EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32011B0755

2011/755/EU: Besluit van het Europees Parlement van 25 oktober 2011 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2009, afdeling II — Raad

PB L 313 van 26.11.2011, p. 11–12 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2009

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2011/755/oj

26.11.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 313/11


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 25 oktober 2011

over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2009, afdeling II — Raad

(2011/755/EU)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2009 (1),

gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2009 (SEC(2010) 963 — (C7-0213/2010) (2),

gezien het jaarverslag van de Raad aan de kwijtingsautoriteit over de in 2009 uitgevoerde interne controles,

gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting over het begrotingsjaar 2009, vergezeld van de antwoorden van de instellingen (3),

gezien de verklaring van de Rekenkamer waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, als bedoeld in artikel 287 van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (4),

gezien zijn besluit van 10 mei 2011 (5) tot uitstel van het besluit tot verlening van kwijting voor het begrotingsjaar 2009, alsmede de daarbij gevoegde resolutie,

gezien artikel 272, lid 10, en de artikelen 274, 275 en 276 van het EG-Verdrag, en artikel 314, lid 10, en de artikelen 317, 318 en 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (6), en met name de artikelen 50, 86, 145, 146 en 147,

gezien Besluit nr. 190/2003 van de secretaris-generaal van de Raad/hoge vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid betreffende de vergoeding van de reiskosten van de afgevaardigden van de leden van de Raad (7),

gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en goed financieel beheer (8),

gezien artikel 77 en bijlage VI bij zijn Reglement,

gezien het tweede verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0328/2011),

1.

verleent de secretaris-generaal van de Raad geen kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Raad voor het begrotingsjaar 2009;

2.

formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, het Hof van Justitie, de Rekenkamer, de Europese Ombudsman en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Jerzy BUZEK

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB L 69 van 13.3.2009.

(2)  PB C 308 van 12.11.2010, blz. 1.

(3)  PB C 303 van 9.11.2010, blz. 1.

(4)  PB C 308 van 12.11.2010, blz. 129.

(5)  PB L 250 van 27.9.2011, blz. 23.

(6)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(7)  Besluit dat voortvloeit uit het reglement van orde van de Raad van 22 juli 2002 (PB L 230 van 28.8.2002, blz. 7).

(8)  PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.


Top

26.11.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 313/13


RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 25 oktober 2011

met de daarvan een integrerend deel uitmakende opmerkingen bij het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2009, afdeling II — Raad

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2009 (1),

gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2009 (SEC(2010) 963 — C7-0213/2010) (2),

gezien het jaarverslag van de Raad aan de kwijtingsautoriteit over de in 2009 uitgevoerde interne controles,

gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting over het begrotingsjaar 2009, vergezeld van met de antwoorden van de instellingen (3),

gezien de verklaring van de Rekenkamer waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, als bedoeld in artikel 287 van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (4),

gezien zijn besluit van 10 mei 2011 (5) tot uitstel van het besluit tot verlening van kwijting voor het begrotingsjaar 2009, alsmede de daarbij gevoegde resolutie,

gezien artikel 272, lid 10, en de artikelen 274, 275 en 276 van het EG-Verdrag, en artikel 314, lid 10, en de artikelen 317, 318 en 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),

gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (6), en met name de artikelen 50, 86, 145, 146 en 147,

gezien Besluit nr. 190/2003 van de secretaris-generaal van de Raad/hoge vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid betreffende de vergoeding van de reiskosten van de afgevaardigden van de leden van de Raad (7),

gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en goed financieel beheer (8),

gezien artikel 77 en bijlage VI bij zijn Reglement,

gezien het tweede verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0328/2011),

A.

overwegende dat „de burgers het recht hebben te weten hoe hun belastinggeld wordt besteed en hoe de bevoegdheden die in handen zijn gegeven van politieke organen, worden gebruikt” (9);

B.

overwegende dat de administratie van de Raad ten overstaan van de burgers van de Unie democratische verantwoording verschuldigd is voor de besteding van de financiële middelen van de Unie;

C.

overwegende dat de transparantie bij de toepassing van de wetgeving van de Unie eveneens moet worden verbeterd, en dat de Europese burgers ook het recht hebben om hierover beter te worden geïnformeerd; verwelkomt de met de Raad bereikte overeenstemming over de kwestie van de transponeringstabellen;

D.

overwegende dat het Parlement van alle instellingen van de Unie het enige rechtstreeks verkozen orgaan is en belast is met het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie;

Hangende zaken

1.

