijken minder te worden geraakt door de beslissing dan Europese ondernemingen. Bij gebrek aan medewerking van de Chinese producenten-exporteurs kon er geen nadere effectbeoordeling worden verricht.

(70)

Het uitvoerverbod is pas op 1 januari 2010, dus na het TNO, in werking getreden, en er was een overgangsperiode tot en met mei 2010 voor stammen die eind 2009 al waren geveld; deze mochten nog worden uitgevoerd. Om het effect van de inwerkingtreding van het uitvoerverbod op de producenten in de Unie te onderzoeken, is op 14 september 2010 aanvullende informatie gevraagd van de leden van de vereniging die de klacht heeft ingediend. Van vier producenten in de Unie werden antwoorden ontvangen. Twee van de producten in de steekproef hebben hun eigen ontschorsingsinstallatie in Gabon en worden daardoor niet getroffen door het verbod. Alle producenten in de steekproef bevestigden echter de informatie dat de Chinese ondernemingen een sterke onderhandelingspositie hebben om hun toegang tot grondstoffen veilig te stellen en dat nog afgewacht moet worden of de wet doeltreffend wordt gehandhaafd. De producenten in de Unie bevestigden dat de aanvoer van okoumé is afgenomen en dat de prijzen zijn gestegen als gevolg van het uitvoerverbod van stammen in Gabon en dat de producenten die de okouméstammen in de Unie ontschorsen, het meest onder de nieuwe situatie te lijden hebben.

(71)

In elk geval geldt het verbod in principe voor alle uitvoer, dus ook de uitvoer naar de VRC. Daarom heeft de nieuwe juridische situatie in Gabon geen gevolgen voor de analyse in dit nieuwe onderzoek.

2.   Conclusie betreffende de waarschijnlijkheid van herhaling van de schade

(72)

Op basis van bovenstaande analyse luidt de conclusie dat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot een herhaling van de schade aan de bedrijfstak van de Unie als gevolg van invoer met dumping van het betrokken product vanuit de VRC.

G.   TUSSENTIJDS NIEUW ONDERZOEK, BEPERKT TOT DE SCHADEASPECTEN IN VERBAND MET DE BESLISSING VAN DE FRANSE RAAD VOOR DE MEDEDINGING

(73)

Zoals vermeld in overweging 4, was een aantal Franse producenten onderworpen aan een Franse gerechtelijke procedure in verband met concurrentiebeperkend gedrag, op grond waarvan het passend werd geacht ambtshalve een tussentijds nieuw onderzoek te openen om de situatie met betrekking tot de schade van de bedrijfstak van de Unie opnieuw te bekijken, vooral in vergelijking met de situatie tijdens het onderzoektijdvak van het oorspronkelijke onderzoek.

(74)

In de bovengenoemde gerechtelijke procedure legde de Franse Raad voor de mededinging („Conseil de la Concurrence”) aan zes Franse multiplexproducenten een boete op wegens concurrentiebeperkend gedrag (zij hanteerden dezelfde prijslijsten en verhoogden de prijzen tegelijkertijd) tijdens de periode van november 1995 tot mei 2004. In zijn uitspraak van 29 september 2009 bekrachtigde het Parijse Hof van Beroep („Cour d’appel”) de beslissing van de Raad voor de mededinging, zij het met een lichte verlaging van de boetes.

(75)

Bij de schadeanalyse in de oorspronkelijke procedure werden vijf Europese producenten in de steekproef opgenomen: drie Franse, een Italiaanse en een Portugese. Twee van de drie Franse producenten in de steekproef kregen later de bovengenoemde boetes opgelegd. Om de mogelijke invloed van het bovengenoemde concurrentiebeperkende gedrag op de schadeanalyse te beoordelen, zijn eerst de gemiddelde verkoopprijzen van elk van de ondernemingen in de oorspronkelijke steekproef vergeleken. Hieruit bleek dat de twee Franse producenten die later een boete opgelegd kregen, inderdaad een hogere gemiddelde verkoopprijs per eenheid hanteerden dan de drie andere ondernemingen in de steekproef. Dit prijsverschil is gedeeltelijk te verklaren door de bevindingen van het oorspronkelijke onderzoek, namelijk door een verschillende productmix van deze producenten. Bij een meer gedetailleerde vergelijking blijkt echter dat de verkoopprijzen per eenheid van de twee Franse producenten in het oorspronkelijke OT ook hoger waren voor zowel okoumémultiplex door-en-door (7-30 % hoger) als voor okoumé dekfineer voorzijde (3-19 %).

