EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32011B0549

2011/549/EU: Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2011 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2009, afdeling II — Raad

PB L 250 van 27.9.2011, p. 23–24 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2009

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2011/549/oj

27.9.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 250/23


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 10 mei 2011

over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2009, afdeling II — Raad

(2011/549/EU)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2009 (1),

gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2009 (SEC(2010) 963 — C7-0213/2010) (2),

gezien het jaarverslag van de Raad aan de kwijtingsautoriteit over de in 2009 uitgevoerde interne controles,

gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting voor het begrotingsjaar 2009, vergezeld van de antwoorden van de instellingen (3),

gezien de verklaring van de Rekenkamer waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, als bedoeld in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (4),

gezien artikel 272, lid 10, en de artikelen 274, 275 en 276 van het EG-Verdrag en artikel 314, lid 10, en de artikelen 317, 318 en 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (5), inzonderheid de artikelen 50, 86, 145, 146 en 147,

gezien Besluit nr. 190/2003 van de secretaris-generaal van de Raad/hoge vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid betreffende de vergoeding van de reiskosten van de afgevaardigden van de leden van de Raad (6),

gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (7),

gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0088/2011),

1.

stelt zijn besluit over het verlenen van kwijting aan de secretaris-generaal van de Raad voor de uitvoering van de begroting van de Raad voor het begrotingsjaar 2009 uit;

2.

formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, het Hof van Justitie van de Europese Unie, de Rekenkamer, de Europese Ombudsman en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Jerzy BUZEK

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB L 69 van 13.3.2009.

(2)  PB C 308 van 12.11.2010, blz. 1.

(3)  PB C 303 van 9.11.2010, blz. 1.

(4)  PB C 308 van 12.11.2010, blz. 129.

(5)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(6)  Besluit dat voortvloeit uit het reglement van orde van de Raad van 22 juli 2002 (PB L 230 van 28.8.2002, blz. 7).

(7)  PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.


Top

27.9.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 250/25


RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 10 mei 2011

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2009, afdeling II — Raad

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2009 (1),

gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2009 (SEC(2010) 963 — C7-0213/2010) (2),

gezien het jaarverslag van de Raad aan de kwijtingsautoriteit over de in 2009 uitgevoerde interne controles,

gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting voor het begrotingsjaar 2009, vergezeld van de antwoorden van de instellingen (3),

gezien de verklaring van de Rekenkamer waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, als bedoeld in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (4),

gezien artikel 272, lid 10, en de artikelen 274, 275 en 276 van het EG-Verdrag en artikel 314, lid 10, en de artikelen 317, 318 en 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (5), inzonderheid de artikelen 50, 86, 145, 146 en 147,

gezien Besluit nr. 190/2003 van de secretaris-generaal van de Raad/hoge vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid betreffende de vergoeding van de reiskosten van de afgevaardigden van de leden van de Raad (6),

gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (7) (IIA),

gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0088/2011),

A.

overwegende dat „de burgers het recht hebben te weten hoe hun belastingen worden besteed en hoe de politieke instanties omgaan met de hun toevertrouwde macht” (8),

B.

overwegende dat in de conclusies van de Europese Raad van Keulen van 3 en 4 juni 1999 wordt overwogen de Raad operationele capaciteiten te geven op het gebied van een versterkt gemeenschappelijk Europees veiligheids- en defensiebeleid,

C.

overwegende dat met Besluit 2004/197/GBVB (9) van de Raad een mechanisme is ingesteld voor het beheer van de financiering van de gemeenschappelijke kosten van EU-operaties die gevolgen hebben op militair of defensiegebied, genaamd ATHENA, en dat dit besluit, samen met Besluit 2004/582/EG van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 28 april 2004 betreffende de voorrechten en immuniteiten die aan ATHENA worden verleend (10), voorrechten en immuniteiten aan ATHENA verleent en operationele bevoegdheid aan de Raad geeft,

D.

