Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32011D0148

2011/148/EU: Besluit van de Commissie van 2 maart 2011 tot wijziging van Beschikking 2008/456/EG tot vaststelling van regels voor de uitvoering van Beschikking nr. 574/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van het Europees Buitengrenzenfonds voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemeen programma „Solidariteit en beheer van de migratiestromen” , wat betreft de beheers- en controlesystemen van de lidstaten, de regels voor administratief en financieel beheer en de subsidiabiliteit van de uitgaven voor door het Fonds medegefinancierde projecten (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 1160)

PB L 61 van 8.3.2011, p. 28–41 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2011/148(1)/oj

8.3.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 61/28


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 2 maart 2011

tot wijziging van Beschikking 2008/456/EG tot vaststelling van regels voor de uitvoering van Beschikking nr. 574/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van het Europees Buitengrenzenfonds voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemeen programma „Solidariteit en beheer van de migratiestromen”, wat betreft de beheers- en controlesystemen van de lidstaten, de regels voor administratief en financieel beheer en de subsidiabiliteit van de uitgaven voor door het Fonds medegefinancierde projecten

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 1160)

(Slechts de teksten in de Bulgaarse, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal zijn authentiek)

(2011/148/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Beschikking nr. 574/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 mei 2007 tot instelling van het Buitengrenzenfonds voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemeen programma „Solidariteit en beheer van de migratiestromen” (1), en met name artikel 25 en artikel 37, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In het licht van de ervaring die is opgedaan sinds het opstarten van het Buitengrenzenfonds, is het nodig de verplichtingen van Beschikking 2008/456/EG van de Commissie (2) inzake transparantie, gelijke behandeling en non-discriminatie bij de uitvoering van projecten te verduidelijken.

(2)

De lidstaten moeten verslag uitbrengen over de tenuitvoerlegging van hun jaarprogramma’s. Het is bijgevolg nodig duidelijk te maken welke informatie de lidstaten moeten verstrekken.

(3)

Om de administratieve lasten voor de lidstaten te beperken en een grotere rechtszekerheid te bieden, moeten de voorschriften inzake de subsidiabiliteit van de uitgaven voor acties die worden medegefinancierd door het Buitengrenzenfonds, worden vereenvoudigd en verduidelijkt.

(4)

De meeste wijzigingen van dit besluit zouden onmiddellijk van kracht moeten worden. Gezien het feit dat de jaarprogramma’s voor 2009 en 2010 lopende zijn, moeten de herziene voorschriften inzake de subsidiabiliteit van de uitgaven voor acties die worden medegefinancierd door het Buitengrenzenfonds, evenwel ingaan vanaf het jaarprogramma 2011. De lidstaten moeten echter de mogelijkheid krijgen om onder bepaalde voorwaarden deze voorschriften al eerder toe te passen.

(5)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de positie van Denemarken, heeft Denemarken Beschikking nr. 574/2007/EG omgezet in zijn nationale recht en is dit besluit bijgevolg bindend voor Denemarken.

(6)

Dit besluit vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (3) en het daarop volgende Besluit 2004/926/EG van de Raad van 22 december 2004 betreffende de toepassing door het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland van de bepalingen van het Schengenacquis (4). Dit besluit is derhalve niet bindend voor, noch van toepassing in het Verenigd Koninkrijk.

(7)

Dit besluit vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (5). Dit besluit is derhalve niet bindend voor, noch van toepassing in Ierland.

(8)

Wat IJsland en Noorwegen betreft, houdt Beschikking nr. 574/2007/EG een ontwikkeling in van bepalingen van het Schengenacquis, zoals bedoeld in de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (6), die vallen onder de gebieden bedoeld in artikel 1, punten A en B, van Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (7).

(9)

Wat Zwitserland betreft, houdt Beschikking nr. 574/2007/EG een ontwikkeling in van bepalingen van het Schengenacquis, zoals bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, die vallen onder de gebieden bedoeld in artikel 4, lid 1, van het besluit van de Raad betreffende de ondertekening, namens de Europese Gemeenschap, en de voorlopige toepassing van enkele bepalingen van die overeenkomst.

(10)

De maatregelen waarin dit besluit voorziet, zijn in overeenstemming met het advies van het gemeenschappelijk comité „Solidariteit en beheer van de migratiestromen”, dat bij Beschikking nr. 574/2007/EG is ingesteld.

(11)

Beschikking 2008/456/EG dient bijgevolg dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Beschikking 2008/456/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 9, lid 1, wordt de tweede zin vervangen door:

„Alle belangrijke wijzigingen van de inhoud van oproepen tot het indienen van voorstellen worden op dezelfde wijze bekendgemaakt.”.

2)

Artikel 11 komt als volgt te luiden:

„Artikel 11

Uitvoeringsopdrachten

Bij het gunnen van opdrachten voor de uitvoering van de projecten handelen de staat, de territoriale lichamen, publiekrechtelijke instellingen en verenigingen gevormd door één of meer van deze lichamen of meerdere van deze publiekrechtelijke instellingen in overeenstemming met de toepasselijke wetgeving en beginselen van de Unie en de lidstaten inzake openbare aanbestedingen.