(76)

Daarom werden bij een volgende stap de gegevens van de twee beboete Franse ondernemingen bij de berekening van de schade buiten beschouwing gelaten en werd de schade in de oorspronkelijke zaak onderzocht op basis van de gegevens afkomstig van de drie resterende in de steekproef opgenomen ondernemingen. Aangezien de macro-economische indicatoren (productie, productiviteit, verkoop, marktaandeel, werkgelegenheid en groei) waren gebaseerd op gegevens die door tien producenten in de Unie waren verstrekt, werden de gegevens van de andere beboete Franse ondernemingen ook uit deze berekening weggelaten.

(77)

Geconstateerd werd dat de bevindingen van het oorspronkelijke onderzoek over de zogenaamde micro-economische indicatoren niet wezenlijk zouden veranderen zonder de gegevens van de beboete Franse ondernemingen. In de beoordelingsperiode in het oorspronkelijke onderzoek is de winstgevendheid van de in de steekproef opgenomen ondernemingen gedaald van 3,5 % tot –8,9 %. Indien de beboete Franse producenten van de steekproef waren uitgesloten, zou de winstgevendheid zijn gedaald van 3,1 % tot –6,5 %. Het rendement van investeringen van de in de steekproef opgenomen ondernemingen daalde van 15,6 % tot –27,5 %; zonder de beboete Franse producenten zou het zijn gedaald van 19,3 % tot –38,9 %. De investeringen van de in de steekproef opgenomen ondernemingen daalde met 80 %; zonder de beboete Franse producenten zouden zij zijn gedaald met 86 %. De kasstroom van de in de steekproef opgenomen producenten daalde van 7,6 miljoen EUR tot 59 000 EUR; zonder de beboete Franse producenten zou deze zijn gedaald van 1,5 miljoen EUR tot –69 000 EUR. Wat de macro-economische gegevens van de hele bedrijfstak van de Unie betreft, zou een genuanceerder beeld ontstaan indien de gegevens van de beboete Franse producenten waren uitgesloten. In de beoordelingsperiode in het oorspronkelijke onderzoek is de productie van de bedrijfstak van de Unie gedaald met 10 %; zonder de beboete Franse producenten zou zij zijn gedaald met 1 %. De werkgelegenheid in de bedrijfstak van de Unie daalde met 9 %; zonder de beboete Franse producenten zou zij stabiel zijn gebleven. De waarde van de verkoop van de bedrijfstak van de Unie daalde met 7 %; zonder de beboete Franse producenten zou zij zijn gestegen met 5 %. De verkochte hoeveelheid van de bedrijfstak van de Unie daalde met 10 %; zonder de beboete Franse producenten zou zij zijn gestegen met 1 %.

(78)

Zelfs al zou het beeld van de schade genuanceerder zijn wanneer de beboete Franse ondernemingen zouden worden uitgesloten, toch zou het oorspronkelijke onderzoek aanmerkelijke schade hebben laten zien. Dit volgt met name uit de uitwerking van de zogenaamde micro-economische indicatoren.

(79)

Ook is onderzocht of het concurrentiebeperkende gedrag van de Franse producenten een potentieel effect kon hebben gehad op de in het huidige nieuwe onderzoek vastgestelde schade. In de eerste plaats kon geen van de indicatoren nog rechtstreeks door concurrentiebeperkend gedrag worden beïnvloed, aangezien er in 2004 een einde kwam aan het kartel. Daarom werd beoordeeld of er indirect, namelijk door de kosten van de boetes, nog invloed op de schadeanalyse zou kunnen zijn. Gebleken is, dat geen van beide in de steekproef opgenomen Franse producenten het bedrag van de boete meetelde bij de berekening van de winstgevendheid. Daarom werd geconcludeerd dat het concurrentiebeperkende gedrag in het verleden of de opgelegde boetes geen effect hadden op de huidige schadeanalyse.

(80)

Op basis van bovenstaande analyse wordt geconcludeerd dat het concurrentiebeperkende gedrag van de Franse producenten geen invloed had op de situatie met betrekking tot de schade van de bedrijfstak van de Unie in vergelijking met de situatie tijdens het onderzoektijdvak van het oorspronkelijke onderzoek. Het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek dient derhalve te worden beëindigd.

H.   BELANG VAN DE UNIE

(81)

Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening werd onderzocht of er dwingende redenen zijn om de bestaande antidumpingmaatregelen niet te voort te zetten. Het belang van de Unie werd vastgesteld aan de hand van een beoordeling van alle verschillende betrokken belangen. Alle belanghebbenden werden overeenkomstig artikel 21, lid 2, van de basisverordening in de gelegenheid gesteld hun standpunt uiteen te zetten.