overwegende dat in Besluit 2000/178/GBVB van de Raad van 28 februari 2000 tot vaststelling van de regeling die van toepassing is op nationale deskundigen op militair gebied die bij het secretariaat-generaal van de Raad worden gedetacheerd gedurende de interimperiode (11) en in Besluit 2001/80/GBVB van de Raad van 22 januari 2001 houdende instelling van de Militaire Staf van de Europese Unie (12) wordt bepaald dat de uitgaven in verband met de detachering van militaire deskundigen worden aangerekend op de begroting van de Raad,

1.

merkt op dat de Raad in 2009 beschikte over vastleggingskredieten met een totale waarde van 642 000 000 EUR (2008: 743 000 000 EUR), waarvan 92,33 % is besteed, een percentage dat bijna gelijk is aan dat van 2007 (93,31 %), maar dat nog altijd lager is dan het gemiddelde van de andere instellingen (97,69 %);

2.

is van oordeel dat, aangezien in artikel 335 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie wordt erkend dat de instellingen van de Unie een zekere administratieve autonomie hebben in verband met hun respectieve werking, deze autonomie een overeenkomstige mate van verantwoordelijkheid en verantwoordingsplicht impliceert; overwegende dat het Parlement de enige gekozen instelling is en dat het één van zijn taken is om, op aanbeveling van de Raad, kwijting te verlenen voor de uitvoering van de algemene begroting van de Unie, en dat het Parlement besloten heeft in de kwijtingsprocedure met deze autonomie rekening te houden en de afdelingen van de algemene begroting die door elk van de andere instellingen van de Unie autonoom worden beheerd apart te behandelen, en kwijting te verlenen aan elk van die instellingen;

3.

betreurt de problemen die zich in het kader van de kwijtingsprocedures voor 2007 en 2008 hebben voorgedaan en herbevestigt zijn resolutie van 16 juni 2010 (13) betreffende het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Raad voor het begrotingsjaar 2008, in het bijzonder zijn oproep aan de Raad om samen met het Parlement een jaarlijkse procedure in te voeren met betrekking tot de kwijtingsprocedure voor het ter beschikking stellen van alle nodige informatie met betrekking tot de uitvoering van de begroting van de Raad;

4.

herhaalt zijn standpunt dat de uitgaven van de Raad op dezelfde wijze moeten worden onderzocht als die van de andere instellingen van de Unie en is van oordeel dat dit het best kan gebeuren op de wijze die wordt aangegeven in de hierboven aangehaalde resolutie van het Parlement van 16 juni 2010, waarin in het bijzonder staat „dit onderzoek vindt plaats aan de hand van de volgende schriftelijke documenten die door alle instellingen worden ingediend:

rekeningen over het voorgaande begrotingsjaar met betrekking tot de uitvoering van de begroting,

een financieel overzicht van de activa en passiva,

een jaarlijks activiteitenverslag over het budgettaire en financiële beheer,

een jaarverslag van de interne controleur,

alsmede een mondelinge toelichting in de vergadering van de voor de kwijtingsprocedure bevoegde commissie”;

5.

betreurt het ten zeerste dat enerzijds het voorzitterschap van de Raad niet in is gegaan op de uitnodiging om aanwezig te zijn bij de vergadering van de commissie die met de kwijtingsprocedure is belast waar gesproken zou worden over het standpunt van het voorzitterschap van de Raad over de voorgestelde procedure, alsmede over de invulling van de eventuele samenwerking op het gebied van de kwijting, en dat anderzijds ook de secretaris-generaal van de Raad geweigerd heeft aanwezig te zijn bij de vergadering van de commissie die met de kwijtingsprocedure is belast en van gedachten te wisselen over de procedure voor het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Raad;

6.