Andere entiteiten dan de in de eerste alinea genoemde, gunnen opdrachten voor de uitvoering van de projecten na voldoende publiciteit, ten einde de beginselen van transparantie, non-discriminatie en gelijke behandeling na te leven. Opdrachten van een waarde van minder dan 100 000 euro kunnen worden gegund mits de betrokken entiteit ten minste drie offertes aanvraagt. Zonder afbreuk te doen aan nationale voorschriften, gelden voor opdrachten van een waarde van minder dan 5 000 euro geen procedureverplichtingen.”.

3)

Artikel 21, lid 1, komt als volgt te luiden:

„1.   De verantwoordelijke instantie stelt de Commissie bij formeel schrijven in kennis van elke belangrijke wijziging in het beheers- en controlesysteem en zendt zo spoedig mogelijk een herziene beschrijving van het beheers- en controlesysteem naar de Commissie, uiterlijk tegen de datum waarop de wijzigingen van kracht worden.”.

4)

Artikel 24, lid 3, komt als volgt te luiden:

„3.   De met de voortgangsverslagen en eindverslagen verband houdende financiële tabellen bevatten een verdeling van de bedragen per prioriteit en per specifieke prioriteit, zoals vastgesteld in de strategische richtsnoeren.”.

5)

Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:

a)

Aan lid 1 worden de volgende zinnen toegevoegd:

„Elke wijziging aan de auditstrategie die wordt ingediend overeenkomstig artikel 32, lid 1, onder c), van de basisbeschikking en door de Commissie wordt aanvaard, wordt zo spoedig mogelijk naar de Commissie gezonden. De herziene auditstrategie wordt opgesteld volgens het model van bijlage VI, waarbij de ingevoerde wijzigingen worden aangegeven.”.

b)

Lid 2 komt als volgt te luiden:

„2.   Behalve wanneer elk van de laatste twee door de Commissie goedgekeurde jaarprogramma’s overeenstemmen met een jaarlijkse bijdrage van de Gemeenschap van minder dan 1 miljoen EUR, dient de auditinstantie vanaf 2010 vóór 15 februari van elk jaar een jaarlijks auditplan in. Het auditplan wordt vastgesteld volgens het model van bijlage VI. De lidstaten zijn niet verplicht de auditstrategie opnieuw in te dienen bij de indiening van de jaarlijkse auditplannen. In het geval van een in artikel 32, lid 2, van de basisbeschikking bedoelde gecombineerde auditstrategie, kan een gecombineerd auditplan worden ingediend.”.

6)

Artikel 26 komt als volgt te luiden:

„Artikel 26

Door de certificeringsinstantie opgestelde documenten

1.   De certificatie met betrekking tot het verzoek om een tweede voorschot bedoeld in artikel 41, lid 4, van de basisbeschikking, wordt door de certificeringsinstantie vastgesteld en door de verantwoordelijke instantie aan de Commissie gezonden volgens het model in bijlage VIII.

2.   De certificatie met betrekking tot het verzoek om een saldobetaling bedoeld in artikel 42, lid 1, onder a), van de basisbeschikking, wordt door de certificeringsinstantie vastgesteld en door de verantwoordelijke instantie aan de Commissie gezonden volgens het model in bijlage IX.”.

7)

Artikel 37 komt als volgt te luiden:

„Artikel 37

Elektronische uitwisseling van documenten

Naast de te ondertekenen papieren versies van de in hoofdstuk 3 bedoelde documenten, wordt de informatie ook langs elektronische weg verstuurd.”.

8)

Artikel 40, lid 3, onder b), komt als volgt te luiden:

„b)

voor alle andere extra kosten, tot 30 juni van het jaar N (8) +2.

9)

De bijlagen worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

1.   De punten 1 tot en met 8 van artikel 1, en de punten 1 tot en met 5 van de bijlage zijn van toepassing vanaf de datum waarop dit besluit is vastgesteld.

2.   Punt 6 van de bijlage is van toepassing ten laatste vanaf de uitvoering van de jaarprogramma’s 2011.

3.   De lidstaten kunnen besluiten punt 6 van de bijlage toe te passen voor lopende of komende projecten van het jaarprogramma 2009 en 2010, mits de beginselen van gelijke behandeling, transparantie en non-discriminatie volledig worden gerespecteerd. In dat geval passen de lidstaten de nieuwe voorschriften in hun geheel toe op het betrokken project, en passen zij indien nodig de subsidieovereenkomst aan. Voor technische bijstand alleen kunnen de lidstaten besluiten punt 6 van de bijlage al toe te passen vanaf het jaarprogramma 2008.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden.

Gedaan te Brussel, 2 maart 2011.

Voor de Commissie

Cecilia MALMSTRÖM

Lid van de Commissie


(1)  PB L 144 van 6.6.2007, blz. 22.

(2)  PB L 167 van 27.6.2008, blz. 1.

(3)  PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43.

(4)  PB L 395 van 31.12.2004, blz. 70.

(5)  PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20.

(6)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.

(7)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31.

(8)  „N” is het jaar waarop het financieringsbesluit, waarbij de jaarprogramma’s van de lidstaten worden goedgekeurd, betrekking heeft.”.