betreurt de problemen die zich bij de kwijtingsprocedures voor 2007 tot 2009 hebben voorgedaan en bekrachtigt het standpunt dat het in de eerdere kwijtingsresoluties betreffende deze begrotingsjaren heeft ingenomen;

2.

bevestigt de ontvangst, op 28 februari 2011, van een schrijven van de secretaris-generaal van de Raad, tezamen met een aantal documenten betreffende de kwijtingsprocedure voor de Raad voor 2009 (definitieve financiële staten van 2009, inclusief rekeningen, financieel activiteitenverslag en overzicht van de interne audits van 2009), en verwelkomt dit als een constructieve stap in de richting van het onderwerpen van de administratieve begroting van de Raad aan democratische controle;

3.

verwelkomt het feit dat de Raad de hierboven genoemde documenten bij het Parlement heeft ingediend en dat het voorzitterschap van de Raad het debat over de kwijting voor 2009 in de plenaire vergadering heeft bijgewoond; wijst er echter op dat de kwijting is uitgesteld omdat het Parlement geen antwoord had gekregen op een aantal hangende zaken betreffende de kwijting van de Raad voor 2009 die eerder aan de orde waren gesteld:

a)

de administratie van de Raad is nooit ingegaan op uitnodigingen van de parlementaire commissie die belast is met de kwijtingsprocedure om van gedachten te wisselen over vraagstukken betreffende de uitvoering van de begroting van de Raad van 2009; het Parlement is bijgevolg nog steeds in het ongewisse over de bereidheid van de secretaris-generaal van de Raad om persoonlijk aanwezig te zijn op een vergadering van de bevoegde commissie en vragen van de commissieleden te beantwoorden,

b)

het Parlement wacht nog steeds op de informatie van de administratie van de Raad waar het in zijn resolutie van 10 mei 2011 op had aangedrongen;

Het kwijtingsrecht van het Parlement

4.

neemt kennis van de brief van 2 juni 2011 van het voorzitterschap van de Raad aan de voorzitter van het Europees Parlement waarin de Raad van mening is dat door de stemming van 10 mei 2011 in het Parlement in overeenstemming met het EU-recht kwijting is verleend voor alle rekeningen van de Unie voor 2009, met inbegrip van zijn eigen rekeningen, overeenkomstig artikel 319 van het VWEU;

5.

wijst op het recht van het Parlement tot verlenen van kwijting, ingevolge de gezamenlijke lezing van de artikelen 316, 317 en 319 van het VWEU, die uitgelegd moeten worden in de context van deze artikelen en tegen de achtergrond van hun doelstelling, namelijk de uitvoering van de gehele begroting van de Europese Unie zonder enige uitzondering aan de controle en het onderzoek van het Parlement te onderwerpen en autonoom kwijting te verlenen, niet alleen voor de afdeling van de begroting die door de Commissie wordt uitgevoerd, maar ook voor de afdelingen van de begroting uitgevoerd door de andere instellingen, zoals in artikel 1 van het Financieel Reglement is vastgelegd;

6.

is van oordeel dat op grond van artikel 319 van het VWEU en artikel 50 van het Financieel Reglement de andere instellingen geacht worden dezelfde regels en voorwaarden toe te passen als de Commissie bij de uitvoering van haar begroting; is bijgevolg van oordeel dat niet alleen de Commissie maar elke instelling verantwoordelijk is voor de uitvoering van haar respectieve begroting;

7.

onderstreept dat, eventuele verschillen in juridische interpretatie van de autonome afsluiting van het begrotingsjaar ten spijt, het Parlement van mening is dat in ieder geval de politieke beoordeling van het financiële beheer van de instelling gedurende het jaar in kwestie afgesloten moet worden, waardoor het huidige institutionele evenwicht gehandhaafd wordt, dat inhoudt dat het Parlement verantwoordelijk is voor het garanderen van de democratische aansprakelijkheid ten aanzien van de burgers van de Unie;

8.

is van mening dat de hierboven genoemde juridische overwegingen en de staande praktijk, namelijk dat afzonderlijke kwijtingsbesluiten worden genomen voor iedere instelling en orgaan van de Unie, deze interpretatie schragen, en dat de kwijtingsbesluiten afzonderlijk moeten worden genomen om operationele redenen, om de continuïteit en de homogeniteit van het optreden van de Unie te garanderen;

9.

is van mening dat de juiste interpretatie van artikel 147 van het Financieel Reglement en artikel 265 van het VWEU inhoudt dat het nalaten van het nemen van maatregelen om gevolg te geven aan de opmerkingen die het Parlement in zijn kwijtingsbesluit heeft geformuleerd, het Parlement het recht verleent om een beroep wegens nalaten in te stellen;

