EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32011H1022(01)

Aanbeveling van de Commissie van 21 oktober 2011 betreffende het gezamenlijk programmeringsinitiatief klimaatkennis koppelen ten behoeve van Europa

PB C 310 van 22.10.2011, p. 1–3 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

22.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 310/1


AANBEVELING VAN DE COMMISSIE

van 21 oktober 2011

betreffende het gezamenlijk programmeringsinitiatief „klimaatkennis koppelen ten behoeve van Europa”

2011/C 310/01

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 181,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De klimaatverandering is een van de grootste actuele uitdagingen: in het Akkoord van Kopenhagen (1) is de 2 °C-doelstelling bevestigd, wordt benadrukt dat de mondiale uitstoot van broeikasgassen moet worden verminderd en wordt opgeroepen tot maatregelen om de effecten van de klimaatverandering te beperken.

(2)

In het aangekondigde 5e evaluatierapport van de Intergouvernementele Werkgroep voor klimaatverandering (IPCC), dat in 2014 wordt verwacht, zullen nieuwe wetenschappelijke resultaten worden gebundeld en beoordeeld teneinde het klimaatbeleid op een degelijke manier wetenschappelijk te onderbouwen. Daarbij wordt de nadruk gelegd op toekomstige klimaatprognoses, regionale aspecten van de klimaatverandering en de daaraan gekoppelde impact, de beoordeling van de verschillende opties om de klimaatverandering te beperken en op de rol van de verschillende sectoren zoals energie, vervoer, landbouw, industrie.

(3)

In de Europa 2020-strategie wordt duidelijk gemaakt dat de in het verleden door de Europese Unie vastgestelde emissiedoelstellingen moeten worden gehaald en onderstreept dat onze economische veerkracht en onze capaciteit inzake rampenpreventie en -respons moeten worden versterkt om het hoofd te bieden aan de klimaatrisico’s.

(4)

Onderzoek en innovatie staan centraal in de voornoemde beleidsdoelstellingen. Met name betere klimaatprognoses zijn noodzakelijk om te kunnen beoordelen in hoeverre er in de toekomst meer en ernstigere rampen zullen gebeuren. Onderzoek is tevens noodzakelijk om de haalbaarheid, de effecten en de tenuitvoerlegging van de wereldwijde doelstellingen in Europa en daarbuiten te beoordelen en de daarmee samenhangeden regionale effecten te kwantificeren. Een betere kennis is essentieel om te weten op welke manieren we de klimaatverandering kunnen beperken en ons eraan aanpassen en om de potentiële baten, effecten en kosten te vergelijken met een referentiescenario zonder maatregelen.

(5)

De kwetsbaarheid en weerbaarheid van de samenleving en ecosystemen ten aanzien van de klimaatverandering roepen nog heel wat vraagtekens op. In dit verband moeten we een beter inzicht verwerven in de fundamentele processen die aan de basis liggen van het complexe klimaatsysteem om de klimaatverandering beter waar te nemen en de oorzaken ervan te kennen (menselijke vs. natuurlijke invloed) en een onderscheid te maken tussen klimaatverandering en de kwetsbaarheid daarvoor.

(6)

Er is dringend behoefte aan technologieën, concepten en mechanismen om de klimaatverandering te beperken om ervoor te zorgen dat de kooldioxide-uitstoot tegen 2050 drastisch wordt beperkt, onder meer door onderzoek en innovatie naar hernieuwbare energie, CO2-afvang en -opslag, een efficiënt gebruik van energie en grondstoffen, alternatieve brandstoffen, wijzigingen van het landgebruik, duurzame mobiliteit, land- en bosbouw, en een vermindering van de uitstoot van verontreinigende stoffen die de menselijke gezondheid en het milieu aantasten.

(7)

Er moeten klimaatdiensten worden ontwikkeld voor de opstelling, beschikbaarheid en toepassing van wetenschappelijk onderbouwde klimaatprognoses. In dit verband moet onderzoek worden gevoerd naar de verbetering en ontwikkeling van observatie-systemen op lange termijn, data-analysen, modellen en voorspellingssystemen voor verschillende tijdshorizonten en ter ondersteuning van succesvolle partnerschappen tussen aanbieders en gebruikers.