BIJLAGE

De bijlagen bij Beschikking 2008/456/EG worden als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage III wordt als volgt gewijzigd:

1.1.

punt 2 wordt geschrapt;

1.2.

punt 4.2 wordt geschrapt.

2)

Bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:

2.1.

Deel A, punt 1.2 komt als volgt te luiden:

„1.2.

Beschrijving van de procedure voor de selectie van projecten (op het niveau van de verantwoordelijke instantie/gedelegeerde instantie of geassocieerde organen) en van de resultaten daarvan”;

2.2.

In deel A, punt 2, tabel 1, laatste kolom wordt het woord „subsidiabele” geschrapt;

3)

Bijlage V, deel A, wordt als volgt gewijzigd:

3.1.

Punt 1.2 komt als volgt te luiden:

„1.2.

Update van het voortgangsverslag over de beschrijving van de organisatie van de selectie van projecten (op het niveau van de verantwoordelijke instantie/gedelegeerde instantie of geassocieerde organen) en van de resultaten ervan, in voorkomend geval”;

3.2.

Het volgende punt 1.8 wordt toegevoegd:

„1.8.

Bevestiging dat geen belangrijke wijzigingen zijn aangebracht aan het beheers- en controlesysteem sinds de laatste herziening die bij de Commissie is gemeld op …”;

3.3.

Punt 4 komt als volgt te luiden:

„4.   FINANCIËLE UITVOERING

Eindverslag over de uitvoering van het jaarprogramma

Tabel 1

Gedetailleerd financieel verslag

 

Lidstaat: […]

 

Betrokken jaarprogramma: […]

 

Situatie op: [dag/maand/jaar]


(alle cijfers in EUR)

Geprogrammeerd door de lidstaten (zoals in het door de Commissie goedgekeurde jaarprogramma)

Vastgelegd op het niveau van de lidstaten

Werkelijke cijfers aanvaard door de verantwoordelijke instantie

(door de begunstigden gedane kosten en definitieve EG-bijdrage)

Acties

Projecten

Ref. prioriteit

Ref. specifieke prioriteit (1)

Totale geprogrammeerde kosten

(a)

EG-bijdrage

(b)

% EG-bijdrage

(c = b/a)

Totale subsidiabele kosten

(d)

EG-bijdrage

(e)

% EG-bijdrage

(f = e/d)

Totale subsidiabele kosten

(g)

EG-bijdrage

(h)

% EG-bijdrage

(i = h/g)

Bijdrage van derden

(j)

Door het project gegenereerde ontvangsten

(k)

Betaling/Terugvordering over te maken door de verantwoordelijke instantie

(l)

Actie 1: […]

project 1: […]

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

project N: […]

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Totaal actie 1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Actie …: […]

project 1: […]

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

project N: […]

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Totaal actie …: […]

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Actie N: […]

project 1: […]

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

project N: […]

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Totaal actie N

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Technische bijstand

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Andere activiteiten (1)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Totaal

0

0

0 %

0

0

0 %

0

0

0 %

0

 

 

3.4.

Punt 6 komt als volgt te luiden:

„6.   BIJLAGEN

Subsidiabele uitgaven voor het project, naleving van de regel dat inkomsten geen winst mogen opleveren, summiere projectbeschrijving.

Eindverslag over de uitvoering van het jaarprogramma

Tabel 6 A

Subsidiabele kosten van het project en inkomstenbronnen. Naleving van de regel dat inkomsten geen winst mogen opleveren als beschreven in punt I.3.3 van bijlage XI

Situatie op: dag/maand/jaar


 

Subsidiabele kosten

Inkomstenbronnen

 

Directe kosten

Indirecte kosten

Totale subsidiabele kosten

Bijdrage van de EU

Bijdrage van derden

Door het project gegenereerde ontvangsten

Totale inkomsten

(als beschreven in punt I.3.3 van bijlage XI)

 

(a)

(b)

c) = (a) + (b)

(e)

(f)

(g)

(h) = (e) + (f) + (g)

Projectreferentie

 

 

 

 

 

 

 

Projectreferentie

 

 

 

 

 

 

 

Projectreferentie

 

 

 

 

 

 

 

enz.

 

 

 

 

 

 

 

TOTAAL ACTIE 1

 

 

 

 

 

 

 

Projectreferentie

 

 

 

 

 

 

 

Projectreferentie

 

 

 

 

 

 

 

Projectreferentie

 

 

 

 

 

 

 

enz.

 

 

 

 

 

 

 

TOTAAL ACTIE 2

 

 

 

 

 

 

 

Projectreferentie

 

 

 

 

 

 

 

Projectreferentie

 

 

 

 

 

 

 

Projectreferentie

 

 

 

 

 

 

 

enz.

 

 

 

 

 

 

 

TOTAAL ACTIE N

 

 

 

 

 

 

 

TECHNISCHE BIJSTAND

 

 

 

 

 

 

 

TOTAAL JAARPROGRAMMA

 

 

 

 

 

 

 

Image

4)

Bijlage VIII wordt als volgt gewijzigd:

4.1.

De titel komt als volgt te luiden:

4.2.

In voetnoot 1 wordt het woord „subsidiabele” geschrapt;

4.3.