neemt nota van het voorgestelde convenant tussen het Parlement en de Raad met betrekking tot hun samenwerking tijdens hun jaarlijkse kwijtingsprocedure die is gevoegd bij de brief van de secretaris-generaal van de Raad van 4 maart 2011 en neemt kennis van de bereidheid van de Raad om de kwijtingsprocedure los van de begrotingsprocedure te behandelen, maar herhaalt dat een onderscheid tussen de verschillende rollen van het Parlement en de Raad in de kwijtingsprocedure moet worden gehandhaafd en dat de Raad te allen tijde en onder alle omstandigheden volledige verantwoordelijkheid verschuldigd is aan het publiek voor de middelen die aan hem zijn toevertrouwd; betreurt ten zeerste dat het voorzitterschap van de Raad en het secretariaat-generaal van de Raad niet in zijn gegaan op de uitnodiging om aanwezig te zijn bij de vergadering van de commissie die met de kwijtingsprocedure is belast, en informatie te verschaffen en antwoord te geven op vragen met betrekking tot de kwijting voor de Raad voor het begrotingsjaar 2009, en dat zij ook hebben geweigerd schriftelijk antwoord te geven op de vragenlijst van de rapporteur;

7.

neemt met tevredenheid kennis van de welwillendheid van het Hongaarse voorzitterschap en de bereikte vooruitgang; stelt voor, ter bevordering van de uitwisseling van informatie in de kwijtingsprocedure, dezelfde procedure te volgen als de overige instellingen, waarvan de belangrijkste elementen de volgende zouden moeten zijn:

dat er een formele vergadering wordt gehouden tussen vertegenwoordigers van de Raad en de commissie van het Parlement die met de kwijtingsprocedure is belast, waaraan wordt deelgenomen door de secretaris-generaal van de Raad en het fungerend voorzitterschap, het bureau van de commissie die met de kwijtingsprocedure is belast, de rapporteur en de leden die de fracties vertegenwoordigen (de coördinatoren en/of schaduwrapporteurs), teneinde alle nodige informatie te verstrekken over de uitvoering van de begroting van de Raad,

dat de secretaris-generaal van de Raad antwoord geeft op vragen die door de commissie die met de kwijtingsprocedure is belast worden gesteld aan de Raad, en

dat er een tijdschema wordt opgesteld om deze tijdelijke oplossing te stroomlijnen en van een vast kader te voorzien;

is derhalve van oordeel dat het niet nodig is met de Raad een interinstitutioneel akkoord te sluiten over de kwijting van de Raad;

8.

verzoekt de Rekenkamer de systemen voor toezicht en controle van de Raad op zo kort mogelijke termijn aan een diepgaande analyse te onderwerpen, net zoals hij in het kader van de voorbereiding van zijn jaarverslag met betrekking tot het begrotingsjaar 2009 heeft gedaan in het geval van het Hof van Justitie, de Europese Ombudsman en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming;

Redenen voor uitstel van het kwijtingsbesluit

9.

geeft de volgende redenen voor het uitstel:

a)

de Raad heeft geen enkele uitnodiging aangenomen om officieel en formeel de commissie van het Parlement die met de kwijting is belast of haar rapporteur te ontmoeten om kwesties in verband met de uitvoering van de begroting van de Raad voor het begrotingsjaar 2009 te bespreken,

b)

de Raad heeft geweigerd het Parlement een schriftelijk antwoord te geven met de informatie en de documenten waarom hem was gevraagd in de bijlage bij een door de rapporteur ondertekende brief van 14 december 2010,

c)

het Parlement heeft van de Raad geen fundamentele documenten ontvangen, zoals de volledige lijst van begrotingsoverschrijvingen;

Verdere actie van de kant van de Raad

10.

verzoekt de secretaris-generaal van de Raad om de commissie van het Parlement die met de kwijting is belast uiterlijk op 15 juni 2011 schriftelijk volledige antwoorden te geven op de volgende vragen:

a)

wat eerdere debatten betreft over de kwijting van de Raad in de commissie van het Parlement die met de kwijting is belast, geldt dat de Raad deze bijeenkomsten niet stelselmatig heeft bijgewoond, terwijl dat wel van het allergrootste belang is, teneinde antwoord te kunnen geven op vragen van de leden van deze commissie met betrekking tot de kwijting van de Raad. Gaat de Raad er mee akkoord toekomstige debatten in de commissie van het Parlement die met de kwijting is belast over de kwijting van de Raad bij te wonen?

b)

waarom verandert de Raad elk jaar de presentatie/het format van de interne audit? Waarom is de interne audit elk jaar zo kort, algemeen en onduidelijk? is de Raad bereid om de interne audit vanaf de kwijting voor 2010 in een andere taal/talen dan het Frans te presenteren?