(82)

Er zij aan herinnerd dat bij het oorspronkelijke onderzoek antidumpingmaatregelen niet in strijd met het belang van de Unie werden geacht. Bovendien kan nu, omdat het gaat om een nieuw onderzoek waarbij een situatie wordt onderzocht waarin al antidumpingmaatregelen van toepassing zijn, worden nagegaan of die maatregelen ongewenste negatieve gevolgen voor de betrokken partijen hebben.

(83)

Op basis hiervan werd onderzocht of er, ondanks de vastgestelde waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van schade veroorzakende dumping, dwingende redenen waren om te concluderen dat het behoud van de maatregelen in dit bijzondere geval niet in het belang van de Unie is.

1.   Belang van de bedrijfstak van de Unie en van andere producenten in de Unie

(84)

De voortzetting van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van invoer uit het betrokken land vergroot de kans voor de bedrijfstak van de Unie om een redelijk niveau van winstgevendheid te bereiken, omdat zo mede wordt voorkomen dat de bedrijfstak van de Unie door aanzienlijke met dumping ingevoerde hoeveelheden uit de VRC van de markt wordt verdrongen. Hoogstwaarschijnlijk zal zich schade veroorzakende dumping in grote hoeveelheden voordoen, waaraan de bedrijfstak van de Unie niet het hoofd zal kunnen bieden. De bedrijfstak van de Unie zou bijgevolg blijven profiteren van de handhaving van de huidige antidumpingmaatregelen.

(85)

Derhalve wordt geconcludeerd dat de handhaving van antidumpingmaatregelen ten aanzien van de VRC duidelijk in het belang van de bedrijfstak van de Unie en van andere producenten in de Unie is.

2.   Belang van niet-verbonden importeurs in de Unie

(86)

Twee niet-verbonden importeurs in de Unie verleenden medewerking aan het onderzoek. Beiden verklaarden zich tegenstander van voortzetting van de maatregelen en betoogden dat de maatregelen ondoelmatig waren en dat de Chinese producten in kwaliteit niet vergelijkbaar zijn met de producten van de bedrijfstak van de Unie. Ook zetten zij vraagtekens bij het concurrentievermogen van de producenten van okoumémultiplex in de Unie. Geen van deze argumenten werd echter onderbouwd. Aangezien er geen bewijzen zijn dat de geldende antidumpingmaatregelen aanzienlijke gevolgen hebben gehad voor de importeurs, wordt geconcludeerd dat voortzetting van de maatregelen geen significante gevolgen zal hebben voor de importeurs in de Unie.

3.   Belang van de gebruikers in de Unie

(87)

Drie gebruikers in respectievelijk Italië, Griekenland en Frankrijk hebben de vragenlijst beantwoord. Aanzien geen van hen het betrokken product uit de VRC kocht, en bij gebrek aan meer gegevens waaruit blijkt dat de thans geldende antidumpingmaatregelen aanzienlijke gevolgen hebben voor de gebruikers, kan worden geconcludeerd dat het behoud van de maatregelen geen aanzienlijke negatieve gevolgen zou hebben voor de gebruikers in de Unie.

4.   Conclusie inzake het belang van de Unie

(88)

Bijgevolg wordt geconcludeerd dat er geen dwingende redenen in het belang van de Unie zijn om de geldende maatregelen niet voort te zetten.

I.   ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(89)

Alle partijen zijn in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie wilde aanbevelen de bestaande maatregelen te handhaven.

Onderneming

Recht

(%)

Nantong Zongyi Plywood Co., Ltd

9,6

Zhejiang Deren Bamboo-Wood Technologies Co., Ltd

23,5

Zhonglin Enterprise (Dangshan) Co., Ltd

6,5

Jiaxing Jinlin Lumber Co., Ltd

17

Alle andere ondernemingen

66,7

(90)

Zij konden hierover binnen een bepaalde termijn na deze mededeling opmerkingen maken. Wanneer deze opmerkingen gegrond waren, werd daarmee rekening gehouden.

(91)

Uit het bovenstaande volgt dat de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op okoumémultiplex van oorsprong uit de VRC overeenkomstig artikel 11, leden 2 en 3, van de basisverordening moeten worden gehandhaafd.

(92)

De individuele antidumpingrechten voor ondernemingen die in deze verordening met naam worden genoemd, zijn uitsluitend van toepassing op de invoer van het betrokken product dat door deze ondernemingen en dus door de specifiek vermelde juridische entiteiten is vervaardigd. Deze rechten zijn niet van toepassing op het ingevoerde betrokken product dat is vervaardigd door andere, niet specifiek in het dispositief van deze verordening met naam en adres genoemde ondernemingen, ook al gaat het hierbij om entiteiten die verbonden zijn met de specifiek genoemde ondernemingen; op die producten is het recht van toepassing dat geldt voor „alle andere ondernemingen”.