De verschillende rol van Parlement en Raad in de kwijtingsprocedure

10.

wijst erop dat, volgens de verklaring van het voorzitterschap van de Raad op de vergadering van de Commissie begrotingscontrole van 21 juni 2011, het convenant waarover het Coreper op 2 maart 2011 een akkoord heeft bereikt geacht wordt als grondslag te fungeren voor de relaties tussen het Parlement en de Raad op het vlak van de kwijtingverlening voor hun respectieve begroting; wijst er voorts op dat dit „convenant” een volstrekte wederkerigheid veronderstelt tussen Parlement en Raad wat betreft de overlegging van stukken, antwoorden op vragen en een jaarlijks te beleggen bilaterale bijeenkomst van vertegenwoordigers van de Raad en de voor het verlenen van kwijting bevoegde parlementaire commissie, alsook van de secretarissen-generaal van beide instellingen;

11.

respecteert ten volle de rol van de Raad als aanbevelende instantie in het kader van de jaarlijkse kwijtingsprocedure, overeenkomstig artikel 319 van het VWEU; zou het met de Raad oneens zijn indien deze ervan uit zou gaan dat zijn positie identiek is als die van het Parlement als het op het verlenen van kwijting aankomt;

12.

blijft erbij dat er, op grond van het feit dat het Parlement en de Raad een verschillende rol spelen in de kwijtingsprocedure, een onderscheid moet blijven bestaan en dat de administratie van de Raad (d.w.z. zijn secretariaat-generaal), evenals de administraties van de overige EU-instellingen, met inbegrip van de administratie van het Parlement zelf, onderworpen moeten zijn aan de controle van de Rekenkamer en via de in het VWEU omschreven kwijtingsprocedure ten volle verantwoording verschuldigd zijn aan de burgers van de Unie voor de uitvoering van hun respectieve begroting;

13.

wijst erop dat de Rekenkamer haar controle op deze instellingen los van de controles door de Commissie uitoefent en onderstreept dat het sluitstuk van de verantwoordingsketen de democratische controle door middel van de door het Parlement verleende kwijting moet zijn;

14.

herinnert de Rekenkamer aan het voorstel van het Parlement om de systemen voor toezicht en controle van de Raad op zo kort mogelijke termijn aan een diepgaande analyse te onderwerpen, net zoals hij in het kader van de voorbereiding van zijn jaarverslag met betrekking tot het begrotingsjaar 2010 heeft gedaan in het geval van het Hof van Justitie, de Europese Ombudsman en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming;

Hoofdpunten van de kwijtingverlening aan de Raad

15.

herhaalt zijn standpunt dat de uitgaven van de Raad op dezelfde wijze moeten worden onderzocht als die van de andere instellingen, en dat dit onderzoek zich hoofdzakelijk moet toespitsen op:

a)

het beleggen van een formele bijeenkomst van vertegenwoordigers van de Raad en de commissie van het Parlement die met de kwijtingsprocedure is belast, eventueel achter gesloten deuren, om te antwoorden op vragen van de commissieleden. Aan deze vergadering moet worden deelgenomen door de secretaris-generaal van de Raad, het bureau van de voor de kwijting bevoegde parlementaire commissie, de rapporteur en de leden die de fracties vertegenwoordigen (coördinatoren en/of schaduwrapporteurs),

b)

het feit dat, als aangegeven in zijn resolutie van 16 juni 2010 (10) betreffende de kwijting aan de Raad voor 2008, de kwijting gebaseerd moet zijn op de volgende schriftelijke stukken die door alle instellingen worden ingediend:

rekeningen over het voorgaande begrotingsjaar met betrekking tot de uitvoering van hun begroting;

een financieel verslag van hun activa en passiva;

een jaarlijks activiteitenverslag over het budgettair en financieel beheer;

het jaarverslag van hun interne financieel controleur.


(1)  PB L 69 van 13.3.2009.

(2)  PB C 308 van 12.11.2010, blz. 1.

(3)  PB C 303 van 9.11.2010, blz. 1.

(4)  PB C 308 van 12.11.2010, blz. 129.

(5)  PB L 250 van 27.9.2011, blz. 23.

(6)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(7)  Besluit dat voortvloeit uit het reglement van orde van de Raad van 22 juli 2002 (PB L 230 van 28.8.2002, blz. 7).

(8)  PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.

(9)  Europees Transparantie-Initiatief.

(10)  PB L 252 van 25.9.2010, blz. 22.

Top