c)

is er een externe audit verricht? Zo ja, mag de commissie van het Parlement die met de kwijting is belast deze zien? Indien er geen externe audit is verricht, waarom niet?

d)

tot nu toe impliceerde de activiteit van de Raad medefinanciering met de Commissie, en deze is na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon toegenomen. Welke audit- en controlesystemen zijn ontwikkeld om voor volledige transparantie te zorgen? Gezien het feit dat het Verdrag van Lissabon de medefinanciering met de Commissie heeft doen toenemen, wat verstaat de Raad onder „reageren op de passende verzoeken”?

e)

de Rekenkamer heeft in zijn Jaarverslag 2009 geconstateerd dat de Raad zich bij twee van zes aanbestedingen niet heeft gehouden aan de bepalingen van het Financieel Reglement met betrekking tot het openbaar maken van de resultaten van de procedure. Heeft de Raad meer voorbeelden van vergelijkbare aanbestedingen onderzocht? Is de interne procedure aangepast om vergelijkbare gevallen in de toekomst te vermijden?

f)

personeel van de speciale vertegenwoordigers van de EU (EUSR): Gelieve aan te geven hoeveel personeel (alle personeelsleden, personeelsformatie en overigen) — aantal posten, rang — in de Raad in 2009 voor de EUSR werkzaam was. Hoe en wanneer zullen de EUSR-personeelsposten worden verdeeld tussen de Raad en de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO)? Wat was het reisbudget voor elk van de EUSR? Hoeveel EUSR-personeelsleden zijn op 1 januari 2011 naar de EDEO overgeheveld? Hoeveel blijven er bij de Raad en waarom?

g)

in punt 2.2 van het financieel activiteitenverslag — 11327/10, FIN 278 — wijst de Raad op budgettaire kwesties in het verlengde van het Verdrag van Lissabon. Heeft de Raad een oplossing gevonden voor de problemen in verband met de uitgaven van de heer Solana? Welk deel van de uitgaven valt onder de begroting van de Raad en welk deel onder de begroting van de Commissie?

h)

hoeveel bedroegen de operationele uitgaven, administratieve uitgaven, uitgaven voor personeel, gebouwen, enz., zoals gepland door de Raad voor 2009 voor de functie van hoge vertegenwoordiger/vicevoorzitter van de Commissie?

i)

de hoge vertegenwoordiger/vicevoorzitter trad aan op 1 december 2009. Hoe was de kostenverdeling over de Raad en de Commissie (voor personeel, reizen, enz.)? Hoe heeft de Raad de begroting voor de hoge vertegenwoordiger/vicevoorzitter voor 2010 voorbereid? Welke begrotingsposten en -bedragen zijn voor haar activiteiten gereserveerd?

j)

op welke wijze zal vrijgekomen kantoorruimte, naar aanleiding van de overheveling van personeel naar de EDEO, van invloed zijn op de plannen van de Raad ten aanzien van gebouwen? Zijn er regelingen getroffen voor het gebruik van deze vrijgekomen kantoorruimte? Wat zijn de geschatte verhuiskosten? Zijn er aanbestedingen voor de verhuizingen gepubliceerd en zo ja, wanneer?

k)

hoeveel bedroegen de administratieve en operationele uitgaven voor de taken van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB)/het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB), die in 2009 in ieder geval gedeeltelijk met middelen van de Uniebegroting zijn gefinancierd? Hoe hoog waren de GBVB-uitgaven in 2009 in totaal? Kan de Raad in ieder geval aangeven welke in 2009 de belangrijkste missies en hun kosten waren?

l)

hoeveel bedroegen de kosten van bijeenkomsten van GBVB-/GVDB-werkgroepen van de Raad in Brussel en elders, en waar vonden deze bijeenkomsten plaats?

m)

hoeveel bedroegen de administratieve uitgaven in verband met de implementatie van militaire operaties van het Europees veiligheids- en defensiebeleid (EVDB)/GVDB? Welk deel van de totale uitgaven in verband met militaire operaties is aan de Uniebegroting aangerekend?