(8)

De Raad Concurrentievermogen heeft tijdens zijn vergadering van 26 mei 2010 (2) het thema „klimaatkennis koppelen ten behoeve van Europa” erkend als gebied waarop gezamenlijke programmering een grote meefrwaarde biedt om de versnippering van de onderzoeksinspanningen van de lidstaten terug te dringen. In zijn conclusies verklaarde de Raad dan ook dat een gezamenlijk programmeringsinitiatief over dit onderwerp moet worden opgestart en heeft hij de Commissie verzocht een bijdrage te leveren aan de voorbereiding ervan. De Raad heeft eveneens bevestigd dat gezamenlijke programmering een door de lidstaten geleid proces is, waarbij de Commissie als facilitator fungeert. De in het werkdocument van de Commissie opgenomen analyse van de nationale onderzoeksactiviteiten bevestigt dat er behoefte is aan een betere coördinatie om de doeltreffendheid en het effect van het onderzoek te vergroten en dat de synergieën met de op EU-niveau uitgevoerde activiteiten moeten worden benut door een gemeenschappelijke strategische onderzoeksagenda vast te stellen.

(9)

Klimaat- en klimaatgerelateerd onderzoek is een belangrijk onderdeel van het kaderprogramma van de Europese Unie voor onderzoek, dat een zeer strategische rol vervult ter ondersteuning van de besluitvorming van de Europese Unie, rekening houdend met de wereldwijde dimensie van de klimaatverandering. De activiteiten in het kader van dit gezamenlijk programmeringsinitiatief moeten nauw worden afgestemd met het 7e EU-kaderprogramma en toekomstige programma’s van de Unie op dit gebied, met name het Kaderprogramma Horizon 2020 voor onderzoek en ontwikkeling.

(10)

Gezamenlijke programmering van onderzoek inzake de koppeling van kennis over de klimaatverandering zal bijdragen tot de coördinatie van het onderzoek op dit gebied en tot een volledig operationele Europese onderzoeksruimte op het gebied van klimaatverandering, die het Europese leiderschap en het concurrentievermogen van het onderzoek op dat gebied versterkt.

(11)

Om de in deze aanbeveling geformuleerde doelstellingen te realiseren moeten de lidstaten samenwerken met de Commissie bij de verkenning van mogelijke initiatieven van de Commissie om de lidstaten te helpen bij de verdere ontwikkeling en uitvoering van de strategische onderzoeksagenda.

(12)

Om ervoor te zorgen dat de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad kan rapporteren over de bij de verschillende programmeringsinitiatieven geboekte voortgang, moeten de lidstaten regelmatig aan de Commissie rapporteren over de voortgang die in het kader van dit gezamenlijk programmeringsinitiatief is gemaakt,

HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

1.

De lidstaten worden aangespoord om een gemeenschappelijke visie te ontwikkelen over de wijze waarop samenwerking en coördinatie op het gebied van onderzoek op EU-niveau kunnen bijdragen tot de doelstellingen inzake de beperking van en de aanpassing aan de klimaatverandering door een samenwerking tussen wetenschap, beleid, economie en de samenleving. Er moet worden gestreefd naar een volledige betrokkenheid van de lidstaten en met name de lidstaten waar men de grootste impact van de klimaatverandering verwacht.

2.

De lidstaten worden aangespoord om een operationele gezamenlijke strategische onderzoeksagenda vast te stellen waarbij onderzoeksbehoeften en -doelstellingen voor de middellange tot lange termijn worden vastgesteld op het gebied van klimaatverandering. Die agenda dient een uitvoeringsplan te omvatten waarin de prioriteiten en tijdschema’s zijn vastgesteld en de maatregelen, instrumenten en middelen die hiervoor nodig zijn, worden vermeld.

3.