Punt 2 komt als volgt te luiden:

„2.

de gedeclareerde uitgaven zijn gedaan voor acties die aan de hand van de voor het jaarprogramma geldende criteria voor financiering zijn geselecteerd;”.

5)

In bijlage IX komt de titel als volgt te luiden:

6)

Bijlage XI komt als volgt te luiden:

„BIJLAGE XI

VOORSCHRIFTEN VOOR DE SUBSIDIABILITEIT VAN DE UITGAVEN BUITENGRENZENFONDS

I.   Algemene beginselen

I.1.   Grondbeginselen

1.

Overeenkomstig de basisbeschikking moeten uitgaven om subsidiabel te zijn:

a)

binnen de werkingssfeer en de doelstellingen van het Fonds vallen, zoals beschreven in de artikelen 1 en 3 van de basisbeschikking;

b)

onder de subsidiabele acties vallen, als genoemd in de artikelen 4 en 6 van de basisbeschikking;

c)

nodig zijn voor de uitvoering van de onder het project vallende activiteiten, die deel uitmaken van de meerjaren- en jaarprogramma’s, zoals door de Commissie goedgekeurd;

d)

redelijk zijn en stroken met de beginselen van goed financieel beheer, met name wat betreft prijs-kwaliteitsverhouding en kosteneffectiviteit;

e)

gedaan zijn door de eindbegunstigde en/of de partners bij het project die zijn ingeschreven en opgericht in een lidstaat, behalve in het geval van internationale overheidsorganisaties die zijn opgericht bij intergouvernementele overeenkomsten en van gespecialiseerde agentschappen die door dergelijke organisaties worden opgezet, het Internationaal Comité van het Rode Kruis (ICRK) en de internationale federatie van de nationale verenigingen van het Rode Kruis en de Rode Halve Maan. Wat artikel 39 van deze beschikking betreft, zijn de op de eindbegunstigde toepasselijke voorschriften van overeenkomstige toepassing op de partners bij het project;

f)

gemaakt zijn overeenkomstig de specifieke bepalingen in de subsidieovereenkomst.

2.

In het geval van meerjarenacties in de zin van artikel 16, lid 6, van de basisbeschikking wordt alleen het door een jaarprogramma medegefinancierde gedeelte beschouwd als een project voor de toepassing van deze subsidiabiliteitsvoorschriften.

3.

Door het Fonds gesteunde projecten worden niet gefinancierd uit andere bronnen die onder de begroting van de Gemeenschap vallen. Door het Fonds gesteunde projecten worden medegefinancierd door openbare of particuliere bronnen.

I.2.   Begroting van een project

De begroting van een project wordt als volgt voorgesteld:

Uitgaven

Ontvangsten

+

Directe kosten (DK)

+

Indirecte kosten (vast percentage van de DK, volgens de subsidieovereenkomst)

+

Bijdrage van de Europese Gemeenschap (gedefinieerd als het laagste van de drie bedragen in artikel 12 van deze beschikking)

+

Bijdrage van de eindbegunstigde en de partners bij het project

+

Bijdrage van derden

+

Door het project gegenereerde ontvangsten

=

Totale subsidiabele kosten (TSK)

=

Totale ontvangsten (TO)

De begroting moet in evenwicht zijn: de totale subsidiabele kosten moeten gelijk zijn aan de totale ontvangsten.

I.3.   Ontvangsten en non-profitbeginsel

1.

Door het Fonds gesteunde projecten mogen geen winstoogmerk hebben. Wanneer, op het einde van het project, de inkomstenbronnen, met inbegrip van de gegenereerde ontvangsten, meer bedragen dan de uitgaven, wordt de bijdrage van het Fonds aan het project dienovereenkomstig verminderd. Alle bronnen van inkomsten moeten in de rekeningen of belastingdocumenten van de eindbegunstigde worden opgenomen en moeten identificeerbaar en controleerbaar zijn.

2.

De ontvangsten van het project zullen bestaan uit financiële bijdragen die voor het project worden verleend door het Fonds en door openbare of particuliere bronnen, inclusief de eigen bijdrage van de eindbegunstigde, alsmede uit alle ontvangsten die het project genereert. Voor de toepassing van deze regel wordt onder „ontvangsten” verstaan: de door een project tijdens de in punt I.4 bedoelde subsidiabiliteitsperiode ontvangen inkomsten uit verkoop, verhuring, dienstverlening, inschrijfgelden en alle andere vergelijkbare inkomsten.

3.

De uit de toepassing van het non-profitbeginsel voortvloeiende bijdrage van de Gemeenschap, zoals vermeld in artikel 12, onder c), van deze beschikking, zal gelijk zijn aan het verschil tussen de „totale subsidiabele kosten” enerzijds en de „bijdrage van derden” en „door het project gegenereerde ontvangsten” anderzijds.

I.4.   Periode waarin de uitgaven subsidiabel zijn

1.

De kosten verbonden aan een project moeten zijn gemaakt en de respectievelijke betalingen (met uitzondering van afschrijvingen) moeten zijn gedaan na 1 januari van het jaar waarop het financieringsbesluit, waarbij het jaarprogramma van de lidstaten wordt goedgekeurd, betrekking heeft. De subsidiabiliteitsperiode loopt tot 30 juni van het jaar N (2) +2; dat wil zeggen dat de aan een project verbonden kosten vóór die datum moeten zijn gemaakt.