n)

hoeveel bedroegen de administratieve uitgaven voor het ATHENA-mechanisme, hoeveel posten waren ervoor nodig, en zullen er überhaupt ATHENA-posten naar EDEO worden overgeheveld? Bij wie moeten de houders van deze posten zich melden?

o)

de personeelsformatie van de Raad vertoont een lage bezettingsgraad (91 % in 2009, 90 % in 2008). Heeft deze permanent lage bezettingsgraad enige invloed op de werking van het secretariaat-generaal van de Raad? Kan het secretariaat-generaal van de Raad al zijn functies verrichten met de huidige lage bezettingsgraad? Zijn lagere bezettingsgraden een specifiek kenmerk van bepaalde diensten? Wat zijn de redenen voor de aanhoudende discrepantie?

p)

hoeveel posten zijn in totaal gereserveerd voor de taak „beleidscoördinatie” en administratieve ondersteuning (zoals gedefinieerd in de jaarlijkse personeelsscreenings van de Commissie)? Om welk percentage gaat het hier in vergelijking met het totale aantal posten?

q)

voor het verwezenlijken van de administratieve doelstellingen in 2009 heeft de Raad telewerk aan zijn werkprocedures toegevoegd. Hoe meet de Raad de doeltreffendheid van deze werkmethode? Kan de Raad daarnaast verslag uitbrengen over nadere maatregelen in dit verband en met name over de maatregelen gericht op verbetering van de kwaliteit van het financiële beheer, en over hun effecten?

r)

de Raad heeft zijn posten met 15 verhoogd (8 AD-posten en 7 AST-posten) ter dekking van de behoeften van de Ierse taaleenheid. Hoeveel personeelsleden werken voor de andere talen (personeelsleden per taal)? Zijn er reeds personeelsleden werkzaam voor en uit de kandidaat-lidstaten? Zo ja, om hoeveel posten gaat het hierbij dan (uitgesplitst per land en taal)?

s)

de reflectiegroep is opgericht op 14 december 2007 en de leden zijn benoemd op 15-16 oktober 2008. Waarom kon de noodzakelijke financiering niet worden gepland en opgenomen op de begroting voor 2009? Is een overschrijving in de begroting voor 2009 van de noodreserve naar een begrotingspost ter financiering van een in 2007 ontwikkelde structuur strikt begrotingsneutraal? De Raad heeft voor de reflectiegroep een bedrag van 1 060 000 EUR gereserveerd. Hoeveel posten kunnen aan deze groep worden toegewezen?

t)

bij de uitgaven voor delegaties is nog niet alles in orde (zie punt II op blz. 4 van nota SGS10 8254 van de Raad van 15 juni 2010). Waarom zijn deze uitgaven over een zo groot aantal verschillende begrotingsposten uitgesmeerd?

u)

waarom acht de interne audit het nog steeds noodzakelijk om „reiskosten voor de leden en vertolkingskosten” toe te voegen na stevige kritiek in de laatste twee resoluties van het Parlement over de kwijting van de Raad?

v)

de Raad heeft opnieuw onderbenutting bij vertolking gebruikt voor extra financiering voor reiskosten voor delegaties. Ten gevolg hiervan bedroegen de feitelijke vastleggingen voor reiskosten in 2009 aanzienlijk minder dan in de oorspronkelijke begroting, en minder dan de helft van het bedrag dat beschikbaar was na de overschrijving (oorspronkelijk 36 100 000 EUR en 48 100 000 EUR na de overschrijving, in vergelijking met de vastlegging van 22 700 000 EUR). Wat waren de redenen voor deze overschrijving van 12 000 000 EUR (zie het financieel activiteitenverslag — 11327/10, FIN 278, punt 3.3.2, punt VI)? Waarom wordt de overschrijving van vertolking naar reiskosten voor delegaties op blz. 12 door de Raad op 12 miljoen EUR geschat en op blz. 13 op 10 558 362 EUR? Waar is het resterende bedrag dat van vertolking is overgeschreven (het totale bedrag van de overschrijving bedroeg 17 798 362 EUR) aan besteed? Verzoekt de Raad daarnaast uitleg te verschaffen omtrent het grote bedrag aan invorderingsopdrachten van vóór 2009 dat naar 2009 is overgedragen (12 300 000 EUR), alsook omtrent invorderingen op basis van verklaringen met betrekking tot 2007 (6 300 000 EUR);