(93)

Verzoeken in verband met de toepassing van een individueel antidumpingrecht (bijvoorbeeld na een naamswijziging van de onderneming of na de oprichting van een nieuwe productie- of handelsmaatschappij) moeten onverwijld aan de Commissie worden gericht (6) en vergezeld gaan van alle relevante gegevens, met name over wijzigingen in de activiteiten van de onderneming die verband houden met de productie, de binnenlandse verkoop en de uitvoer die bijvoorbeeld tot die naamswijziging of de oprichting van een productie- of handelsmaatschappij hebben geleid. Als het verzoek gerechtvaardigd is, zal deze verordening dienovereenkomstig worden gewijzigd door bijwerking van de lijst van ondernemingen waarvoor een individueel recht geldt.

(94)

Om, gelet op het grote verschil tussen de hoogte van de rechten, het gevaar van ontwijking zoveel mogelijk te beperken, moeten in dit geval bijzondere maatregelen worden genomen om een goede toepassing van het antidumpingrecht te garanderen. Deze bijzondere maatregelen omvatten de overlegging aan de douaneautoriteiten van de lidstaten van een geldige handelsfactuur die voldoet aan de vereisten die zijn vermeld in de bijlage bij deze verordening. Voor invoer die niet van een dergelijke factuur vergezeld gaat, geldt het antidumpingrecht dat van toepassing is op „alle andere ondernemingen”.

(95)

Indien het volume van de uitvoer door een van de ondernemingen die een lager individueel recht genieten, na de instelling van de maatregelen in kwestie aanzienlijk toeneemt, kan dit op zich worden beschouwd als een verandering in de structuur van het handelsverkeer als gevolg van de instelling van maatregelen in de zin van artikel 13, lid 1, van de basisverordening. In dergelijke omstandigheden kan, mits aan de voorwaarden is voldaan, een onderzoek naar ontwijking van de maatregelen worden geopend. Hierbij kan onder meer worden onderzocht of het nodig is de individuele rechten in te trekken en in plaats daarvan een voor het gehele land geldend recht te heffen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op multiplex van okouméhout uitsluitend bestaande uit lagen van hout, waarvan elke laag niet meer dan 6 mm dik is en waarvan ten minste één buitenlaag van okouméhout is die niet met een permanente folie van ander materiaal is bedekt, momenteel ingedeeld onder de GN-code ex 4412 31 10 (Taric-code 4412311010), van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

2.   De antidumpingrechten, die van toepassing zijn op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van de in lid 1 omschreven producten, vervaardigd door onderstaande ondernemingen, zijn als volgt:

Fabrikant

Recht

(%)

Aanvullende Taric-code

Nantong Zongyi Plywood Co., Ltd

Xingdong Town, Tongzhou City, Jiangsu Province,

Volksrepubliek China

9,6

A526

Zhejiang Deren Bamboo-Wood Technologies Co., Ltd

Linhai Economic Development Zone, Zhejiang,

Volksrepubliek China

23,5

A527

Zhonglin Enterprise (Dangshan) Co., Ltd

Xue Lou Miao Pu, Dangshan County, Anhui Province 235323,

Volksrepubliek China

6,5

A528

Jiaxing Jinlin Lumber Co., Ltd

North Of Ganyao Town, Jiashan, Zhejiang Province,

Volksrepubliek China

17

A529

Alle andere ondernemingen

66,7

A999

3.   De individuele rechten voor de in lid 2 genoemde ondernemingen zijn uitsluitend van toepassing indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur, opgesteld conform de voorwaarden in de bijlage, wordt overgelegd. Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het antidumpingrecht dat voor alle andere ondernemingen geldt, toegepast.

4.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

Het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 wordt hierbij beëindigd.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 31 januari 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

MARTONYI J.


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  PB L 336 van 12.11.2004, blz. 4.

(3)  PB C 114 van 19.5.2009, blz. 11.

(4)  PB C 270 van 11.11.2009, blz. 24.

(5)  PB L 181 van 18.5.2004, blz. 5.

(6)  Commissie, Directoraat-generaal Handel, Directoraat H, NERV-105, 1049 Brussel, BELGIË.


BIJLAGE

De in artikel 1, lid 3, bedoelde geldige handelsfactuur moet een verklaring, ondertekend door een daartoe bevoegde werknemer van de entiteit die de handelsfactuur uitschrijft, bevatten met de volgende gegevens:

1.

De naam en functie van de bevoegde werknemer van de entiteit die de handelsfactuur uitschrijft

2.

De navolgende verklaring: „Ondergetekende verklaart dat de (hoeveelheid) (betrokken product) die naar de Europese Unie wordt uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, is vervaardigd door (naam en adres van de onderneming) (aanvullende Taric-code) in (betrokken land). Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.”

3.

Datum en handtekening


Top