2.

Een uitzondering op de subsidiabiliteitsperiode als bedoeld in punt 1 wordt gemaakt voor technische bijstand aan de lidstaten (zie punt IV.3).

I.5.   Uitgavenstaat

1.

De uitgaven komen overeen met de betalingen die door de eindbegunstigde zijn verricht. Deze moeten plaatsvinden in de vorm van financiële (contante) verrichtingen, met uitzondering van afschrijvingen.

2.

In de regel worden uitgaven gestaafd met officiële facturen. Indien dit niet mogelijk is, moeten uitgaven worden gestaafd door boekhoudbescheiden of documenten met gelijke bewijswaarde.

3.

Uitgaven moeten identificeerbaar en controleerbaar zijn. In het bijzonder:

a)

moeten zij worden opgenomen in de boekhoudbescheiden van de eindbegunstigde;

b)

moeten zij worden vastgesteld overeenkomstig de boekhoudkundige normen die van toepassing zijn in het land waar de eindbegunstigde is gevestigd en overeenkomstig de gebruikelijke kostenberekeningsmethoden van de eindbegunstigde, alsmede

c)

moeten zij worden gedeclareerd in overeenstemming met de vereisten van de toepasselijke sociale en belastingwetgeving.

4.

Voor zover nodig, bewaren eindbegunstigden gewaarmerkte afschriften van de boekhoudbescheiden die inkomsten en uitgaven van de bij het project betrokken partners rechtvaardigen.

5.

De opslag en de verwerking van dergelijke gegevens als bedoeld in de punten 2 tot en met 4 moeten gebeuren volgens de nationale wetgeving inzake gegevensbescherming.

I.6.   Territoriaal toepassingsgebied

1.

Uitgaven voor in de artikelen 4 en 6 van de basisbeschikking beschreven acties moeten worden gedaan op het grondgebied van de lidstaten door de eindbegunstigden als bedoeld in punt I.1.1. onder e), met uitzondering van:

uitgaven voor de uitvoering van acties die verband houden met de algemene doelstelling van artikel 3, lid 1, onder d), van de basisbeschikking; uitgaven voor deze acties kunnen worden gedaan op het grondgebied van de lidstaten en in derde landen;

acties die verband houden met het toezicht op de buitengrenzen; deze acties kunnen zowel op als buiten het grondgebied van de lidstaten plaatsvinden.

2.

Partners bij het project die zijn ingeschreven en opgericht in derde landen, kunnen aan projecten alleen deelnemen mits hierdoor geen kosten ontstaan, behalve in het geval van internationale overheidsorganisaties die zijn opgericht bij intergouvernementele overeenkomsten en van gespecialiseerde agentschappen die door dergelijke organisaties worden opgezet, het Internationaal Comité van het Rode Kruis (ICRK) en de internationale federatie van de nationale verenigingen van het Rode Kruis en de Rode Halve Maan.

II.   Categorieën van subsidiabele kosten (op projectniveau)

II.1.   Subsidiabele directe kosten

De subsidiabele directe kosten van het project zijn kosten die, gelet op de in deel I vermelde algemene subsidiabiliteitsvoorwaarden, identificeerbaar zijn als specifieke kosten die direct verband houden met de uitvoering van het project. Directe kosten worden opgenomen in de geraamde totale begroting van het project.

De volgende directe kosten zijn subsidiabel.

II.1.1.   Personeelsuitgaven

1.

De kosten voor personeel van het project, met inbegrip van de eigenlijke salarissen, socialezekerheidsbijdragen en andere statutaire kosten, zijn subsidiabel, mits deze kosten het gebruikelijke loonbeleid van de begunstigde weerspiegelen.

2.

Voor internationale organisaties kunnen de subsidiabele kosten voor personeel ook voorzieningen omvatten ter dekking van statutaire verplichtingen en rechten in verband met de bezoldiging.

3.

De overeenkomstige salariskosten van personeel van overheidsinstanties zijn subsidiabel voor zover zij verband houden met de kosten van activiteiten die de betrokken overheidsinstantie niet zou ondernemen indien het betrokken project niet zou worden uitgevoerd; dit personeel wordt gedetacheerd of toegewezen voor de uitvoering van het project door een schriftelijk besluit van de eindbegunstigde.

4.

Personeelskosten worden nader gedetailleerd in de begrotingsraming, waarbij de functies en het aantal personeelsleden worden vermeld.

II.1.2.   Reis- en verblijfkosten

1.

Reis- en verblijfkosten zijn subsidiabel als directe kosten voor personeel en andere personen die deelnemen aan de activiteiten van het project en die voor de uitvoering van het project noodzakelijk moeten reizen.

2.

Reiskosten komen in aanmerking op grond van de werkelijk gemaakte kosten. De terugbetaling moet gebaseerd zijn op de goedkoopste vorm van openbaar vervoer en vliegtuigreizen zijn in de regel pas toegelaten voor reizen van meer dan 800 km heen en terug, behalve indien luchtvervoer op grond van de plaats van bestemming gerechtvaardigd is. Wanneer van een particulier voertuig wordt gebruikgemaakt, gebeurt de vergoeding normaliter ofwel op basis van de kosten voor openbaar vervoer, ofwel op basis van kilometertarieven volgens voorschriften die officieel door de betrokken lidstaat zijn gepubliceerd of door de eindbegunstigde worden toegepast.