De lidstaten worden gestimuleerd de volgende acties op te nemen in de operationele strategische onderzoeksagenda en in het uitvoeringsplan:

a)

intensievere uitwisseling van informatie over relevante regionale en nationale programma’s en onderzoeksactiviteiten en door de Europese Unie gecoördineerde onderzoeksprogramma’s, ook om het overzicht van het Europees onderzoek op dit gebied regelmatig te actualiseren;

b)

uitwisselen van informatie, middelen, beste praktijken, methoden en richtsnoeren;

c)

vaststellen van gebieden of onderzoeksactiviteiten die baat kunnen hebben bij samenwerking, gezamenlijke oproepen tot het indienen van voorstellen of het bundelen van middelen;

d)

vaststelling van procedures voor gezamenlijk uit te voeren onderzoek op de onder c) vastgestelde gebieden;

e)

waarborgen van de coördinatie en de ontwikkeling van synergieën met de bestaande onderzoeks- en innovatieprogramma’s in de Europese Unie, bv. het kaderprogramma, met inbegrip van pre-operationele acties inzake wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid (GMES), het klimaat- en klimaatgerelateerd onderzoek door het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (JRC) en het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT)/de klimaatkennis- en innovatiegemeenschappen (KIG); via het cohesiebeleid gestimuleerde onderzoeksactiviteiten, andere verwante gezamenlijke programmeringsinitiatieven, alsmede met het door de Commissie en het Europees Milieuagentschap beheerde clearinghouse van de Europese Unie inzake aanpassing. Er moeten sterke koppelingen worden ontwikkeld op relevante klimaatveranderingsgebieden die niet specifiek in het huidige GPI aan bod komen, met name voor de ontwikkeling en mildering van aanpassingsopties, alsook de risico’s en potenties van klimaatmaatregelen;

f)

zo mogelijk het delen van bestaande onderzoeksinfrastructuur, of het opzetten van nieuwe faciliteiten, zoals gecoördineerde databanken of het opstellen van modellen voor onderzoek naar klimaatveranderingsprocessen en effecten;

g)

stimuleren van betere samenwerking tussen de particuliere en de overheidssector, gekoppeld aan een open innovatie van verschillende onderzoeksactiviteiten en bedrijfstakken die verband houden met de klimaatverandering en er de gevolgen van ondervinden;

h)

export en verspreiding van de kennis, innovatie en interdisciplinaire methodieken; met name inzake voor het beleid relevante resultaten;

i)

passende wetenschappelijke informatie aanreiken voor de besluitvorming in de lidstaten en de Europese Unie;

j)

zorgen voor een goede uitwisseling van informatie met relevante internationale programma’s;

k)

netwerken opzetten tussen specifieke centra voor klimaatonderzoek, met inbegrip van centra buiten de Europese Onderzoeksruimte;

l)

versterking van de gezamenlijke capaciteit voor prognoses.

4.

De lidstaten worden gestimuleerd een gemeenschappelijke beheersstructuur op het gebied van klimaatverandering te handhaven en verder te ontwikkelen, die de opdracht krijgt gemeenschappelijke voorwaarden, regels en procedures voor samenwerking en coördinatie vast te stellen en de uitvoering van de strategische onderzoeksagenda te volgen.

5.

De lidstaten worden aangespoord gezamenlijk de strategische onderzoeksagenda uit te voeren, via hun nationale onderzoeksprogramma’s of andere nationale onderzoeksactiviteiten, in overeenstemming met de richtsnoeren voor randvoorwaarden voor gezamenlijke programmering van de Groep op hoog niveau van de Raad voor gezamenlijke programmering (3).

6.

De lidstaten worden gestimuleerd met de Commissie samen te werken om na te gaan welke initiatieven de Commissie kan nemen om de lidstaten bij te staan bij de ontwikkeling en de uitvoering van de strategische onderzoeksagenda, en om de gezamenlijke programma’s op dit gebied met andere EU-initiatieven te coördineren.

7.

De lidstaten worden aangespoord intensief overleg te plegen met het Strategisch forum voor internationale wetenschappelijke en technologische samenwerking (SFIC) bij de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van de internationale dimensie van de strategische onderzoeksagenda en om de samenhang met de initiatieven van het SFIC te waarborgen ten aanzien van derde landen.

8.

De lidstaten worden aangespoord om bij de Commissie regelmatig verslag uit te brengen over de voortgang met betrekking tot dit GPI middels voortgangsverslagen.

Gedaan te Brussel, 21 oktober 2011.

Voor de Commissie

Máire GEOGHEGAN-QUINN

Lid van de Commissie


(1)  UNFCCC (2009) Rapport van de Conferentie van de Partijen van de 15e vergadering in Kopenhagen van 7 tot 19 december 2009.

(2)  10246/10.

(3)  http://ec.europa.eu/research/era/docs/en/voluntary_guidelines.pdf


Top