w)

de Raad heeft in 2009, net als overigens in 2008, een aanzienlijk bedrag van zijn begroting overgeheveld naar gebouwen en in het bijzonder de oorspronkelijke kredieten voor de aankoop van het Residence Palace-gebouw meer dan verdubbeld (overheveling 17 800 000 EUR, bovenop het bedrag van 15 000 000 EUR dat in de begroting voor 2009 was opgenomen). Wat waren de redenen hiervoor? Kan het secretariaat-generaal van de Raad in concreto aangeven hoeveel geld hiermee is bespaard? Wat waren de oorspronkelijk geraamde kosten voor het Residence-Palace-gebouw? Denkt de Raad dat het budget zal worden gerespecteerd of dat er sprake zal zijn van kostenoverschrijdingen? Hoe zal het gebouw worden gefinancierd?

x)

uitvoering van de begroting van de Raad — overgedragen kredieten: kan de Raad aangeven welke facturen (waarvoor, betrokken bedragen) met betrekking tot 2009 niet vóór juni 2010 zijn ontvangen en derhalve moesten worden overgedragen?

y)

van de bestemmingsontvangsten 2009 werd 31 800 000 EUR overgedragen naar 2010. Dit is ongeveer 70 % van de bestemmingsontvangsten 2009. Wat waren de redenen voor dit hoge overdrachtspercentage? Wat is in 2010 gebeurd met deze inkomsten?

z)

wat betekent „technische voorziening van 25 000 000 EUR voor de lancering van de Europese Raad 2010” (zie financieel activiteitenverslag — 11327/10, FIN 278, punt 3.1, punt IV)?

(aa)

wat is het niveau van vertrouwelijkheid van de begroting van de Raad, uitgesplitst naar de verschillende begrotingsposten?

(ab)

kan de Raad aangeven welke maatregelen in concreto zijn genomen ter verbetering van de kwaliteit van het financiële beheer van de Raad, met name ten aanzien van de punten die worden genoemd in paragraaf 5 van de resolutie van het Parlement (14) van 25 november 2009 bij zijn besluit betreffende kwijting aan de Raad voor het begrotingsjaar 2007?

Aan het Parlement over te leggen documenten

11.

verzoekt de secretaris-generaal van de Raad om de commissie van het Parlement die met de kwijting is belast uiterlijk op 15 juni 2011 het volgende te doen toekomen:

a)

de volledige lijst van begrotingsoverschrijvingen betreffende de begroting van de Raad voor het begrotingsjaar 2009,

b)

een schriftelijke verklaring betreffende de uitgaven van de Raad voor missies van de EUSR,

c)

de verklaring van de lidstaten met betrekking tot 2007 (zie financieel activiteitenverslag — 11327/10, FIN 278, punt 3.2.2, punt II), en

d)

het verslag van de reflectiegroep, teneinde te begrijpen waarom zo'n verslag 1 060 000 EUR kost (zie financieel activiteitenverslag — 11327/10, FIN 278, punt 2.2).


(1)  PB L 69 van 13.3.2009.

(2)  PB C 308 van 12.11.2010, blz. 1.

(3)  PB C 303 van 9.11.2010, blz. 1.

(4)  PB C 308 van 12.11.2010, blz. 129.

(5)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(6)  Besluit dat voortvloeit uit het reglement van orde van de Raad van 22 juli 2002 (PB L 230 van 28.8.2002, blz. 7).

(7)  PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.

(8)  Europees Transparantie-Initiatief.

(9)  PB L 63 van 28.2.2004, blz. 68.

(10)  PB L 261 van 6.8.2004, blz. 125.

(11)  PB L 57 van 2.3.2000, blz. 1.

(12)  PB L 27 van 30.1.2001, blz. 7.

(13)  PB L 252 van 25.9.2010, blz. 24.

(14)  PB L 19 van 23.1.2010, blz. 9.

Top