3.

Verblijfkosten komen in aanmerking op grond van reële kosten of dagvergoedingen. Wanneer een organisatie haar eigen tarieven heeft (vergoedingen voor verblijfkosten), moeten deze worden toegepast binnen de grenzen die door de lidstaat overeenkomstig de nationale wetgeving en praktijken zijn vastgesteld. Vergoedingen voor verblijfkosten zijn normaliter bestemd voor plaatselijk vervoer (inclusief taxi’s), huisvesting, maaltijden, plaatselijke telefoongesprekken en diversen.

II.1.3.   Benodigdheden

II.1.3.1.   Algemene voorschriften

Kosten voor de aanschaf van materieel (gebaseerd op huur, leasing, aankoop op basis van de volledige of gedeeltelijke kosten, of afschrijving van aangekochte goederen) zijn alleen subsidiabel wanneer het materieel essentieel is voor de uitvoering van het project. De technische eigenschappen van het materieel moeten in overeenstemming zijn met de eisen van het project en met de geldende normen en standaarden.

II.1.3.2.   Huur en leasing

Uitgaven in verband met huur- en leasingverrichtingen komen voor medefinanciering in aanmerking afhankelijk van de in de lidstaat vastgestelde voorschriften, de nationale wetgeving en praktijken en de duur van de huur of de leasing voor het project.

II.1.3.3.   Aankopen

1.

Kosten die betrekking hebben op de aanschaf van materieel (systemen, bedrijfsuitrusting, vervoermiddelen, onder andere als bedoeld in artikel 5, lid 1, onder c) tot en met f), van de basisbeschikking) zijn subsidiabel overeenkomstig de nationale voorschriften. Dergelijke kosten komen in aanmerking voor medefinanciering op basis van de volledige of gedeeltelijke aankoopkosten indien:

a)

zij direct verband houden met de uitvoering van het project;

b)

zij gemaakt zijn overeenkomstig de nationale aanbestedingsvoorschriften van de lidstaat;

c)

de technische eigenschappen van het materieel beantwoorden aan de eisen van het project en aan de geldende normen en standaarden;

d)

het materieel vanaf de dag van aankoop voor dezelfde doelstellingen als die van het project wordt gebruikt gedurende ten minste:

drie jaar voor informatie- en communicatietechnologiematerieel (ICT);

vijf jaar voor andere soorten materieel, zoals bedrijfsuitrusting en vervoermiddelen, met uitzondering van de vervoermiddelen die hierna worden genoemd;

tien jaar voor helikopters, vaartuigen en vliegtuigen.

2.

Daarnaast kunnen kosten voor het hierboven genoemde materieel subsidiabel zijn op basis van afschrijving volgens de nationale voorschriften. In dat geval zijn de voorwaarden onder a), b), en c), van punt 1 van toepassing. Voorts moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:

a)

wanneer materieel wordt aangekocht vóór of tijdens de levensduur van het project, is alleen dat deel van de afschrijvingen van het materieel subsidiabel dat overeenstemt met de duur van het gebruik voor het project en met de mate waarin het daadwerkelijk voor het project wordt gebruikt;

b)

materieel dat vóór de levensduur van het project werd aangekocht, maar dat wordt gebruikt voor het project, is subsidiabel op grond van afschrijvingen. Deze kosten zijn echter niet subsidiabel wanneer het materieel oorspronkelijk werd aangekocht via een subsidie van de Gemeenschap;

c)

aankoopkosten voor materieel moeten overeenstemmen met de normale marktkosten, en de waarde van de betrokken voorwerpen wordt afgeschreven overeenkomstig de belasting- en boekhoudvoorschriften die voor de eindbegunstigde gelden.

II.1.4.   Onroerend goed

II.1.4.1.   Algemene voorschriften

Zowel bij de aankoop als bij de bouw of de renovatie en de huur dient onroerend goed te beantwoorden aan de technische kenmerken die noodzakelijk zijn voor het project en aan de geldende normen en standaarden.

II.1.4.2.   Aankoop, bouw of renovatie

1.

Wanneer de aankoop van onroerend goed essentieel is voor de uitvoering van het project en er een duidelijk verband bestaat met de doelstellingen ervan, komt de aankoop van onroerend goed, dat wil zeggen reeds opgetrokken gebouwen of de bouw van onroerend goed, in aanmerking voor medefinanciering op basis van de volledige of gedeeltelijke aankoopkosten, of op grond van afschrijvingen, onder de hieronder uiteengezette voorwaarden, en zonder dat afbreuk mag worden gedaan aan de toepassing van strengere nationale voorschriften:

a)

er moet een bewijs worden afgegeven door een onafhankelijke gekwalificeerde taxateur of een naar behoren gemachtigd officieel orgaan waaruit blijkt dat de prijs de marktwaarde niet overschrijdt. Bovendien verklaart dit bewijs ofwel dat het onroerend goed in overeenstemming is met de nationale voorschriften, ofwel geeft het de punten aan die niet conform zijn en waarvan de rectificatie door de eindbegunstigde is gepland in het kader van het project;

b)

het onroerend goed mag niet met een subsidie van de Gemeenschap zijn aangekocht voor de uitvoering van het project;

c)

het onroerend goed mag alleen voor het in het kader van het project vastgestelde doel worden gebruikt voor een periode van ten minste tien jaar na de einddatum van het project, tenzij de Commissie anders beslist in het geval van medefinanciering van de volledige of gedeeltelijke kosten; in het geval van medefinanciering op basis van afschrijvingen wordt deze periode teruggebracht tot vijf jaar;

d)

de aankoop van onroerend goed is in overeenstemming met het prijs-kwaliteit- en het kosteneffectiviteitsbeginsel en wordt beschouwd als evenredig met het doel dat wordt beoogd met het project;

e)

in het geval van medefinanciering op basis van afschrijvingen is alleen het deel van de afschrijvingen van deze goederen dat overeenstemt met de duur van het gebruik en met de mate waarin het daadwerkelijk voor het project wordt gebruikt, subsidiabel; de afschrijvingen worden berekend volgens nationale boekhoudvoorschriften.

2.

Uitgaven voor renovatie van onroerend goed komen in aanmerking voor medefinanciering op basis van de volledige of gedeeltelijke aankoopkosten, of op grond van afschrijvingen. In het geval van renovatiekosten zijn alleen de voorwaarden c) en e) van punt 1 van toepassing.

II.1.4.3.   Huur

De huur van onroerend goed komt voor medefinanciering in aanmerking wanneer er een duidelijk verband bestaat tussen de huur en de doelstellingen van het betrokken project, en wel onder de hieronder uiteengezette voorwaarden, en zonder dat afbreuk mag worden gedaan aan de toepassing van strengere nationale voorschriften:

a)

het onroerend goed mag niet zijn aangekocht via een subsidie van de Gemeenschap;

b)

het onroerend goed mag alleen worden gebruikt voor de uitvoering van het project; zo niet, is alleen het deel van de kosten dat overeenstemt met het gebruik voor het project subsidiabel.

II.1.5.   Verbruiksgoederen, benodigdheden en algemene diensten

De kosten van verbruiksgoederen, benodigdheden en algemene diensten zijn subsidiabel op voorwaarde dat zij identificeerbaar en direct noodzakelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van het project.

II.1.6.   Uitbesteding

1.

Als algemene regel moeten eindbegunstigden in staat zijn de werkzaamheden zelf te beheren. Het bedrag dat overeenstemt met de taken die in het kader van het project moeten worden uitbesteed, moet in de subsidieovereenkomst duidelijk worden aangegeven.

2.

Uitgaven betreffende de volgende onderaannemingscontracten komen niet in aanmerking voor medefinanciering door het Fonds:

a)

onderaannemingscontracten voor taken in verband met het algemene beheer van het project;

b)

onderaannemingscontracten waardoor de kosten van het project worden verhoogd zonder dat er een proportionele waarde aan wordt toegevoegd;

c)

onderaannemingscontracten met tussenpersonen of consultants waarin het te betalen bedrag is uitgedrukt als een percentage van de totale kostprijs van het project, tenzij de gegrondheid van een dergelijke betalingswijze door de eindbegunstigde wordt bewezen aan de hand van de daadwerkelijke waarde van het verrichte werk of de verleende diensten.

3.

De onderaannemers moeten alle audit- en controleorganen voor alle onderaannemingscontracten alle vereiste informatie betreffende de in onderaanneming gegeven activiteiten verschaffen.

II.1.7.   Kosten die rechtstreeks voortkomen uit de vereisten in verband met EU-medefinanciering

Kosten die nodig zijn om aan de vereisten in verband met EU-medefinanciering te voldoen, zoals publiciteit, transparantie, evaluatie van het project, externe audit, bankgaranties, vertaalkosten enz., zijn subsidiabel als directe kosten.

II.1.8.   Expertisekosten

Kosten van juridisch advies, notariskosten, kosten voor technische of financiële expertise zijn subsidiabel.

II.2.   Subsidiabele indirecte kosten

1.

De subsidiabele indirecte kosten van de actie zijn de kosten die, met inachtneming van de subsidiabiliteitsvoorwaarden als beschreven in punt I.1.1, niet kunnen worden aangewezen als specifieke kosten van de actie, die rechtstreeks verband houden met de uitvoering ervan.

2.

Bij wijze van uitzondering op punt I.1.1 onder e), en punt I.5, kunnen de indirecte kosten voor de uitvoering van de actie voor subsidiëring in aanmerking komen op basis van een forfaitair bedrag, uitgedrukt als een percentage van het totaalbedrag van de subsidiabele directe kosten, met een maximum van 2,5 %.

3.

Organisaties die een exploitatiesubsidie ontvangen uit de EU-begroting, kunnen geen indirecte kosten opnemen in hun begrotingsraming.

III.   Niet-subsidiabele uitgaven

Uitgesloten zijn uitgaven voor:

a)

btw, behalve wanneer de eindbegunstigde kan aantonen dat hij deze niet kan terugvorderen;

b)

kapitaalopbrengsten, schulden en kosten van schulden, rente op schulden, commissies voor het wisselen van geld en wisselkoersverliezen, voorzieningen voor eventuele toekomstige verliezen of schulden, verschuldigde rente, dubieuze vorderingen, boetes, financiële sancties, gerechtskosten en buitensporige of roekeloze uitgaven;

c)

uitsluitend voor de personeelsleden van het project bestemde kosten voor ontspanning; ontvangstkosten bij sociale evenementen in verband met het project, zoals de beëindiging van het project of de bijeenkomsten van de projectstuurgroep zijn toegestaan binnen redelijke grenzen;

d)

kosten die reeds door de eindbegunstigde zijn gedeclareerd en in aanmerking genomen in het kader van een ander project of een ander werkprogramma, gesubsidieerd door de Gemeenschap;

e)

de aankoop van grond;

f)

bijdragen in natura.

IV.   Technische bijstand op initiatief van de lidstaten

1.

Alle kosten die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het Fonds door de verantwoordelijke instantie, de gedelegeerde instantie, de auditinstantie, de certificeringsinstantie of andere organen die bijstand verlenen voor de taken als bedoeld in punt 2, zijn subsidiabel onder technische bijstand, binnen de grenzen als genoemd in artikel 18 van de basisbeschikking.

2.

Dit omvat de volgende maatregelen:

a)

uitgaven voor de voorbereiding, de selectie, de beoordeling, het beheer van en het toezicht op de acties;

b)

uitgaven voor audits en controles ter plaatse van acties of projecten;

c)

uitgaven betreffende evaluaties van acties of projecten;

d)

uitgaven betreffende voorlichting, verspreiding van informatie en transparantie in verband met acties;

e)

uitgaven voor de aankoop, de installatie en het onderhoud van computersystemen voor het beheer, de controle en de evaluatie van de Fondsen;

f)

uitgaven voor vergaderingen van de toezichtcomités en subcomités in verband met de tenuitvoerlegging van acties; deze uitgaven kunnen ook de kosten omvatten van deskundigen en andere deelnemers aan deze comités, onder wie deelnemers die uit een derde land afkomstig zijn, wanneer hun aanwezigheid noodzakelijk is voor de doeltreffende uitvoering van de acties;

g)

uitgaven voor de versterking van de administratieve capaciteit voor de uitvoering van het Fonds.

3.

Activiteiten die verband houden met technische bijstand moeten worden uitgevoerd en de bijbehorende betalingen moeten worden gedaan na 1 januari van het jaar waarop het financieringsbesluit, waarbij de jaarprogramma’s van de lidstaten worden goedgekeurd, betrekking heeft. De subsidiabiliteitsperiode loopt uiterlijk tot de uiterste datum voor de indiening van het eindverslag over de uitvoering van het jaarprogramma.

4.

Elke aanbesteding moet gebeuren volgens de in de lidstaten opgestelde nationale voorschriften voor aanbestedingen.

5.

De lidstaten kunnen maatregelen van technische bijstand voor dit Fonds uitvoeren samen met maatregelen van technische bijstand voor sommige of alle van de vier Fondsen. In dat geval komt echter alleen het gedeelte van de kosten dat is gebruikt voor de uitvoering van de gemeenschappelijke maatregel die met dit Fonds overeenstemt, voor financiering onder dit Fonds in aanmerking, en waarborgen de lidstaten dat:

a)

het gedeelte van de kosten voor gemeenschappelijke maatregelen aan het desbetreffende Fonds wordt toegerekend op een redelijke en verifieerbare manier; alsmede

b)

dubbele financiering van kosten wordt vermeden.

V.   Bijzondere doorreisregeling

Overeenkomstig artikel 40, lid 1, zijn de voorschriften die in de basisbeschikking en in deze beschikking zijn geformuleerd met betrekking tot de uitvoering van de jaarprogramma’s van overeenkomstige toepassing op de steun voor de toepassing van de bijzondere doorreisregeling. Wat de subsidiabiliteitsvoorschriften in deze bijlage betreft, zijn echter de volgende specifieke voorschriften van toepassing op de bijzondere doorreisregeling:

a)

de uitgaven die zijn gedaan in de periode die wordt beschreven in artikel 40, lid 3, van deze beschikking, zijn subsidiabel;

b)

krachtens artikel 6, lid 2, onder c), van de basisbeschikking zijn de kosten voor personeel van openbare organen subsidiabel, mits deze zijn gebaseerd op de reële extra kosten met betrekking tot de uitvoering van de bijzondere doorreisregeling en zij aan de operatie worden toegewezen volgens een degelijk verantwoorde en billijke methode; de uitgaven moeten worden gecertificeerd op basis van bewijsstukken waaruit de reële kosten blijken die door het betrokken openbare orgaan zijn gedaan in verband met de bijzondere doorreisregeling, en die verder gaan dan de statutaire verplichtingen of de dagelijkse werkzaamheden van het betrokken orgaan.”.


(1)  Indien van toepassing.”;

(2)  „N” is het jaar waarop het financieringsbesluit, waarbij de jaarprogramma’s van de lidstaten worden goedgekeurd, betrekking heeft.


Top